Computerperiferie – samenvatting Hoofdstuk 1: computerarchitectuur RISC – CISC - Verschil in omgang met instructies - Veel instructies complex instruction set computer - Beperkte instructieset Reduced instruction set computer o Prestatieverbeterende technieken zoals caching en pipelining - De 80x86 van Intel CISC, maar men wou RISC technieken toepassen golden handcuffs o Ze willen neerwaarts compatibel blijven, ook al zijn er verbeteringen gevonden die zouden vereisen dat je volledig moet herbeginnen. Door succes van x86 - Eigenschappen van RISC: o Alle instructies hebben een vaste grootte: meestal 4 bytes o Load/store architecture (eerste alle gegevens uit registers verzamelen, dan bewerking uitvoeren, en dan naar geheugen wegschrijven) o Groot aantal general purpose registers o Aparte bussen voor data en code(programmageheugen) harvard architectuur o Hardwiring instructies vast gaan coderen - Soorten instructies o Load/store o ALU instructies: rekenkundige en logische bewerkingen uitvoeren o Spronginstructies - 5 traps RISC pipeline o Pipelining is een voorbeeld van ILP (instruction level parallellism) o Alle 5 de stappen uitgevoerd door een aparte eenheid v/d CPU parallel mogelijk o 5 instructies mogelijk tegelijkertijd o Stappen: IF = instruction fetch: PC (prog counter) op adresbus geplaatst en bijhorende instructie opgehaald. Dan PC met 4 vermeerderen (want instr is 4 bytes) ID= instruction decode: instructie decoderen en nodige registers opgehaald EX = execute: ALU gebruikt om met de operanden berekeningen te doen MEM = memory acces: bij een load instr wordt de inhoud van het adres uit de vorige stap opgehaald, bij een store instr wordt ernaar geschreven WB = write back: enkel voor ALU en load instr resultaat afkomstig van het geheugen wordt naar het registerbestand geschreven o Probleem bij Pipelines bij voorwaardelijke spronginstructies Oplossing 1: wachten tot de uitkomst van de voorwaarde bekend is Oplossing 2: uitkomst voorspellen en voortdoen wanneer foutief ganse pipeline leegmaken (hyperthreading kan hiervan gebruik maken) De pentium bug - Probleem bij het delen van reële getallen afrondingsfout tussen het 4e en 15e cijfer na de komma - Geschatte kosten geweldig veel lager dan werkelijke kosten Foutfrequentie veel hoger dan Intel zei Niet iedereen zou er last van hebben (volgens Intel) De 8086 en 8088 - Eigenschappen van de 8086: o 16 bit architectuur met 16 bit brede registers o 20 bit adresbus tot 1 MB geheugen o 16 bit registers, waarvan sommige 8 bit adresseerbaar ook o Heeft sterk vereenvoudigde vorm van pipelining - 8088 heeft een 8 bit databus - Gesegmenteerd geheugen ieder programma eigen set segmenten - Bij 8086 geen extra registers om segmenten te beveiligen geen multitasking - Per programma 4 segmenten: o Codesegment o Datasegment o Stacksegment o Optioneel extra datasegment - Per segment zijn 2 registers nodig o Segmentregister: bevat het adres waar het segment begint o Offsetregister: bevat een relatief adres naar een locatie binnen dat segment - Soorten registers: o Algemene registers AX en DX: voor rekenkundige bewerkingen BX: als bijkomend offsetregister CX: als telregister o Offsetregisters SP,IP,BP,… o Segmentregisters CS,DS,… - Interrupts o Hardware interrupts Non maskable interrupt (NMI) kunnen niet worden onderdrukt Interrupt request (IRQ) o Software interrupts Zuiver software interrupts Traps (synchrone interrupts) cv deling door nul o Verwijzingen naar de interrupt service routines zijn terug te vinden in de interrupt vector table - processor maakt geen onderscheid tussen de soorten Betrouwbaarheid en beschikbaarheid - 3 indicatoren MTTF: mean time to failure gemiddelde tijd tussen het in gebruik nemen en het uitvallen van het onderdeel o MTTR: mean time to repair gemiddelde tijd dat het vergt om het defecte onderdeel te vervangen o MTBF: mean time between failures som van de 2 bovenstaande Beschikbaarheid: MTTF/(MTTF+MTTR) o - Benchmarks - Whetstones: bepalen van de rekenkracht adhv floating point instructies (kWIPS) - Dhrystones: rekenkracht adhv integer instructions - SPEC: system performance evaluation corporation o Met behulp van een ratio en testsuites: hoe hoger, hoe performanter o Uitvoeringstijd wordt vergeleken met een referentietoestel Vermogensverbruik van een processor - Dynamisch vermogen: bepaald door 2 factoren o Short circuit current: vb CMOS inverter tot 15% v/h totale dynamisch vermogen o Switched capacitance: Pdyn = a*C*V²*f van de elektronische schakelaars Dit vermogen beperken door: Aantal transisties beperken (= a, 01 en 10) Totale capaciteit van de schakeling naar beneden halen CPU spanning laten afnemen Klokfrequentie doen dalen Transities verminderen door clock gating: niet gebruikte delen van de CPU loskoppelen van de klok Grootte van de transistoren verkleinen C dalen MAAR niet haalbaar Spanning is al gezakt van 5V naar 1 V Klokfrequentie doen afnemen: dynamic voltage scaling (hangt samen met spanningsdaling ) - Statisch vermogen o Som van alle lekstromen binnen de CPU o Tegenwoordig rond de 40% van het totale vermogen - Koeling o Moderne CPU: 90 a 100W vermogen hoofdzakelijk in warmte o Afgevoerd door koeltoren (koelvinnen met ventilator) o Dimensioneren adhv draagkracht van de CPU en thermische weerstanden Kleinere thermische weerstand voor veel warmte afgifte Hoofdstuk 2: computervoedingen - Lineaire voedingen met seriestabilisatie o Vooral bij toestellen die ruisgevoelig zijn o - Principe: omdat de lastweerstand altijd veranderd moet de serieweerstand mee veranderen om de spanning gelijk te houden o Stappen: Aftransformeren Gelijkrichten Afvlakken stabiliseren o details p25 geschakelde voedingen (SMPS) o ingangsspanning periodiek onderbroken door een elektronische schakelaar o buck converter uitgangsspanning kleiner dan de ingangsspanning zie p 27 voor tekening o boost converter uitgangsspanning hoger dan de ingangsspanning zie p 28 o buck boost converter spanning kan zowel kleiner als groter zijn dan de ingangsspanning indien ook transformator ipv spoel galvanische scheiding Hoofdstuk 3: moederborden en I/O bussen Componenten - BIOS: o Besturingssysteem bestond uit 2 delen: BIOS: vast onderdeel schakel tussen hard- en software MSDOS: verzameling programmabestanden o Voor specifieke hardware niet overdraagbaar tussen moederborden o Onderdelen: POST: verschillende componenten testen BIOS setup utility: enige dat door de gebruiker te benaderen is (bvb bootsequentie) Systeem BIOS: fundamentele diensten voor goede werking systeem Diagnostics: instellen en detecteren van randapp - CPU slot o Voor het plaatsen van de CPU - Chipset o Aantal chips die zorgen voor de verbinding van de processor met alle periferiecomponenten o Nu alle chips samen geïntegreerd op 2 of 3 chips uiteindelijk naar 1 o Functies: Geheugencontroller Diskcontroller Toetsenbordcontroller - Buscontroller … o 2 soorten North/South bridge architectuur (NSB) Nadeel: PCI bus wordt voortdurend belast met opdrachten die niet voor een PCI apparaat bestemd zijn Hub architecture 2 van de 3 chips gebruikt als hubs Snelle bussen zijn aangesloten op de memory controller hub (MCH) Tragere bussen aangesloten op de I/O controller hub (ICH) Batterij : voor bijhouden van verschillende systeeminstellingen van BIOS Geheugenbanken: ieder moederbord ondersteunt in principe slechts 1 type geheugenmodule I/O bussen - ISA: industry standard architecture o 8 bit bus met 62 lijnen o 8 datalijnen o 20 adreslijnen o Voor de 16 bit versie werden er 36 lijnen toegevoegd o Connectoren bestaan uit 2 delen o Max adresseerbaar geheugen = 1 MB - MCA: Micro Channel Architecture o Ontwikkeld door IBM o 32 bit o Eerste poging tot plug en play o Nooit doorgebroken want IBM rekende te zwaar - EISA: extended ISA o 32 bit bus o 2e rij met aansluitcontacten voor de toegevoegde signaallijnen - Lokale bussen o Snelle periferie aparte bus fysisch dichter bij de CPU o Trage periferie ook eigen bus dus - VESA local bus: video Electronics standards association o CPU bus gebruiken als lokale bus o Door toename van de snelheid van de CPU bus kon de periferie niet meer volgen - PCI: peripheral component interconnect o Bij de invoering van pentium in gebruik genomen o 32/64 bit bus o Lokale bus als aparte bus geïmplementeerd o Tijdens 1 klokcyclus 1 pakket verstuurd o Ontwikkeld door Intel - AGP: accelerated graphics port o Zeer snelle verbinding tussen de grafische kaart en het geheugen - - o Slechts 1 slot aanwezig o 32 bit bus o Aantal varianten op gemaakt PCIe: PCI – Express o Opvolger van AGP o 3GIO: 3e generatie i/o bus o Omschakelen naar serieel snelheidswinst o Full duplex, seriële differentiële verbinding o Data verstuurd over meerder lanes: interleaving of striping o Geen aparte geleiders voor de klok bij lange reeksen synch problemen Codering gebruikt PCI praktisch o Initiator start gegevensoverdracht o Target: doel van gegevensoverdracht o Iedere component is een device o Per device max 8 functies o Ieder device beschikt over een eigen adresruimte o Overdracht gesynched met de PCI klok o Max 32 devices per bus omdat je per toestel de impedantie naar beneden trekt o Signalen: CLK: klok alles gebeurd op de stijgende flank RST: asynchrone reset TRD: target ready STOP: raget meld dat hij de transactie stopt DEVSEL: device select FRAME: vormt start en einde van een transactie IRDY: initiator ready LOCK: initiator gebruikt dit om een aantal atomaire transacties te vergrendelen of exclusieve toegang tot een target AD: 32 bit adresbus (gemultiplexed) C/BE: 4 bit command/byte enable bus PAR: pariteitsbit Foutsignalen (vb PERR, SERR) Interrupts arbitrage o Signaalgroepen: Adres en data Interface control Error control Error reporting Arbitrage System JTAG Cache sypport Interrupts 64 bit uitbreiding Hoofdstuk 4: geheugen Niet-volatiel geheugen - EPROM: erasable programmable ROM o 2 dimensionale matrix van floating gate transistoren met hot elektron injection o Alle geheugencellen: logische waarde 1 o Indien 0 gewenst overeenkomstige transistor blokkeren Vgs = Vpp o Wissen met UV licht - EEPROM: electronically EPROM o Isolatielaag bestaat uit tunneloxide en is vrij dun elektrisch wissen mogelijk o Wissen door Vgs om te draaien van polariteit o Flash geheugen ook zelfde principe maar enkel blokadresseerbaar Minder lijnen goedkoper - NVRAM: non volatile RAM o SRAM met een batterij Volatiele geheugens - DRAM: dynamic RAM o Geheugencel = condensator o Op regelmatige tijdstippen de inhoud verversen o Traag en goedkoop geschikt als hoofdgeheugen maar niets als cache - SRAM: static RAM o Geheugencel = D flipflop o Geen verversing nodig o Veel plaats nodig voor de schakelaars o Snel maar duur - Fast Page Mode RAM o Poging tot sneller DRAM o 2 dim tabel o Rij = pagina enkel kolomadres nodig voor data op te halen binnen eenzelfde rij o Snelheidswinst door lokaliteitsbeginsel: processoractiviteiten in korte tijdspanne hebben betrekking op een bepaald geheugengebied o Burst mode cycling: bij data opvragen ook de data van 3 volgende adressen ophalen o Interleaving toegepast: even bytes hebben betrekking op de eerste geheugenbank en de oneven op de 2e bank Nadeel: aanliggende geheugenbanken moeten gelijke modules bevatten - Extended Data Out DRAM o Tijdens het bewerken van data op het huidige adres, het volgende adres reeds op de adreslijn plaatsen zodat aansluiten de date van dat volgende adres kan worden bewerkt - SDRAM: synchronous DRAM - - - o Gegevensoverdracht enkel op discrete tijdstippen DDR SDRAM: double data rate SDRAM o Verdubbelt de snelheid zonder toename van de kloksnelheid door op beide klokflanken datastransfers mogelijk te maken DDR2 SDRAM o 2 geleiders per datalijn voor de gegevens differentieel door te sturen minder ruis en interferentie RDRAM: Rambus DRAM o Type: narrow channel datatransport over een 16 bit bus o Ook op beide klokflanken o Komt nauwelijks voor o Hadden een exclusiviteitscontract met Intel o Enkel communicatie tussen controller en chip De memristor - Weerstandswaarde varieert naarmate er meer of minder lading doorgestuurd wordt - Bij het onderbreken van de spanning behoudt de memristor de weerstandswaarde die hij had voor het wegvallen van de spanning - 4 grootheden (stroom,spanning, lading, flux) en maar 3 verbanden (R,C,L) 1 tekort - Niet lineair verband tussen flux en lading hysteresis - Titaniumoxide memristor: o 2 gebieden: sterk en zwak gedopeerd o Sterk gedopeerd: kleine weerstand Ron o Zwak gedopeerd: grote weerstand Roff - Stapreactie: naarmate de spanning langer aanligt neemt de weerstandswaarde af, verzadiging bij Ron Hoofdstuk 5: grafische adapters VGA controller - Video graphics array - Analoge uitgang - 64 intensiteiten per kleur 64³ kleuren. In de praktijk slechts 256 tegelijkertijd door de beperkingen in hardware - SVGA: super VGA o Groep van adapters die een uitbreiding zijn van VGA, maar verschillende mogelijkheden kunnen hebben GPU: graphics processing unit - Componenten van een grafische adapter: o Video BIOS noodzakelijk, anders geen beeld bij opstarten o Videoprocessor - - - - o Videogeheugen o DAC o Video driver De videoprocessor (GPU) o Many-core architectuur met honderden cores o Volledig parallel programmeerbare grafische processor o Niet op PCI aansluiten maakt trager o Kan ook voor niet grafische toep worden gebruikt via speciale taal voor parallelle gegevensverwerking DAC o RAMDAC o Intern 3 DAC’s: 1 voor elke kleur o Kleine hoeveelheid SRAM Videogeheugen o Om de te tonen beelden op te slaan o Soms hoofdgeheugen gebruikt shared memory o 2 geheugensbuffers: terwijl het beeld uit de frontbuffer wordt getoond, wordt de backbuffer gebruikt om het volgende beeld op te bouwen, en nadien wisselen o Voor 3D beelden: nood aan z-buffer voor de diepte van de pixels API: interne werking van de hardware verbergen extra laag abstractie GPU computing o Gebruik maken van de grafische API’s niet handig voor niet-grafische toepassingen te maken o Met speciaal ontwikkelde parallelle programmeer omgeving Hoofdstuk 6: logische opbouw van schijven Basisbegrippen Vaste schijf opgebouwd uit ten minste 1 fysische schijf - Iedere schijf langs 2 kanten gebruikt - Per fysische schijf 2 lees/schrijfkoppen nodig - Gegevens in concentrische cirkels sporen - Sporen onderverdeeld in sectoren - Verzameling sectoren op verschillende fysische schijven op een zelfde afstand van middelpunt cilinder Logische sectoren - 3 parameters voor lokalisatie: kopnummer, cilindernummer en sectornummer - Besturingssystemen: gebruiken logische sectoren (maar 1 nummer nodig) - Nummering: o Eerste fysische sector logische sector 0 o Sectoren die tot hetzelfde spoor behoren gewoon doornummeren o Einde van een spoor overschakelen naar andere lees/schrijfkop o Alle sectoren van een cilinder genummerd naar volgende cilinder Partities - Enkel bij vaste schijven - Soorten: primaire (max 4), uitgebreide (max 1) en logische (max afh van besturingssysteem) - Beginperiode: maximaal 4 delen primaire partities - Cluster: kleinste adresseerbare eenheid op MSDOS niveau (aantal sectoren in een cluster is een macht van 2 ) - Ieder bestand neemt 1 cluster in beslag - Grote clusters grote kans op ruimteverspilling vb: bestand past net niet in 1 cluster - Sector: kleinste fysische adresseerbare eenheid - Tegenwoordig: meer partities voor meer besturingssystemen op 1 schijf of scheiden van gegevens - Uitgebreide partitie bestaat uit meerdere logische partities - Bij FAT indeling: o FAT – 12 212 clusters o FAT – 16 216 clusters o FAT – 32 228 clusters (4 MSB niet gebruikt) Opstartproces van een Windows PC - Controle op kortsluiting, verkeerd aangesloten kabels, werking ventilatoren,… o Wanneer succesvol oplichten van alle led’s op toetsenbord - POST = power on self test: o Zoeken naar xaa55 codes ROM geheugens die worden uitgevoerd voor periferiecomponenten te initialiseren o Bepalen van de totale hoeveelheid RAM en opbouwen van de devicelijst - Na eventueel wat plug en play wordt naar een opstartmedium gezocht - Eerste fysische sector (Master Boot Record) van de vaste schijf gelezen bevat oa partitietabel (bevat info over prim part en over uitgebreide partities) - Bootsector van de opstartpartitie wordt gelezen ook de code om het besturingssysteem te laden = bootstrapcode - NTLDR (NT loader, alles van windows tem XP) wordt geladen: o Omschakelen van real mode naar flat memory mode (640 kB max fysiek geheugen) o Laden van boot.ini o Uitvoeren van ntdetect.com geeft volledige lijst van aanwezige hardware o Laden van ntoskrnl.exe en hall.dll kernel + info om hardware aan te spreken o Laden van configuratie- en systeeminstellingen en de nodige drivers o Controle overgeven aan ntoskrnl.exe beëindigen van het opstartproces Layout van de MBR - MBR bevindt zich op een vaste positie: kop 0, cilinder 0, sector 1 - Diskettes hebben geen MBR niet partitioneerbaar - Maar 4 partities mogelijk omdat er maar plaats is voor 4 (elk 16 bytes) - MBR: max 446 bytes machinecode, daarna partitietabel, daarna 2 bytes aa55h signatuur - Partitiebeschrijving: o 00h 1 byte 80h als het de default opstartpartitie is, anders 00h o 01h 3 bytes beginpositie van de partitie (kopnr, cilindernr en sectornr) o 04h 1 byte systeemindicator o 05h 3 bytes einde van de partitie o 08h 4 bytes beginsector van de partitie relatief tov begin van de schijf(LBA1) o 0Ch 4 bytes grootte van partitie in sectoren (max 2 TB) - Logische partities: o Eerste ingang bevat startsector relatief tov EBR en aantal sectoren binnen log. part o Tweede ingang bevat beginsector vervolg EBR en aantal en aantal resterende sectoren binnen de uitgebreide partitie - EFI (extensible firmware interface): o Intel o Bedoeld om oudere BIOS te vervangen (16 bit CPU mode en 1MB adresseerbaar geheugen o GUID partition table o Uitbreiding van MBR o Ondersteuning voor 128 partities o Betere bescherming van de partitietabel door gebruik te maken van redundantie o Werkt uitsluitend met LBA o Opbouw zie slide 26 De Windows Vista MBR - Nadat de POST uitgevoerd werd, wordt de volledige MBR door het BIOS in het geheugen geladen op adres 0000:7c00 - Werking: o Volledig MBR naar adres 0000:0600 o Uitvoering gaat verder op 0000:061c o Adres van de eerste ingang van de partitietabel opgehaalt o Controle of MSB van bp+0x0 gezet is Als partitie actief is bevat dit de waarde 0x80 sprong genomen o EDD extensies aanwezig indien ja: LBA gebruikt ipv CHS om startsector van de actieve partitie te adresseren o Controles uitvoeren op de toestand van de registers indien fout: Carry gezet o Nadien enkele interrupts uitgevoerd o Na de interrupt bevindt de bootsector van de actieve partitie zich op adres 0000:7c00 o Vanaf p80 nog 1 Logical block adressing - Alle ingangen van de partitietabel worden overlopen en de actieve partitie wordt gezocht. Wanneer gevonden wordt nagegaan of het systeem is uitgerust met EDD-BIOS of niet. Afhankelijk van het resultaat wordt het adres van de beginsector in LBA of CHS vorm opgehaald en weggeschreven naar adres 0000:7c00. Dan wordt de bootsector van de partitie uitgevoerd. Layout van een partitie - FAT12/FAT16: o FAT12 enkel nog gebruikt bij formattering van diskettes o FAT16 niet meer gebruikt o Hoofddirectory neemt een vaste plaats in, na de FAT en de kopie ervan Boot FAT1 FAT2 Hoofddir Data - FAT32: o Tekortkomingen van FAT16: Vast pos van hoofddir max 254 ingangen FAT tabel Grootte partitie max 2 GB (2^16 clusters * 2^5 groote per cluster = 2^21 KB) o Eigenschappen: Hoofddir geen vaste plaats meer Max partitiegrootte = 2 TB door meer ingangen FAT tabel Boot FAT1 FAT2 Data o Zie achterkant p 86 - NTFS: o Voordelen tov FAT32 Efficiënter gebruik van partitieruimte Betere herstelbaarheid van het bestandssysteem Betere beveiliging op bestandsniveau Bestandsinfo terug te vinden in bestand zelf ipv in de directory Encryptie/compressie Lange bestandsnamen Ondersteuning voor sparse bestanden (voor virtuele disks) o Nadelen: Niet geschikt voor partities kleiner dan 400 MB Niet toegankelijk vanuit MSDOS o Layout: Kopie van de eerste 4 ingangen van de MFT zitten in het midden MFT heeft geen vaste grootte Boot MFT Data MFTmirr Data Het FAT bestandssysteem - FAT tabel (bestandstoewijzingstabel) o Ieder bestand/dir minstens 1 cluster o Structuur die verantwoordelijk is voor samenhang File Allocation Table o Bevat per cluster een ingang met volgende info: - - Cluster niet gebruikt statusinfo: vrij/gereserveerd/slecht Wel gebruikt verwijzing naar volgende cluster als het bestand groter is dan 1 cluster of een aanduiding dat het de laatste cluster is o Eerste 2 ingangen in de tabel niet gebruikt o Bij ieder bestand: startcluster opzoeken in tabel kijken of markering van eindcluster indien niet, op plaats kijken van volgende enzovoort o FAT 12 problematiek: iedere ingang is 3/2 bytes op schijf alles in bytes en little endian probleem opl: alles in groepen van 3 bytes en eerste 2 verwisselen en daarvan 12 meest beduidende bits Directories onder FAT o Om bestanden logisch te groeperen vast ankerpunt nodig: hoofddir o Behandeld als gewone bestanden Ze hebben een startcluster, en gebruiken 1 of meerdere clusters Binnen de cluster info bijhouden over bestanden en subdirs o Starcluster van de FAT32 hoofddir staat in de bootsector o Het attribuut van een bestand geeft aan wat soort bestand het is en hoe het besturingssysteem ermee moet omgaan VFAT: virtual FAT o Niets met FAT te maken bestandsnaam van 255 unicode tekens ipv 8.3 notatie o Extra ingangen in de directory gebruiken o Standaard 8.3 nog steeds behouden o Onderscheid door extra attribuuttype bij de nieuwe ingangen (0Fh), wat een ongeldige combinatie is genegeerd door oude DOS applicaties Het NTFS bestandssysteem - Clusteradressering 64 bit getal o Met max clustergrootte van 64 KB partitie maximaal 256 EB, maar door beperking van MBR(zie layout) is de maximale grootte 2 TB - Structuur maakt gebruik van MFT (Master File Table) o Iedere ingang = 1kB o Meestal 1 op 1 relatie tussen ingang en bestand/dir (tenzij extreem gefragm.) o 3 soorten ingangen: metadata,bestanden en directories - Metadata records: o Zie p96 o Bevat informatie over MFT zelf,info over de kopie,logfile,beschrijving van het volume, tabel met definities van attributen, hoofddir, bitmap voor clustergebruik, bootrecord info en een stuk bootstrapcode, lijst van slechte clusters, unieke securitydescriptors, iets om kleine letters om te zetten in hoofdletters en ruimte voor toekomstig gebruik o Bad cluster mapping: schrijven naar cluster faalt markering in $badclus vervangen door reservecluster. SCSI = zelfreparerend hardware doet het zelf o File journaling: atomaire transacties die ervoor zorgen dat het systeem beter bestand is tegen niet correct afsluiten - Attributen: o o - - Header: recordnummer , aantal keer bekeken en MFT record van dir $Standard_Information: klassieke attributen, tijdsaanduidingen, pointers naar security descriptors o $File_Name: naam van het attribuut, bij lange namen 2e name attribuut o $Data: bevat data of verwijzing naar data o $index_root,$index_allocation en $bitmap: voor snelle toegang o Resident als attribuut voldoende klein is,opgeslagen in record zelf Anders pointer er naartoe File records: alle info omtrent een bestand is terug te vinden in de betreffende MFT record o Header: MFT record nummer: voor een nummer aan een bestandsnaam te koppelen Record type vlag: om aan te duiden of het een bestand/dir/verwijderd is Actual size en allocation size: grootte van bestand en grootte op schijf Update sequence nummer: soort versienummer (aantal keer gewijzigd) o $standard_info: DOS dingen read only,hidden,.. Gecomprimeerd Geëncrypteerd … o $Data: Bij kleine bestanden: de inhoud van het gehele bestand Grote bestanden: inhoud weggeschreven in 1 of meerdere clusters. Het data-attribuut bevat dan een pointer. pointer: LCN(logical cluster nummer v/d begincluster en aantal clusters Sterk gefragmenteerd volume lengte van een run niet voldoende meerdere pointers VCN = virtual cluster nummer voor beginpos van volgende clusters MFT = ook bestand kan ook gefragmenteerd raken bufferzone voorzien Directory records o Nood aan indexering op $File_Name attribuut o Heeft ook een aantal speciale attributen, maar geen $Data $Index_Root: bevat kopie van alle file name attributen van alle objecten in de directory moet in MFT passen moet dus resident zijn $Index_Allocation: Indexeringinfo wordt opgeslagen in buffers in het datagebied $Bitmap: houdt de bezetting bij van iedere buffer Belangrijke schijfeigenschappen: - Aantal I/O’s per seconde: oplossing data verdelen over meerdere schijven - Overdrachtsnelheid: oplossing lezen/schrijven van meerdere schijven tegelijkertijd - Betrouwbaarheid: oplossing redundantie Raid: redundant array of independent discs - Doel: systeem beveiligen tegen eventuele schijfcrashes - - - - - o door data te verdelen over verschillende vaste schijven en redundantie op te leggen o Door striping te gebruiken (stripe = stukje v/d data): stripes verdelen over schijven Alle fysische schijven in een RAID implementatie worden door het OS gezien als 1 logische Kleine stripes grote kans dat ze verspreid zijn over verschillende schijven o Voordeel: snelle overdrachtsnelheid, want alle schijven tegelijk gebruikt o Nadeel: slechts 1 I/O opdracht tegelijk Grote stripes data waarschijnlijk minder verspreid o Voordeel: I/O opdracht betrekking op 1 schijf (meerdere I/O tegelijk mogelijk) o Nadeel: overdrachtsnelheid is ongeveer dezelfde als bij een gewone disk config RAID-0: o Eigenschappen: Tenminste 2 schijven nodig Stripes over diverse schijven verdeeld o Voordelen Geen redundantie geen plaatsverlies Grote stripes snelle I/O verwerking Eenvoudige controller en eenvoudig te implementeren o Nadelen Geen redundantie niet fouttolerant Relatief trage overdrachtsnelheid RAID-1: o Eigenschappen Tenminste 2 schijven nodig Disk mirroring: van iedere fysische schijf een exacte kopie maken o Voordelen: Soms bestand tegen meerder schijfcrashes Van 2 schijven tegelijk lezen leesperformantie verdubbeld Eenvoudigst te implementeren van alle RAID configs o Nadelen: Grootste overhead van alle RAID configs Schijfperformantie niet verbeterd RAID-2 o Eigenschappen Kleine stripes Gebruikt foutcorrigerende code (Hamming code) D + p + 1 = 2^p D = dataschijven, p = pariteitsschijven Komt bijna niet meer voor o Voordelen Foutherstel tijdens de verwerking van data door de hamming code Kleine stripes grote overdrachtsnelheid Relatief eenvoudige controller o Nadelen Kleine stripes slechte I/O performantie Groot aantal redundante disks nodig - - - - - RAID-3 o Eigenschappen Eenvoudige foutcorrigerende code: pariteitsbit Kleine stripes Minstens 3 schijven nodig: 2 data + 1 redundante o Voordelen Minder overhead (1 schijf) Grote overdrachtsnelheid o Nadelen Slechte I/O performantie Complexe controller RAID-4 o Eigenschappen Bestaat niet meer Gelijkaardig aan RAID-3, maar met grote stripes Minimum 3 schijven nodig o Voordelen Hoge I/O performantie Slechts 1 redundante schijf o Nadelen Trage overdrachtsnelheid Slechtste schrijfperformantie van alle RAIDS (door schrijfstraf) schrijfoperatie meestal op 1 schijf per operatie moet de pariteitsschijf worden aangepast Zeer complexe controller RAID-5 o Eigenschappen Idem als RAID-4: grote stripes Pariteitsinfo verspreid over alle schijven RAID-6 o Eigenschappen Uitbreiding van RAID-5 Niet alleen horizontale, maar ook verticale pariteit o Voordelen Kan eventueel 2 schijfcrashes doorstaan o Nadelen Slechte schrijfperformantie Controlleroverhead voor alle pariteitsberekeningen is zeer hoog Zeer complexe controller RAID-10 o Eigenschappen Combinatie van RAID-1 en 0 Van de originele schijf wordt een kopie gemaakt en die gegevens in RAID-0 array gebracht Tenminste 4 schijven nodig o - - - - Voordelen Systeemherstel mogelijk bij 2 schijfcrashes op hetzelfde moment (meestal) Zeer hoge overdrachtsnelheid Zeer hoge I/O performantie o Nadelen Veel overhead aan schijven RAID-0+1 o Eigenschappen Combinatie van RAID-1 en 0 Van een RAID-0 array wordt een kopie gemaakt o Voordelen Soms bestand tegen uitvallen van 2 schijven Hoge I/O performantie o Nadelen Veel overhead aan schijven RAID-53 o Eigenschappen Gegevens zowel in een RAID-0 array als in een RAID-3 array Tenminste 5 schijven nodig o Voordelen Bestemd tegen meerdere schijfcrashes (3 om precies te zijn) Hoge overdrachtsnelheden Hoge I/O verwerking o Nadelen Duur door hoge kost aan schijven RAID-15 o Eigenschappen Combinatie van RAID-1 en 5 De originele schijf wordt gekopieerd en ook nog in een RAID-5 array gebracht Minstens 5 schijven nodig o Voordelen Je kan gewoon verder werken bij simultaan uitvallen van 2 schijven Zeer hoge overdrachtsnelheid Zeer hoge I/O verwerking o Nadelen Zeer dure implementatie RAID-51 o Eigenschappen Combinatie van RAID-1 en 5 Minstens dubbele RAID-5 RAID-5 en kopie ervan Minstens 6 schijven nodig o Voordelen Zeer fouttolerant Hoge overdrachtsnelheid Hoge I/O verwerking o Nadelen Zeer duur JBOD: just a bunch of disks - Officiële naam = spanning - Aantal schijven die samen als 1 logisch station beschouwd worden - Geen fouttolerantie - Bij JBOD: totale capaciteit = som van alle schijfcapaciteiten (bij RAID-0 is het gewoon de kleinste schijf vermenigvuldigd met het aantal schijven) - Uitvallen van 1 schijf betekend niet dat alle data verloren is, enkel die op die schijf LVM: logical volume management - Biedt alternatief voor partities o Dynamische herlocatie van ruimte o Intelligente benaming van volumes o Snapshots - 2 extra lagen: volumegroepen en logische volumes - Fysische volumes = partities en schijven - Mogelijkheden: o Ondubbelzinnig benoemen van volumegroepen en logische volumes o Verkleinen of vergroten van logische volumes o Aanmaken van snapshots: exacte kopieen van een bestandssysteem die niet meer veranderen. o Toevoegen/verwijderen van partities of schijven aan logische volumegroepen Hoofdstuk 7: Fysische opbouw van schijven Principes van magnetische gegevensopslag - Ferromagnetische materialen onderverdeeld in Weiss-gebieden o Bepaalde oriëntering en grootte van magnetisch dipoolmoment o Wanneer geen enkele vorm van magnetisme alle dip momenten heffen elkaar op o Wanneer dip momenten in gelijke zin materiaal toont sterke magnetische aantrekkingskracht o Extern magnetisch veld kan dipoolmomenten van zin doen veranderen Magnetisch veld wegnemen remanent magnetisme blijft achter o Tegengesteld extern magnetisch veld neutraliseren o Bij fluxtransitie spanningsinductie nuttig voor lezen van informatie - Schrijven van gegevens op magnetiseerbare drager o Schrijfkop = spoel met ijzeren kern en luchtspleet o Stroom door spoel magnetische flux strooiveld aan luchtspleet - o Strooiveld kan onderliggende magn drager magnetiseren o Onderliggende drager beslaat aantal weissgebieden = BITCEL Lezen van gegevens op een magnetische drager o Zelfde kop als voor schrijven o Spanningsinductie wanneer verandering van magnetische flux o 2 bitcellen tegengestelde magnetisatie o Wanneer leeskop over zo 2 bitcellen gaat transitie van flux spanning Encoderingsschema’s - Waarom o Probleem = timing: Bij lezen wordt de tijd tss 2 transities gemeten en bepaald hoeveel niettransities er tussen zitten o Foute veronderstellingen: Bitcellen even groot Omwentelingssnelheid van de schijf even groot o Synchronisatie tss controller en de mechanica zeer belangrijk Als afstand tss 2 transisties te groot is fouten o Schijfcapaciteit vergroten - FM = frequentie modulation o Oud + niet meer gebruikt o Per databit 2 bitcellen gebruikt een transitie afhankelijk van de databit: transitie of geen transitie - MFM: modified FM o Voor fysische codering op diskettes o Per databit weer 2 bitcellen Eerste bitcel niet noodzakelijk een transitie bij het lezen afhankelijk van vorige gecodeerde bit o Minimumafstand tussen 2 opeenvolgende transities is 1 niet transitie o Maximumafstand is 3 niet transities o => 2 keer zoveel data op dezelfde oppervlakte - RLL x,y= run length limited o X = minimum aantal niet transities tussen 2 opeenvolgende transities o Y= maximum … o FM = RLL 0,1 en MFM = RLL 1,3 o Tegenwoordig RLL 1,7 Partial response maximum likehood - Grotere opslagcapaciteit meer transacties per vierkante mm - Pulsen volgen elkaar zeer snel op ontstaan van neppieken - => gebruik van digitale filtering en detectie algoritmes zeer goede performantie - Capaciteit neemt toe met 40 % Low level formatting - Gebeurt meestal slechts 1 keer, nl bij fabrikant - Doel: schijven indelen in sporen en sectoren + in kaart brengen slechte sectoren en sporen - Aangemaakte sectoren worden opgevuld met dummidata - Indien een afwijking slechts betrekking heeft op 1 sector zal bij LLF de sectoren van het spoor verschoven worden zodat de afwijking erbuiten valt (sector slipping). - Wanneer meerde sectoren slecht: eventueel spoor vervangen door reservespoor - Verschil spoorlayout vaste schijf en diskette: o Bij vaste schijf: spoor en bijhorende sectoren minder synchronisatiebits en gaps tussen de sectoren veel kleiner, ook minder schommelingen in rotatiesnelheid o Vaste schijf: kop zweeft boven het oppervlak o ID-veld verschillend: sectorvlag (bij vaste schrijf), en sectorgrootte(diskette) o Groter crc veld bij vaste schijf - Zoned bit recording (grotere schijfcapaciteit): o Ieder spoor evenveel sectoren veel plaats verloren, want sectoren aan de buitenzijde zijn groter o Oplossing: schijf onderverdelen in zones: binnen iedere zone is aantal sectoren per spoor gelijk o Voordeel: overdrachtsnelheid van data aan de buitenzijde is groter door constante rotatiesnelheid en omdat er meer data zit Interleaving - Verouderde techniek voor performantieverhoging - Bij lezen/schrijven van een sector heeft de controller tijd nodig om de gegevens te verwerken. De kop staat dan reeds op of voorbij de volgende sector schijf moet eerst gans rond gaan - Oplossing: tussen opeenvolgende sectoren andere sectoren voegen, afhankelijk van de interleave factor Cilinder skewing - Bij overgang tss sporen zelfde probleem. De kop is al voorbij het begin van het nieuwe spoor - Oplossing: sectoren tussen 2 opeenvolgende sporen over een bepaalde afstand verschuiven Head skewing - Veranderen van kop neemt ook een bepaalde tijd in beslag ook sectorverschuiving toepassen - Omdat het een elektronische operatie is, is de head skew veel kleiner dan de cilinder skew Hoofdstuk 8: optische opslagmedia Werking van een cd speler - Onderdelen: servomotor, verplaatsbare spiegel, laserdiode, beamsplitter, fotodiode en een aantal lenzen Productie van cd’s - Glazen drager voorzien van fotogevoelige laag beschijnen met laser bestraalde plekken verwijderen en gaten opvullen met metaal metaal van glas scheiden - Metalen master = vaderdisk bij kleine productie rechtstreeks hiervan werken - Voor massaproductie eerst duurzame moederdisks maken - Vader- en moederdisks gebruikt als stempel in polycarbonaat daarop reflecterend aluminium en coating aanbrengen - Doorsnede: Reflectie van de laserstraal bij lands hoogste dinges = lands; laagste = pits Sporen,sectoren en frames - 1 spiraalvormig spoor - 1 seconde = 75 sectoren, iedere sector = 98 frames, ieder frame = 33 bytes - Meer opslagcapaciteit spoor verlengen verticale afstand verkleinen Encodering - 8 to 14 modulation (EFM) vormt iedere byte om naar een 14 bits getal ( = RLL 2,10) - CAV vs CLV o Clv = constant linear velocity: rotatiesnelheid van de cd speler aanpassen zodat de overdrachtsnelheid constant is o Cav = constant angular velocity: rotatiesnelheid is constant waardoor de overdrachtsnelheid aan de binnenzijde kleiner zal zijn dan aan de buitenzijde CD standaarden - Red book: eerste standaard door Philips en Sony - Yellow book: bijkomende laag aan foutdetecterende- en foutcorrigerende code o 2 modes: een met foutcorrigerende code en een zonder onmogelijk te mengen - CD-ROM XA: mode 2 van de yellow book in 2 splitsen (form 1 met foutcode en form 2 zonder) beide forms kunnen wel dooreen gebruikt worden interleaving mogelijk - White book: voor video cd’s met MPEG video/geluid encodering - Blue book: (CD extra) multisession pressed disk (een geluidssessie en een datasessie). Kan worden afgespeeld in een cd audio speler en pc cd speler - Orange book deel 1: voor magneto optical data opgeslagen op magnetische disk - Orange book deel 2: voor CD-R (eenmalig beschrijfbaar) o Beschrijfbaar spoor vooraf aangebracht o - Gebruik van een organische stof die normaal transparant is. Door de laser wordt ze verhit en plaatselijk amorf pits en lands o Anders beschermlaagje dan aluminium nodig want alu wordt aangetast Orange book deel 3: voor CD-RW’s (herschrijfbaar) o Weer spoor vooraf aangebracht o Speciale legering met 2 toestanden: kristalijn en amorf pits en lands met elk eigen reflectiecoëfficiënt CD bestandssystemen - High sierra: eerste standaard om leesbaarheid van CD-ROM op alle systemen mogelijk te maken zonder specifieke driver o Alle besturingssystemen van een driver voorzien - ISO 9660: voorgaande met enkele aanpassingen werd een erkende standaard o Komt voor in 3 levels met elk eigen restricties o Vereist dat de disk in 1 keer geschreven is o Level 1 restricties: A-Z0-9 en _ teken gebruikt in namen Namen in MSDOS8.3 notatie Directorynamen hebben geen extensie en zijn max 8 karakters lang Dirs zijn slechts 8 niveaus diep max Bestanden moeten aansluitend zijn o Level 2: idem behalve naam is nu 30 karakters lang max o Level 3: idem level 2, maar bestanden moeten niet aansluitend zijn - Joliet: uitbreiding van microsoft op de ISO 9660 standaard o Dir- en bestandsnamen kunnen 64 unicode karakters lang zijn o Dirs kunnen een extensie hebben o Dirs dieper dan 8 niveaus mogelijk o Ondersteuning voor multisessie opname - UDF : Universal data format o Relatief nieuw bestandssysteem voor (her)beschrijfbare optische media o Doel: dezelfde functionaliteit bieden als bij magnetische opslagmedia (samen met packet writing) o Nadeel: niet ieder besturingssysteem is al voorzien van een driver, ook niet alle cd spelers kunnen ermee omgaan o DVD-video bevat UDF bridge formaat - Mount Rainier o Recent bestandssysteem voor CD-RW e, DVD+RW o Doel idem UDF o Drives nodig die deze standaard ondersteunen(CD-MRW of DVD+MRW) o Voordelen: Formatteren gebeurd op de achtergrond en duurt ca 1 min Integral defect management Directe adressering op niveau van 2 KB sectoren (ipv 64 KB blokken bij packet writing) Schrijven van een CD-R(W) - Single session: lead-in, data, lead-out indien Disk At Once: alles in 1 keer - Multisession: zolang CD niet gesloten wordt, wordt er steeds voldoende plaats vrijgehouden voor een bijkomende sessie o Track at once (TAO): zolang de lead out van een sessie niet geschreven is, kan men steeds een datatrack aan de open sessie toevoegen o Packet writing: bestanden toevoegen zoals op een vaste schijf Bestanden verwijderen op de CD-R kan, maar de plaats die het innam ben je kwijt Bij CD-RW krijg je de plaats terug Buffer underrun - Schrijfproces mag niet onderbroken worden indien onderbroken: proces mislukt - FIFO buffer gebruikt waar het systeem gegevens plaatst die naar de CD moeten geschreven worden. indien leeg: schrijfproces mislukt - Indien mislukt: CD-R voor de vuilbak, CD-RW herbeginnen - Buffer underrun protectie (BURN proof): cd-schrijver uitgerust met extra chip die de FIFO buffer in het oog houdt. Van zodra deze bijna leeg is wordt het schrijven gestopt tot voldoende vol opnieuw. Dan verder geschreven - Toch kleine openingen tussen de start en stoppositie, maar de foutcorrigerende codes bij het lezen kunnen deze wegwerken DVD (digital versatile disk) - Grotere opslagcapaciteit - Verschillen met cd: o Beschreven aan beide zijden o Per zijde kan hij 2 lagen bevatten voor data o Golflengte van de laser is kleiner pit en landafstanden korter o 8 to 16 modulation o Meerdere soorten DVD-kopieerbeveiligingen - RPC = region playback control o Doel: ervoor zorgen dat je enkel dvd’s kan kopen in het gebied waar je woonachtig bent o Door middel van regiocode’s die meestal van bij de fabricage van de dvd speler vast ligt. o Soms ook region free toestellen o Computer dvd-ROM drives gebruiken RPC-II tot 4 keer van regiocode veranderen. Bij de 5e wisseling blijft deze code vast - CSS = content scramble system o Noodzakelijk vanwege de motion picture association of america o o o - Geluid en beelden op een dvd op een digitale manier gaan scramblen 3 soorten sleutels nodig: playerkey, disc-key,en de title-keys Iedere dvd speler bevat een aantal player keys om de disc key te decrypteren. Als deze er is kan je de title keys decrypteren o Disc-key wordt met alle mogelijke title keys geëncrypteerd op het schijfje opgeslagen APS = analog protection system o Andere benaming voor copyguard o Voorkomt dat je gemakkelijk dvd’s kunt overnemen op een VHS o Bepaalde signalen worden niet door een beeldbuis of tv opgevangen maar wel door een videorecorder Andere hindernissen - Verschillende beeldformaten in verschillende landen: o PAL: phase alternation by line o NTSC o SECAM: séquentiel couleur a memoire Recordable DVD-standaarden - DVD-R o Organische stof voor opslaan van gegevens o Spoor op voorhand aangebracht als een groef met sinusvormige flanken o Frequentie van de sinus bevat klokdata voor het lezen en voor de schrijver - DVD-RW o Uitbreiding net zoals CD-RW o Gegevens opslaan ook met phase change zoals bij CD-RW o Voordelen van de snellere drives tov hun voorgangers: Snellere formattering: sneller beginnen schrijven na inbrengen van de DVD Eenvoudige bestandsmanipulatie: afsluiten van het medium kan ongedaan gemaakt worden Snellere afsluiting van het medium o Biedt geen oplossing voor lossless linking start en stopding als schrijfproces onderbroken wordt - DVD+RW o Phase change rewritable dvd o Identiek an de DVD-R(W) technologie o Sinusvormige groef heeft hogere frequentie en ze bevat een hoeveelheid positionele informatie voor lossless linking o Eig: Mogelijkheid tot CLV en CAV Sequentiële en random opname mogelijk Na het branden volledig compatible met DVD-ROM 3e generatie optische media - Blu-ray disc o Volledig (her)beschrijfbaar medium met grote opslagcap (27GB single sided/layer) o Blauwe laser kleinere golflengte pits en landslengte korter grote opslagcap. o Soorten: BD-ROM BD-R en RW voor computerdata BD-RE voor video o Grote informatiedichtheid gevoelig voor oppervlaktebeschadigingen eerst in cartridge nu met kraswerende laag - Beveiliging: o Regiocodes: de wereld onderverdeeld in 3 zones o AACS = advanced Acces Content System Encrypteerd de inhoud met 1 of meerdere titelsleutels Ieder schijfje heeft andere titelsleutels Iedere BD-speler heeft een set unieke decryptiesleutels speler onklaar maken door sleutels in te trekken bij volgende titels Reeds gekraakt op internet probleem schuilt bij software spelers Hoofdstuk 9: ATA-SCSI ATA: advanced technology attachment - Historiek: o Ook bekend onder de naam integrated drive electronics o Dit wil zeggen dat de drive en de controller 1 geheel is o 16 bit parallelle verbinding tussen het systeem en het device o In het begin: aangesloten met hardcards schijven rechtstreeks op een ISAuitbreidingsslot o Nu: aangesloten op de south bridge chip van de moederbord chipset - Waarom upgraden? o Verleggen van de capaciteitslimiet: Door de beperkingen van BIOS en ATA was de totale max adresseerbare schijfcapaciteit beperkt tot 504 MB probleem bij grotere schijven Oplossing: gebruik van vertalingen Extended CHS of Large: (CHS = cilinder head sector) o OS adresseert zijn sectoren in logische CHS, terwijl BIOS het omzet naar fysische CHS o Opslagcapaciteiten tot 7.8 GB LBA = logical Block adressing o OS adresseert de sectoren in logische CHS en het BIOS zet het om naar een 28 bit getal o Zelfde capaciteit: 7.8 GB Vanaf 1994: EDD BIOS (enhanced disk drive) o - - Geheel van adressering met logische sectoren en 64 bit getal(pure LBA) o Geeft een veel grotere capaciteit (8 ZB) o Meest recente slechts 48 bits 128 PB capaciteit o Hogere overdrachtssnelheid PIO = programmed I/O: gegevens overgedragen met tussenkomst van de processor Single word DMA: niet meer met de processor maar met een DMA controller om gegevens van en naar een schijf te brengen ( 1 woord per keer (2bytes)) Multi word DMA: hoeveelheid woorden samengenomen tot een blok en het blok in een keer doorsturen Ultra DMA of synchronous DMA: aparte chip als DMA controller voor nog hogere snelheden. 80 pins kabel verplicht door hogere snelheden Opmerking: DMA en cache gaan niet samen DMA mag gegevens rechtstreeks uit het hoofdgeheugen halen, dus de processor zou met verouderde gegevens werken in de cache o Toevoegen van voorzieningen voor het aansluiten van andere soorten devices ATA was specifiek voor vaste schijven met pc te verbinden Cd spelers en tape enzo waren vooral in gebruik bij SCSI systemen Probleem: vaste schijven werken met sectoren en logische blokken en cd spelers werken met pakketten Oplossing: ATAPI ATA packet interface ATA commando’s o Bij het begin: 8 commando’s nadien uitgebreid o Belangrijkste: IDENTIFY DRIVE geeft allerlei info over de schijf weer Serial ATA o Uitbreiding voor parallel zou 32 bit parallel worden niet goed door EM interferentie bij teveel parallelle lijnen o Op moderne moederborden vooral de eerste 2 van de 3 standaarden aanwezig o Bekabeling: 7 pins kabel 2 lijnen voor verzenden, 2 voor ontvangen en 3 massalijnen Codering met differential NRZ (zie usb) (non return to zero) SCSI = small computer system interface - Inleiding o Interface om verschillende soorten apparaten met een pc systeem te verbinden o Maakt gebruik van een aparte bus die via een hostadapter met het pc systeem verbonden is o 2 soorten: Narrow scsi: 8 apparaten en 8 bit parallelle communicatie Wide scsi : 16 apparaten en 16 bit parallelle communicatie o Elk eigen soort kabel (50 pins en 68 pins) o Hostadapter is ook als apparaat te beschouwen Elk aangesloten apparaat heeft eigen uniek ID hardwarematig ingesteld door jumpers ook voor prioriteit (hoe hoger nummer hoe hoger prioriteit o Hostadapter heeft hoogste prioriteit nr 7 o Controller zit bij de schijf, maar extra chip vereist (busadapter) Terminators om reflectie te voorkomen o Aan beide uiteinden van de bus o 2 soorten: Passieve: weerstandswaarde gelijk aan de karakteristieke impedantie van de bus Actieve: met behulp van een spanningsregelaar met terugkoppeling o Hostadapter heeft geïntegreerde terminator in te stellen met jumpers Signalen: o 2 soorten: gebalanceerd en niet gebalanceerd: o Niet gebalanceerd = single ended 1 draad voor signaaloverdracht en 1 draad met massa verbonden Nadeel: ruisgevoelig o Gebalanceerd = differential singals 1 draad met het signaal en andere draad met tegengesteld signaal. Aan het uiteinde is het verschil van de 2 Ruis zo goed als volledig uitgemiddeld o Hogere overdrachtsnelheid high voltage differential single ended apparaten konden er niet tegen en gingen kapot o Antwoord daarop = low voltage differential communicatie Opstaren: o Vroeger niet mogelijk vanaf een SCSI schijf omdat de hostadapter niet herkent werd o Oplossing: ROM-BIOS op de host adapter zetten o Vroeger ook ID 0 verplicht toe te kennen voor op te starten, nu niet meer Commando’s: CCM = common command set o 16 basiscommando’s en enkele andere oprachten PNP-SCSI: plug en play o Doel: automatische configuratie van SCSI apparatuur o Vereisten: aanwezigheid van PNP hostadapter en PNP besturingssysteem o Mogelijkheden: Automatische afsluiting van de SCSI bus SCAM = SCSI configured automatically auto toekenning van ID’s Volledige neerwaartse compabiliteit o Probleem: ieder apparaat dat toegevoegd wordt aan de bus heeft een driver nodig Driver is afhankelijk van besturingssysteem en hostadapter o Oplossing: universele API (application programming interface) ASPI (advanced SCSI programming interface) CAM (common acces method) SAS: Serial attached SCSI o Gebaseerd op sata o Economische voordelen combineren met robuuste SCSI protocol o Maakt gebruik van een point to point verbinding ieder apparaat kan over de volledige bandbreedte van de bus beschikken o - - - - - o o o Apparaten met meerdere poorten (wide port devices) kunnen over meerdere seriële kanalen beschikken toename overdrachtsnelheid 3 protocollen: SSP: serial scsi protocol voor het zenden van SCSI-commando’s SMP: SCSI management protocol voor zenden van info naar expanders STP: SATA tunneled protocol zenden van SATA commando’s naar SATA apparaten Expanders voor meer aansluitingen (128 extra per expander) Hoofdstuk 10: USB – IEEE 1394 USB - - Tekortkomingen van vroegere interfaces: o Voor alle apparaten moest men I/O adresruimte, een interrupt en een SMA kanaal voorzien o Tekort aan systeembronnen o Geen standaard bekabeling o Installatieproblematiek: dikwijls was openmaken van de pc noodzakelijk o Geen hot aansluitingsmogelijkheden USB-concept: o 1 type kabel o Mogelijkheid om vele apparaten aan dezelfde USB poort aan te sluiten o Hot plug mogelijkheid o Automatische detectie en configuratie van een aangesloten apparaat o Verbeterde algemene performantie o Elk apparaat krijgt een uniek adres dat enkel het USB systeem kent o USB vormt een aparte bus, maar met stertopologie o Verbeterde algemene performantie: 4 verschillende snelheden: 1.5Mb/s, 12Mb/s, 480Mb/s, 3Gb/s (USB 3.0) 3 types apparaten (zonder USB 3.0): Low speed: invoerapp zoals muis en toetsenbord Medium speed: scanners, printers High speed: externe gegevensdragers, digitale fotografie o Stroom/spanningsvoorziening: Via de USB kabel 5V gelijkspanning en 100 – 500mA stroom Meer vermogen nodig externe adapter gebruiken o Foutdetectie Foutdetecterende code aanwezig zeer betrouwbare interface o Energiebeheer: Wanneer 3 ms geen busverkeer apparaat in suspend mode slechts 500 µA o USB 2.0 duplex o USB 3.0 dual simplex: signaalrichting blijft dezelfde - - - - - - Tekortkomingen: o Afstand: afstand tussen host en device eerder beperkt o Geen mogelijkheid tot peer to peer, alles tussen host-pc en device o Geen mogelijkheid tot broadcasting Basiscomponenten: o Host controller: Bouwt in het geheugen een gelinkte lijst op van datastructuren (transfer descriptors) Elke transferdescriptor bevat: Usb adres van het apparaat Transfertype (lezen of schrijven) Adres van de devicedriver geheugenbuffer Schrijven naar een usb apparaat: Parallelle datastroom uit geheugen omzetten naar serieel Transactie aangemaakt die aan de root hub wordt afgeleverd Root hub verspreid de data over de bus Lezen: Leestransactie opgezet die via de root hub op de bus wordt gezet Geadresseerde app zal de transactie onderzoeken en gevraagde data naar de root hub sturen Root hub zal het naar de host controller sturen en omzetten naar parallelle datastroom om in het in de geheugenbuffer te schrijven o Root hub: Verspreiden van transacties Apparaten van spanning en stroom voorzien 2 soorten transferts: o Isochrone transferts geen foutdetectie, realtime gegevensoverdracht o Bulk transferts USB signalen o Differentiële communicatie o NRZI codering (= non return to zero inverted) Nullen worden gekenmerkt door spanningstransities, terwijl enen gekenmerkt worden door de afwezigheid van transities Sync probleem bij lange periode van enen opgelost door na 6 enen een nul in te voegen (bit stuffing) Automatische detectie van apparaten: o Geen apparaat aangesloten: Pull down weerstanden trekken de spanningen op beide datalijnen ongeveer naar massapotentiaal o Apparaat aangesloten: Pull up weerstand aan de zijde van het aangesloten apparaat zorgt ervoor dat de spanning terug omhoog getrokken wordt Bekabeling o 4 geleiders: 2 datalijnen, 5V, massa o 2 soorten connectors: type A en type B - o Voor USB 3.0 2 rijen aansluitingen USB on the go o Uitbreiding naar mobiele apparaten o Beperkte mogelijkheid tot communicatie tss apparaten onderling vb camera printer IEEE-1394 - Door institute of electrical and Electronical engineers - Afgeleid van de firewire bus van Apple - Voor hoge eisen van moderne audio en video apparatuur - 3 overdrachtsnelheden: 100,200 en 400 Mb/s - Max 63 apparaten als een ketting (daisy chain) - Bekabeling telt 6 geleiders: 2 voor data (diff), 2 voor klok(diff) en 2 voor voeding - Volledig plug en play + hot plug - Geïmplementeerd als een bus (zoals SCSI), maar geen terminators nodig - Geen computer nodig