Micro-economie examen 7-4-2014 22:54:00 Examen micro economie: Oefeningen: 1) duopolistisch monopoly zijn totale output maximaliseren en ook output van beide delen berekenen. Dit ook grafisch weergeven wat er gebeurt 2) I1 = 800 I2 = 1100 Consumptie in periode 2 kost 2 euro en in periode 1: 1euro U = o,5xy Gaat consument sparen of lenen, hoeveel + teken 3) vraag over reclame maximaliseren, (Q-20)(1-0,01a^2+0,01a) TC = q -20+A Theorie: 1) Block pricing, wat is dit? Teken + laat zien dat consument winst maakt Leg uit hoe de prijzen + hoeveelheden wiskundig berekend kunnen worden. 2) Teken : dominant bedrijf met vele kleine bedrijven. Geef dit grafisch weer en leg uit hoe het dominante bedrijf zijn output en P zal kiezen. Als de hoeveelheid kleine bedrijfjes toeneemt, wat houdt dit grafisch in en wat zal er gebeuren met de hoeveelheden die het dominante bedrijf produceert. 3) Bij invoeren van Tax, wanneer zal er het meeste doorgevoerd worden naar de consument? Leg dit grafisch uit. Iets over elasticiteiten en naar wie het doorgevoerd wordt bewijzen en in welke mate dit doorgevoerd wordt? 4/7/2014 10:54:00 PM 2e examen januari 2011 I. Theorie 1. a. b. c. d. e. Wat verstaat men onder schaalvoordelen bij productie Hoe meet men schaalvoordelen Wat verstaat men onder leereffecten Hoe meet men leereffecten Geef een grafische voorstelling voor leereffecten en interpreteer f. Toon grafisch het verschil aan tussen schaalvoordelen en leereffecten (3 punten) 2. Beschouw een kartel bestaande uit 2 bedrijven. Het kartel verkoopt op de wereldmarkt tegen een uniforme prijs. De 2 leden van het kartel hebben sterk verschillende kostenfuncties. a. Formuleer het probleem van optimale winstmaximaliserende output (en de optimale verdeling van de output tussen de 2 bedrijven) wiskundig en leid de regel voor optimaal gedrag af. b. Illustreer het bepalen van de output, prijs en verdeling van de output tussen de 2 bedrijven grafisch. c. Wat gebeurt er als de marginale kosten in het tweede bedrijf binnen het kartel toenemen (3 punten) 3. Een winstmaximaliserend bedrijf met marktkracht (macht?) wil zijn prijs en reclamebudget optimaliseren a. Illustreer grafisch hoe een toename van het reclamebudget de optimale prijs beïnvloedt. b. Formuleer het probleem van het bedrijf om de prijs en het reclamebudget te optimaliseren c. Toon aan dat het optimaal reclamebudget zowel afhangt van de prijselasticiteit van de vraag en van de elasticiteit van de vraag met betrekking tot reclame. d. Interpreteer de gevonden regels economisch (4 punten) Oefeningen 1. Stel dat de binnenlandse vraag naar televisies word gegeven door Q = 20.000 – 150P En het binnenlandse aanbod door Q = 20P a) Bepaal hoeveel televisies er geproduceerd zullen worden door de binnenlandse producenten indien televisies vrij geïmporteerd kunnen worden aan een prijs van 100€ per eenheid. Hoeveel televisies worden er geïmporteerd? b) Stel nu dat er een importtarief van 10€ per eenheid word opgelegd. Bepaal opnieuw hoeveel televisies er worden geproduceerd door binnenlandse producenten en hoeveel er worden geïmporteerd. c) Maak een grafische voorstelling van al het voorgaande. d) Bereken het “deadweight loss” dat ontstaat door opleggen van een importtarrief. (3,5 punten) 2. De lange termijn totale kosten-functie van een typische producent van champignonen worden gegeven door TK = q2 - 10q + 100 Waarbij q de productiehoeveelheid van een typische producent voorstelt. Stel dat de vraag naar champignonen worden gegeven door Q = -1.000P + 40.000 Waarbij de Q de totale gevraagde hoeveelheid op de markt voorstelt en P de prijs. De markt wordt gekenmerkt door perfecte concurrentie. a) Bepaal de lange termijn evenwichtshoeveelheid voor een typische producent van champignonen. b) Stel dat alle bedrijven op de markt identiek zijn. Bepaal de evenwichtsprijs op deze markt. c) Hoeveel producenten zijn er actief op deze markt? d) Stel dat de marktvraag stijgt naar Q = -1.000P + 60.000 Hoeveel bedrijven zullen er op lange termijn toetreden tot deze markt? (3,5 punten) 3. Een farmaceutisch bedrijf onderscheidt 2 marktsegmenten: Europa en VS. Het produceert een griepvaccin in elk continent tegen een marginale kost van 10€. In europa is de vraag naar vaccins QE = 50 – PE Waarbij QE de gevraagde hoeveelheid is en PE de prijs van een vaccin in Europa In de VS is de vraag naar vaccins QV = 90 – PV Waarbij QV de gevraagde hoeveelheid is en PV de prijs van een vaccin in de VS. a) Stel dat dit bedrijf derdegraads prijsdiscriminatie kan toepassen. Bepaal de optimale hoeveelheid en prijs voor beide marktsegmenten. b) Berekene voor elke marktsegment de prijselasticiteit van de vraag in het optimum. Wat is het verband met vraag a? (3 punten) 3de graadsprijsdiscriminatie ; Engelcurve bij inferieur product ; Cournotmodel leervoordelen vs schaalvoordelen, probleem van winstmaximalisering bij kartel 1) intertemporele nutsmaximalisatie van consumptie in 2 perioden (sparen en ontlenen): maximalisatie-probleem voorstellen, grafisch + wiskundig uitwereken, invloed van een rentewijziging (ook grafisch) 2) monopolist, 2 fabrieken met verschillende kostenstructuur: maximalisatieprobleem (grafisch + uitwerken), wat als MC1 stijgt? (grafisch + bespreken) 3) a. substitutie-elasticiteit uitleggen b. LT kostenmax. met 2 inputs leiding i.v.m. het marginaal nut van reclame.. Oefening: multiplant (2 fabrieken), lineaire vraagcurve afleiden + welvaartseffect invoering tax, productiefunctie: schaalelasticiteit + wat betekent dit, daarna KT kostenfunctie afleiden en vervolgens LT kostenfunctie uit de KT afleiden. Examenvragen Micro 1e zit 2009-2010 Korte vragen 1. Maak tekening van AC en MC indien de totale kostencurve TC(Q) er zo uit ziet: TC(Q) Q 2. Meerkeuzevraag over betekenis van giffen-goed = inferieur goed: prijs stijgt -> gevraagde hoeveelheid stijgt 3. Firma B Firma A uitbreiding geen uitbreiding uitbreiding (460, 120) (300, 130) geen uitbreiding (400, 100) (200,80) a) nash-evenwicht aanduiden: juist antwoord is (300,130) b) als A leider is en B volger: sequentieel spel in spelboom tekenen en oplossen via achterwaartse inductie: juist antwoord is (400,100) 4. Zakenman vliegt twee keer per week tussen NY en Brussel; als de prijs van een ticket daalt heeft dit een daling van de totale uitgaven van de zakenman ten gevolge. Wat concludeer je van de prijselasticiteit van de vraag 5. Teken backwardbending supply curve of labor en leg uit adhv substitutie- en inkomenseffect Gegeven: f(x1, x2, x3) = x1, x2, x3 . Bereken schaalelasticiteit en wat betekent dit? 6. 7. Teken engel-curve van een luxegoed en een inferieurgoed (zet juiste grootheden bij assen) 8. / 9. Productiefunctie: Q(L,K) = K + L met w=1, r=1. Bereken de LT-kostenfunctie 10. risiconeutrale beslissingnemer heeft inkomen van 50000 € en een 10% kans om 20000 € te verliezen. Hij heeft de mogelijkheid een verzekering te nemen die het volledige verlies compenseert. Wat is zijn maximum betalingsbereidheid van deze verzekering? Oefeningen 1. Leidt de winstmaximaliserende individuele LT aanbodsfunctie S(P) af als TC(q)= 10(q2)+4q 2. Bereken schaalopbrengsten, en wat betekent dit? 3. Bereken het marktaanbod wanneer er sprake is van 20 identieke bedrijven 4. Consumenten nutsfunctie van goed x en goed y -> U(x,y) = -50x2+30x+5y. Bereken de Marshalliaanse vraagfunctie naar goed x met beperking I=P xX+PyY. 5. Bereken de geaggregeerde vraagfunctie wanneer 20 consumenten deze nutsfunctie hebben en Py=1 6. D(p)=6-p en S(p)= -4+p. Bereken het marktevenwicht en stel dit grafisch voor. 7. Als de overheid een maximumprijs invoert van 9/2 (=4,5) Toon dit grafisch. 8. Op de grafiek van 6 en 7 het consumentensurplus en producentensurplus aanduiden. Bereken numeriek het effect op de totale economie (=surplus, deadweight loss) 9. Homogene duopolie: cournot-model met TC1(q1)= q12+5q1 en TC2(q2)= q22+5q2 en vraagfunctie D(p) = 6-p. Bepaal de payoff-functies, bereken dan zo de reactie-functies. En bereken daarna het Nash-evenwicht en de prijs in het evenwicht. 10. Bereken p* en q* van een winstmaximaliserend monopolist wanneer TC(q)=10q2+4q en marktvraag: D(p)=6-p. Theorie a) b) Stel competitieve markt met binnelandse productie en import tegen constante prijs. Toon grafisch: Vrijhandel in importerend land en autarkie (gesloten grenzen, geen import). En duid het verschil aan in totale welvaart. Overheid legt een importtarief op. Toon grafisch de gevolgen op het marktevenwicht. Wat zijn de welvaartseconomische gevolgen in vergelijking met vrijhandel (dus de impact op consumenten, producenten,…) c) Als de overheid de import wilt beperken; is het dan het beste om te kiezen voor een importtarief of een quota?