Klinische immunologie Immuundeficiëntie: kinderen met een hoog totaal-IgE Immunodeficiency: children with elevated IgE Auteurs: E.M. van Dijk, E. de Vries Trefwoorden:eczemateuze dermatitis, hyper-IgE-syndroom, immunoglobuline E, kinderen, primair immuundeficiëntiesyndroom, recidiverende infecties Keywords: children, eczematous dermatitis, hyper-IgE-syndrome, immunoglobulin E, primary immunodeficiency diseases, recurrent infections Samenvatting Bij kinderen met een verhoogd IgE staan diverse immuundeficiëntiesyndromen in de differentiaaldiagnose, waaronder het zeldzame hyper-IgE-syndroom (HIES). HIES wordt verklaard door een mutatie in het STAT3(autosomaal dominante vorm), het DOCK8- of het TYK2-gen (autosomaal recessieve vormen). HIES presenteert zich als een multisysteemaandoening met aanzienlijke variatie met recidiverende, vaak ernstige infecties en een sterk verhoogde IgE-concentratie. Om blijvende schade door recidiverende infecties te voorkomen is het van belang om de diagnose zo vroeg mogelijk te stellen onder meer door voor dit doel speciaal ontwikkelde scorelijsten te gebruiken. (Ned Tijdschr Allergie & Astma 2013;13:108-113) Summary In children with an elevated IgE, there is a wide range of possible diagnoses including primary immunodeficiency diseases such as the hyper-IgE-syndrome (HIES). HIES is caused by a mutation in the STAT3 gene (autosomal dominant inheritance), the DOCK8 or the TYK2 gene (autosomal recessive inheritance). HIES is a multisystem disorder with variable presentation characterised by recurrent infections and an extremely elevated IgE. It is important to identify HIES early in life to prevent damage by recurrent infections. Scoring systems can be used to identify the probability of HIES. Inleiding Bij een grote groep kinderen die gezien worden in verband met allergie of eczeem is er sprake van een verhoogd totaal-IgE in het serum. De meest voorkomende oorzaak van een verhoogd IgE in de westerse wereld is dan ook atopie. Dit in tegenstelling tot ontwikkelingslanden waar vaker een parasitaire infectie een hoge IgE-waarde kan verklaren. Daarnaast zijn er vele andere, minder frequent voorkomende oorzaken die ten grondslag kunnen liggen aan een hoog serum-IgE zonder dat er sprake is van atopie zoals maligniteiten, inflammatoire ziekten en medicijngebruik. Een verhoogd IgE zonder atopie kan ook passen bij een – slechts zelden voorkomend – primair immuundeficiëntiesyndroom (zie Tabel 1, pagina 109).1,2 Dit staat het meest op de voorgrond bij het hyper-IgE-syndroom (HIES). HIES is voor het eerst beschreven in 1966 als ‘jobsyndroom’ naar de bijbelse figuur Job bij wie het lichaam Auteurs: E.M. van Dijk, senior-coassistent, dr. E. de Vries, kinderarts-infectioloog/immunoloog, afdeling Kindergeneeskunde, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch. Correspondentie graag richten aan: dr. E. de Vries, kinderarts-infectioloog/immunoloog, afdeling Kindergeneeskunde, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Postbus 90153, 5200 ME ’s-Hertogenbosch, e-mail: [email protected]. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Nederlands Tijdschrift voor Allergie & Astma Jaargang 13, nr. 3 - 2013 3 10 8 Klinische immunologie Tabel 1. Primaire immuundeficiëntiesyndromen die gepaard gaan met een verhoogd IgE. Syndroom Kenmerken Immuunglobulinen Gendefect Incidentie AD-HIES (jobsyndroom; buckleysyndroom) Typische gelaatskenmerken (brede neusrug), eczeem, osteoporose, fracturen, scoliose, niet of het vertraagd verliezen van melkgebitselementen, hyperextensie van de gewrichten, bacteriële infecties (huid, longabcessen, pneumatoceles) veroorzaakt door Staphylococcus aureus, Candida Verhoogd IgE, specifieke antistofproductie verlaagd STAT3 Zeldzaam AR-HIES Verhoogd IgE Geen afwijkingen aan skelet of bindweefsel, geen pneumatoceles. Gevoelig voor intracellulaire bacteriën (mycobacteriën, Salmonella), schimmels, en virussen TYK2 Extreem zeldzaam Omennsyndroom Geen afwijkingen aan skelet of bindweefsel, geen pneumatoceles. Recidiverende luchtweginfecties, uitgebreide huidinfecties met virussen en stafylokokken, verhoogd risico op kanker, ernstige atopie met anafylaxie Verhoogd IgE, verlaagd IgM DOCK8 Zeer zeldzaam Geen afwijkingen aan skelet of bindweefsel, geen pneumatoceles, CZS-bloedingen, infecties met schimmels en virussen Verhoogd IgE Onbekend Extreem zeldzaam Erytrodermie, eosinofilie, lymfadenopathie, hepatosplenomegalie Verlaagd, behalve verhoogd IgE Zeldzaam Comel-netherton- Congenitale ichthyosis, bamboehaar, atopie, syndroom frequente bacteriële infecties, ‘failure to thrive’ Verhoogd IgE, IgA wisselend verlaagd SPINK5 Wiskottaldrichsyndroom Trombocytopenie met klein plaatjesvolume, eczeem, lymfoom, auto-immuniteit, IgA-nefropathie, bacteriële en virale infecties Verlaagd IgM, sterk verlaagde WAS anti-polysacharideantistof-respons, vaak verhoogd IgA en IgE IPEX-syndroom Auto-immuunenteropathie, vroeg ontstaan van Verhoogd IgA en IgE diabetes, thyreoïditis, hemolytische anemie, trombocytopenie, eczeem FOXP3 Zeldzaam Zeldzaam Zeldzaam Bron: vertaald naar Al-Herz et al.2 IPEX = immuundysregulatie, polyendocrinopathie, enteropathie, X-gebonden. bedekt was met zweren.3 In 1972 werd er onder de naam ‘buckleysyndroom’ nieuwe casuïstiek beschreven.4 Inmiddels zijn beide beter bekend onder de naam ‘hyper-IgE-syndroom’. Al lang voordat voor het onderliggende gendefect werd gekarakteriseerd, was duidelijk dat dit syndroom overerft met een autosomaal dominant (AD) patroon. Kenmerkend voor AD-HIES is de trias van recidiverende (bacteriële) infecties, karakteristieke gelaatskenmerken (zie Figuur 1) en een – meestal sterk – verhoogde IgE-concentratie in het serum (> 2.000 IU/ ml of >10 keer hoger dan de leeftijdsgerelateerde bovengrens van normaal). De presentatie is zeer divers, maar recidiverende longinfecties met het ontwikkelen van pneumatoceles en skelet- en gebitsafwijkingen komen bij de meeste patiënten voor. Inmiddels zijn ook autosomaal recessief (AR) overervende varianten beschreven, die deze laatste kenmerken meestal niet vertonen. 109 Jaargang 13, nr. 3 - 2013 Om de kwaliteit van leven van patiënten met HIES te verbeteren is het van belang om de diagnose vroeg en waar mogelijk in de kinderjaren te stellen, waarmee blijvende schade door de recidiverende infecties zo veel mogelijk kan worden voorkomen. AD-HIES kan worden vermoed aan de hand van uiterlijke kenmerken van de patiënt maar doordat deze kenmerken pas in de loop van het leven volledig tot uiting komen, kan herkenning bij jonge kinderen moeilijk zijn. De combinatie van recidiverende, vaak ernstige infecties en een (sterk) verhoogd serum-IgE wordt bij beide vormen van HIES gezien. Wanneer er een (fors) verhoogd IgE wordt gevonden kan het voor de behandelend (kinder)arts lastig zijn om te bepalen of er verder onderzoek naar HIES moet worden ingezet. Een verhoogd IgE is immers meestal slechts een aanduiding van forse sensibilisatie bij atopie, terwijl een primair immuundeficiëntiesyndroom als HIES zeld- Nederlands Tijdschrift voor Allergie & Astma Tabel 2. Veelvoorkomende klinische bevindingen. AD-HIES AR-HIES Immuunsysteem, infecties eczeem, bacteriële huidabcessen, mucocutane candidiasis, recidiverende pneumonieën met veranderingen in het longparenchym, neonatale huiduitslag Immuunsysteem, infecties eczeem, bacteriële huidabcessen, mucocutane candidiasis, recidiverende pneumonieën, virale huidinfecties Bij zowel AD-HIES als AR-HIES is het immuunsysteem aangedaan. Bindweefsel, skelet en gebit karakteristiek gelaat, pathologische fracturen, scoliose, hoog palatum, vertraagde uitval van het melkgebit, vaatafwijkingen, afwijkingen van het zenuwstelsel Figuur 1. Karakteristiek gelaat bij AD-HIES met grove trek- Bindweefsel, skelet en gebit ken, prominent voorhoofd met brede neusrug en prominente Bij AD-HIES worden meer afwijkingen in het bindweefsel, skelet en gebit gezien dan bij AR-HIES. neus. Met dank aan S.M. Holland, MD, National Institute of Allergy Overig and Infectious Diseases, National Institutes of Health, Bethesda, VS. zaam is. In dit artikel geven wij een overzicht van de kenmerkende klinische en laboratoriumbevindingen en daarnaast achtergrondinformatie en aanbevelingen bij de diagnostiek en behandeling van kinderen met ADen AR-HIES. Overig astma, ernstige allergieën met anafylaxie, afwijkingen in het centraal zenuwstelsel, maligniteiten Bij AR-HIES worden meer bijkomende symptomen gezien met overlijden op gemiddeld jongere leeftijd. Bronnen: Al-Herz et al.2, Zhang et al.6, Woellner et al.12 en Schimke et al.14 Klinische kenmerken HIES presenteert zich als een multisysteemaandoening met aanzienlijke variatie. In de meerderheid van de gevallen betreft het de autosomaal dominante vorm (ADHIES), maar vooral bij patiënten van mediterrane afkomst moet ook aan de autosomaal recessieve vorm (AR-HIES) worden gedacht. De belangrijkste verschillen tussen AD- en AR-HIES staan weergegeven in Tabel 2. ten zich vaak met ernstige bacteriële (met name bij ADHIES) of virale (met name bij AR-HIES) huidinfecties. Vaak is er sprake van door Staphylococcus aureus veroorzaakte papulopustels, furunkels en cellulitis, met daarbij abcessen die niet pijnlijk of warm zijn omdat de immuunreactie verstoord verloopt en verminderd is (ook wel ‘koude abcessen’ genoemd). Huid Huidafwijkingen van diverse aard komen veel voor bij HIES. Vaak is er in de neonatale periode al sprake geweest van een op constitutioneel eczeem gelijkende huiduitslag, primair gelokaliseerd op het gelaat en de schedel.5 Vanaf de eerste levensweek wordt er bij de meerderheid van de kinderen met HIES al een chronische mucocutane candidiasis aangetroffen, met daarbij vaak dystrofie van de nagels. Op latere leeftijd wordt er bij alle patiënten een chronische eczemateuze dermatitis gezien, vaak gelijkend op atopische dermatitis, maar zonder andere atopische symptomen.6 Daarbij presenteren patiën- Luchtwegen Patiënten met HIES hebben vaak chronisch persisterende of recidiverende bovensteluchtweginfecties, variërend van sinusitis, otitis media en otitis externa tot mastoïditis. Pneumonieën komen veel voor en er ontwikkelen zich daarbij vaker dan normaal complicaties zoals bronchiëctasieën, bronchopleurale fistels en – met name bij AD-HIES – pneumatoceles. Nederlands Tijdschrift voor Allergie & Astma Skelet-, bindweefsel- en gebitsafwijkingen Het karakteristieke gelaat van een patiënt met ADHIES toont een prominent voorhoofd met een brede Jaargang 13, nr. 3 - 2013 3 11 0 Klinische immunologie neusrug, een prominente neus en een hoog palatum. Deze gelaatskenmerken nemen in de loop van het leven toe. Bij het ouder worden wordt er bij een grote groep patiënten scoliose gezien. Ook osteoporose en pathologische botfracturen komen veelvuldig voor. De afwijkingen van het bindweefsel uiten zich in hyperlaxiteit van de gewrichten. Bij veel patiënten is er sprake van een vertraagd uitvallen van het melkgebit. Overige afwijkingen Naast de genoemde veelvoorkomende symptomen is er een groep van uiteenlopende afwijkingen beschreven die bij een minderheid van de patiënten gezien worden, onder andere osteomyelitis, artritis, keratoconjunctivitis, vaatafwijkingen en afwijkingen in het centraal zenuwstelsel (AR-HIES). Er is een zeldzame associatie beschreven met enkele auto-immuunziekten, waaronder systemische lupus erythematodes (SLE). Ook is er – vooral bij ARHIES – een verhoogde kans op maligniteiten zoals de ziekte van Hodgkin en maligne lymfomen. Achtergrond AD-HIES wordt veroorzaakt door een mutatie in het STAT3-gen. STAT3 is betrokken bij de transcriptie van meer dan veertig verschillende cytokinen en groeifactoren. Een mutatie in dit gen leidt daardoor tot een verstoring van deze cytokineproductie. Op hun beurt zijn deze cytokines essentieel voor de differentiatie van een specifieke subgroep van interleukine-17(IL-17)-producerende CD4+-T-helperlymfocyten (Th17-cellen). Dit heeft tot gevolg dat Th17-cellen sterk verminderd aanwezig zijn bij patiënten met HIES. Het geproduceerde IL-17 stimuleert de migratie van neutrofielen en macrofagen naar de plaats van infectie. De Th17-cellen maken zo, door productie van interleukinen (IL-17), deel uit van de adaptieve immuunrespons tegen schimmels en bacteriële infecties.7,8 Wat opvalt bij HIES is dat de infecties niet systemisch zijn, maar met name zijn gelokaliseerd in huid en longen. Dit kan worden verklaard doordat keratinocyten en bronchiale epitheliale cellen meer afhankelijk zijn van Th17-cytokines voor de productie van chemokinen en antibacteriële peptiden dan andere cellen.7 De pathogenese van veel niet-immunologische symptomen zoals scoliose, eczeem en atherosclerose is nog onduidelijk. Maar ook hier is de hypothese dat een belangrijke oorzaak ligt bij de verminderde productie van interleukinen en groeifactoren door de mutatie van het STAT3-gen. Het verhoogde serum-IgE lijkt een geassocieerde afwijking en heeft niet een centrale plaats in de pathogenese van HIES. De synthese van IgE is een complex proces 111 Jaargang 13, nr. 3 - 2013 en het moleculaire mechanisme achter het karakteristieke verhoogde IgE is nog niet duidelijk. AR-HIES wordt in vrijwel alle gevallen verklaard door een DOCK8-deficiëntie met als gevolg een lager aantal CD4+-T-helperlymfocyten en in mindere mate een daling van CD8+-cytotoxische T-lymfocyten, NK-cellen en B-lymfocyten.9 Naast een kleiner aantal T-helperlymfocyten is ook de productie van antivirale cytokinen verminderd als reactie op een specifiek antigeen. De oorzaak hiervan lijkt te liggen in een defect in het geheugen van de cytotoxische T-lymfocyten. Ook bij AR-HIES zijn de infecties met name gelokaliseerd in de huid. Dit kan mogelijk worden verklaard door een verminderde expressie van het DOCK8-eiwit in fibroblasten, keratinocyten en epitheliale cellen van de huid. Het is vooralsnog onduidelijk hoe een mutatie in het DOCK8-gen het hoge IgE, de predispositie voor maligniteiten en de afwijkingen in het centraal zenuwstelsel kan verklaren. Naast DOCK8-deficiëntie is er een casus beschreven met een mutatie in het TYK2-gen. Bij deze patiënt werd een verminderde productie van diverse cytokinen gezien doordat TYK2 een belangrijke rol speelt in de signaaltransductie tussen cytokinereceptoren en STAT. Dit verklaart ook waarom het fenotype bij deze mutatie overeenkomt met dat van patiënten bij wie een STAT3mutatie aanwezig is.10 Diagnostiek Voor (kinder)artsen kan het moeilijk zijn om te bepalen wanneer verder onderzoek naar HIES moet worden ingezet bij een sterk verhoogd serum-IgE. De diversiteit in presentatie leidt tot moeilijkheden bij het herkennen van HIES, in het bijzonder bij kinderen, omdat enkele kenmerken zich pas op latere leeftijd presenteren. In zijn algemeenheid geldt dat hoe hoger het totaal-IgE is, en hoe minder dit door aangetoonde sensibilisatie te verklaren is (positieve specifieke IgE-bepalingen), hoe waarschijnlijker de diagnose HIES. Echter, de gemeten IgE-waarden moeten leeftijdsafhankelijk geïnterpreteerd worden.1 Hoge waarden bij kinderen met HIES stabiliseren of dalen over de tijd, soms zelfs tot normale waarden op volwassenen leeftijd.11 Bij pasgeborenen kunnen de IgE-spiegels laag of zelfs ondetecteerbaar zijn; een totaal-IgE van 100-200 IU/ml kan dan al als sterk verhoogd worden beschouwd. Naast het serum-IgE zijn de klinische kenmerken bepalend voor de kans op HIES, wat wordt gebruikt in het scoresysteem van de National Institutes of Health, ontwikkeld in 1999.12 In dit systeem wordt een hogere score gegeven bij bevindingen die zeer specifiek zijn voor HIES Nederlands Tijdschrift voor Allergie & Astma Tabel 3. HIES-STAT3-scorelijst. Punten Klinische bevindingen 0 1 4 5 6 8 Pneumonieën (bewezen d.m.v. X-thorax) geen 1 2 - 3 >3 Neonatale huiduitslag afwezig - aanwezig - - - Pathologische botfracturen geen - 1-2 - - >2 Karakteristiek gelaat afwezig mild - aanwezig - - Hoog palatum afwezig aanwezig - - - - Klinische bevindingen Punten Factor Pneumonieën (bewezen d.m.v. X-thorax) 2,5 Neonatale huiduitslag 2,08 Pathologische botfracturen 3,33 Karakteristiek gelaat 3,33 Hoog palatum 2,5 Punten × factor Totaal: Een STAT3-mutatie is bij een serum-IgE > 1.000 IU/ml: mogelijk: met een klinische score > 30 gebaseerd op de vijf klinische bevindingen uit de scorelijst; waarschijnlijk: bij bovenstaande met daarbij een laag aantal Th17-cellen of een positieve familieanamnese voor HIES; zeker: bij bovenstaande met een dominant-negatieve heterozygote STAT3-mutatie. Bron: vertaald naar Woellner et al.12 en een lagere score voor bevindingen met tevens een hoge incidentie in de algemene populatie. Omdat een aantal van de symptomen bij HIES pas op latere leeftijd tot uiting komen, wordt er in het scoresysteem gecorrigeerd voor de leeftijd. Deze scorelijst is ontwikkeld voor gebruik bij families met een positieve familieanamnese voor HIES, maar kan ook behulpzaam zijn in situaties waarin dat niet het geval of onduidelijk is. Na het ontdekken van de genmutaties die verantwoordelijk zijn voor AD-HIES, werd er een nieuwe scorelijst ontwikkeld. Aan de hand van deze score kan een uitspraak worden gedaan of er bij een verhoogd IgE in het serum (> 1.000 IU/ml) een mutatie in het STAT3-gen te verwachten is en er dus sprake is van AD-HIES (zie Tabel 3). In deze scorelijst wordt er gekeken naar vijf klinische bevindingen die zeer specifiek zijn voor ADHIES, namelijk recidiverende pneumonieën, neonatale huiduitslag, pathologische fracturen, een karakteristiek gelaat en een hoog palatum.13 Omdat gebleken is dat patiënten met HIES en een STAT3-mutatie een significante daling van het aantal Th17-cellen hebben, kan dit gebruikt worden als aanvullende bevinding om een inschatting te maken of er een STAT3-mutatie te verwachten is.14 Echter, een klein aantal Th17-cellen is niet uniek voor patiënten met HIES. Deze scorelijst kan Nederlands Tijdschrift voor Allergie & Astma behulpzaam zijn bij de beslissing of er mutatieanalyse van het STAT3-gen wordt ingezet, maar kan deze moleculaire diagnostiek niet vervangen. Behandeling Voor de behandeling van patiënten met HIES is het belangrijk om onderscheid te maken tussen AD- en AR-HIES. AR-HIES heeft in vergelijking met ADHIES een hogere morbiditeit en mortaliteit; in een recent beschreven cohort was de helft overleden op de leeftijd van 10 jaar.15 Hier zal eerder ingrijpen vereist zijn. Het belangrijkste bij beide vormen is preventie en vroegtijdige behandeling van infecties om zo complicaties met langetermijngevolgen, zoals het ontstaan van pneumatoceles, te voorkomen. Door de gestoorde immuunrespons zijn de typische symptomen van een infectie bij deze patiënten verminderd en is er naast lichamelijk onderzoek en een uitgebreide anamnese ook vaak beeldvorming nodig om infecties te detecteren. Om longschade te beperken moeten recidiverende pneumonieën zo veel mogelijk worden voorkomen en zal er vaak worden gestart met profylactische antibiotica, met name gericht tegen S. aureus. Grondige huidreiniging met chloorhexidine kan de dermatitis verminderen en de kans op huidabcessen verkleinen. Wanneer er sprake is van chronische candida-infecties kan er langdurig Jaargang 13, nr. 3 - 2013 3 11 2 Klinische immunologie Aanwijzingen voor de praktijk 1. Bij een kind met een sterk verhoogd serum-IgE moet worden overwogen of er sprake is van het hyper-IgE-syndroom. 2. HIES is een zeldzame aandoening met een grote variabiliteit in presentatie met belangrijke verschillen tussen AD- en AR-HIES. 3. Met behulp van een scoresysteem kan de kans op de diagnose HIES voorafgaand aan DNA-diagnostiek worden ingeschat. worden behandeld met antischimmeltherapie. Bij patiënten met AD-HIES lijkt beenmergtransplantatie geen curatieve behandeling. Bij een enkele patiënt werd er initieel een verbetering gezien, waarna de symptomen terugkeerden. Andere patiënten overleden aan complicaties van de transplantatie. Bij AR-HIES zijn er wel positieve resultaten beschreven van stamceltransplantatie waarbij er een volledige remissie werd gezien van met name de virale huidinfecties. Vanwege het hoge risico op complicaties op de lange termijn bij HIES lijkt transplantatie vooral zinvol wanneer deze in de kinderjaren plaatsvindt. Er zijn nog onvoldoende langetermijnresultaten van stamceltransplantaties bij AR-HIES-patiënten bekend om te kunnen beoordelen of er ook een vermindering van maligniteiten wordt gezien.16 globulinemia E and undue susceptibility to infection. Pediatrics 1972;49:59-70. 5. Minegishi Y, Saito M. Cutaneous manifestations of Hyper IgE syndrome. Allergol Int 2012;61:191-6. 6. Zhang Q, Su HC. Hyperimmunoglobulin E syndromes in pediatrics. Curr Opin Pediatr 2011;23:653-8. 7. Minegishi Y, Saito M. Molecular mechanisms of the immunological abnormalities in hyper-IgE syndrome. Ann N Y Acad Sci 2011;1246:34-40. 8. Sowerwine KJ, Holland SM, Freeman AF. Hyper-IgE-syndrome update. Ann N Y Acad Sci 2012;1250:25-32. 9. Su HC, Jing H, Zhang Q. DOCK8 deficiency. Ann N Y Acad Sci 2011;1246:26-33. 10. Minegishi Y, Saito M, Morio T, et al. Hyman tyrosine kinase 2 deficiency reveals its requisite roles in multiple cytokine signals involved in innate and acquired immunity. Immunity Conclusie 2006;25:745-55. HIES is een zeldzaam immuundeficiëntiesyndroom met een grote variatie in de presentatie. Het kan moeilijk zijn om HIES te differentiëren van ernstige atopie of andere zeldzame immuundeficiëntiesyndromen. Vroege diagnostiek, zo mogelijk in de kinderjaren, draagt bij aan een betere kwaliteit van leven door de mogelijkheden van profylactische behandelingen. Hierdoor kunnen ernstige complicaties zoals het ontstaan van pneumatoceles worden voorkomen. Scoresystemen zoals genoemd in dit artikel hebben een belangrijke bijdrage in de diagnostiek, maar kunnen moleculaire diagnostiek niet vervangen. 11. Grimbacher B, Holland SM, Gallin JI, et al. Hyper-IgE syndrome with recurrent infections- an autosomal dominant multisystem disorder. N Engl J Med 1999;340:692-702. 12. Woellner C, Gertz EM, Schäffer AA, et al. Mutations in STAT3 and diagnostic guidelines for hyper-IgE syndrome. J Allergy Clin Immunol 2010;125:424-32. 13. Grimbacher B, Schäffer AA, Holland SM, et al. Genetic linkage of hyper-IgE syndrome to chromosome 4. Am J Hum Genet 1999;65:735-44. 14. Schimke LF, Sawalle-Belohradsky J, Roesler J, et al. Diagnostic approach to the hyper-IgE syndromes: Immunologic and clinical key findings to differentiate hyper-IgE syndromes Referenties from atopic dermatitis. J Allergy Clin Immunol 2012;128:611-7. 1. Stone KD, Prussin C, Metcalfe DD. IgE, mast cells, basophils, 15. Alsum Z, Hawwari A, Alsmadi O, et al. Clinical, immuno- and eosinophils. J Allergy Clin Immunol 2010;125:S73-S80. logical and molecular characterization of DOCK8 and DOCK8- 2. Al-Herz W, Bousfiha A, Casanova J, et al. Primary immuno- like deficient patients: single center experience of twenty five deficiency diseases: an update on the classification from the patients. J Clin Immunol 2013;33:55-67. International Union of Immunological Societies Expert Commit- 16. Gatz SA, Benninghof U, Schütz C, et al. Curative treatment tee for Primary Immunodeficiency. Front Immunol 2011;2:1-26. of autosomal-recessive hyper-IgE syndrome by hematopoietic 3. Davis SD, Schaller J, Wedgwood RJ. Job’s Syndrome. Recur- cell transplantation. Bone Marrow Transplant 2011;46:552-6. rent, ‘cold’ staphylococcal abscesses. Lancet 1966;1:1013-5. 4. Buckley RH, Wray BB, Belmaker EZ. Extreme hyperimmuno- 113 Jaargang 13, nr. 3 - 2013 Ontvangen 24 september 2012, geaccepteerd 29 november 2012. Nederlands Tijdschrift voor Allergie & Astma