Een kritische lezer zal met betrekking tot de voorgaande verduidelijking wijzen op het probleem van de zelfreferentialiteit. De geboden uiteenzetting is immers een talige benadering van… de rol van taal zelf (de semantiek). Korter: hier wordt taal gebruikt om taal zelf als onderwerp te bespreken. Maar waar taal taal bespreekt is er niet noodzakelijk zelfreferentialiteit. Dat doet zich voor bij een volkomen equivalentie van de gewraakte componenten of instanties. De twee gevallen van ‘taal’ waar hier naar verwezen wordt, verschillen minstens op het vlak van functie zoals in onderstaand schema wordt verduidelijkt. actor hanteert fysisch instrument = taal als stimulus van 2de orde reactiveert bestaande neurale configuraties (NC's) leiden tot een betekenisvolle toestand van het organisme in cognitieve termen: activeren een concept dat de instantiatie is van een talig bepaalde categorie en betekenis taal onder de vorm van fysisch instrument =/= talig bepaalde betekenisvolle ervaringen De actor gebruikt de taal als een gesproken of geschreven en dus fysisch middel om neurale configuraties waarvan de vorm eerder doorheen herhaling geconsolideerd werd, te reactiveren. Deze reactivatie leidt tot een bepaalde toestand van het organisme, niet zomaar eender welke maar een toestand die gerelateerd is tot een (bepaald type van) gebeurtenis. Het zou hier te ver leiden1 maar het komt er op neer dat de talige instrumentering in al zijn beïnvloedende aspecten, in belangrijke mate de vorm van het concept, dat aansluit bij het type van gebeurtenis, bepaalt. Korter: een talig instrument reactiveert een talig gevormd concept. Denk aan het ijzer dat in zijn functionaliteit van hamer en aambeeld als instrument (middel) verschilt van de te smeden ijzeren ploeg die het voorwerp is van de manipulatie van genoemd instrument. Het probleem van de zelfreferentialiteit doet zich hier bijgevolg niet voor tenzij men zichzelf in de hoek verft door de bindende toepassing te aanvaarden van één enkel regelsysteem2 1 Voor een bredere uitwerking wordt verwezen naar het tweede deel van de doctoraatsverhandeling waar de kenmerken van alinguïstische neurale configuraties onderscheiden worden van de talige, en zie ook de bespreking van de taalval of de language trap. 2 Het is zeer de vraag of in het algemeen niet al te snel geconcludeerd wordt dat een of andere formulering zelfreferentialiteit impliceert. Fungeert de Cretenzer in het klassieke voorbeeld van Epeminides, waarin hij als Cretenzer stelt dat alle Cretenzers Uit: waar.doc leugenaars zijn, wel op bedoelde wijze als Cretenzer? Of vervult hij eerder de pragmatische rol van blootsteller van een groep leugenaars, allen Cretenzers? In dat opzicht moet de formulering niet noodzakelijk als een paradox behandeld worden. Dat dringt zich slechts op als uitsluitend gekeken wordt door de bril van de regels van de verzamelingen en de formele talen, op die manier een benadering construerend die geen ruimte laat voor andere invalshoeken zoals de de pragmatische bemoeienissen van levende mensen. In zo’n geval wordt het probleem een weliswaar intrigerende maar een puur formele hersenbreker die geen uitstaans heeft met het gedrag van levende organismen. Vanuit voorgaande zienswijze zou men kunnen stellen dat de leugenaarsparadox gebaseerd is op een category mistake waarbij de pragmatische ontmaskeringsfunctie genegeerd wordt en vanuit een eenzijdige beschouwing vervangen door het kenmerk van het voorwerp van de ontmaskering (de verzameling Cretenzers) dat strikt genomen ook op de ontmaskeraar van toepassing is.