Aanbod begeleiding volwassenenonderwijs

advertisement
Leerplan
MO
Samen leven
ouders en school
Basiseducatie - Leergebied Maatschappijoriëntatie
Goedkeuringscode
Indieningdatum
2012/748/6
2012-05-31
Leerplancommissie
 Els Denissen - CBE Antwerpen
 Anne Boonen - CBE Kempen
 Heidi D’haene - CBE Open School (Leuven-Hageland)
 Veronique Vandroogenbroeck - CBE Halle-Vilvoorde
 Anja Geerdens - CBE Brussel
 Hilde Lemmens - CBE Limburg-Midden-Noord
 Marie De Lorenzo - CBE Limburg-Zuid
 Lut Van Kerkhove - CBE Waas & Dender
 Mieke De Middeleir - CBE Zuid-Oost-Vlaanderen
 Christof Van den Eynde - Federatie Centra voor Basiseducatie vzw
 Alexandra Taylor - Stagiaire Vocvo
 Mieke Coulembier – Federatie Centra voor Basiseducatie vzw (voorzitter)
 Luc Bogaerts – projectmedewerker stuurgroep volwassenenonderwijs (redacteur)
2
Vlaams Ministerie
van Onderwijs en Vorming
Onderwijsinspectie
Hendrik Consciencegebouw
Onderwijsinspectie centra voor
Koning Albert II-laan 15
basiseducatie
1210 BRUSSEL
Advies tot goedkeuring van leerplannen Tel. 02 553 65 87
[email protected]
www.onderwijsinspectie.be
1.
Administratieve gegevens
1.1
Benaming van het leerplan / de bundel met leerplannen:
Adviesnummer
2012/748/6//
Code indiener
Netoverschrijdend
Onderwijsniveau
Centra Basiseducatie
Studiegebied /
Maatschappijoriëntatie
Leergebied
Opleiding
MO - Samen leven ouders en school:
Opleidingsprofiel: Samen leven AO BE 025 ( in ontwerp)
Rangschikking
Organisatievorm
Planning
Modulair
Gaat van kracht vanaf 1 september 2012
1.2
Datum van ontvangst: 01/06/2012
1.3
Behandelende inspecteurs:
Eindverantwoordelijke: Steverlynck Carine
Collega’s: Dirk Lambrechts en Els Van Raemdonck
3
1.4
Gegevens m.b.t. de indiener van het leerplan / de bundel met leerplannen:
Netoverschrijdende indiening
2.
ADVIES
Advies betreffende het leerplan / de bundel met leerplannen met kenmerk
2012/748/6//: definitieve goedkeuring
2.1
Het leerplan
Het leerplan wordt definitief goedgekeurd en kan van kracht gaan als definitief
goedgekeurd leerplan voor de vermelde doelgroep vanaf 1 september 2012.
2.2
De doelstellingen
Het leerplan bevat de doelstellingen die noodzakelijk zijn voor het bereiken van
basiscompetenties en sleutelvaardigheden van het opleidingsprofiel Samen leven AO BE
025. Het leerplan vormt een kwaliteitsvol voorbeeld van hoe een generisch
opleidingsprofiel behoeftespecifiek kan worden ingevuld.
2.3
Eigen inbreng
Het leerplan geeft aan waar de ruimte voor eigen inbreng zich situeert. Het leerplan focust
op de ouderbetrokkenheid. De ruimte voor de eigen inbreng situeert zich in de
schoolspecifieke context en in het behoeftegericht invullen van de aandacht voor de
leerdoelen.
2.4
Opbouw
Het leerplan maakt de systematiek duidelijk volgens welke het is opgebouwd. Het leerplan
vertrekt vanuit functionele thema’s van ouderbetrokkenheid waarin een duidelijke leerlijn
vervat zit. Het geeft de centra heel wat ruimte om behoeftegericht leertraject uit te werken
maar gaat tegelijkertijd uit van de veronderstelling dat leerkrachten bij de selectie van de
thema’s de leerlijn voldoende bewaken. Dit zal voldoende begeleiding en ondersteuning
vragen.
2.5
Consistentie
Het leerplan bevat geen doelstellingen die strijdig zijn met de eindtermen,
basiscompetenties en sleutelvaardigheden van het opleidingsprofiel Samen leven AO BE
025. De uitwerking van de diverse thema’s in het leerplan vormen een kwaliteitsvolle
uitwerking van het generische opleidingsprofiel. De bijkomende aandacht voor
geletterdheidsdoelen en sleutelvaardigheden kunnen een krachtige ondersteuning
vormen voor het onderwijsleerproces.
2.6
Materiële uitvoerbaarheid
Het leerplan vermeldt verspreid over diverse rubrieken welke materiële vereisten minimaal
noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering. Het feit dat de school een krachtige
leeromgeving vormt, kan evenwel nog explicieter worden aangegeven.
4
Eventuele notities bij lezing van het leerplan (maken geen deel uit van de advisering): De
uitwerking van functionele thema’s vormen een inspirerende leidraad voor de leerkrachten. De
onderbouwing via een visietekst en de missie om ouderbetrokkenheid en laaggeletterdheid te
voorkomen leunen aan bij de opties van de overheid.
5
Beste collega,
Voor je ligt het leerplan MO Samen leven ouders en school. In dit leerplan hebben we als
leerplancommissie het opleidingsprofiel MO Samen leven zo ingevuld dat het zich leent voor een
aanbod voor ouders op de school van de kinderen. Dit aanbod heeft als overkoepelende
doelstelling ouderbetrokkenheid verhogen.
Verschillende centra voor basiseducatie hebben al jaren verschillende samenwerkingsprojecten
met basisscholen lopen. De meeste leden van de leerplancommissie hebben ervaring met deze
oudergroepen, vaak in de vorm van gezinsleren. Het grootste aandeel van deze cursussen gaat
door in een school, maar ook niet altijd. Daarnaast hebben de meeste leden van de
leerplancommissie ervaring met de opleidingen alfabetisering Nederlands tweede taal en
Nederlands tweede taal. Enkelen deden mee aan projecten Ouders in (inter)Actie, geïnitieerd door
de Vlaamse overheid en ondersteund door het Centrum voor Taal en Onderwijs van de K.U.L.
(CTO). Er waren ook ervaringsdeskundige (groot)ouders in de groep.
Dit leerplan bestaat uit drie delen: visie, aanpak en leerplandoelen met leeractiviteiten. Op
verschillende plaatsen leggen we linken tussen de verschillende onderdelen van dit leerplan omdat
ze steeds op de een of andere manier verbonden zijn met elkaar. Het eerste deel van dit leerplan
bespreekt de achterliggende visie voor een aanbod MO Samen leven ouders en school. In het
tweede deel beschrijven we hoe je dit aanbod het best kan aanpakken. We vertrekken vanuit de
leervragen van de ouders zelf en de schoolcontext. Vervolgens staan we stil bij de principes van
functioneel leren en differentiëren, als twee belangrijke didactische componenten in dit aanbod.
Daarna is er aandacht voor sleuteldoelen en taalondersteuning. Als laatste is er in deel twee
ruimte voor evalueren om cursisten op te volgen en als eindbeoordeling. Deel drie concretiseert de
leerplandoelen in voorbeelden van leeractiviteiten die geschikt zijn voor ouders en school. Daarbij
komen ook taaltips en didactische wenken om aan sleuteldoelen te werken.
We hopen je met dit leerplan zin te doen krijgen om een cursus voor ouders op de school van de
kinderen aan te vangen. Werken met ouders in de context van de school is erg belangrijk, niet
alleen voor de ouders maar minstens even zeer voor de kinderen. Ouders die zich betrokken
weten bij het schoolleven van de kinderen en weten wat er op school gebeurt, kunnen hun
kinderen beter ondersteunen. Leerkrachten die ouders meer zien op school, kunnen gemakkelijker
iets bespreken met de ouder. Op die manier winnen de kinderen ook weer.
Veel succes!
De leerplancommissie
6
INHOUDSTAFEL
1. Visie ....................................................................................................................... 8
1.1. Ouderbetrokkenheid verhogen..................................................................................................... 8
1.2. Laaggeletterdheid voorkomen ...................................................................................................... 9
1.3. Programma samenstellen ............................................................................................................. 9
1.3.1. MO Samen leven ......................................................................................................................... 10
1.3.2. Modules uit andere leergebieden ................................................................................................ 12
1.3.3. Leertrajectbegeleiding en doorstroom ......................................................................................... 12
2. Aanpak................................................................................................................. 14
2.1. De school is de leeromgeving .................................................................................................... 14
2.1.1. (Materiële) voorwaarden ............................................................................................................. 14
2.1.2. Afspraken .................................................................................................................................... 14
2.1.3. Programma invullen..................................................................................................................... 15
2.2. Ouders centraal ............................................................................................................................ 16
2.2.1. Leervragen verzamelen ............................................................................................................... 16
2.2.2. Beginsituatie inschatten .............................................................................................................. 17
2.3. Functioneel leren ......................................................................................................................... 17
2.3.1. Algemeen .................................................................................................................................... 17
2.3.2. Projectwerk .................................................................................................................................. 18
2.4. Differentiëren ................................................................................................................................ 19
2.4.1. Verwachtingen ............................................................................................................................. 20
2.4.2. Opdrachten .................................................................................................................................. 20
2.4.3. Ondersteuning ............................................................................................................................. 20
2.4.4. Cyclisch werken........................................................................................................................... 21
2.5. Sleuteldoelen ................................................................................................................................ 22
2.6. Taalondersteuning ....................................................................................................................... 22
2.7. Geletterdheid ................................................................................................................................ 24
2.8. Evalueren ...................................................................................................................................... 24
2.8.1. Cursisten opvolgen ...................................................................................................................... 25
2.8.2. Eindbeoordeling........................................................................................................................... 26
3. Leerplandoelen ................................................................................................... 28
3.1.
3.2.
3.3.
3.4.
3.5.
Thema’s......................................................................................................................................... 28
Voorbeelden van leeractiviteiten ................................................................................................ 29
Taaltips.......................................................................................................................................... 29
Sleuteldoelen ................................................................................................................................ 29
Uitgewerkte thema’s .................................................................................................................... 29
4. Bijlagen................................................................................................................ 52
7
1. Visie
1. Visie
De centra voor basiseducatie organiseren al geruime tijd cursussen voor ouders, al dan niet in de
school van hun kind(eren). In het voorjaar 2010 ontstond op basis daarvan een visietekst
Basiseducatie werkt samen met scholen.1 Belangrijk in de visietekst is dat het aanbod voor ouders
en school steeds afhankelijk is van de concrete ouders in de concrete school. In principe kan al het
aanbod basiseducatie ingericht worden voor ouders in de school van de kinderen. Maar er zijn
uiteraard opleidingen en modules die beter passen dan andere. Met dit leerplan sluiten we aan bij
een maatschappelijke verwachting: ouders zijn betrokken op de schoolloopbaan van de kinderen
en nemen hun ouderrol in die context ten volle op.
1.1.
Ouderbetrokkenheid verhogen
Ouders willen steeds het beste voor hun kind en net deze betrokkenheid motiveert hen. Een
aanbod maatschappijoriëntatie voor ouders op school is dubbele winst: de ouders verhogen hun
competenties en zijn nauwer betrokken bij de school van hun kind. Het is belangrijk dat ouders
uiting kunnen geven aan hun betrokken-zijn bij hun kind op school en dat ze zich ook betrokken
kunnen tonen bij de school op zich. Daarnaast is het van belang dat ze zich kunnen opstellen als
partner van de school met het oog op de opvoeding van hun kind, dat ze kunnen communiceren
met de school en actief hun rol als ouder opnemen ten aanzien van hun schoolgaand kind. Op die
manier kunnen ouders bijdragen aan de slaagkansen van hun kind. De modules van de opleiding
MO Samen leven lenen er zich toe dit aanbod vorm te geven. Dit is de inhoud van de opleiding: 2
De opleiding MO Samen leven gaat over samen leven in de meest brede betekenis. Ten eerste
zijn er in deze opleiding twee basismodules: Handelen in groep en Diversiteit. De module
Handelen in groep focust op sociale samenhang, democratisch handelen en solidariteit. De
module Diversiteit doet cursisten stilstaan bij de verschillen en gelijkenissen tussen mensen. De
cursist leert diversiteit tussen mensen appreciëren en ermee omgaan. In beide modules krijgt
communicatie heel wat aandacht. Daarnaast kiest de cursist één van de drie keuzemodules:
Opvoeden, Vrije tijd of Communiceren. De eerste module richt zich naar cursisten die vanuit de rol
opvoeder de opleiding volgen. Het exploreren van opvoedkundige vaardigheden is hierin het
belangrijkste doel. De module Vrije tijd richt zich meer op de rol vrijetijdsbesteder, al kan deze
module zeker even interessant zijn vanuit het perspectief van werkenden of cursisten met andere
rollen. Het organiseren van de vrije tijd staat hier voorop. De laatste keuzemodule is
Communiceren. Deze module laat cursisten toe hun communicatieve vaardigheden die essentieel
zijn in de basismodules te versterken en te verdiepen. De combinatie van elk van de drie
keuzemodules met de twee basismodules leidt naar het certificaat van de opleiding. De
verschillende leerwegen zijn immers evenwaardig.
Het leerplan MO Samen leven ouders en school is een handleiding voor de lesgever
basiseducatie om de doelen van het opleidingsprofiel waar te maken. Het leerplan MO Samen
leven ouders en school is echter een specifiek leerplan. Dit is zo omdat het zich richt naar een
bepaalde doelgroep in een bepaalde context. Het richt zich namelijk naar ouders in de context van
de school van hun kind(eren). Het begrip ouders is in dit leerplan breed op te vatten: ouder,
opvoeder, begeleider, persoon aan wie het ouderlijk gezag is toevertrouwd. Het begrip school
verwijst in dit leerplan naar de school waar de kinderen, of één van de kinderen, van de cursisten
naar school gaan. Deze school is in principe ook de school waarin de lessen voor de ouders
doorgaan, maar om praktische overwegingen kan dit principe wel eens verlaten worden. Centra
kunnen in één oudergroep ook meer dan één basisschool betrekken. Maar de praktijk wijst uit dat
het een kritische succesfactor is om het aanbod op één school te organiseren.
1
2
Zie bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
Zie bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
8
1. Visie
De thema’s die in dit leerplan zijn uitgewerkt, zijn die van een basisschool.3 Centra kunnen MO
Samen leven ouders en school uiteraard ook in de context van een school voor secundair
onderwijs organiseren. Maar de context van een secundaire school zal niet zomaar een kopie zijn
van die van de basisschool. Daarnaast kunnen centra in dit leerplan ook inspiratie vinden om met
oudergroepen aan de slag te gaan die niet rechtstreeks een link hebben met een school. Het kan
gaan over samenwerken met voorschoolse initiatieven, kinderopvang, opvoedingswinkels,
inloopteams, ontmoetingsplaatsen voor ouders, …
1.2.
Laaggeletterdheid voorkomen
Dit aanbod heeft als doel ouders te versterken maar zal ook een positief preventief effect hebben
op de geletterdheid van de kinderen. In het kader van laaggeletterdheid voorkomen is het
verhogen van de competenties van de ouders een belangrijk spoor voor de centra voor
basiseducatie.4 Dit idee heeft dan ook zijn weg gevonden naar een actie in het ontwerp
Strategisch plan geletterdheid verhogen 2012-2016:
“1.11. De onderwijsoverheid stimuleert scholen die willen investeren in samenwerking, gericht op
geletterdheidstraining van ouders.
In het kader van een preventief geletterdheidsbeleid werkt de onderwijsoverheid een concept uit
voor geletterdheidstraining van laaggeletterde ouders tijdens de schooltijd van de kinderen (cfr.
School en Ouders - Ouderbetrokkenheid verhogen via een behoeftegericht aanbod NT2).
Daarbinnen krijgt het geïntegreerd en op maat werken aan geletterdheid met ouders in de school
van de kinderen een plaats. Scholen worden gestimuleerd en ondersteund in het voeren van een
taalbeleid en een beleid rond ouderparticipatie. In dat kader worden scholen gestimuleerd om
samen te werken met de basiseducatie rond geletterdheid. De onderwijsoverheid zorgt voor de
verspreiding van het concept.
De expertise van de Centra voor Basiseducatie wordt ingezet voor korte opleidingen voor ouders,
gericht op de geletterdheidscompetenties die nodig zijn in de schoolse context van de kinderen,
basisgebruik ICT en elementaire rekenvaardigheden. De Centra voor Basiseducatie bouwen een
aanbod voor laaggeletterde ouders uit in samenwerking met scholen met het oog op preventief
werken aan geletterdheid. De Centra voor Basiseducatie bouwen dit aanbod verder uit onder meer
in de ontwikkeling van een specifiek leerplan.”5
Dat specifieke leerplan voor de centra voor basiseducatie is alvast klaar. Daarnaast is het
belangrijk dat scholen inderdaad kunnen rekenen op stimulansen zodat er veel
samenwerkingsverbanden kunnen ontstaan.
1.3.
Programma samenstellen
Het aanbod voor ouders in scholen zal steeds variatie vertonen. Een cursus wordt uitgebouwd in
nauw overleg met de school om te kunnen inspelen op plaatselijke noden en situaties. In de
visietekst Basiseducatie werkt samen met scholen schrijven we het zo: 6
De concrete invulling van het aanbod voor ouders op de school van de kinderen is afhankelijk van
de concrete groep ouders die samengebracht wordt. Daarnaast legt ook elke begeleider accenten
binnen de contouren van het agogisch project van het eigen centrum voor basiseducatie. Er wordt
bovendien rekening gehouden met de cultuur van de partnerschool. In het aanbod komen echter
steeds drie aspecten in meer of mindere mate aan bod.
Zie 3.1. Thema’s
Uit het memorandum van de Federatie Centra voor Basiseducatie n.a.v de Vlaamse verkiezingen; juni 2009.
5
Uit het document: Overzicht_voorstellen_acties_plan_geletterdheid (19-10-2011) (bezorgd door Andy Thoelen) p. 9
6
Zie bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
3
4
9
1. Visie
De school als context 7
Ouders leren de context school kennen. Enkele voorbeelden:
 Wat gebeurt er in de klas?
 Wie doet wat op school?
 Welke informatiekanalen gebruikt de school?
 Wat verwacht de school van ouders?
Communicatie 8
De communicatie van ouders met de school wordt ondersteund. Enkele voorbeelden:
 Vragen (durven) stellen aan de juf/meester, het secretariaat, …
 Briefjes lezen en invullen
 Naar het oudercontact gaan
 Omgaan met de schoolagenda, heen-en-weer schriftjes, …
 Kennis van de schooltaal verhogen
Opvoeden van kinderen 9
Thema’s die de opvoeding van kinderen kunnen ondersteunen en inspelen op de vragen en
interesses van ouders, krijgen ook aandacht. Enkele voorbeelden:
 Huiswerkbegeleiding
 Straffen en belonen (omgaan met ongewenst gedrag van je kind)
 Grenzen stellen
 Kinderen stimuleren in hun ontwikkeling
 Structuur bieden
 Spelen
 Vrije tijd en sport
 Waar kan je terecht met vragen?
Soms wordt slechts één module ingericht. In andere gevallen is het mogelijk meerdere modules
parallel of geïntegreerd aan te bieden. Modules die na elkaar komen, kunnen zorgen voor meer
structuur en duidelijkheid. Modules die naast elkaar lopen kunnen misschien meer ruimte geven
om in te spelen op wat er in de school gebeurt. Afhankelijk van de intensiteit van het aanbod
kunnen meerdere modules per semester of schooljaar ingericht worden. Eén module is voor
zwakkere cursisten echter zelden genoeg om stappen te zetten in leren. De leerlijn doorheen een
module en over de modules heen wordt uitgestippeld in functie van de cursisten.
Dit leerplan is zo opgevat dat alle organisatorische mogelijkheden open blijven. Bij de vijf modules
van de opleiding MO Samen leven heeft de leerplancommissie verschillende voorbeelden van
leeractiviteiten uitgewerkt die het toelaten flexibel en geïntegreerd met de leerplandoelen om te
springen. We voorzien geen volgorde in modules en drukken geen voorkeuren uit. Het is echt aan
het centrum en de school om samen te beslissen wat ingericht wordt. Indien mogelijk worden
hierin ook de cursisten betrokken. Dit kan enkel wanneer de cursisten vooraf gekend zijn.
Wanneer een vervolgmodule ingericht wordt, is het aangewezen de keuze mee te laten bepalen
door de cursisten.
1.3.1.
MO Samen leven
Het komt erop aan die modules te selecteren die het best passen bij de oudergroep in de school.
We vertrekken in dit leerplan uiteraard vanuit de opleiding MO Samen leven. Hieronder geven we
van elke module de inhoud weer en omschrijven we kort hoe we de module in dit leerplan hebben
ingevuld.
7
Zie 2.1. De school is de leeromgeving
Zie 2.6. Taalondersteuning
9
Zie 2.2. Ouders centraal
8
10
1. Visie
Handelen in groep
De cursist ervaart in de module Handelen in groep hoe in groep een doel nagestreefd wordt. In de
groep zet de cursist zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen. Hij
weegt belangen op korte en lange termijn af. Communicatie wordt in deze module beschouwd
binnen een breder geheel van sociale samenhang, democratisch handelen en solidariteit.
Gelijkwaardigheid, afspraken en regels zijn ook thema’s. De cursist leert daarnaast om te gaan
met ideeën, standpunten en belangen van verschillende mensen. Ten slotte wordt het
groepsproces doorleefd, vormgegeven en geëvalueerd.10
In dit leerplan wordt deze module vooral uitgewerkt met het oog op projectwerk.11 De drie
voorbeelden zijn: een verkeersproject, een speelplaatsproject en een project ouderparticipatie.12
Als je in de school een project wil uitwerken met de ouders is de module Handelen in groep
aangewezen.
Diversiteit
In de module Diversiteit staat het respectvol omgaan met verschillen tussen mensen en
levensopvattingen centraal. Het gaat over verkennen en reflecteren. De cursist toetst zijn mening
aan feiten en andere meningen. Hij oefent respect tonen en opbrengen in de praktijk. Hij leert
vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik herkennen. Aan de hand
van actuele en historische voorbeelden komen de gevolgen van onverdraagzaamheid, racisme en
xenofobie aan bod. Er is ook aandacht voor sociale samenhang en solidariteit. Daarnaast komt de
multiculturele samenleving ter sprake. De cursist leert in deze module hoe cultuur een impact heeft
op voelen, denken en handelen.10
We geven in dit leerplan niet alleen voorbeelden van leeractiviteiten in het thema “verschillen
tussen mensen”; een smalle interpretatie van diversiteit. Maar we begrijpen diversiteit in een
schoolcontext ook als verschillen zien in talenten en daarmee omgaan. Daarnaast staan we stil bij
diversiteit in scholen: hier en ginder of vroeger en nu.11
Opvoeden
De cursist exploreert in de module Opvoeden verschillende opvoedkundige vaardigheden. Hij leert
kinderen en jongeren te stimuleren in hun ontwikkeling. De module gaat in op zorg en allerlei
activiteiten voor kinderen en jongeren. De cursist leert daarnaast meer over de schoolloopbaan
van kinderen en hoe hij die kan ondersteunen. Hij neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die
aan zijn gezag zijn toevertrouwd. In deze module staat het gebruiken van een geschikte
communicatievorm voorop.10
Hoewel de module Opvoeden in de opleiding MO Samen leven een keuzemodule is, staat ze in dit
leerplan centraal om evidente redenen. Vanuit deze module werken we verschillende thema’s uit:
autonomie ondersteunen, het welzijn van je kind, structuur, het oudercontact, keuzes maken, het
schoolreglement en de organisatie van het onderwijs.11
Vrije tijd
De module Vrije tijd gaat over allerlei vormen van vrijetijdsbesteding. De cursist leert zich op
verschillende manieren te informeren. Hij maakt kennis met maatschappelijke diensten en
instellingen in het kader van vrije tijd. Er is aandacht voor een evenwicht tussen rust en beweging,
werk en ontspanning. De cursist oefent het plannen en organiseren van vrije tijd. Hij leert
activiteiten te kiezen op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden. Ten slotte
evalueert hij die keuzes.10
10
Zie bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
Zie 2.3.2. Projectwerk
12
Zie 3.1. Thema’s
11
11
1. Visie
We werken in dit leerplan in de module Vrije tijd vier thema’s uit: spelen, planning, bezoek aan…
en slim op weg.13
Communiceren
De module Communiceren behandelt de basisprincipes van communicatie. Het gaat over verbale
en non-verbale communicatie en over objectief en subjectief waarnemen. De cursist vertrekt vanuit
de eigen ervaring, maar hij leert de eigen interpretaties aftoetsen aan anderen. De cursist kan
daarnaast in verschillende situaties de basisprincipes van communicatief handelen in de praktijk
brengen: open vragen stellen, actief luisteren en feedback uiten. In verschillende persoonlijke
relaties leert hij een geschikte communicatievorm te gebruiken en respectvol om te gaan met
verschillen tussen mensen en levensopvattingen.14
In dit leerplan krijgt de module Communiceren uiteraard ook een erg specifieke invulling. De
thema’s die we kozen zijn: berichten en boodschappen voor de school, brieven en rapporten van
de school, afspraken en informele praatjes op school.13
1.3.2.
Modules uit andere leergebieden
Bij de selectie van modules voor een aanbod voor ouders en school mag men zich niet per se
laten beperken door de mogelijkheden binnen de opleiding MO Samen leven. Een vleugje
inspiratie:
Nederlands, alfaNT2 en NT2
Een module uit de opleiding MO Samen leven zou parallel kunnen lopen met een module
Nederlands, alfaNT2 of NT2. In de opleiding MO kan ondersteunend aan taal gewerkt worden,
maar een specifieke module kan dit extra in de verf zetten. Er kan dan ook expliciet gewerkt
worden aan Nederlandse taalvaardigheid.
Specifiek voor NT2 wijzen we op de mogelijkheid aan de slag te gaan met het specifiek leerplan
NT2 School en ouders15. In dat leerplan leggen we de link tussen de uitgewerkte leeractiviteiten in
thema’s per module en de veertien taalgebruikssituaties van waaruit het specifiek leerplan NT2
vertrekt.16
Wiskunde
Het aanbod MO kan perfect aangevuld worden met een module wiskunde. Voor anderstalige
cursisten denken we eerst en vooral aan de geletterdheidsmodules Brugmodule alfa (40 lestijden)
en Tijd en ruimte (20 lestijden). Daarnaast biedt de open module wiskunde heel wat
mogelijkheden. In 20, 40 of 60 lestijden werk je aan die wiskundedoelen die voor de
cursistengroep relevant zijn.
ICT
De combinatie met een ICT-module kan interessant zijn. De module ICT Start en de module
Oefenen en leren met ICT (beide 30 lestijden) liggen het meest voor de hand. Veel informatie over
de school, de klas en de lessen is terug te vinden op de website van de school. Heel wat scholen
gebruiken daarnaast de website voor een deel van hun communicatie met ouders. Het internet
biedt veel mogelijkheden om kinderen te ondersteunen bij huistaken en ouders zijn nieuwsgierig
naar het gebruik van de computer. ICT als ingang om ouderbetrokkenheid te verhogen, biedt op
zijn beurt kansen behoeftegericht te leren.
1.3.3.
Leertrajectbegeleiding en doorstroom
Vaak stellen we vast dat deelnemen aan een aanbod voor ouders op school mensen stimuleert
deel te nemen aan andere cursussen in het open aanbod van de centra voor basiseducatie. Het is
Zie 3.1. Thema’s
Zie bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
15
[Goedkeuringsdatum en referentie]
16
Zie bijlage 8. Thema’s en taalgebruiksituaties uit het leerplan NT2 school en ouders
13
14
12
1. Visie
belangrijk dat het centrum hier vooraf al even bij stil staat. Op welke manier kan je doorstroom
stimuleren? Je kan zorgen voor een vervolgmodule in het centrum voor de hele groep of cursisten
individueel toeleiden naar aanbod dat voor hen het meest geschikt is. Zie je doorstroom na het
aanbod op school of kan het (deels) parallel lopen? Ook hier zijn er weer heel wat mogelijkheden.
Zo zijn er in de opleidingenstructuur van het leergebied MO enkele dwarsverbindingen voorzien in
de vorm van gemeenschappelijke modules. Deze bruggetjes zijn er om cursisten te stimuleren
andere opleidingen in het leergebied MO aan te vatten en het verband tussen de verschillende
opleidingen duidelijk te maken. Zo komt de module Handelen in groep eveneens voor in de
opleiding Rechten en plichten. De module Diversiteit is terug te vinden in de opleiding Actualiteit en
geschiedenis en de opleiding Omgaan met veranderingen. De module Communiceren is
gemeenschappelijk met de opleidingen Communicatie en Gezondheid.17 Voor een vervolgaanbod
MO kan je misschien eerst kijken naar deze opleidingen. Het belangrijkste principe is steeds dat de
cursist door gepaste leertrajectbegeleiding toegeleid wordt naar aanbod dat aan zijn leervraag
beantwoordt.
Er kan ook gedacht worden aan doorstroom naar aanbod buiten de basiseducatie. Wellicht zijn er
interessante voorzieningen voor ouders in de buurt: een praatgroep, een ontmoetingsplaats voor
ouders, … Bespreek dit liefst met de school, misschien werkt zij al samen met bepaalde
initiatieven in het kader van een beleid rond brede school.
17
Zie bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
13
2. Aanpak
2. Aanpak
2.1.
De school is de leeromgeving
Het aanbod voor ouders en school staat of valt met een goede samenwerking met de school.
Inzicht krijgen in de bedoelingen en verwachtingen van de school ten aanzien van de ouders en de
samenwerking met de basiseducatie is cruciaal. Overleg over visie en aanpak is belangrijk voor de
gezamenlijke uitbouw van het programma. Een wisselwerking en afstemming met de school zorgt
voor een echt geïntegreerd programma. Wanneer de school wil reflecteren over de eigen houding
ten aanzien van ouders is veel mogelijk. Het is belangrijk dat het engagement van de school zich
ook vertaalt in werktijd en mogelijkheden voor de betrokkenen om de samenwerking te
ontwikkelen: overleggen, afstemmen, samen een project opzetten, gezamenlijk evalueren, …
2.1.1.
(Materiële) voorwaarden
We rekenen op de school om ouders aan te spreken, uit te nodigen voor het aanbod en blijvend te
motiveren. De school heeft een belangrijke rol te spelen in de werving. Dit werven kan gebeuren
met flyers, via de agenda, via een zorgleerkracht of een klasleerkracht die ouders concreet
aanspreekt aan de schoolpoort. Een combinatie kan ook. Hoe persoonlijker het contact, hoe
succesvoller het vaak is. Soms kan je het aanbod voorstellen op een infomoment voor ouders. Het
moet voor ouders duidelijk zijn waar en wanneer ze zich kunnen inschrijven. Vaak hebben de
ouders die interesse hebben voor de cursus ook jongere kinderen. Soms kan opvang geregeld
worden in de school. Het is aan te raden dit vooraf met de school te bespreken.
Je moet ter plaatse als lesgever ten minste kunnen beschikken over een aangenaam lokaal van
aanvaardbare grootte, stoelen op maat van volwassenen, een bord en een cd-speler. Afhankelijk
van inhoud en vorm van de lessen zijn een dvd-speler en een tv, of een pc (met
internetaansluiting) en een beamer nodig. In elk geval bekijk je met de school en met het eigen
centrum wat mogelijk is.
Het is een kritische succesfactor dat de directie van de school een faciliterende rol speelt.
Daarnaast verwachten we dat zowel leerkrachten als ander schoolpersoneel positief staan ten
opzichte van ouders en het aanbod dat voor hen ingericht wordt. Een goede informatiedoorstroom
in de school kan je zelf bevorderen, bijvoorbeeld door de cursus te introduceren op een
personeelsvergadering. Op zo’n moment kan je inhoudelijke input vragen voor de cursus, feedback
krijgen of medewerking vragen voor bepaalde oefeningen of een project. Zeker als je een project
wil doen is voldoende interne medewerking belangrijk.
Het is belangrijk dat je op de school één aanspreekpersoon hebt bij wie je terecht kunt met
praktische en andere vragen. Wanneer je een project doet op de school, is het nodig dat de
aanspreekpersoon hiervoor ook aanspreekbaar is.
2.1.2.
Afspraken
Het lokaal waar de lessen doorgaan is bij voorkeur niet de enige plaats waar de lesgever
basiseducatie en de oudergroep vertoeven. Het is net de bedoeling alle uitdagende elementen te
benutten. Dit kan zowel binnen de school (gangen, prikbord, speelplaats, knutselruimte…) als
daarbuiten zijn (wanneer er bijvoorbeeld een uitstap naar het park op de agenda staat). Stem
vooraf af met de school wat kan en wat niet. Sommige scholen weten liever vooraf wanneer je
door de gangen trekt met je cursisten. Voor andere scholen is een onverwacht bezoek in de klas
geen probleem. Goede afspraken maken goede vrienden.
Soms zorgt de school voor verwelkoming en koffie, soms brengen cursisten koekjes mee. Maak
dus ook afspraken over de pauze. Waar en wanneer gaat de pauze door? Vaak is het niet
aangewezen de pauze te laten samenvallen met de speeltijd van de kinderen. De verleiding even
te gaan zwaaien naar de kinderen is voor veel ouders wellicht te groot. Dit kan storend werken
voor de leerkrachten. Andere afspraken maak je met de cursisten zoals je gewoonlijk met je klas
14
2. Aanpak
afspreekt: geen gsm, niet onmiddellijk vertalen naar elkaar, respect voor elkaar, verwittigen als je
niet kan komen. Als je van plan bent een project op te zetten met de oudergroep, kan je hier best
ook afspraken over maken, want je verwacht dat iedereen eraan deelneemt. Met de cursisten kan
je ook overleggen welk project jullie samen gaan doen.
2.1.3.
Programma invullen
Bij het begin van de samenwerking is het nodig met de school uit te klaren wat precies verwacht
wordt van het aanbod basiseducatie. Op basis van die verwachtingen kan je eerst en vooral het
programma samenstellen door modules te selecteren.18 Daarmee is de kous echter niet af. Van de
school verwachten we immers nog meer input…
Op basis van gesprekken met directie en/of leerkrachten op school kan je informatie verzamelen
over de sfeer op school. Hieronder staan enkele vragen. Verwacht geen volledig uitgewerkte visie
op al deze aspecten. Probeer aan te voelen hoe het schoolteam over deze zaken denkt en bedenk
dat de school hier ook in groeit.
 Welke visie heeft de school op het vlak van communicatie en/of ouderbetrokkenheid?
 Welke visie heeft de school op thuistaal en schooltaal?
 Verloopt de communicatie met de ouders via de agenda, brieven, de website? Hoe gaat
men om met tolken?
 Wat zijn de verwachtingen naar ouders? Hoe verlopen de oudercontacten?
 Welke ervaring heeft de directie met de ouders? Zijn er problemen met ouders?
 Wat is de verhouding Nederlandstaligen-anderstaligen?
 Hoe gaat de school om met diversiteit in godsdienstbeleving?
 Hoe gaat de school om met gezonde voeding, milieu? Zijn er afspraken over trakteren bij
verjaardagen of een bedanking voor de juf?
 Organiseert de school financiële acties? Is het oké als je daar als ouder niet aan
deelneemt?
 Hoe gaat de school om met afwezigheden en te laat komen? Hoe gaat de school om met
straffen en belonen? Zijn er afspraken over huiswerk?
 Mag de oudergroep komen kijken in een klas? Komt er eens een leraar of medewerker van
de school naar de oudergroep?
Het schoolleven van september tot juni vormt de leidraad voor de leerlijn van het aanbod.
Functioneel werken is inspelen op de leermogelijkheden in de school.19 Het is dus belangrijk de
schoolkalender in kaart te brengen:
 Hoe verloopt een schooljaar (vakantieregeling, evenementen, uitstappen)? Werkt men in
thema’s (Kerst, Sinterklaas, Pasen)?
 Waar en wanneer zijn er formele of informele contacten tussen school en ouders?
 Welke locaties/situaties kan je in de school vinden die relevant zijn voor ouders?
 Worden activiteiten georganiseerd voor en met de ouders en de kinderen (schoolfeest,
quiz, pannenkoekenbak, Vlaamse kermis, culturele evenementen)?
 Waar kan de cursus aansluiting vinden met activiteiten op school voor een project?
 Is er een schoolkalender die de ouders kunnen gebruiken?
Een aantal schoolactiviteiten zal herhaaldelijk voorkomen (ouderraad, luizenalarm, informatie bij
een uitstap). Andere activiteiten zijn gebonden aan een bepaald moment (sinterklaasfeest,
kerstmarkt, jaarlijkse rommelmarkt). Plan je lessen op basis van de schoolkalender en zorg voor
afwisseling. Probeer niet te zeer vast te hangen aan die planning: speel ook in op onvoorziene
omstandigheden. Hou je ogen en oren open voor projecten en initiatieven die vanuit de omgeving
afkomen op de school, zoals initiatieven van Kind en Gezin om deelname aan het kleuteronderwijs
te promoten, initiatieven van de lokale bibliotheek of spelotheek, diverse projecten rond
gezondheid, multiculturele uitwisseling, initiatieven van de gemeente zoals een vrijetijdsaanbod, …
18
19
Zie 1.3. Programma samenstellen
Zie 2.3. Functioneel leren
15
2. Aanpak
2.2.
Ouders centraal
We willen in de eerste plaats ouders erkennen in hun ouder zijn. Ouders centraal wil tevens
zeggen dat een educatief programma voor ouders inspeelt op wat zich plaatselijk voordoet en
rekening houdt met de concrete vragen en ervaringen van elke specifieke groep ouders. Een
aantal factoren bepaalt wezenlijk de aard en de inhoudelijke accenten van de cursus: gaat het
bijvoorbeeld over ouders van kleuters, van lagere schoolkinderen of van middelbare scholieren?
Gaat het om autochtone of allochtone ouders of om een gemengde groep? Welke interesses
hebben de deelnemers? Zijn er meer mannen dan vrouwen? Het is aangewezen voor of bij het
begin van de cursus na te gaan hoe de ouders staan ten opzichte van de school en de
leerkrachten. Kunnen ze er terecht met vragen? Kunnen ze goed praten met leerkrachten?
Hebben ze vertrouwen in de school? Kennen ze de afspraken binnen de school? Gaan ze akkoord
met de afspraken op school?
2.2.1.
Leervragen verzamelen
De cursisten hebben elk hun verwachting van deze cursus. Het is goed dat ze die kunnen
uitspreken. De ene wil zijn kinderen helpen bij het huiswerk, een ander wil een goed contact met
de school of het rapport begrijpen, ... De eerste lessen worden best gebruikt als kennismaking.
Hieronder geven we enkele voorbeelden van manieren waarop je leervragen kan verzamelen.
Inspelen op interesses van ouders zorgt voor een grotere betrokkenheid.
Klasgesprek
Aan de hand van één of meer klasgesprekken kan je leervragen naar boven brengen. Begin best
met enkele kennismakingsvragen: Wie ben je? Hoeveel kinderen heb je? Hoe oud zijn je
kinderen? Gaan die kinderen hier naar school? Wat wil je leren in deze cursus?
Invulformulier
Een andere mogelijkheid is cursisten aan de hand van een invulformulier individueel te vragen wat
ze willen leren. Denk erover na of je met een keuzelijst werkt, met open vragen of met een
combinatie. Het risico van een open vraag is dat je weinig antwoorden krijgt, het nadeel van
meerkeuzevragen is dat je geen extra informatie krijgt.
Voorlopige planning voorstellen
Je kan aan de groep voorleggen wat je van plan bent te doen. Als je op je lessenschema enkele
lege plaatsen laat en cursisten aangeeft dat ze zelf suggesties kunnen doen, kom je vaak ook
goed vooruit. Als je teveel mogelijkheden hebt, doe je er goed aan samen met de cursisten te
kiezen waar meer en minder tijd naartoe gaat, of wat je helemaal niet doet.
Stellingenspel onderwerpen
Een alternatief voor het voorstellen van de planning is elk onderwerp waar je aan dacht voor te
stellen door per onderwerp een stelling te lanceren. Aan de hand van de reacties op de stellingen
en de wellicht spontane discussie die ontstaat, kan je beter inschatten hoe je met verschillende
onderwerpen aan de slag kan gaan.
Doe de test: Welke ouder ben ik?
Volgens Klasse is elke ouder een roos. Aan de hand van acht beschrijvingen kan je met de
cursisten nagaan welke ouder zij zijn.20 Uit het gesprek dat je daarover met de cursisten aangaat,
komen zeker ook leervragen naar boven.
In de loop van de cursus…
Wanneer je ouders samenbrengt, zullen zij ook vragen met betrekking tot de opvoeding van de
kinderen meebrengen. Leervragen verzamelen blijft tijdens de hele cursus belangrijk. Speel in op
vragen van cursisten, onvoorziene situaties, brieven van de school, … Vertrek natuurlijk vanuit de
context van de school waar de cursus doorgaat, maar ouders hebben wellicht ook vragen over de
20
Beschikbaar op het internet (2011): www.klasse.be/ouders/21112/welke-ouder-ben-ik/
16
2. Aanpak
opvoeding thuis, over andere oudere of jongere kinderen, over mogelijkheden van
opvoedingsondersteuning, … Geef ook deze vragen een plaats.
2.2.2.
Beginsituatie inschatten
Tijdens het verzamelen van leervragen van ouders21 voor en bij het begin van de cursus krijg je
een eerste indruk van de beginsituatie van de cursist. Dit is belangrijk om drie redenen. Ten eerste
weet je op die manier aan welke leerplandoelen je meer of minder aandacht moet besteden zodat
cursisten slagen.22 Bovendien kan je zo zien of de cursisten vorderingen hebben gemaakt tijdens
de cursus. Ten derde kan je beter inschatten hoe je kan differentiëren.23
Elke module omvat een aantal leerplandoelen waaraan je werkt doorheen de cursus. Op het einde
van de module moet je beslissen of de cursisten de leerplandoelen in voldoende mate bereikt
hebben om geslaagd te zijn. Na enkele lessen is het zinvol per cursist bij elk leerplandoel een
inschatting neer te schrijven van de mate waarin hij die competentie beheerst. Cursisten komen
immers niet als een leeg blad naar de cursus. Ouders weten al dingen, hebben al zaken
meegemaakt, ze hebben een zekere houding, … Het maakt niet uit of je gebruik maakt van een
puntenschaal, een beheersingsschaal (van niet goed naar uitstekend) of gewoon beschrijft in
hoeverre de cursist de competentie beheerst. Je kan de leerplandoelen eventueel opdelen voor
een nauwkeurigere inschatting maar dat hoeft niet.
Naast de leerplandoelen van de opleidingen zelf werken we in alle modules van de basiseducatie
ook aan sleuteldoelen.24 Het leervragenspel en de test “Welke ouder ben ik?”25 bevatten
elementen die terugkomen in sleuteldoelen. Je kan op basis van dergelijke oefeningen en
observatie van cursisten tijdens het lesgeven ook een inschatting maken van de mate waarin
cursisten de sleuteldoelen machtig zijn. Ook de manier waarop je taalondersteuning26 aanbiedt,
hangt af van de beginsituatie van de cursist.
Wees je ervan bewust dat wat je hier neerschrijft een inschatting is en grotendeels gebaseerd op
een eerste indruk. Ga dus kritisch om met je bevindingen en bespreek jouw inschatting met de
cursisten. Door je eerste indruk neer te schrijven, ga je er bewuster mee om dan wanneer je dat
niet doet.
2.3.
Functioneel leren
Mensen leren gemakkelijker als ze merken dat ze de dingen die belangrijk voor hen zijn in de
eigen omgeving uiteindelijk kunnen gebruiken. Bepaalde schoolactiviteiten kunnen een aanleiding
zijn om met ouders aan de slag te gaan of ze kunnen een perfecte aanvulling zijn op wat er in de
oudergroep gebeurt. Zo kunnen ouders bijdragen aan het schoolfeest of een taak opnemen binnen
een project in de school. Een concrete gebeurtenis maakt het leerproces vanzelfsprekender,
stimuleert en schept extra leerkansen. De schoolcontext is een krachtige leeromgeving voor
ouders. De context zelf maakt de kans op het functioneren erin groter.
2.3.1.
Algemeen
Het aanbod voor ouders op school is steeds functioneel. Dit betekent dat we werken aan de hand
van betekenisvolle taken en situaties in functie van zaken waarmee ouders in aanraking komen.
Het zinvolle van de taken moet ervoor zorgen dat de cursisten vanzelf succeservaringen opdoen,
wat hen weer aanzet tot verder leren. De voorbeelden van leeractiviteiten die we verderop in dit
leerplan uitwerken27 zijn dan ook steeds ingebed in functionele en actieve werkvormen. De
cursisten bespreken, proberen, verkennen, zoeken op, bekijken, doen, denken en ervaren. Stem
dit alles af op de school waar de oudergroep doorgaat. Bijvoorbeeld: Werken met de axenroos als
21
Zie 2.2.1. Leervragen verzamelen
Zie 2.8. Evalueren
23
Zie 2.4. Differentiëren
24
Zie bijlage 3. Sleuteldoelen
25
Zie 2.2.1 Leervragen verzamelen
26
Zie 2.6. Taalondersteuning
27
Zie 3.1. Thema’s
22
17
2. Aanpak
het gaat over gevoelens wordt pas echt interessant als de school daarmee ook werkt met de
kinderen. Bij het uitwerken en selecteren van leeractiviteiten moet je steeds nagaan of de
leeractiviteit aan drie voorwaarden voldoet:
1. Sluit de leeractiviteit aan bij iets wat zich in deze schoolcontext voordoet?28
2. Is de leeractiviteit zinvol, herkenbaar en bruikbaar voor de cursisten?29
3. Geeft de leeractiviteit aanleiding tot communicatie?30
Als de voorbeelden van leeractiviteiten in dit leerplan niet aan deze voorwaarden voldoen voor
jouw oudergroep, kan je ze beter aanpassen of alternatieve leeractiviteiten ontwikkelen. Denk
eraan dat de leeractiviteiten die je voor ouders en school opzet functioneel kunnen zijn met het oog
op vier omgevingen: de oudergroep zelf, de schoolomgeving, het gezin en de samenleving. Beperk
je dus niet tot de schoolomgeving, maar neem dit wel als vertrekpunt.
Het is niet toevallig dat de leerplandoelen competentiegericht geformuleerd zijn. We vertrekken in
de functionele aanpak dus ook vanuit wat de cursisten (potentieel) kunnen, niet vanuit wat de
cursisten niet kunnen. Op die manier speel je maximaal in op de aanwezige voorkennis zodat
cursisten de nieuwe informatie kunnen consolideren. Functioneel leren is ook doelgericht leren.
Dit kan je aanwakkeren door met cursisten bij de start van de cursus en in elke bijeenkomst
duidelijk te maken wat de lesdoelen zijn, want op die manier geef je betekenis aan het leren.
Cursisten die weten waarover de les gaat en wat de bedoeling is, zijn meer betrokken. Dit geldt
ook voor het aanmoedigen van transfer. Het is voor de cursisten basiseducatie niet evident wat ze
leren in de groep toe te passen in andere situaties. Sta daar dus expliciet bij stil in de les. Dit doe
je bijvoorbeeld door het oudercontact voor te bereiden in de groep, maar even goed door linken te
leggen tussen wat op school en in het gezin gebeurt. Het vertrekken vanuit functionele taken
vergemakkelijkt op zich de transfer van wat geleerd wordt in de groep naar het toepassen in reële
situaties.
Lesactiviteiten in een functionele aanpak zet je zo op dat ze naast de directe uitdaging de nodige
mediërende ingrepen toelaten. Mediërend leren organiseren is ervoor zorgen dat de kloof tussen
verworven en nieuwe competenties net groot genoeg is om uitdagend te zijn en niet te groot om de
kloof te kunnen overbruggen. Het moeten met andere woorden haalbare taken zijn in een veilige
en ondersteunende omgeving. De cursisten worden betrokken in het bepalen van wat er moet
gebeuren, welke stappen daarvoor nodig zijn, het plan maken en uitvoeren, nagaan of het plan
goed vlot, eventueel bijsturen en uiteindelijk evalueren of het doel bereikt is. Mediërend leren
versterkt de autonomie van de deelnemers omdat ze het leerproces zelf in handen krijgen.
In dit verband is het leren in groep ook zo essentieel. Ouders leren van de begeleider maar ook
van elkaar. Cursisten kunnen in hun woorden vaak gemakkelijker iets uitleggen aan elkaar.
Daarnaast heeft het deelnemen aan de groep ongetwijfeld positieve effecten met betrekking tot
zelfbeeld en zelfvertrouwen, de communicatie met anderen, leerervaringen en motivatie om te
leren.
2.3.2.
Projectwerk
Een project uitwerken is een vorm van functioneel leren omdat je binnen het project functioneel
aan MO-doelen kan werken. In dit leerplan hebben we bij de uitwerking van leeractiviteiten het
project verbonden met de module Handelen in groep. Deze module leent zich het best tot
projectwerk. Dit wil echter niet zeggen dat projectwerk als methodiek niet in andere modules kan
ingezet worden of dat het project niet over meerdere modules heen kan lopen. Je kan er daarnaast
voor opteren niet één groot maar enkele kleine projecten op te zetten, of helemaal geen... hou
alleszins de drie voorwaarden van functioneel werken in het achterhoofd. Een project moet niet en
het moet niet groot(s) zijn om goed te zijn.
28
Zie 2.1. De school is de leeromgeving
Zie 2.2. Ouders centraal
30
Zie 2.6. Taalondersteuning
29
18
2. Aanpak
Projectwerk bestaat erin met de oudergroep een bepaalde opdracht waar te maken. In overleg met
de school werken de cursisten samen aan een concrete activiteit. Dit kan gaan om een feestje,
een sportevenement, een uitstap, een activiteit in de klas van de kinderen, een lentepoetsdag, een
fotowedstrijd, … Deze activiteit past in de school en sluit aan bij activiteiten van de school of maakt
er deel van uit. Het kan dat cursisten meehelpen of meewerken aan een evenement dat de school
sowieso organiseert.
Een project vraagt een resultaatgerichte aanpak, duidelijke doelen, een plan van aanpak en een
taakverdeling. Door het project krijgen ouders de gelegenheid actief te participeren aan het
schoolleven. Ze werken aan diverse competenties en doen aan netwerking. Ze maken kennis met
andere ouders, met het schoolteam, ... De voorbereiding van het projectwerk vindt plaats in de
oudergroep, maar de uitvoering ervan gebeurt in samenspraak met alle partners van de school.
Je kan projectwerk op verschillende manieren introduceren. Je kan met de directie afspreken dat
zij de oudergroep aanspreekt over een project. Dat kan via een brief en/of een bezoek tijdens een
groepsmoment. De cursisten betrekken bij het kiezen van het project zorgt ervoor dat cursisten er
met meer motivatie aan beginnen. Het is belangrijk dat het project voldoende mogelijkheden tot
communicatie biedt met verschillende mensen op school. Hoe meer gelegenheid tot interactie, hoe
beter. Een project dat daarenboven organiseerbaar is op korte termijn, haalbaar is voor de
cursisten en hen verantwoordelijkheid geeft, is ideaal. Zoals voor het hele aanbod is het
engagement van de school belangrijk voor het slagen van het project. Projectwerk staat of valt met
de idee van gedeelde verantwoordelijkheid. Als de school ten volle als partner in dit verhaal
meespeelt, zal de dynamiek die de groep op school teweeg brengt ook na afloop van de cursus
blijven bestaan. Het is beter een kleiner project te kiezen waar de school achter staat dan een
groter project dat niet door de school ondersteund wordt.
Daarnaast is het fijn dat ouders op hun eigen tempo en niveau kunnen leren en op een spontane
manier. Bij de organisatie van een evenement moeten heel wat taken verricht worden en omdat de
taken niet allemaal even moeilijk zijn, gebeurt de differentiatie automatisch. Sommige cursisten zijn
blij eens iets zelfstandig te kunnen proberen, anderen doen liever dingen samen. Zorg voor
evenwicht.
2.4.
Differentiëren
De schoolcontext zorgt ervoor dat de groep ouders gelijkaardig is op het vlak van motivatie en
leervraag. Anderzijds zal de groep veelal minder homogeen zijn op het vlak van leervaardigheden
en kennis van het Nederlands. Voor de lesgever is dit niet alleen een uitdaging, maar ook een
meerwaarde. Probeer daarom zo snel mogelijk een zicht te krijgen op de beginsituatie van de
cursisten.31
Hieronder geven we enkele mogelijkheden om te differentiëren. We proberen in de voorbeelden
duidelijk te maken dat differentiëren niet enkel ingezet wordt om te differentiëren tussen cursisten
die al meer of minder weten, trager of sneller iets nieuws oppikken. Het klassieke voorbeeld is
sterke cursisten een gelijkaardige taak nogmaals laten uitvoeren terwijl zwakkere cursisten nog
bezig zijn met het uitvoeren van een opdracht. Met deze vorm van differentiëren is niets mis,
zolang de taak interessant blijft voor de cursist, maar er is nog veel meer mogelijk. Je kan ook
differentiëren om diversiteit in creativiteit of spreekdurf op te vangen. Soms is het goed cursisten
met verschillende capaciteiten of interesses aangepaste taken te geven. Op andere momenten is
het beter de verschillen tussen cursisten net te benutten om met de hele groep of in gemengde
groepjes aan een gemeenschappelijke taak of project te werken. Verschil in taalvaardigheid32 kan
ook een motief zijn om te differentiëren, maar de voorbeelden vertrekken allerminst enkel vanuit
die vaststelling.
31
32
Zie 2.2.2. Beginsituatie inschatten
Zie 2.6. Taalondersteuning
19
2. Aanpak
2.4.1.
Verwachtingen
Verwacht van cursisten dat ze individueel vorderingen maken en dat op verschillende vlakken.
Afhankelijk van de beginsituatie verwacht je dus andere zaken. Een cursist die in het begin erg stil
is en later meer inbrengt in de groep, krijgt een schouderklopje. Een cursist die in het begin erg
impulsief is en later meer nadenkt voor hij iets inbrengt ook. Laat deze cursisten samenwerken. Als
cursisten in het project iets gaan vragen op het secretariaat kunnen ze dat bijvoorbeeld in duo
doen: een minder en een meer zekere cursist. Geef deze cursisten elk hun opdracht: de ene stelt
de startvraag (die is voorbereid), de andere stelt de bijvragen. Klassikaal werken sluit differentiatie
niet uit. Benadruk in competentiegericht leren de stappen die cursisten zetten. Voor sommige
cursisten zijn dat kleine stappen, voor anderen zijn dat grote stappen. Bevestig elke cursist in de
dingen die hij verwezenlijkt. Sta met de cursisten stil bij hoe het komt dat ze die stappen zetten. Ze
hebben de taak goed voorbereid, de opdracht goed gelezen, tijd genomen om na te denken over
de oplossing, hulp gevraagd wanneer ze vast zaten, … Stimuleer cursisten hun leren in eigen
handen te nemen door ze te bevestigen in de stappen die ze daartoe zetten.
Ook cursisten hebben verschillende verwachtingen. Het kan voorkomen dat de interesses van de
ouders in de groep nogal uit elkaar liggen. Hieraan kan je tegemoet komen door de groep eens in
te delen per interessegebied en hen een andere opdracht te geven. Als het bijvoorbeeld gaat over
vrije tijd werkt de ene groep rond sport en de andere rond spelen. Je kan dit concreet doen door in
hoeken te werken, zonder dat er doorgeschoven wordt.
2.4.2.
Opdrachten
In opdrachten en taken kan je op verschillende manieren differentiëren, bijvoorbeeld in de taak
zelf. Bij het inoefenen van het oudercontact doe je het rollenspel voor met enkele sterkere
cursisten. Wanneer de cursisten daarna per twee aan de slag gaan, neemt de sterkere cursist de
rol van leraar op. De opdracht kan je voor verschillende cursisten ook meer of minder
voorstructureren. Bij informatie zoeken over vrije tijd kan je ervoor zorgen dat de taak op zich
moeilijker of gemakkelijker is door als lesgever meer of minder voor te structureren. Je kan in een
tekst de zinnen nummeren of woorden aanduiden. Als je cursisten indeelt in groepjes geef je het
groepje sterkere cursisten bijvoorbeeld meer keuzemogelijkheden of zijn de mogelijkheden minder
overzichtelijk geordend. De stap naar de oplossing is groter voor de sterkere groep. Of cursisten
kunnen dezelfde opdracht krijgen met verschillende informatiebronnen. Bij een opdracht kan de
aangereikte informatie een verschillende moeilijkheidsgraad hebben: een eenvoudige of complexe
bustabel, een overzichtelijke of een minder overzichtelijke wegbeschrijving, een korte of een lange
leestekst, een brief met of zonder pictogrammen, een folder met meer of minder foto’s, een
afbeelding bij een luisterfragment, de opgave die wordt voorgelezen, ... De vraag en het
invulformulier bij de opdracht blijven dezelfde. Maar in dezelfde redenering kan je de
antwoordvorm aanpassen. Cursisten die bezig zijn met plannen moeten een meer of minder
complexe agenda invullen, of helemaal geen. De ene cursist kan beter schriftelijk antwoorden, de
andere legt het gemakkelijker uit. Hoe beter je je cursisten kent, hoe gemakkelijker het gaat om te
differentiëren. Wanneer je klassikaal vragen stelt over een tekst, hoef je je vragen niet altijd aan de
hele groep te stellen. Je kan een vraag aan één cursist stellen en dus ook aanpassen aan zijn
niveau.
2.4.3.
Ondersteuning
Er zijn verschillende manieren om te ondersteunen. Het principe dat voorop staat is afnemende
sturing. In een beginfase en bij een lager niveau stuurt de lesgever sterk en demonstreert hij. In
een volgende stap spreekt de lesgever de cursisten aan om zelf actief aan de slag te gaan, onder
begeleiding van de lesgever of van een medecursist. In een laatste fase treedt de lesgever op als
coach. Hij neemt wat meer afstand en stimuleert de cursist zelf dingen te proberen. Waar nodig
kan de lesgever bijsturen. Cursisten strategieën aanreiken om steeds meer zelfstandig te
functioneren: dat is competentiegericht leren. Cursisten die niet veel begeleiding meer nodig
hebben, kunnen gestimuleerd worden om het zonder hulp te klaren. De ideale lesgever maakt
zichzelf overbodig ;-).
20
2. Aanpak
De klassieke manier is vragen stellen om het denkproces van cursisten aan te zwengelen. Soms
blokkeren cursisten op een taak. Ze weten niet hoe ze er moeten aan beginnen. Door goede
vragen te stellen geraakt de cursist er wel uit. Het gaat bijvoorbeeld over de vraag welk speelgoed
het beste is voor welk kind. Je kan de cursisten eerst vragen hoe oud de kinderen zijn, of het
actieve kinderen zijn, of het jongens of meisjes zijn, of ze dit of dat speelgoed al hebben, … Op
een gelijkaardige manier kan je met cursisten ook tussenstappen inbouwen. Zo moeten ze in
een brief van de school eerst de belangrijke woorden omcirkelen. Op een gelijkaardige manier
zorg je ervoor dat cursisten meer of minder voorbeelden krijgen voor ze aan de taak zelf
beginnen. Bij het voorbereiden van het oudercontact zijn er cursisten die spontaan heel wat vragen
hebben. Anderen hebben er geen idee van wat ze kunnen vragen. In een klasgesprek kan je eerst
enkele cursisten aan het woord laten die gemakkelijk voorbeelden verzinnen. Op die manier
hebben de andere cursisten meer voorbeelden gekregen, weten ze beter wat verwacht wordt en
hebben ze inspiratie opgedaan. Moedig op het einde van een brainstorm creatieve cursisten aan
nog iets nieuws te bedenken.
Cursisten kunnen ook elkaar ondersteunen: laat cursisten leren van elkaar want dit levert veel
voordelen op. Cursisten die een probleem ondervinden bij leerstof profiteren van een uitleg 'in hun
woorden' van een medecursist. Als lesgever heb jij eigenlijk teveel voorkennis. Cursisten leren ook
door iets aan anderen uit te leggen. Wie iets kan uitleggen, begrijpt het nog beter. Hou het
samenwerken wel in de gaten. Het is niet de bedoeling dat de ene cursist gewoon alles voorzegt
en oplost. Veel cursisten zijn immers erg resultaatgericht. Als begeleider investeer je beter in
procesgericht leren. Alle cursisten moeten hun inbreng kunnen doen. Laat cursisten ook in een
onderwijsleergesprek, vaak klassikaal, elkaars vragen beantwoorden en speel vragen die ze aan
jou stellen door aan de groep.
2.4.4.
Cyclisch werken
Cyclisch werken is een methode die het werken aan verschillende competenties laat terugkomen
op verschillende momenten, met andere werkvormen en in functie van andere contexten. Cyclisch
werken is daarenboven een goede manier om verschillen tussen cursisten op te vangen. Cursisten
verschillen in leerstijl. Voor de ene is het gemakkelijker te leren door te doen, de andere begrijpt
het best als het goed wordt uitgelegd, … Inspelen op verschillende leerstijlen doe je door aan
dezelfde doelen te werken op verschillende manieren. In de uitwerking van de thema’s33 zal je zien
dat leerplandoelen gekoppeld worden aan meerdere voorbeelden van leeractiviteiten. De
leerplancommissie heeft ernaar gestreefd voorbeelden van verschillende soorten leeractiviteiten te
geven. Variatie in methodes, werkvormen en materialen is noodzakelijk en een belangrijke sleutel
tot succes voor cursisten. Bewaar wel een vaste structuur, want dat is een houvast voor de
cursisten.
Door het werken aan dezelfde competenties te laten terugkomen geef je cursisten meer kansen
om wat je aanbrengt op te pikken. Cursisten die de eerste keer dat je een onderwerp aanbracht
nog niet helemaal mee waren, zijn dat later misschien wel, bijvoorbeeld omdat ze ondertussen al
eens naar een oudercontact gingen. Je kan in het voorbereiden werken met basisstof,
herhalingsstof en verrijkingsstof. Sommige cursisten hebben meer tijd nodig dan andere.
Daarnaast zijn er ook cursisten die beter wat meer tijd zouden nemen voor ze aan een opdracht
beginnen. Bij het differentiëren heb je hier best ook aandacht voor. Rustpunten inbouwen komt
cursisten op verschillende manieren ten goede: tijd nemen om onderwerpen in te leiden en af te
ronden, pas echt starten als het rustig is in de groep en op het einde van de bijeenkomst tijd
voorzien om even te evalueren. Geef cursisten tijdens de lessen tijd om mee te zijn en om na te
denken over wat ze moeten doen. Stimuleer ook de enthousiastelingen eerst te denken en dan te
doen.
33
Zie 3.1. Thema’s
21
2. Aanpak
2.5.
Sleuteldoelen
Sleuteldoelen zijn bouwstenen voor het leren en voor het leven. Aan deze doelen kan je een leven
lang werken, maar ze zijn ook levensbelangrijk om je mannetje te staan in de maatschappij. Deze
doelen zijn transfereerbaar en in veel situaties en contexten toepasbaar. Ze zijn multifunctioneel
omdat je er verschillende objectieven mee kan bereiken en diverse problemen mee kan
aanpakken. De sleuteldoelen zijn na te streven.
Aandacht hebben voor sleuteldoelen betekent een verbreding van de opleiding. Hieraan werken
vraagt dan ook een andere aanpak dan het werken aan de andere leerplandoelen. Deze doelen
zijn immers nog algemener geformuleerd: om eraan te werken moet je ze op ten minste twee
manieren concretiseren. Ten eerste door de sleuteldoelen te verbinden aan concrete
leeractiviteiten en leerplandoelen. Beperk je daarbij zeker niet tot één leeractiviteit. Het is pas door
de koppeling met verschillende leeractiviteiten te maken dat je aan de sleuteldoelen in hun volheid
werkt. Het zijn net de sleuteldoelen die de stap van de vertrouwde klassituatie naar de
buitenwereld gemakkelijker moeten maken. Daarnaast hangt de manier waarop je aan
sleuteldoelen werkt af van de concrete cursisten met wie je werkt. Het komt erop aan te beslissen
hoe je dit aanpakt, want je kan altijd verder werken aan deze doelen. Liefst werk je hierover met de
collega’s op centrumniveau een visie uit. Veel hangt ook af van het gegeven of de cursisten één of
meer modules volgen. Het spreekt voor zich dat wanneer cursisten een langer leertraject
doorlopen, het pas echt mogelijk wordt om sleuteldoelen uit te diepen en te verbreden.
Werken aan sleuteldoelen vraagt van de lesgever basiseducatie een doordachte didactische
aanpak. De sleuteldoelen moeten immers als een rode draad doorheen het aanbod lopen. Eerst
en vooral kan je deze competenties in je houding als lesgever voorleven. Door zelf een open en
constructieve houding aan te nemen, zijn cursisten geneigd dit over te nemen. Een ander
voorbeeld is respect: je krijgt respect door respect te tonen. Hoewel sleuteldoelen steeds impliciet
aanwezig zijn en cursisten op zich daaruit al veel oppikken is het nodig om ook expliciet aandacht
te hebben voor deze competenties. Dit betekent niet meteen extra leeractiviteiten plannen, maar
wel de sleuteldoelen die zich aandienen op dat moment bespelen en ondersteunen bij cursisten.
2.6.
Taalondersteuning
Communicatie met de school krijgt in het aanbod basiseducatie voor ouders en school een
belangrijke plaats als één van de drie aspecten van dat aanbod.34 Misschien hebben mensen
bepaalde vaardigheden onvoldoende onder de knie om zich goed uit de slag te trekken in het
Nederlands. Doen zich ondersteuningsnoden voor, kunnen die aangepakt worden tijdens de
lessen door aandacht te hebben voor verschillende verschijningsvormen van taal. Taal komt niet
voor als doel op zich, maar als middel en krijgt dus eerder de vorm van taalondersteuning. Doordat
de cursus in het Nederlands gegeven wordt, is dit op zich een goede oefening voor anderstalige
ouders. Het gaat hier weliswaar niet om een taalopleiding, maar minstens om een taalbad. Vraag
jezelf af of je taalondersteunend lesgeeft.35
Het is belangrijk dat ouders over de spreekdrempel getild worden: dat ze durven spreken en dat
ze durven uitleg vragen. Een ondersteunende begeleiding bestaat erin cursisten te bevestigen in
wat ze al weten of kunnen: zich verstaanbaar kunnen maken is interessanter dan correct zinnen
vormen. Tweedetaalleerders hebben ook nood aan plaatsen waar ze Nederlands kunnen oefenen.
Een oudergroep is daarvoor een ideale omgeving. Naast spreekdurf is het belangrijk cursisten een
aantal sociale conventies bij te brengen. Dit gaat het gemakkelijkst door dit voor te doen. Ook
instructies, antwoorden en opmerkingen die je als lesgever geeft zijn taalaanbod voor de cursisten.
Spreek dus correct en klankzuiver. Begroet de cursisten bij het begin van de groep, gebruik veel
voorkomende uitdrukkingen als wat zeg je?, alsjeblieft, bedankt, sorry, het spijt me, … Cursisten
nemen deze gewoontes spontaan over. Wanneer je merkt dat cursisten dit na een tijdje niet
spontaan overnemen, kan je er ook even expliciet bij stilstaan.
34
35
Zie 1.3. Programma samenstellen
Test: Hoe taalgericht geef ik les? Kijk op: www.taalgerichtvakonderwijs.nl/platform/00002/
22
2. Aanpak
Voor een minimaal functioneren van ouders op school is het beheersen van de onderstaande
doelen noodzakelijk. Indien je vermoedt dat cursisten deze drie doelen onvoldoende beheersen,
moet je via taalondersteuning minstens aan deze drie doelen werken:
1. De cursist voert een gesprek over het welbevinden en functioneren van het kind in de klas.
Vb. Anja doet het heel goed voor rekenen.
Vb. Tom is te druk in de klas.
Vb. Joke is vaak moe.
2. De cursist begrijpt concrete mondelinge mededelingen van de leerkracht.
Vb. Volgende week is er geen school op woensdag.
Vb. De kinderen moeten morgen 1 euro betalen voor het kerstfeestje.
3. De cursist gaat gepast om met geschreven communicatie van de school.
Vb. De cursist gooit reclame weg.
Vb. De cursist betaalt de schoolrekening.
Vb. De cursist vult (zelf of met hulp) het invulstrookje voor het oudercontact in.
Vb. De cursist roept hulp in om het advies van het CLB te kunnen begrijpen.
In de school waar je aan de slag gaat, heb je ook aandacht voor de talige informatie die zich in
die context voordoet: aanduidingen op deuren, een schoolagenda, dagelijkse gesprekken aan de
schoolpoort, de schoolwebsite, … Vraag aan de leerkrachten een exemplaar van alle uitgaande
schoolbriefjes in jouw postbakje te droppen. Zo heb je onmiddellijk veel en recent authentiek
materiaal om mee aan de slag te gaan.
Ouders kunnen ook brieven meebrengen naar de cursusgroep: toelating om hun kind te
fotograferen voor de schoolfoto of website, praktische regelingen schooluitstap, … Je kan in de
groep bijvoorbeeld samen een moeilijke brief van de school lezen. Niet iedereen moet alles
begrijpen, maar het is wel noodzakelijk dat cursisten weten wat ze met bepaalde brieven moeten
doen: betalen, invullen, bewaren, weggooien, ... Het is in principe niet de bedoeling moeilijke
brieven van de school te hertalen zodat je ermee aan de slag kan in de groep. Probeer zinvol om
te gaan met authentiek materiaal. De afstand tussen ouders en het schoolteam blijft groot als de
school ervan uitgaat dat het aanbod basiseducatie de enige en voldoende oplossing is voor een
communicatieprobleem. Communicatie werkt immers in twee richtingen. Is de school bereid
schriftelijk materiaal inhoudelijk en vormelijk aan te passen? Schoolinformatie voor ouders
toegankelijker maken, is een opdracht voor de betrokken school zelf. Je kan als lesgever
basiseducatie natuurlijk aftasten of de school openstaat voor tips om de communicatie te
verbeteren en eventueel zelf tips geven.
Taalondersteunend lesgeven houdt niet in andere talen dan het Nederlands verbieden; wel
integendeel. Het erkennen en waarderen van meertaligheid is erg belangrijk. Voor kinderen is het
beheersen van een rijke thuistaal, welke taal ook, de basis om een tweede taal goed te kunnen
leren. Ouders het gevoel geven dat hun thuistaal minder relevant zou zijn, door die taal te
verbieden op school of in de oudergroep, is het verkeerde signaal geven. De waardering van de
thuistaal of dialecttaal draagt bij tot een positief zelfbeeld. Omdat Nederlands de
gemeenschappelijke taal is in de oudergroep, kom je daar vanzelf wel terug op uit, bijvoorbeeld
nadat een cursist iets vertaald heeft voor een andere cursist. Natuurlijk kan het storend zijn
wanneer een groepje cursisten voortdurend in de eigen taal bezig is, maar dat is even storend als
wanneer cursisten voortdurend in het Nederlands onder elkaar bezig zijn. Ga met beide situaties
op dezelfde manier om. Daarom hoef je die andere taal niet te verbieden.
Veel praten met de kinderen, vragen stellen, spelen, lachen, zingen,… in welke taal dan ook is
belangrijk voor de algemene ontwikkeling van kinderen. Als ouders hierover vragen hebben, is het
aangewezen hierop in te gaan. Op de website van Kind en Gezin staan heel wat tips. 36
36
Bron: www.kindengezin.be/ontwikkeling/taal-en-communicatie/meertaligheid/
23
2. Aanpak
2.7.
Geletterdheid
Werken aan geletterdheid is de missie van de centra voor basiseducatie. Ook in dit aanbod is het
evident dat we hieraan werken. Geletterdheid omschrijven we zo:
Geletterdheid is de competentie om informatie
te verwerven, te verwerken en gericht te gebruiken.
Dit betekent met taal, cijfers en grafische gegevens
kunnen omgaan en gebruik kunnen maken van ICT.
Geletterd zijn is belangrijk om zelfstandig
te functioneren en participeren in de samenleving
en om zich persoonlijk te kunnen ontwikkelen.
Werken aan geletterdheid doen we zoveel als mogelijk geïntegreerd en op maat. Dit aanbod in
samenwerking met een school37 en met aandacht voor de leernoden van de cursisten38 voldoet
hieraan. De geletterdheidscompetenties die nodig zijn in de schoolse context van de kinderen
komen automatisch aan bod. De component taalondersteuning kwam hierboven reeds ter
sprake.39 Aandacht voor ICT en numerieke vaardigheden brengen we in dit aanbod binnen via de
sleuteldoelen40 mediawijsheid (09) en numeriek vermogen (10).
Daarnaast is het zinvol aan de slag te gaan met verschillende media: teksten, een krant, een
projector, een presentatie, figuren en grafieken, tekeningen en foto’s, een filmpje, … Ondersteun
de cursisten in het omgaan met deze verschillende media:
 leer cursisten eerst naar de bladspiegel kijken;
 bouw het invullen van een formulier op van weinig naar veel informatie;
 sta stil bij de opbouw van een tabel of een grafiek;
 voorspel aan de hand van de illustraties waarover een tekst kan gaan;
 vraag aan de cursisten wat sommige pictogrammen betekenen; laat hen zelf eens tekenen.
Als de school waarmee je samenwerkt in de klas met de Wablieft werkt, kan het fijn zijn ook met
de krant in duidelijke taal aan de slag te gaan. Je kan ook met de kleine Wablieft werken of met de
digitale versie. Op de website41 is er bovendien een meeleesfunctie! We moedigen je aan om ICT
zoveel mogelijk te integreren in je lessen. Het is niet nodig erg spectaculaire toepassingen te
verzinnen. Maar eens iets opzoeken op internet of een filmpje afspelen zorgt voor afwisseling en
tegelijkertijd maken de cursisten kennis met ICT. Vandaar ook dat we bij materiële voorwaarden42
aangaven dat een pc met internetaansluiting zinvol is.
2.8.
Evalueren
Evalueren is een wezenlijk onderdeel van de onderwijspraktijk en geen eenvoudige
aangelegenheid. Eerst en vooral dient evalueren meerdere functies: nagaan of de cursist de
beoogde competenties bereikt, maar evengoed betreft het feedback geven op het
onderwijsleerproces. Daarnaast kan evalueren op elk moment van het leren zinvol zijn: bij de start,
onderweg en op het einde. Wat geëvalueerd wordt kan vervolgens uit meerdere dimensies
bestaan: evalueren in de breedte en in de diepte. Ook de evaluator kan gevarieerd worden:
zelfevaluatie, peerevaluatie, evaluatie door de lesgever, evaluatie door een externe expert of een
combinatie van het voorgaande. Tenslotte zijn er verschillende methodes om te evalueren: een
schriftelijke toets met open of gesloten vragen, een rollenspel, een interview, een praktijkopdracht,
een verslag, een werkstuk, observaties, demonstraties, contractwerk, portfolio, een oefening, een
evaluatiespel of -quiz, …
37
Zie 2.1. De school is de leeromgeving
Zie 2.2. Ouders centraal
39
Zie 2.6. Taalondersteuning
40
Zie 2.5. Leergebiedoverschrijdende eindtermen
41
Ga naar: www.vocvo.be, klik op Wablieft
42
Zie 2.1.1. (Materiële) voorwaarden
38
24
2. Aanpak
Meet wat je wil weten. Gebruik vertrouwde werkvormen bij de evaluatie: steek hier een opbouw in.
De instructie mag geen struikelblok vormen om een taak goed af te werken. Zorg voor heldere
instructies, een duidelijke structuur en eventueel voor een voorbeeldvraag die je samen maakt.
Denk economisch over evalueren: werk samen met collega’s. Samen nadenken over de evaluatie
en wat je van de cursisten verwacht, verbetert de praktijk. Stap dus af van wegwerptoetsjes:
probeer evaluatietaken uit en pas ze aan waar nodig. Hergebruik goed materiaal.
2.8.1.
Cursisten opvolgen
Evalueren maakt deel uit van het leerproces en zorgt ervoor dat je de cursisten bewust en van
nabij kan opvolgen. In dit leerplan gaven we al aan dat een inschatting van de beginsituatie van
cursisten belangrijk is binnen de visie van het aanbod voor ouders en school.43 Zoals hoger
opgesomd bestaat er een heel gamma aan evaluatiemethodes en -instrumenten. We staan hier bij
enkele stil:
Feedback
Door een cursist feedback te geven kan de cursist leren. Cursisten leren terwijl ze geëvalueerd
worden en de lesgever evalueert ook tijdens het leerproces. De feedback die daarbij hoort is een
niet te onderschatten element van competentiegericht leren. Cursisten moeten weten wat ze gaan
leren en hoe. Bij wat ze al gedaan hebben, moeten ze weten of ze dat goed deden en wat al dan
niet nog geoefend moet worden. Bij elke taak, opdracht of oefening hoort feedback. Een oefening
zonder feedback was een zinloze oefening want de cursist weet niet of hij het goed of niet goed
deed. Uit je fouten kan je leren: leer cursisten positief kijken naar evaluatie.
Geef cursisten de mogelijkheid op basis van jouw feedback en feedback van medecursisten
vorderingen te maken tijdens de module. Als je enkel op het einde van de module evalueert en
feedback geeft, kan dit uiteraard niet meer. Ten minste op het einde van de module is er een
individueel voortgangsgesprek met elke cursist. Bespreek de resultaten van de cursist en wat
zijn mogelijkheden zijn na deze cursus.
Evalueren op het einde van de les
Beëindig de leeractiviteiten tien minuten voor het einde van de bijeenkomst en schep kansen om
het afronden rustig en goed te doen. Door tijd te maken voor afronding, zal wat geleerd werd beter
blijven hangen. Goed afronden betekent steeds de cursisten bevragen over wat ze gedaan en
geleerd hebben. Vraag ook of ze dit kunnen gebruiken of toepassen in het dagelijks leven. Wellicht
zal je vaststellen dat dit voor cursisten geen eenvoudige taak is: help hen op weg. Herhaal aan
welke doelen er is gewerkt, laat hen aan elkaar vertellen of voor zichzelf opschrijven wat ze willen
onthouden van de voorbije les, bijvoorbeeld een nieuw woord. Vraag cursisten ook wat ze vonden
van de les: goed of minder goed? En vooral: waarom?
Reflecteer zelf over de les die je gaf. Wat vond jij ervan? Zaten de werkvormen goed? Moet je
enkele dingen bijsturen voor de volgende les. Denk daarbij na over je eigen sterke en minder
sterke kanten als lesgever. Ga bewust om met je eigen draagkracht.
Geïntegreerde taken
Je hoeft de leerplandoelen niet per se in aparte taken te evalueren. Zoals in leeractiviteiten aan
verschillende leerplandoelen gewerkt kan worden, kan je in een geïntegreerde taak verschillende
leerplandoelen evalueren. Het is zeker aan te bevelen sleuteldoelen niet apart te evalueren.
Tijdens het leerproces heb je immers ook geïntegreerd gewerkt aan deze doelen. Alleszins is het
nodig de beoordelingscriteria vooraf te bepalen en aan de cursisten duidelijk mee te geven wat
je verwacht.
43
Zie 2.2.2. Beginsituatie inschatten
25
2. Aanpak
Het projectwerk leent zich ook tot geïntegreerde evaluatietaken. Je kan bovendien de mensen met
wie de cursisten in contact komen tijdens het projectwerk betrekken bij de evaluatie. Zij kunnen
aangeven of de cursist bijvoorbeeld een boodschap goed kon overbrengen, een afspraak kon
maken, … Op die manier kunnen de cursisten hun prestaties toetsen aan de reacties van anderen.
Ouderportfolio
Het voordeel van een portfolio is dat je cursisten het leren in handen geeft; je zet ze aan tot
zelfevaluatie en reflectie. Een ouderportfolio kan uit drie delen bestaan: een biografie, verzamelde
informatie over behaalde leerplandoelen en de bewijzen daarvan. De cursisten verhelderen in hun
biografie waarom ze deze cursus volgen, welke leerders en ouders ze zijn en wat ze verder nog
willen bereiken voor zichzelf en voor de kinderen. De reflectie op zichzelf gebeurt doorheen de
cursus, telkens naar aanleiding van bepaalde lestaken rond hun schoolervaringen,
vrijetijdsbesteding, hoe ze zichzelf zien als opvoeder, … De biografie groeit met de cursist mee
doorheen de module(s). Het tweede deel van het portfolio bestaat uit een checklist waarop
cursisten aanduiden hoe goed ze elk leerplandoel van de betreffende module beheersen (dit kan
zowel op een kwalitatieve als op een kwantitatieve schaal). Deze beoordeling is gebaseerd op
reële taken die de cursisten uitvoeren en kan gevalideerd worden door de lesgever. In het derde
luik verzamelen de cursisten bewijsmateriaal. Dat kan een werkblad zijn, feedback van iemand op
school, … De bewijzen worden geordend in een overzichtsrooster volgens deelvaardigheid en
gedateerd.
Het portfolio geeft zowel cursist als lesgever de mogelijkheid verschillende vormen van evaluatie
overzichtelijk bij te houden. Als je tijdens het leerproces verschillende vormen van evaluatie
gebruikt, heb je wellicht meer materiaal om een onderbouwde eindbeoordeling te maken. Elke
evaluatievorm heeft voor- en nadelen. Indien je verschillende vormen afwisselt, kan je de nadelen
opvangen. Sommige evaluatievormen zijn echter niet vanzelfsprekend. Jezelf evalueren is iets dat
je moet leren. Als de cursisten niet vertrouwd zijn met deze methoden, zal de informatie niet
betrouwbaar zijn: zorg voor een opbouw.
2.8.2.
Eindbeoordeling
Op het einde van elke module moet je beslissen of een cursist geslaagd is of niet. Je kan die
beslissing baseren op dezelfde soort taken die je gebruikt bij het evalueren van het leerproces.
Omdat het onderscheid tussen leer- en evaluatietaken wel eens vaag kan zijn, is het nodig aan
cursisten duidelijk te maken wanneer je bepaalde oefeningen meeneemt voor de eindbeoordeling.
Om te vermijden dat de eindbeoordeling gelinkt is aan toeval kan je op verschillende momenten en
op verschillende manieren testen. Betrek ook andere beoordelaars. Vragen bij een tekst die je kan
beantwoorden zonder de tekst te lezen zijn geen goede vragen. Beperk je ook niet tot ja/nee –
vragen: er is sowieso al 50% kans dat de cursisten het correct hebben. Vooraf transparante
beoordelingscriteria bepalen is noodzakelijk. Beschrijf ten minste de karakteristieken van het
voldoende antwoord; denk daarbij niet alleen aan het product. Je kan ook een verschillend
gewicht toekennen aan bepaalde leerplandoelen. De doelen die voor jou zwaarder doorwegen,
moeten dan zeker bereikt zijn. Focus bij het bepalen van de criteria voor de eindbeoordeling op
wat echt belangrijk is.
Ga na of je eindbeoordeling effectief gebaseerd is op de evaluatie van de leerplandoelen. Hou
daarbij rekening met de afbakening van de leerplandoelen. De afbakening vind je terug in het
opleidingsprofiel:44
Afbakening
Kennis
- Informatie, concrete en rudimentaire
begrippen en standaardprocedures uit het
44
Zie bijlage 2. Opleidingsprofiel MO
26
Context
- Handelen in een beperkt aantal
vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke,
2. Aanpak
domein van de maatschappelijke
geletterdheid begrijpen;
Vaardigheden
- Informatie analyseren door elementen te
onderscheiden en verbanden te leggen;
- Een geselecteerd aantal courante
procedures bij het uitvoeren van taken
toepassen;
- Voorgeschreven strategieën aanwenden
voor het oplossen van een beperkt aantal
herkenbare concrete problemen;
meestal vertrouwde, courante contexten
waarin een beperkt aantal factoren
verandert;
Autonomie
- Met ondersteuning;
Verantwoordelijkheid
- Verantwoordelijkheid opnemen voor de
gestelde handelingen;
De afbakening geeft een globaal beeld van de mate waarin de cursist de leerplandoelen moet
beheersen om te slagen. Globaal wil zeggen dat de afbakening geldt voor het geheel van de MOdoelen. Bij de eindbeoordeling hou je dus best deze afbakening in het achterhoofd. Een cursist die
je bijvoorbeeld bij verschillende opdrachten hier en daar moest ondersteunen kan perfect slagen
voor de module. Bij autonomie wordt niet verwacht dat de cursist alles zelfstandig doet. Rekening
houden met de afbakening voor context wil zeggen dat je van cursisten een minimale transfer
verwacht. Het gaat hier immers over meestal vertrouwde contexten. Je mag van cursisten
bijvoorbeeld verwachten dat ze ook een gesprek aanknopen met de leraar bij wie hun kind volgend
jaar terecht komt en zich dus niet beperken tot de huidige leraar.
Om al het bovenstaande te realiseren moet je van bij het begin van de module nadenken over de
eindbeoordeling. Evalueren is een wezenlijk onderdeel van het leerproces.
27
3. Leerplandoelen: Handelen in groep
3. Leerplandoelen
Om het centrum en de lesgever basiseducatie de maximale agogische vrijheid te geven de
modules uit te werken op maat van de concrete ouders en de concrete school hebben we er in dit
leerplan voor gekozen om van de eindtermen de leerplandoelen te maken.
Dit leerplan zet vooral in op het expliciteren van een visie op hoe met generieke doelen een
specifiek aanbod vormgegeven kan worden. Dat aanbod45 houdt rekening met de school als
leeromgeving, de aandacht voor competenties die de goede communicatie tussen ouders en
school bevorderen en de leervragen van de cursisten.
3.1.
Thema’s
Per module werkte de leerplancommissie verschillende thema’s uit.46 Elk thema is aan een module
gekoppeld. Het spreekt voor zich dat een andere indeling ook gekund had. Het staat dan ook elke
lesgever vrij creatief met deze indeling aan de slag te gaan. Zo kan je in een module Opvoeden
perfect een bezoek aan de bibliotheek of de spelotheek plannen. Je kan hiervoor ideeën opdoen
bij het thema Bezoek aan … in de module Vrije tijd. Uiteraard werk je in de module Opvoeden in
de eerste plaats aan de leerplandoelen van die module. Maar je zal zien dat bijna alle
leeractiviteiten verschillende leerplandoelen kunnen dienen. Per module vind je in de bijlage een
overzicht van voorbeelden van leeractiviteiten en hoe die overeenkomen met de leerplandoelen.47
Dit is een overzicht van uitgewerkte thema’s:
Module Handelen in groep (M BE G105) .............................................................................................. 30
Thema 1: Verkeersproject ................................................................................................................ 30
Thema 2: Speelplaatsproject ............................................................................................................ 31
Thema 3: Ouderparticipatie .............................................................................................................. 32
Module Diversiteit (M BE G106) ............................................................................................................ 33
Thema 1: Verschillende mensen ...................................................................................................... 33
Thema 2: Talenten ........................................................................................................................... 34
Thema 3: School hier en ginder / vroeger en nu .............................................................................. 35
Module Opvoeden (M BE 107) .............................................................................................................. 36
Thema 1: Autonomie ondersteunen ................................................................................................. 36
Thema 2: Welzijn van je kind............................................................................................................ 37
Thema 3: Taalstimulering ................................................................................................................. 38
Thema 4: Structuur ........................................................................................................................... 39
Thema 5: Oudercontact .................................................................................................................... 40
Thema 6: Keuzes maken.................................................................................................................. 41
Thema 7: Schoolreglement .............................................................................................................. 42
Thema 8: Organisatie van het onderwijs .......................................................................................... 43
Module Vrije tijd (M BE 108) .................................................................................................................. 44
Thema 1: Spelen .............................................................................................................................. 44
Thema 2: Planning ........................................................................................................................... 45
Thema 3: Bezoek aan… ................................................................................................................... 46
Thema 4: Slim op weg ...................................................................................................................... 47
Module Communiceren (M BE G085) ................................................................................................... 48
Thema 1: Berichten en boodschappen voor de school .................................................................... 48
Thema 2: Brieven en rapporten van de school ................................................................................ 49
Thema 3: Afspraken ......................................................................................................................... 50
Thema 4: Informele praatjes op school ............................................................................................ 51
45
Zie 1.3. Programma samenstellen
Zie 3.5. Uitgewerkte thema’s
47
Zie bijlage 6. Leeractiviteiten en leerplandoelen
46
28
3. Leerplandoelen
Elk thema wordt op de volgende pagina’s op dezelfde manier uitgewerkt en gestructureerd.
Onder de titel staan links de voorbeelden van leeractiviteiten en rechts de daarbij horende
leerplandoelen. Uiterst rechts vind je de code van de eindtermen. Links onderaan staan in een
spreekballon taaltips.
Rechts onderaan staan in een kadertje met een sleutel
eraan mogelijke toepassingen van leergebiedoverschrijdende eindtermen.
3.2.
Voorbeelden van leeractiviteiten
De voorbeelden van leeractiviteiten zijn vooral inspirerend bedoeld. Als leerkracht heb je de
ruimte om te selecteren en zelf nog bijkomende thema’s en leeractiviteiten uit te werken. Goed
opvolgen wat er op de school gebeurt is belangrijk want ongetwijfeld doen er zich daar andere,
interessante situaties voor. Daarnaast kunnen de leervragen van de ouders en hun ideeën tot
leeractiviteiten leiden. Voorop staat dat je leeractiviteiten selecteert die functioneel zijn.48
Werk planmatig en hou het overzicht: zorg ervoor dat je zeker aan de leerplandoelen van de
geselecteerde module(s) werkt. Het zijn die leerplandoelstellingen die geëvalueerd worden en op
basis waarvan de cursisten al dan niet slagen voor de module.49 Kies op basis van de school en de
groep welke leerplandoelen belangrijker zijn en dus meer aandacht verdienen. Meer doen mag
natuurlijk altijd. Beperk je voor inspiratie sowieso niet tot de voorbeelden van leeractiviteiten van de
geselecteerde modules.
Hoe je het overzicht bewaakt of een plan opmaakt is jouw keuze, of de keuze van je centrum als
daar afspraken over zijn. Bij een doorlichting gaat de inspectie na of je dit leerplan toepast, of je
planmatig werkt en of je de doelstellingen van de opleiding nastreeft en bereikt met je cursisten.
Zorg er bij het selecteren en ontwerpen van leeractiviteiten voor dat het geheel van je cursus
volledig en samenhangend is: zorg voor een leerlijn.
3.3.
Taaltips
Bij elk thema staat een aantal taaltips We besteden in dit leerplan aandacht aan taalondersteuning
zowel voor Nederlandstalige als voor anderstalige ouders omdat een goede communicatie met de
school een belangrijke rode draad is doorheen het aanbod ouders en school.50
Specifiek voor ouders met een NT2-achtergrond kan het interessant zijn het specifiek leerplan NT2
School en ouders naast dit leerplan te leggen. Er zijn immers linken tussen de uitgewerkte thema’s
in dit leerplan en de 14 taalgebruikssituaties van waaruit het specifiek leerplan NT2 vertrekt.51
3.4.
Sleuteldoelen
Bij het ontwerpen van dit leerplan stelden we vast dat verschillende sleuteldoelen vervat zitten in
eindtermen die al deel uitmaken van modules. Aan een aantal van de sleuteldoelen wordt dus
automatisch gewerkt, andere liggen minder voor de hand. Voor alle sleuteldoelen hebben we
enkele didactische wenken voorzien; ook voor de minder voor de hand liggende.52 Zoals reeds
omschreven stimuleren we het werken aan sleuteldoelen op maat van de individuele cursist.
Denk eraan dat sleuteldoelen na te streven zijn. Hou ook bij aan welke sleuteldoelen je werkt en
zorg voor linken met de leerplandoelen.53
3.5.
Uitgewerkte thema’s
Zie volgende pagina’s.
48
Zie 2.3 Functioneel leren
Zie 2.8.2 Eindbeoordeling
50
Zie 2.6 Taalondersteuning
51
Zie bijlage 8. Thema’s en taalgebruiksituaties uit het leerplan NT2 School en ouders
52
Zie bijlage 7. Thema’s en sleuteldoelen
53
Zie 2.5 Leergebiedoverschrijdende eindtermen
49
29
3. Leerplandoelen: Handelen in groep
Module Handelen in groep (M BE G105)
Thema 1: Verkeersproject
1.1
1.2
1.3
1.4
Voorbeelden van leeractiviteiten
In beeld brengen van de verkeerssituatie
van de school (eventueel met een
wandeling).
- Wat zijn de gevaarlijke plaatsen?
- Wat kunnen we als oudergroep hieraan
doen?
Posters maken om kinderen en ouders aan
te moedigen om te voet of met de fiets naar
school te komen.
008
050
166
173
De cursist gebruik een geschikte
communicatievorm.
De cursist zet zich actief en opbouwend in
voor de eigen rechten en die van
anderen.
De cursist illustreert hoe een
democratisch beleid het algemeen belang
nastreeft en rekening houdt met ideeën,
standpunten en belangen van
verschillende betrokkenen.
De cursist past inspraak, participatie en
besluitvorming toe.
008
Meewerken aan het aanleggen van een
verkeersparcours zodat de kinderen (op de
fiets) de verkeersregels kunnen oefenen op
de speelplaats.
De cursist weegt verschillende belangen
op korte en lange termijn af.
De cursist past inspraak, participatie en
besluitvorming toe.
173
Samen met leerkrachten en andere ouders
een verkeersdag organiseren waarbij de
politie langskomt en de kinderen (en de
ouders) inlicht over veiligheid in het verkeer.
De cursist erkent het bestaan van
gezagsverhoudingen en het belang van
gelijkwaardigheid, afspraken en regels in
communiceren.
De cursist weegt verschillende belangen
op korte en lange termijn af.
015
Laat cursisten gesprekken met externen of
personeel van de school op voorhand oefenen.
--Maak gebruik van spiekbriefjes om ouders voor
te bereiden voor formele gesprekken.
--Stimuleer cursisten om elke kans te grijpen om
te communiceren. Liefst in het Nederlands.
--Bij het verkeersparcours kan je bordjes maken
met verkeersregels in instructietaal.
Taaltip
30
Leerplandoelen
De cursist gebruik een geschikte
communicatievorm.
De cursist illustreert het belang van
sociale samenhang en solidariteit.
De cursist zet zich actief en opbouwend in
voor de eigen rechten en die van
anderen.
De cursist weegt verschillende belangen
op korte en lange termijn af.
166
170
174
174
174
Communicatief vermogen (01): Laat
cursisten zelf aan het woord bij gesprekken
met externen of personeel van de school.
Doorzettingsvermogen (03): Moedig
cursisten aan door te zetten met hun project
ook al treden er moeilijkheden op.
Samenwerken (13): Toon cursisten dat je
door samen te werken meer kan bereiken
dan alleen. Probeer ook samen te werken
met andere ouders.
Verantwoordelijkheid (14): Bespreek met
cursisten wat zij zelf kunnen doen om te
zorgen voor een veilige(re) verkeerssituatie
op weg van en naar school.
3. Leerplandoelen: Handelen in groep
Thema 2: Speelplaatsproject
2.1
2.2
Voorbeelden van leeractiviteiten
De huidige speelplaats beschrijven.
- Hoe ziet de speelplaats eruit?
- Wat is leuk, minder leuk?
- Wat ontbreekt er nog?
- Wat is veilig of minder veilig?
Leerplandoelen
De cursist gebruik een geschikte
communicatievorm.
De cursist past inspraak, participatie en
besluitvorming toe.
Bevragen van leerkrachten en directie.
- Wat kan er?
- Wat zijn hun wensen?
- Is er budget?
- Wat is haalbaar?
De cursist gebruik een geschikte
communicatievorm.
De cursist erkent het bestaan van
gezagsverhoudingen en het belang van
gelijkwaardigheid, afspraken en regels in
communiceren.
De cursist weegt verschillende belangen
op korte en lange termijn af.
008
008
174
015
173
2.3
Een tekenwedstrijd organiseren om na te
gaan hoe hun droomspeelplaats eruit ziet.
De cursist illustreert hoe een
democratisch beleid het algemeen belang
nastreeft en rekening houdt met ideeën,
standpunten en belangen van
verschillende betrokkenen.
170
2.4
Een plan maken voor een vernieuwde
speelplaats.
De cursist illustreert het belang van
sociale samenhang en solidariteit.
De cursist weegt verschillende belangen
op korte en lange termijn af.
De cursist past inspraak, participatie en
besluitvorming toe.
050
De cursist gebruik een geschikte
communicatievorm.
De cursist erkent het bestaan van
gezagsverhoudingen en het belang van
gelijkwaardigheid, afspraken en regels in
communiceren.
De cursist zet zich actief en opbouwend in
voor de eigen rechten en die van
anderen.
008
2.5
Het plan voor een vernieuwde speelplaats
voorstellen aan de directie.
Verdeel bij de voorbereiding de verschillende
vragen voor de directie en leerkrachten onder
de cursisten. Laat minder zekere cursisten
eerst kiezen. Een spiekbriefje kan natuurlijk.
--Gebruik verschillende woorden om uit te
drukken dat je iets mooi vindt: fijn, leuk, prima,
goed zo!, … cursisten kunnen dit ook doen bij
de tekeningen van de kinderen.
--Laat de cursisten de gesprekjes met de
leerkrachten en directie eerst in de klas
“spelen”. Als je de cursisten dit in groepjes laat
doen, creëer je meer oefentijd. Zo vermijd je
spreekstress bij het spreken voor de groep.
173
174
015
166
Creativiteit (02): Spoor cursisten aan
meerdere opties te verkennen voor ze een
keuze maken. Het eerste idee is niet altijd
het beste.
Esthetische bekwaamheid (05): Tekeningen
van je kinderen ophangen is tonen dat je ze
mooi vindt.
Open en constructieve houding (11): Geef
cursisten aan dat ze tijdens het projectwerk
optreden als ambassadeurs van de school.
Vraag hen andere ouders aan te spreken en
uit te nodigen.
Taaltip
31
3. Leerplandoelen: Handelen in groep
Thema 3: Ouderparticipatie
3.1
Voorbeelden van leeractiviteiten
Nadenken over positieve en negatieve
aspecten van de school.
+ Zoeken naar oplossingen om negatieve
aspecten aan te pakken.
3.2
3.3
Een lid van de ouderraad komt op bezoek
en geeft uitleg over de ouderraad.
Oefenen van overleg- en
vergadertechnieken: luisteren naar elkaar,
een conclusie vormen, een rondje doen, …
+ Belang inzien van een verslag.
3.4
Bezoek aan de ouderraad.
+ Voorbereiden en inbrengen van een
agendapunt.
+ Aan de hand van de agenda voorspellen
wat er zou kunnen gezegd worden. Zo
kunnen de cursisten op het moment zelf het
gesprek beter begrijpen.
Bereid voor wat de cursisten kunnen
voorstellen op de ouderraad. Oefen het stellen
van vragen op voorhand in.
--Voorzie een schema waarin een cursist, die
dat graag wil doen, een verslag kan maken.
Ook steunzinnetjes kunnen helpen, bv. ik heb
gehoord dat…, de conclusie/ het besluit is …,
de meeste mensen vinden …
Taaltip
32
Leerplandoelen
De cursist zet zich actief en opbouwend in
voor de eigen rechten en die van
anderen.
De cursist weegt verschillende belangen
op korte en lange termijn af.
De cursist past inspraak, participatie en
besluitvorming toe.
166
173
174
De cursist gebruik een geschikte
communicatievorm.
De cursist illustreert het belang van
sociale samenhang en solidariteit.
De cursist weegt verschillende belangen
op korte en lange termijn af.
008
De cursist gebruik een geschikte
communicatievorm.
De cursist erkent het bestaan van
gezagsverhoudingen en het belang van
gelijkwaardigheid, afspraken en regels in
communiceren.
De cursist past inspraak, participatie en
besluitvorming toe.
008
De cursist erkent het bestaan van
gezagsverhoudingen en het belang van
gelijkwaardigheid, afspraken en regels in
communiceren.
De cursist illustreert het belang van
sociale samenhang en solidariteit.
De cursist illustreert hoe een
democratisch beleid het algemeen belang
nastreeft en rekening houdt met ideeën,
standpunten en belangen van
verschillende betrokkenen.
De cursist past inspraak, participatie en
besluitvorming toe.
015
050
173
015
174
050
170
174
Numeriek vermogen (10): Werk aan het
numeriek vermogen van de cursisten door de
planning van het project, zoals afspraken, op
een kalender te noteren.
Zorgvuldigheid (11): Maak cursisten er op
attent dat de school verwacht dat de
kinderen zorg dragen voor hun schriftjes en
werkblaadjes. Ouders kunnen het goede
voorbeeld geven. Verlang dit ook van de
cursisten.
Zelfbeeld (15): Spreek mensen aan op hun
sterke punten. Geef ze passende rollen in
het projectwerk. Benoem de bijdrage van alle
cursisten.
3. Leerplandoelen: Diversiteit
Module Diversiteit (M BE G106)
Thema 1: Verschillende mensen
1.1
Voorbeelden van leeractiviteiten
De taakverdeling in het gezin bespreken
(eventueel starten met foto’s van taken in het
huishouden).
- Hoe doe jij dat thuis? Doe jij het anders
dan andere cursisten? Waarom? Wat ga
je ook eens proberen?
- Doen papa’s en mama’s andere dingen?
Verwacht je andere dingen van meisjes en
jongens? Vind je dat oké? Moet dat zo?
Leerplandoelen
De cursist herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en
machtsmisbruik.
De cursist gaat respectvol om met
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen.
De cursist toetst zijn mening over
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen aan feiten en andere
meningen.
019
048
049
+ Aanvullend kan je nadenken over typische
beroepen voor mannen of vrouwen (bv.
door brainstorm over mannen- en vrouwenberoepen; is leraar een vrouwenberoep?)
1.2
1.3
1.4
Bespreken van verschillende samenlevingsvormen (starten met verschillende
samenlevingsvormen op te sommen).
- Een “klassiek” gezin
- Alleenstaanden
- Hetero en holebi-koppels
- Gezin met adoptiekinderen
- Nieuw samengesteld gezin
De cursist herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en
machtsmisbruik.
De cursist toetst zijn mening over
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen aan feiten en andere
meningen.
019
Aan de hand van een “echt probleem” praten
over pesten om uiterlijke redenen, zoals
handicap, huidskleur, lichaamsbouw,
haarkleur, …
- Wat vind je hierover?
- Wat kan je doen als mama/papa?
- Wat kan de school doen?
De cursist herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en
machtsmisbruik.
De cursist illustreert het belang van
sociale samenhang en solidariteit.
De cursist leidt uit historische en actuele
voorbeelden af wat de gevolgen zijn van
onverdraagzaamheid, racisme en
xenofobie.
019
Ga aan de slag met luistersproojes en
kinderliedjes (eventueel met gebaren). Laat
cursisten ook zelf verhalen vertellen uit hun
eigen jeugd of cultuur. Zoek gelijkenissen in
de verhalen.
De cursist gaat respectvol om met
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen.
De cursist toont aan dat cultuur een
impact heeft op voelen, denken en
handelen.
048
Geef cursisten voldoende tijd om uit hun
woorden te geraken. Wanneer men teruggrijpt
naar woorden in een andere taal of dialect,
zoek dan met de groep naar een Nederlands
woord dat iedereen begrijpt of goed de lading
dekt. Cursisten die dezelfde taal spreken
kunnen elkaar op dat vlak ondersteunen, maar
ook andere cursisten kunnen meedenken.
--Laat cursisten ook verhalen vertellen in hun
eigen taal, eventueel met een tolk erbij.
049
050
051
054
Communicatief vermogen (01): Laat
cursisten voldoende zelf aan het woord.
Empathie (04): Spoor cursisten aan respect
te hebben voor meningsverschillen. Dit
respect tonen ze eerst en vooral door
anderen te laten uitspreken.
Mediawijsheid (09): Verken met de cursisten
enkele actuele krantenberichten,
nieuwsberichten, ... over diversiteit.
Samenwerken (13): Je kan in je les ook
andere ouders betrekken. Zo kan er een mix
ontstaan.
Taaltip
33
3. Leerplandoelen: Diversiteit
Thema 2: Talenten
2.1
2.2
Voorbeelden van leeractiviteiten
Speel en (kinder)kwaliteitenspel.
In kaart brengen welke talenten /
intelligentie je kind heeft (start met een
opsomming van wat de kinderen goed en
minder goed kunnen; deel daarna in in
groepen):
- Wiskundig-logisch
- Visueel-ruimtelijk
- Natuurgericht
- Intrapersoonlijk
- Taalkundig
- Lichamelijk-motorisch
- Interpersoonlijk
- Muziekaalritmisch
Leerplandoelen
De cursist gaat respectvol om met
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen.
De cursist toetst zijn mening over
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen aan feiten en andere
meningen.
De cursist toont aan dat cultuur een
impact heeft op voelen, denken en
handelen.
048
049
054
De cursist gaat respectvol om met
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen.
De cursist toetst zijn mening over
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen aan feiten en andere
meningen.
De cursist illustreert het belang van
sociale samenhang en solidariteit.
048
De cursist gaat respectvol om met
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen.
De cursist illustreert het belang van
sociale samenhang en solidariteit.
De cursist leidt uit historische en actuele
voorbeelden af wat de gevolgen zijn van
onverdraagzaamheid, racisme en
xenofobie.
048
049
050
+ Hoe kan je je kind waarderen en
stimuleren?
+ Welke talenten komen op school aan bod?
+ Waar kan thuis extra aandacht aan
besteden?
+ Wat zijn jouw sterke en zwakkere punten?
2.3
In kaart brengen van de sociale
vaardigheden van de kinderen (leg de rollen
van de verschillende dieren uit de axenroos
uit en laat de cursisten zichzelf met deze
dieren vergelijken).
+ Hoe sta jij in interactie met je kind? Welke
dieren uit de axenroos passen bij jou?
Gebruik illustraties als je het hebt over
meervoudige intelligentie of de axenroos. Op
internet vind je heel wat inhoudelijke informatie
en tips voor in de klas, maar ook prenten en
illustraties die het je gemakkelijker maken om
uit te leggen waar het over gaat.
Taaltip
34
050
051
Kritisch denken (08): Denk met de cursisten
na of het ene talent “beter” is dan het andere.
Welke talenten krijgen meer “aanzien” in de
samenleving?
Respect (12): Bedank cursisten die respect
tonen voor elkaars mening tijdens de lessen.
Zelfbeeld (15): Cursisten geven ook aan
welke talenten ze zelf hebben.
3. Leerplandoelen: Diversiteit
Thema 3: School hier en ginder / vroeger en nu
3.1
3.2
Voorbeelden van leeractiviteiten
Cursisten vertellen over de school in hun
land van herkomst en vergelijken die met
de school hier (je kan cursisten ook laten
tekenen hoe de school in hun land van
herkomst eruit ziet):
- Functie leerkracht
- Grootte klassen
- Interactie in de klas
- Werkvormen
- Hoe lang naar school gaan?
- Wat leren op school?
- Hoe staan ouders t.o.v. de school?
- Wat hebben ouders te zeggen?
Leerplandoelen
De cursist toetst zijn mening over
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen aan feiten en andere
meningen.
De cursist toont aan dat cultuur een
impact heeft op voelen, denken en
handelen.
Vergelijken van klaspraktijken van vroeger
en nu (typ met de cursisten in googleafbeeldingen “school vroeger en nu” en
bespreek de illustraties):
- Functie leerkracht
- Grootte klassen
- Interactie in de klas
- Werkvormen
- Hoe lang naar school gaan?
- Wat leren op school?
- Hoe staan ouders t.o.v. de school?
- Wat hebben ouders te zeggen?
De cursist toetst zijn mening over
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen aan feiten en andere
meningen.
De cursist toont aan dat cultuur een
impact heeft op voelen, denken en
handelen.
049
De cursist gaat respectvol om met
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen.
De cursist toetst zijn mening over
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen aan feiten en andere
meningen.
048
049
054
054
Tip: Ga een kijkje nemen in een klas.
3.3
Vergelijken van beleving die cursisten zelf
hebben met het onderwijs en de beleving die
hun kinderen hebben met het onderwijs.
Laat cursisten vertellen aan de hand van
tekeningen en illustraties. Ondersteun de
taalverwerving door wat op de afbeeldingen
staat te benoemen en te omschrijven.
--Stel een nieuwe vraag eerst aan een vlotte
cursist. Andere cursisten begrijpen daardoor
beter de vraag of kunnen zich aansluiten bij het
antwoord van een andere cursist.
Taaltip
049
Communicatief vermogen (01): Moedig
spreekdurf aan. Hou daarbij rekening met de
individuele cursist. Geef sneller een
compliment aan stille cursisten en verwacht
meer van sterkere cursisten.
Exploreren (06): Geef cursisten de tijd om
verschillende ervaringen te vertellen. Laat
cursisten aan elkaar vragen stellen.
Flexibiliteit (07): Cursisten passen zich aan
de andere verwachtingen van de school aan.
Ouders geven in een groepsgesprek aan hoe
ze dat doen of kunnen doen.
Samenwerken (13): Je kan in je les ook
andere ouders betrekken. Zo kan er een mix
ontstaan.
35
3. Leerplandoelen: Opvoeden
Module Opvoeden (M BE 107)
Thema 1: Autonomie ondersteunen
1.1
Voorbeelden van leeractiviteiten
Bespreken hoe je met positief gedrag kan
omgaan: belonen.
- Een “pluim”
- Een bevestiging
- Een sticker op het stickerblad
- Een speciale activiteit
- Wat langer op blijven
- Wat langer op de computer
- Een cadeautje (speelgoed)
- Lievelingseten ipv “dagelijkse kost”
Leerplandoelen
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
008
022
023
Tip: Beloningsdobbelsteen (Klasse)
+ Oog hebben voor positief gedrag; niet
alleen de slechte cijfers op het rapport zien!
(schrijf zes sommen op het bord, iedereen
ziet enkel de ene foute som)
1.2
Bespreken hoe je met negatief gedrag kan
omgaan: negeren en bestraffen.
- Berispen
- Time-out
- Geen beloning (geen sticker op het blad)
- Speelgoed beperken (minder keuze)
- Minder lang op de computer
+ Zeggen wat je wél verwacht (en niet enkel
wat de kinderen niet mogen doen)
1.3
1.4
Benoem met cursisten tussenstappen om
kinderen nieuw gedrag aan te leren (cfr. “Je
kind kan het zelf”).
Brainstormen over (huishoudelijke)
activiteiten waarbij kinderen kunnen helpen.
+ Component leren daarin herkennen
+ Toenemende verantwoordelijkheid geven
+ Kinderen belonen als ze helpen
Oefen met cursisten concrete instructies om
gewenst gedrag te formuleren. De tips om dit
in het Nederlands te doen, zijn dezelfde voor
de cursisten die dit op de thuistaal toepassen.
--Oefen met cursisten aan de hand van
situatieschetsen het formuleren van een
complimentje in concrete (gedrags)termen.
--Demonstreer hoe je met bevestigen kan
aangeven dat iemand het goed doet: dat heb je
goed gedaan, prima werk, …
Taaltip
36
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
De cursist neemt verantwoordelijkheid op
voor kinderen die aan zijn gezag zijn
toevertrouwd.
008
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
022
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
022
022
023
176
023
023
Creativiteit (02): Wees creatief met
beloningen. Laat kinderen meedenken over
hun beloningen.
Flexibiliteit (07): Bespreek met cursisten hoe
je duidelijke grenzen stelt, maar ook flexibel
omgaat met wisselende omstandigheden.
Kritisch denken (08): Denk met de cursisten
kritisch na over beloningen. Wat een straf
lijkt is soms een beloning. Bijvoorbeeld een
kind naar zijn kamer sturen omdat het zijn
bord niet wil leegeten.
3. Leerplandoelen: Opvoeden
Thema 2: Welzijn van je kind
2.1
Voorbeelden van leeractiviteiten
Benoemen, omschrijven en illustreren van de
vier basisgevoelens: blij, bang, boos en
verdrietig.
+ Hoe hierover met je kind praten.
Tip: “Een doos vol gevoelens” (Uitg. CEGO)
Leerplandoelen
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
008
022
023
2.2
Een klas-enquête houden over slapen.
- Wanneer gaan slapen
- Wanneer opstaan
- Tips om kinderen in bed te krijgen
- Uitslapen
- Bedplassen en oplossingen
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
022
2.3
Een collage maken van de actieve
voedingsdriehoek.
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
022
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
De cursist neemt verantwoordelijkheid op
voor kinderen die aan zijn gezag zijn
toevertrouwd.
008
+ Ideeën samenbrengen om lekker en
gezond voor en met de kinderen te koken
+ Gezonde tussendoortjes en gezonde
inhoud voor de brooddoos
2.4
Een verjaardagsfeestje voor je kind en
enkele vriendjes organiseren.
+ Hoe leer je de vriendjes van je kind
kennen?
+ Welke afspraken maak je met hun ouders?
022
176
2.5
Oefenen om een gezondheidsprobleem te
melden aan de juf.
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
008
2.6
Bespreken wat de school doet op het vlak
van welzijn (vb gaan zwemmen, turnen,
klasgesprekken, afspraken over ziekte,
beleid rond pesten, luizenalertheid, ...).
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
024
Geef cursisten een “onthoudblad” mee met
afbeeldingen en de woorden: blij, bang, boos,
verdrietig.
--Maak met de cursisten in de klas uitnodigingen
voor een fictief feestje. Geef cursisten een
invuluitnodiging of een ondersteuningsblad met
uitdrukkingen op hun niveau.
--Laat cursisten elkaar uitnodigen voor fictieve
feestje. Zo heb je een tof oefenmoment bij het
maken van uitnodigingen.
Respect (12): Wijs cursisten op het belang
van het respecteren van elkaars mening.
Alleen dan is een echt gesprek mogelijk.
Verantwoordelijkheid (14): Bespreek hoe
ouders zelf kunnen instaan voor het welzijn
(slapen, voeding, …) van hun kind door in
groepjes mogelijkheden op te sommen.
Zelfbeeld (15): Evalueer op het einde van de
les. Duidt sterke punten van cursisten aan.
Vraag ook wat zij zelf vinden.
Zorgzaamheid (18): Laat tijdens de lessen
verschillende aspecten van zorg voor de
kinderen aan bod komen.
Taaltip
37
3. Leerplandoelen: Opvoeden
Thema 3: Taalstimulering
3.1
Voorbeelden van leeractiviteiten
Beeldmateriaal tonen om te illusteren hoe
taal gestimuleerd kan worden: samen met je
kind de afwas doen, alles benoemen en
opdrachtjes geven (kinderen leren zo
voorzetsels, kleuren, getallen, …), bezig zijn
met boekjes, voorlezen, …
Leerplandoelen
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
022
023
+ Hoe pakt de school dit aan?
3.2
Kies met de cursisten uit een waaier boeken
geschikte boekjes voor hun kind. Denk aan
leeftijd, onderwerp in de interessesfeer van
het kind (bv. naar de tandarts gaan, bang
zijn in et donker, …), aantrekkelijkheid van
het boek, leesboek of informatief boek, …
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
022
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
022
023
Tip: Maak een verteltas
3.3
Samen oefenen in voorlezen (ieder in de
eigen taal). Let op mimiek, intonatie, hoe de
spanning erin te houden, …
Alternatief: een verhaal verzinnen bij de
prenten van een boek (wie niet kan lezen).
023
3.4
Met foto’s illustreren hoe een kind een nieuw
begrip leert door het steeds opnieuw te
herhalen (bv. over “stoel”: pictogram, prent in
kinderboek, designstoel, antieke stoel, …).
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
022
3.5
Leer samen met en van de cursisten liedjes
en achterhaal hoe dat de taalontwikkeling
stimuleert (herhaling, rijm, ritme).
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
022
3.6
Bespreken in welke taal of talen de
cursisten hun kinderen opvoeden:
- Vanwaar die keuze?
- Wat is het voordeel van twee talen?
- Spreek je dialect thuis?
- Welke taal spreek je op school?
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
008
Bespreek hoe je ook het Nederlands van je
kind kan stimuleren door TV te kijken, cd’s
met liedjes te luisteren, naar de bib gaan,
contacten met buren en vriendjes leggen, ...
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
022
3.7
Stimuleer ouders ook zelf kinder- of
jeugdboeken te lezen
--Het is belangrijk dat kinderen een rijke thuistaal
ontwikkelen. Ouders kunnen deze ontwikkeling
stimuleren. Deze taal moet niet per se het
Nederlands zijn. Een rijke thuistaal is belangrijk
voor de emotionele ontwikkeling van kinderen
en de beste basis om een tweede taal te leren.
Taaltip
38
023
024
Esthetische bekwaamheid (05): Sta met
cursisten stil bij de tekeningen in
kinderboeken. Wat vinden ze mooi?
Mediawijsheid (09): Op de computer kan je
ook veel lezen met cursisten en kinderen.
Probeer eens met Fundels of Google de titel
van kinderboeken (bv. Over een kleine mol).
Zelfredaamheid (16): Laat cursisten
kennismaken met de bibliotheek. Zo kunnen
ze zelf op zoek naar boekjes.
3. Leerplandoelen: Opvoeden
Thema 4: Structuur
4.1
Voorbeelden van leeractiviteiten
Aan de hand van structuurkaarten (Klasse)
zicht krijgen op het eigen ochtend- en
avondritueel.
- Wanneer opstaan
- Wassen en tanden poetsen
- Aankleden
- Ontbijten
- Naar school
- Vieruurtje
- Huiswerk maken
- Boekentas klaarzetten
- Gaan slapen
Leerplandoelen
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
023
+ Het ritme van de school: lessenroosters,
maandkalender, kringmomenten, …
4.2
Ouders vergelijken hoe zij hun kinderen
ondersteunen bij het maken van huiswerk.
+ Wat verwacht de school van de ouders als
het gaat over huiswerkondersteuning?
+ Wat kan je doen als je niet kan helpen?
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
De cursist exploreert opvoedkundige
vaardigheden.
022
023
4.3
Een ideeënbokaal aanleggen met leuke
activiteiten voor tijdens de vakantie.
- Uitrusten
- Uitstapjes
- Regenactiviteiten
- Klusjes in huis
- Opruimen
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
022
4.4
Een weekplanning maken om met de
kinderen vooruit te kijken.
- Schooldagen
- Schoolactiviteiten (vb. zwemmen)
- Woensdagnamiddag invullen
- Familiebezoek
- Sport en andere vrije tijd
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
008
Een plattegrond van je huis tekenen en aanduiden welke plaatsen dienen om te spelen,
om huiswerk te maken, om te rusten, …
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
022
4.5
Heb aandacht voor de woordenschat die nodig
is om over deze onderwerpen te praten.
Ondersteun op het niveau van de cursisten in
de groep, probeer hier ook in te differentiëren.
Taaltip
022
Creativiteit (02): Moedig cursisten aan om
creatief te denken en ideeën die ze horen
van andere ouders in de les ook eens uit te
proberen.
Esthetische bekwaamheid (05): Toon
waardering voor de werkjes van de kinderen.
Sla met de groep eens aan het knutselen.
Flexibiliteit (07): Bespreek met cursisten dat
een planning soms moet gewijzigd worden.
Hoe ga je om met onvoorziene
omstandigheden?
39
3. Leerplandoelen: Opvoeden
Thema 5: Oudercontact
5.1
5.2
Voorbeelden van leeractiviteiten
Bespreek met de cursisten wat een
oudercontact is.
- Wanneer is het oudercontact.?
- Moet ik een afspraak maken?
- Moet ik een briefje invullen?
- Met wie kan ik spreken op het
oudercontact? (Leerkracht, godsdienstleraar, zorgleerkracht, directie, CLB, …)
- Kan ik een tolk vragen of een tolk
meebrengen?
- Wie gaat naar het oudercontact? (Mama,
papa, beide, …)
- Wat kan ik te weten komen?
Leerplandoelen
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
Vragen voorbereiden voor het
oudercontact.
- Wat kan mijn kind goed in de klas
- Is mijn kind rustig in de klas
- Doet mijn kind het goed met andere
kinderen?
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
008
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
008
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist stimuleert de ontwikkeling van
kinderen en jongeren door zorg en
activiteiten.
008
008
024
024
Tip: Filmpjes op Klasse.be
Tip: Ontwikkelschijf
5.3
“Vragen stellen op het oudercontact”
oefenen in een rollenspel.
+ Aandacht voor het belang van non-verbale
communicatie
5.4
Met de cursisten bespreken hoe het
oudercontact geweest is.
- Ging het goed?
- Kon je alles vragen?
- Wou je nog andere dingen vragen?
- Kreeg je voldoende tijd?
- Begreep je de leraar?
024
024
Alternatief: het oudercontact naspelen in
plaats van het te bespreken.
In kernwoorden de belangrijkste vragen voor
het oudercontact noteren op een spiekbriefje.
--Sterkere cursisten kunnen de rol van leraar
opnemen in het rollenspel.
--Gebruik een kijklijst (vb. Klasse) om het
oudercontact voor te bereiden.
Taaltip
40
Doorzettingsvermogen (03): Hoe kan je je
kind ondersteunen om door te zetten? Hoe
kan je belonen? Wat kan je (samen)
plannen?
Numeriek vermogen (10): Werk aan specifiek
rekenvaardigheden wanneer cursisten daar
nood aan hebben, bv. het rapport
interpreteren.
3. Leerplandoelen: Opvoeden
Thema 6: Keuzes maken
6.1
6.2
6.3
Voorbeelden van leeractiviteiten
Verschillen in kaart brengen tussen crèche /
peutertuin / kleuterklas / lagere school /
secundair onderwijs.
- Soorten leraren: per klas/ per vak
- Zorgleerkracht?
Leerplandoelen
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
Waarom kozen de cursisten de school waar
hun kinderen nu zitten? Groepsgesprek over
hoe kiezen tussen scholen.
- Afstand van thuis
- Sfeer van de school
- Kiezen voor een studierichting
- Faciliteiten (opvang, warm eten, bus, …)
- School met goede naam
- Vriendjes volgen?
- Grootte van de school
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
De cursist neemt verantwoordelijkheid op
voor kinderen die aan zijn gezag zijn
toevertrouwd.
024
Bespreken wat je kan doen als het niet
vanzelf gaat op school.
- Wat is schoolrijpheid?
- Wat kunnen de oorzaken van
leermoeilijkheden zijn?
- Wat kunnen leerproblemen zijn?
- Wat zijn de gevolgen van zittenblijven?
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
008
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
De cursist neemt verantwoordelijkheid op
voor kinderen die aan zijn gezag zijn
toevertrouwd.
024
024
176
024
+ Kennismaken met CLB
6.4
Bijzonder onderwijs vergelijken met
“gewoon” onderwijs en inclusief onderwijs.
Tip: Ga eens op bezoek.
Maak met cursisten lijstjes van voor- en
nadelen als hulpmiddel om een keuze te
maken. Dit hoeft niet schriftelijk te zijn! Moedig
cursisten aan om argumenten te uit te leggen.
--Laat cursisten raad vragen aan elkaar over
verschillende onderwerpen.
176
Kritisch denken (08): Reik cursisten
argumenten aan om weloverwogen keuzes
te maken.
Open en constructieve houding (11): Geef
aan dat cursisten ook zelf het initiatief
kunnen nemen om een probleem aan te
kaarten met de school.
Taaltip
41
3. Leerplandoelen: Opvoeden
Thema 7: Schoolreglement
7.1
Voorbeelden van leeractiviteiten
Afspraken maken met de cursistengroep.
- Gsm in de klas
- Onderling vertalen
- Respect voor elkaar
- Andere laten uitspreken
- Bij afwezigheid de leerkracht verwittigen
- In de speeltijd van de kinderen de
kinderen niet gaan opzoeken
- Kan je met de groep cursisten zomaar
rondlopen in de school? (afspraken maken
met de school!)
Leerplandoelen
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
024
+ Waarom zijn die afspraken er?
7.2
Informatie opzoeken in het
schoolreglement.
- Schooluren
- Opvangmogelijkheden
- Vakantiedagen/jaarkalender
- Kledij voor zwemmen/turnen
- Mogelijkheden van ’s middags eten
- Speciale activiteiten
- Te laat komen
- Hoe en wanneer afwezigheid melden
- Afspraken rond medicatie
- Verzekering
- Schoolkosten
- Oudercontact
- Toetsenperiode
Probeer zoveel mogelijk met authentiek
materiaal aan de slag te gaan.
--Zorg voor taalondersteuning bij het
schoolreglement door pictogrammen en
illustraties te gebruiken.
--Verwacht van sterkere en zwakkere cursisten
dat ze, volgens hun kunnen, zoveel mogelijk
informatie uit de teksten halen. Stel sterkere
cursisten moeilijkere vragen.
--Indien nodig kan je moeilijke stukken uit het
reglement in duidelijke taal aanbieden.
Taaltip
42
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
De cursist neemt verantwoordelijkheid op
voor kinderen die aan zijn gezag zijn
toevertrouwd.
024
176
Doorzettingsvermogen (03): Moedig
cursisten aan om informatie te vinden in het
schoolreglement. Het is niet nodig alle
woorden te begrijpen!
Empathie (04): Stimuleer cursisten om
rekening te houden met elkaar en de
opvattingen van de school te begrijpen en
ermee rekening te houden.
Zorgvuldigheid (17): Geef cursisten aan dat
het belangrijk is bepaalde regels van het
schoolreglement zorgvuldig na te komen, bv.
het melden van afwezigheid.
3. Leerplandoelen: Opvoeden
Thema 8: Organisatie van het onderwijs
8.1
Voorbeelden van leeractiviteiten
Foto’s uit verschillende klassen van kleuter
tot secundair rangschikken en ordenen (bv.
in een boomstructuur)
Leerplandoelen
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
024
+ Leerplicht bevragen
8.2
Informatie over verschillende secundaire
scholen in de buurt opzoeken op internet.
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
024
+ Welke middelbare school zoek je?
+ Waarvan droom je voor je kind?
+ Waarvan droomt je kind?
8.3
Op een schematische voorstelling van de
school (klassenstructuur) de foto’s van de
kinderen van de cursisten op de juiste
plaats leggen.
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
024
8.4
Op een plattegrond van de school de
verschillende lokalen op de school
aanduiden.
- Lokaal waar de cursus doorgaat
- Klas van de kinderen
- Refter
- Secretariaat / directie
- Turnzaal
- Computerklas
- Speelplaats
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
024
8.5
Bespreken wie wie is op school en wie wat
doet (werk hier ook met foto’s).
De cursist toont betrokkenheid bij de
schoolloopbaan van kinderen.
024
Wanneer de klassenstructuur te abstract is om
de foto’s van de kinderen te ordenen, kan je
misschien ook de foto’s van de leerkrachten
gebruiken of foto’s van de lokalen.
Taaltip
Kritisch denken (08): Geef aan dat niet alle
informatie op het internet even betrouwbaar
is. Zorg zelf voor enkele adressen van
websites met eerder betrouwbare informatie,
bv www.kindengezin.be
Mediawijsheid (09): Verken met de cursisten
de mogelijkheden van het internet.
Samenwerken (13): Vorm groepjes van
sterkere en zwakkere cursisten om
informatie op te zoeken op internet. Zet
cursisten aan om elkaar te helpen.
43
3. Leerplandoelen: Vrije tijd
Module Vrije tijd (M BE 108)
Thema 1: Spelen
1.1
1.2
Voorbeelden van leeractiviteiten
Discussiëren over stellingen i.v.m. spelen
(kan met foto’s van spelende kinderen).
Sommige foto’s kunnen niet zo evident zijn.
- Jongen speelt met poppen
- Meisje voetbal
Leerplandoelen
De cursist informeert zich over
mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding.
De cursist kiest een vorm van
vrijetijdsbesteding op basis van eigen
interesses, mogelijkheden en waarden
Speelgoed indelen in soorten spelen
(eventueel kijken wat kinderen vragen voor
Sinterklaas).
- Fantasiespelen
- Constructiespelen
- Gezelschapsspelen
- Motorische spelen
De cursist informeert zich over
mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding.
De cursist kiest een vorm van
vrijetijdsbesteding op basis van eigen
interesses, mogelijkheden en waarden.
De cursist zorgt dagelijks voor een
evenwicht tussen rust en beweging, werk
en ontspanning.
059
Gaan kijken in de klas hoe het materiaal
geordend wordt en hoe de klasinrichting er
uit ziet. Dit linken aan de thuissituatie.
- Hoe breng ik stuctuur aan in het materiaal
van de kinderen thuis?
- Waar kunnen kinderen spelen in ons
huis?
De cursist plant en organiseert zijn vrije
tijd.
De cursist evalueert de manier waarop hij
op basis van behoeften, kwaliteiten,
beperkingen en waarden een aanbod
heeft geselecteerd.
061
Gaan kijken wat kinderen in de kleuterklas
doen.
- Taalontwikkeling
- Voorbereiding op rekenen
- Oefenen van motoriek
- Sociale vaardigheden ontwikkelen
De cursist informeert zich over
mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding.
059
059
060
060
132
+ Spelen linken aan de ontwikkeling van de
kinderen: ontwikkelingsschijf
1.3
1.4
091
A.d.h.v. deze voorbeelden illustreren hoe dit
een voorbereiding is op de basisschool.
Spelen is leren!
Laat cursisten in de les zelf de regels van een
spel ontdekken door eenvoudige spelregels te
lezen.
--Laat sterkere cursisten zwakkere cursisten
helpen bij het verwoorden van hun mening.
--Speel met de cursisten ook eens een spel, bv.
ganzenbord. Leg nadruk op typische
uitdrukkingen als “nog een keer”, “beurt
overslaan”, “gooi met de dobbelsteen”, “x
plaatsen terug/vooruit”, …
--Speel verschillende spelen met cursisten. Ga
telkens samen zoeken wat de kinderen daarbij
kunnen leren. Doe dit met toegankelijke (en
goedkope) spelen.
Taaltip
44
Empathie (04): Moedig cursisten aan hun
eigen mening te uiten. Benadruk dat
iedereen een eigen mening mag hebben.
Toon begrip voor de verschillende meningen.
Exploreren (06): Motiveer cursisten om zelf
op zoek te gaan naar verschillende manieren
van spelen.
Numeriek vermogen (10): Oefen met
cursisten het vergelijken van prijzen van
speelgoed. Waar kan je goedkoper
speelgoed vinden?
Open en constructieve houding (11):
Stimuleer cursisten om thuis eens een spel
te spelen. Je kan voor de cursisten
bijvoorbeeld een eenvoudig memory-spel
kopiëren.
3. Leerplandoelen: Vrije tijd
Thema 2: Planning
2.1
2.2
2.3
2.4
Voorbeelden van leeractiviteiten
De vrije tijd van de kinderen plannen (kan
met een takenbord).
- Huistaken
- Hobby’s
- Vrije tijd
- Rust
Leerplandoelen
De cursist kiest een vorm van
vrijetijdsbesteding op basis van eigen
interesses, mogelijkheden en waarden.
De cursist plant en organiseert zijn vrije
tijd.
De cursist zorgt dagelijks voor een
evenwicht tussen rust en beweging, werk
en ontspanning.
Bespreken van de structuur van een dag
voor de kinderen.
- Onderdelen: opstaan, school, huiswerk,
voorleesmomenten, slapen, …
- Belang van structuur voor kinderen
- Hoe bouw je structuur in?
De cursist plant en organiseert zijn vrije
tijd.
De cursist zorgt dagelijks voor een
evenwicht tussen rust en beweging, werk
en ontspanning.
061
Oefenen met agenda om jaarplanning te
maken.
- Vakantie
- Activiteiten
- Bezoeken
De cursist kiest een vorm van
vrijetijdsbesteding op basis van eigen
interesses, mogelijkheden en waarden.
De cursist plant en organiseert zijn vrije
tijd.
060
Nadenken over hoe je verstandig om kan
gaan met media (internet, games, tv, enz).
- Afspraken maken
- Hoelang?
- Gevaren?
De cursist kiest een vorm van
vrijetijdsbesteding op basis van eigen
interesses, mogelijkheden en waarden.
De cursist maakt gebruik van
maatschappelijke diensten en/of
instellingen m.b.t. vrije tijd.
De cursist zorgt dagelijks voor een
evenwicht tussen rust en beweging, werk
en ontspanning.
060
Laat cursisten zelf hun agenda invullen.
Eventueel met ondersteunende kleuren of
pictogrammen.
--Sta stil bij de talige elementen van een agenda
en jaarkalender: dag, week, maand, jaar, de
maanden van het jaar, de dagen van de week,
voormiddag, namiddag, ’s morgens, ’s avonds,
‘s nachts …
--Oefen het samen maken van plannen. Ouders
kunnen dit samen met de kinderen ook doen.
Benadruk het uitleggen van en discussiëren
over keuzes.
060
061
132
132
061
062
132
Creativiteit (02): Spoor cursisten aan om
samen met hun kinderen nieuwe
vrijetijdsbestedingen uit te proberen.
Mediawijsheid (09): Verken met de cursisten
welke media door kinderen gebruikt worden.
Weeg af welke media geschikt zijn.
Numeriek vermogen (10): Ondersteun
cursisten in het werken met een dag- en
jaarplanning.
Samenwerken (13): Vraag cursisten hoe ze
thuis samenwerken met de kinderen: wat
gaat goed en minder goed?
Taaltip
45
3. Leerplandoelen: Vrije tijd
Thema 3: Bezoek aan…
Opmerking:
We werken dit thema bezoek rond sport, maar je kan deze activiteiten ook uitwerken voor de bibliotheek, het
cultuurcentrum, de muziekschool, de tekenacademie, de vrijetijdsbeurs, de kinderboerderij, de
opvoedingswinkel, de spelotheek, de jeugdbeweging, de speelpleinwerking …
3.1
3.2
3.3
Voorbeelden van leeractiviteiten
Zich informeren over sportmogelijkheden in
de buurt.
- Internet
- Krantjes
- Sportdienst
Leerplandoelen
De cursist informeert zich over
mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding.
De cursist maakt gebruik van
maatschappelijke diensten en/of
instellingen m.b.t. vrije tijd.
Bespreken hoe je in samenspraak met je
kind een geschikte sport kan kiezen.
De cursist kiest een vorm van
vrijetijdsbesteding op basis van eigen
interesses, mogelijkheden en waarden.
De cursist plant en organiseert zijn vrije
tijd.
De cursist evalueert de manier waarop hij
op basis van behoeften, kwaliteiten,
beperkingen en waarden een aanbod
heeft geselecteerd.
060
De cursist informeert zich over
mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding.
De cursist maakt gebruik van
maatschappelijke diensten en/of
instellingen m.b.t. vrije tijd.
De cursist evalueert de manier waarop hij
op basis van behoeften, kwaliteiten,
beperkingen en waarden een aanbod
heeft geselecteerd.
059
Bezoeken van een sportvereniging en je
leren informeren over praktische
aangelegenheden.
- Waar
- Wanneer
- Kosten
Leer cursisten sleutelwoorden op
informatiebrochures: waar, wanneer, prijs, …
--Laat cursisten samen een vraag stellen aan
een verantwoordelijke. Zo kunnen ze elkaar
helpen.
--Maak een hobbymarkt in je klas. Laat cursisten
zowel info geven als info vragen. Zo hebben ze
een veilige omgeving om dit te oefenen.
Taaltip
46
059
062
061
091
062
091
Communicatief vermogen (01): Moedig
cursisten aan verantwoordelijken voor
bepaalde activiteiten zelf aan te spreken.
Doorzettingsvermogen (03): Probeer
cursisten aan te sporen om door te zetten in
het verzamelen van informatie omtrent een
bepaalde activiteit. Dit is niet altijd even
makkelijk.
Exploreren (06): Motiveer cursisten de vele
opties te bekijken, ook al is het een groot
aanbod.
Zorgzaamheid (18): Hoe stimuleer je
kinderen om zorg te dragen voor uitgeleend
materiaal (bibliotheek of spelotheek)?
Bespreek met de cursisten hoe je bij het
kiezen hieraan al kan denken (bv. een
boekje in hard karton kiezen)
3. Leerplandoelen: Vrije tijd
Thema 4: Slim op weg
Voorbeelden van leeractiviteiten
Opzoeken van uren van openbaar vervoer.
- Internet
- Loket
- Borden
Leerplandoelen
De cursist plant en organiseert zijn vrije
tijd.
De cursist maakt gebruik van
maatschappelijke diensten en/of
instellingen m.b.t. vrije tijd.
4.2
Een routekaart maken als voorbereiding van
een uitstap. Ouders kunnen dit thuis samen
met de kinderen maken voor ze op een
lange (auto)reis vertrekken.
De cursist plant en organiseert zijn vrije
tijd.
061
4.3
Nadenken over veiligheid in het verkeer.
- Gordel
- Kinderzitje
- Fluoriserende kledij en attributen
- Lichten fiets
- Straatcode, reglement
De cursist plant en organiseert zijn vrije
tijd.
061
4.4
Bespreken van voor- en nadelen van
vervoersmiddelen.
- Milieu
- Gezondheid kind
- Kostprijs
- Veiligheid
De cursist plant en organiseert zijn vrije
tijd.
De cursist evalueert de manier waarop hij
op basis van behoeften, kwaliteiten,
beperkingen en waarden een aanbod
heeft geselecteerd.
061
Onderwegspelletjes spelen met cursisten.
- Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet
- Woordslang maken
- Maak kaartjes van voorwerpen die je
onderweg ziet (bus, boom, huis, auto, …).
Iedereen trekt willekeurig kaartjes. Wie het
eerst zijn voorwerp ziet, wint.
- Nummerplaatbingo
- Bomen, bussen, auto’s, … tellen
- Liedjes: één champignonnetje of potje
met vet
De cursist plant en organiseert zijn vrije
tijd.
De cursist zorgt dagelijks voor een
evenwicht tussen rust en beweging, werk
en ontspanning.
061
4.1
4.5
Oefen “de weg vragen” met cursisten.
--Gebruik tafels en stoelen om hindernissen te
zetten in de klas. Laat cursisten een andere
geblinddoekte cursiste begeleiden doorheen
het parcours.
--Oefen met cursisten het samen luidop zoeken
naar informatie zoeken, bijvoorbeeld over de
bus. Ouders kunnen dit op dezelfde manier
met de kinderen doen.
Taaltip
061
062
091
132
Numeriek vermogen (10): Ondersteun
cursisten bij het werken met tabellen van de
lijn. Cursisten die er beter in zijn kan je
samen laten werken met cursisten die het
moeilijker vinden.
Verantwoordelijkheid (14): Bespreek met
cursisten wat ze zelf kunnen doen om te
zorgen voor een veilige(re) verkeerssituatie
op weg van en naar school.
Zelfredzaamheid (16): Leer cursisten een
aantal standaardzinnen om bijvoorbeeld te
vragen waar en wanneer de bus komt.
Zorgzaamheid (18): Bespreek met cursisten
welke impact bepaalde vervoersmiddelen
kunnen hebben op het milieu.
47
3. Leerplandoelen: Commmuniceren
Module Communiceren (M BE G085)
Thema 1: Berichten en boodschappen voor de school
Voorbeelden van leeractiviteiten
Een stappenplan maken om te informeren
naar een verloren voorwerp.
- Aan de juf te vragen
- Op het secretariaat te vragen
Leerplandoelen
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist stelt open vragen.
1.2
Oefenen om een kind ziek te melden (o.a. in
rollenspellen).
- Rollenspel telefoneren
- Rollenspel gesprek met de juf
- Een briefje schrijven
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
008
1.3
Notities schrijven in de agenda van de
kinderen. Dit kan ook in een heen-en-weerschriftje.
- “Nora komt morgen wat later.”
- “Dries eet morgen op school.”
- “Jonas is zijn jas kwijt.”
- “Fleur heeft het huiswerk niet begrepen.”
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist leeft de onuitgesproken regels
na die de interacties in de samenleving
typeren.
008
Oefenen om een probleem te bespreken
met de juf.
- Over pesten
- Teveel huiswerk
- Het huiswerk is te moeilijk
De cursist illustreert verbale en nonverbale communicatie.
De cursist illustreert het objectief en
subjectief waarnemen.
De cursist drukt zich uit in de ik-vorm.
De cursist luistert actief.
De cursist stelt open vragen.
De cursist uit onbevangen en constructief
zijn wensen en gevoelens binnen relaties
en stelt en aanvaardt hierin grenzen.
001
1.1
1.4
+ Gebruik allerlei situatiekaartjes.
Maak spiekbriefjes met de cursisten bij het
voorbereiden van een gesprek met de juf.
--Gebruik tijdens de lessen beleefdheidsconventies als “sorry” en “alsjeblieft”. Bevestig
cursisten die dit ook doen.
--Geef cursisten ook tips over hun houding en
non-verbale communicatie in rollenspelen.
Taaltip
48
008
009
018
002
004
005
009
014
Samenwerken (13): Cursisten kunnen
samenwerken om zo de communicatie onder
de knie te krijgen.
Zelfbeeld (15): Moedig spreekdurf aan.
Spreek cursisten aan op hun sterke punten.
Zelfredzaamheid (16): Bedenk met de
cursisten bij wie je met welke vragen terecht
kan.
Zorgvuldigheid (17): Stimuleer ouders om
zorg te dragen voor hun cursusmateriaal.
Ouders kunnen zo een voorbeeld zijn voor
hun kind.
3. Leerplandoelen: Communiceren
Thema 2: Brieven en rapporten van de school
2.1
2.2
Voorbeelden van leeractiviteiten
Brieven van de school sorteren.
- Belangrijke/ niet-belangrijke informatie
- Betalen/ niet betalen
- Antwoorden / niet antwoorden
- Van de school/ van het CLB / van …
Leerplandoelen
De cursist toetst eigen interpretaties aan
die van anderen.
De cursist leeft de onuitgesproken regels
na die de interacties in de samenleving
typeren.
Antwoordstrookjes invullen.
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
008
De cursist illustreert het objectief en
subjectief waarnemen.
De cursist toetst eigen interpretaties aan
die van anderen.
De cursist leeft de onuitgesproken regels
na die de interacties in de samenleving
typeren.
002
003
018
+ Aandacht vestigen op indiendatum
2.3
Het rapport lezen en begrijpen.
- Punten interpreteren
- De inhoud van de vakken en het relatief
belang daarvan
- Stilstaan bij andere informatie op het
rapport (bv. gedrag)
- Wat is een goed rapport voor mijn
kind?
- Wat doe je met het rapport?
003
018
+ Een berichtje schrijven in de agenda
2.4
Doel en nut van de agenda bespreken.
- Waar dient het voor?
- Wat staat erin?
- Wie gebruikt de agenda?
- Wat verwacht de school van ouders i.v.m.
de agenda?
- Pictogrammen die de school gebruikt
interpreteren.
- Hoe vaak kijk je de agenda na?
De cursist leeft de onuitgesproken regels
na die de interacties in de samenleving
typeren.
018
2.5
De website van de school bezoeken.
- Algemene informatie zoeken
- Het schoolreglement zoeken
- Foto’s zoeken en downloaden
- De schoolkalender bekijken
De cursist leeft de onuitgesproken regels
na die de interacties in de samenleving
typeren.
018
Leg de nadruk op het herkennen en uit elkaar
houden van de brieven van de school. Stel
andere verwachtingen naar verschillende
cursisten. Taalzwakke cursisten oriënteer je op
pictogrammen. Van sterkere cursisten
verwacht je dat ze alle informatie begrijpen.
--Gebruik semi-authentieke brieven, rapporten,
formulieren, … Leer cursisten belangrijke
informatie markeren of omcirkelen.
--Laat cursisten vaak personalia invullen op
verschillende formulieren (kopiëren mag!)
Doorzettingsvermogen (3): Moedig cursisten
aan om te proberen begrijpen wat de school
hen wil meedelen. Ieder beetje helpt.
Numeriek vermogen (10): Ondersteun
specifieke rekenvaardigheden bij het
interpreteren van het rapport. Bespreek ook
met de cursisten wanneer de kinderen een
rapport krijgen. Gebruik een jaarkalender.
Zelfredzaamheid (16): Moedig cursisten aan
om communicatie van de school eerst zelf te
bestuderen en pas daarna hulp te vragen.
Taaltip
49
3. Leerplandoelen: Commmuniceren
Thema 3: Afspraken
3.1
3.2
3.3
3.4
Voorbeelden van leeractiviteiten
Opsommen met wie je een afspraak kan
maken (bijvoorbeeld in een brainstorm,
eventueel ondersteund met afbeeldingen van
beroepen).
- Met de juf/meester
- Met de zorgleerkract
- Met de directeur
- Met de logopedist
- Met het CLB
- Met de dokter
- Met de tandarts
Leerplandoelen
De cursist uit onbevangen en constructief
zijn wensen en gevoelens binnen relaties
en stelt en aanvaardt hierin grenzen.
De cursist leeft de onuitgesproken regels
na die de interacties in de samenleving
typeren.
Afspraken maken, afzeggen en
verplaatsen oefenen (in rollenspellen; liefst
ook eens met een “gast”, bijvoorbeeld een
secretariaatsmedewerker).
- Een afspraak maken op het secretariaat
- Een afspraak maken via de telefoon
- Ingaan op een uitnodiging via een
antwoordstrookje
De cursist illustreert verbale en nonverbale communicatie.
De cursist drukt zich uit in de ik-vorm.
De cursist luistert actief.
De cursist uit feedback.
001
Bespreken wanneer en hoe je een afspraak
kan afzeggen (in een groepsgesprek).
- Hoe kan je jezelf verontschuldigen?
- Wat zijn “goede” redenen om je te
verontschuldigen?
De cursist drukt zich uit in de ik-vorm.
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist leeft de onuitgesproken regels
na die de interacties in de samenleving
typeren.
004
008
Afspraken noteren in een agenda (dit kan
klassikaal en in groepjes; ook met
luisteroefeningen).
- Oudercontact
- Afspraak met de dokter
- Bij een uitstap het vertrek- en
aankomstuur van de bus noteren
De cursist leeft de onuitgesproken regels
na die de interacties in de samenleving
typeren.
018
Sta stil bij hoe cursisten een afspraak kunnen
noteren in de agenda.
--Laat taalvaardige cursisten in rollenspelen ook
eens de leerkracht spelen.
Taaltip
50
014
018
004
005
006
018
Doorzettingsvermogen (03): Motiveer
cursisten om hun vraag voor een afspraak
nog eens te stellen als de gesprekspartner er
niet onmiddellijk wil op ingaan.
Numeriek vermogen (10): Ondersteun
cursisten in het werken met een agenda.
Open en constructieve houding (11): Moedig
bijdragen van cursisten in de les aan, maar
forceer dit niet. Voor verschillende cursisten
is dit niet evident.
3. Leerplandoelen: Communiceren
Thema 4: Informele praatjes op school
4.1
4.2
Voorbeelden van leeractiviteiten
Informele gesprekken doen in de groep of
in groepjes (eventueel op gang trekken met
themakaartjes).
- Over het weer
- Over de kinderen
- Over plannen voor de vakantie
- Over tv-programma’s
- Over je gezondheid
- Over het schoolfeest
- Over feestdagen
- Over kledij
- Over hobby’s
Leerplandoelen
De cursist drukt zich uit in de ik-vorm.
De cursist luistert actief.
De cursist uit feedback.
De cursist stelt open vragen.
De cursist gaat respectvol om met
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen.
Nadenken met wie, waarover en hoe je op
school kan praten (bijvoorbeeld in een
brainstorm; ondersteun met foto’s van
schoolpersoneel).
- Met wie zou je willen praten?
- Hoe begin je een gesprek met een
onbekende?
- Waarover praat je graag?
- Vind je deze gesprekjes belangrijk?
- Wanneer kan je een praatje slaan?
- Waarover praat je beter niet?
- Wat kan je zeggen als je niet wil
antwoorden?
- Wat kan je zeggen als je niet akkoord
gaat?
De cursist toetst eigen interpretaties aan
die van anderen.
De cursist luistert actief.
De cursist gebruikt een geschikte
communicatievorm.
De cursist uit onbevangen en constructief
zijn wensen en gevoelens binnen relaties
en stelt en aanvaardt hierin grenzen.
De cursist gaat respectvol om met
verschillen tussen mensen en
levensopvattingen.
Laat ook minder spontane cursisten aan het
woord komen. Geef hen tijd.
--Creëer momenten in de les waarin de cursisten
per twee kunnen praten. Dit verlaagt de
spreekdrempel en zorgt voor een aangename
sfeer. Je kan er een vast intro- of slotmoment
van maken.
--Moedig cursisten aan om ook aan elkaar
vragen te stellen. Vraag niet alles zelf.
--Geef tijd aan “praatjes” tijdens de les. Alle
interactie is oefening. Vraag cursisten om dit in
het Nederlands te proberen. Andere talen echt
verbieden doe je liever niet.
004
005
006
009
048
003
005
008
014
048
Exploreren (06): Vraag cursisten wat ze
vonden van de les. Maak samen een
logboek dat kan blijven hangen in de klas.
Open en constructieve houding (11): Moedig
cursisten aan om zelf een gesprek aan te
knopen aan de schoolpoort. Bedenk waar je
het kan over hebben, bijvoorbeeld over een
huiswerkopdracht.
Respect (12): Welke vragen kan wel en niet
je aan andere ouders stellen? Wat vraag je
beter niet aan de juf? Wat is gepast en wat
niet? Wat vertel je beter niet?
Bespreek ook met de cursisten wat zij vinden
dat je wel en niet mag doorvertellen over wat
in de groep besproken wordt (discretie).
Taaltip
51
3. Leerplandoelen: Commmuniceren
4. Bijlagen
Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
Bijlage 3. Sleuteldoelen basiseducatie
Bijlage 4. Achtergrond
Bijlage 5. Interessante materialen voor in de les
Bijlage 6. Tabel met leeractiviteiten en leerplandoelen
Bijlage 7. Tabel met thema’s en leergebiedoverschrijdende leerplandoelen
Bijlage 8. Thema’s en taalgebruiksituaties uit het leerplan NT2 school en ouders
52
4. Bijlagen
Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
De centra voor basiseducatie organiseren al geruime tijd cursussen voor ouders: in hun open aanbod,
maar -meer nog- in samenwerking met een partnerorganisatie. Vaak is dat een basisschool, maar ook met
secundaire scholen kunnen interessante programma’s worden uitgewerkt.
In deze tekst beschrijven we onze visie op werken met ouders en het belang van de school als partner.
Daarna geven we de krachtlijnen weer van het aanbod dat voor ouders ontwikkeld wordt en belichten
daarbij verschillende varianten. We staan vervolgens stil bij de beoogde effecten van dit aanbod en gaan
tenslotte in op een specifieke doelgroep, namelijk de anderstalige ouders.
1. Visie op werken met ouders
Het doel van de basiseducatie is steeds dat mensen sterker in het leven staan. We bespreken dan ook eerst
het verhogen van competenties van ouders en daarna hoe de cursist steeds centraal staat in ons aanbod.
Dan gaan we in op onze visie op het gebruik van het (standaard) Nederlands en tenslotte behandelen we
hoe het aanbod voor ouders ook preventief werken is ten aanzien van de kinderen.
Verhogen van competenties
Met haar educatief aanbod mikt de basiseducatie op het verhogen van competenties bij laaggeschoolde
volwassenen. In de centra voor basiseducatie verhogen cursisten hun handelingsbekwaamheid en worden ze
meer zelfredzaam. Dit is belangrijk om zelfstandig te functioneren en te participeren in de samenleving. Als
we met ouders willen werken, is dit omwille van het belang van het functioneren en participeren in
contexten die voor hen als ouder relevant zijn. We denken daarbij in de eerste instantie aan de school van
de kinderen.
Het is belangrijk dat ouders uiting kunnen geven aan hun betrokken-zijn bij hun kind op school en dat ze
zich ook betrokken kunnen tonen bij de school op zich. Daarnaast is het van belang dat ze zich kunnen
opstellen als partner van de school met het oog op de opvoeding van hun kind, dat ze kunnen
communiceren met de school en actief hun rol als ouder opnemen ten aanzien van hun schoolgaand kind.
Op die manier kunnen ouders bijdragen aan de slaagkansen van hun kind op school.
De cursussen voor ouders behandelen thema’s die ouders kunnen ondersteunen, zowel bij het actief
functioneren en participeren op de school van hun kind(eren) als bij de opvoeding thuis. Daarnaast vinden
we het eveneens belangrijk dat cursisten “zich persoonlijk kunnen ontwikkelen”. In onze cursussen wordt
dan ook voor de deelnemende ouders ruimte gecreëerd om eigen thema’s en vragen in te brengen.
Cursist centraal
De cursist staat steeds centraal in de basiseducatie. We willen in de eerste plaats ouders erkennen in hun
ouder zijn. Deze cursisten komen niet naar een oudergroep omdat ze het slecht doen. Zoals alle ouders zijn
Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
4. Bijlagen
ze betrokken op hun kind, willen ze het beste voor hun kind en zoals alle ouders stellen ze zich vragen over
de opvoeding van hun kinderen. We willen ouders ondersteunen en sterker maken.
Daarnaast willen we de cursist in zijn eigenheid erkennen en staan we open voor verschillende visies en
levensbeschouwingen. De socioculturele achtergrond van cursisten heeft ongetwijfeld een invloed op het
leren; de aanwezigheid van verschillende socioculturele
achtergronden betekent een meerwaarde voor zowel
medecursisten als lesgevers.
De cursist staat centraal wil tevens zeggen dat een educatief
programma voor ouders inspeelt op wat zich plaatselijk voordoet
en rekening houdt met de concrete vragen en ervaringen van elke
specifieke groep ouders. Een aantal factoren bepalen wezenlijk de
aard en de inhoudelijke accenten van de cursus: gaat het
bijvoorbeeld over ouders van kleuters, lagere schoolkinderen of
middelbare scholieren? Gaat het om autochtone of allochtone
ouders of een gemengde groep? Welke interesses hebben de
deelnemers? Zijn er meer mannen of vrouwen?
Vaak stellen we vast dat deelnemen aan een aanbod voor ouders
op school mensen stimuleert om deel te nemen aan andere cursussen in het open aanbod van de centra
voor basiseducatie. Daarin kunnen ze zich verder persoonlijk ontwikkelen en bijvoorbeeld meer intensief
werken aan geletterdheid en sleutelcompetenties. Dankzij de persoonlijke leertrajectbegeleiding van de
centra voor basiseducatie worden deze mensen naar het voor hen meest passende aanbod toegeleid.
(Standaard) Nederlands als middel
Nederlands kunnen hanteren, is onmisbaar om zelfstandig te functioneren en te participeren in onze
samenleving. Het (standaard) Nederlands is de voertaal op school en het is uitermate handig die taal
voldoende te beheersen. Voor veel ouders is de communicatie met de school niet eenvoudig en dit zijn lang
niet altijd anderstalige ouders. Scholen communiceren voortdurend met ouders, ze geven informatie en doen
dit soms in een specifieke “schooltaal”: het schoolreglement, de engagementsverklaring, heen-en-weer
schriftjes, berichten in de schoolagenda, informatie op oudercontact en zo verder.
Scholen staan niet altijd stil bij hun aanpak en de verwachtingen die ze hebben ten aanzien van ouders. Men
gaat vaak te weinig na waarom sommige ouders niet reageren, of niet reageren zoals men verwacht. De
communicatie met de school wordt dus een wezenlijk onderdeel van het programma voor ouders.
We vinden het belangrijk dat Nederlands als middel gehanteerd wordt. Mensen die taalondersteuning nodig
hebben, omdat ze niet vlot lezen, omdat ze zich niet gemakkelijk kunnen uitdrukken, omdat ze de woorden
in het Nederlands niet beheersen en zo meer, krijgen deze ondersteuning. Zo krijgen zij de tools in handen
om succesvol te communiceren met de school. We zien dit echter niet als een opleiding alfabetisering in het
Nederlands of Nederlands als tweede taal, al spreekt het natuurlijk voor zich dat mensen dankzij dit aanbod
hun taalvaardigheid in het Nederlands verhogen.
Preventie
Onderzoek, zoals het PISA-project, toont aan dat de verschillen in leerprestaties van leerlingen
samenhangen met hun socio-economische status. Leerlingen uit gezinnen met een lagere socio-economische
status presteren zwakker dan leerlingen uit gezinnen met een hogere socio-economische status. Deze status
wordt onderzocht aan de hand van vier variabelen: het beroep van de ouders, het onderwijsniveau van de
ouders, de educatieve middelen waarover de leerlingen thuis beschikken en het aantal boeken dat de
leerlingen thuis bezitten.
Het gelijke onderwijskansendecreet (GOK) benoemt “risicokinderen” aan de hand van vijf kansarmoedeindicatoren:
1. het gezin leeft (uitsluitend) van een vervangingsinkomen;
2. de leerling is thuisloos;
3. de ouders behoren tot de trekkende bevolking (zigeuners, schippers, ...);
4. de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van
het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee
gelijkwaardig studiebewijs;
5. de thuistaal is niet het Nederlands.
Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
4. Bijlagen
Vanuit de centra voor basiseducatie kunnen we de zorg voor gelijke onderwijskansen in het onderwijs
versterken door het werken aan de competenties van laaggeschoolde ouders (zie indicator 4) en het
aanbieden van taalondersteuning voor ouders die het Nederlands onvoldoende machtig zijn om het als
thuistaal te hanteren (zie indicator 5). Door de samenwerking met scholen ontstaan binnen de basiseducatie
extra kansen op leren voor ouders. Door cursussen op de school van de kinderen te organiseren wordt de
drempel voor nogal wat mensen lager. Door beroep te doen op de intrinsieke motivatie van ouders – hun
kind en wat er met hun kind gebeurt op school – worden volwassenen gestimuleerd tot leren.
In het memorandum van de Federatie Centra voor Basiseducatie naar aanleiding van de Vlaamse
verkiezingen van juni 2009 schreven we het zo: “In het kader van preventief aan geletterdheid werken is het
verhogen van de basiscompetenties van ouders een belangrijk spoor, dit kan in samenwerking met de school
van de kinderen. De aangeboden vorming heeft tot doel de ouders nauwer te betrekken bij het onderwijs
aan hun kind en net die betrokkenheid op het kind motiveert de ouders. Het gevolg is een dubbele winst: de
ouders verhogen niet alleen hun geletterdheidcompetenties, maar staan ook sterker als ouder en zijn
nauwer betrokken bij het onderwijs aan hun kinderen.”
2. De school als partner voor de basiseducatie
Om een aanbod voor ouders in een school optimaal te laten renderen is het van wezenlijk belang dat de
school een visie heeft op ouderparticipatie en taalbeleid (bijvoorbeeld in een taalbeleidsplan). Vaak is er nog
te weinig zicht op de laaggeschoolde ouders en te weinig kennis over de effecten van laaggeletterdheid op
bijvoorbeeld de concrete ouderparticipatie in de school. Ouders worden vaak verkeerd begrepen, ze worden
als niet gemotiveerd of niet betrokken bestempeld. De benodigde competenties om “mee te zijn in de
school”, met andere woorden concreet en volgens de verwachtingen te participeren, worden vaak
onderschat.
Om in samenwerking met een centrum voor
basiseducatie een oudergroep in een school te
organiseren, is het onmisbaar dat de school zelf
ook investeert: ouders aanspreken en blijvend
motiveren, ervoor zorgen dat de oudergroep een
plaats krijgt in de school, samenwerking met
kleuterleidster of leerkracht mogelijk maken, en zo
verder. Wat de basiseducatie aanbiedt, is een
aanvulling op waar de school mee bezig is: de
ouders stimuleren als partner van de school. Het is
belangrijk dat het aanbod ingebed is en dat er een
echte wisselwerking en afstemming is met de
school. Het is belangrijk dat het engagement van
de school zich ook vertaalt in werktijd en
mogelijkheden voor de betrokkenen om de
samenwerking te ontwikkelen en een project concreet vorm te geven: overleggen, afstemmen, samen iets
opzetten, gezamenlijk evalueren en zo verder.
De projecten van basiseducatie in scholen hebben ook effecten binnen de scholen zelf en creëren
uitdagingen. Zo gaan ouders bijvoorbeeld concrete verwachtingen formuleren ten aanzien van de school,
waarop de school vervolgens een antwoord moet bieden. Het proces dat de scholen doormaken is vaak van
lange duur en heeft goede gangmakers nodig.
Het is daarnaast van belang dat scholen er niet alleen voor staan. We zien een taak weggelegd voor actoren
als het LOP, het CLB, plaatselijke actoren in het kader van gelijke onderwijskansen, samenlevingsopbouw,
schoolopbouwwerk, huizen van het Nederlands en zo verder. Een breed partnerschap verhoogt de effecten
van samenwerking tussen basiseducatie en scholen op lange termijn.
3. Basiseducatieaanbod voor ouders op de school van hun kind
De concrete invulling van het aanbod voor ouders op de school van de kinderen is afhankelijk van de
concrete groep ouders die samengebracht wordt. Daarnaast legt ook elke begeleider accenten binnen de
contouren van het agogisch project van het eigen centrum voor basiseducatie. Er wordt bovendien rekening
gehouden met de cultuur van de partnerschool. In het aanbod komen echter steeds drie aspecten in meer of
Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
4. Bijlagen
mindere mate aan bod. Daarnaast kunnen diverse invalshoeken de cursus concreet mee vorm geven. We
bekijken hier vervolgens de methodieken die gehanteerd worden en enkele organisatorische items.
Drie vaste aspecten
De doelstelling dat ouders functioneren en participeren in contexten die voor hen als ouder relevant zijn, is
steeds belangrijk. Hier gaat het in de eerste plaats om de school van de kinderen. Scholen verwachten
betrokkenheid van ouders, wat zich vaak concreet vertaalt in de verwachting dat ouders weten wat er op
school gebeurt en vlot kunnen communiceren met de school. Wanneer je ouders samenbrengt, zullen zij ook
vragen met betrekking tot de opvoeding van de kinderen meebrengen. Dit krijgt een plaats in ons aanbod.
 De school als context
Ouders leren de context school kennen. Enkele voorbeelden:
- Wat gebeurt er in de klas?
- Wie doet wat op school?
- Welke informatiekanalen gebruikt de school?
- Wat verwacht de school van ouders?
 Communicatie
De communicatie van ouders met de school wordt ondersteund. Enkele voorbeelden:
- Vragen (durven) stellen aan de juf/meester, het secretariaat, …
- Briefjes lezen en invullen
- Naar het oudercontact gaan
- Omgaan met de schoolagenda, heen en weer schriftjes, …
- Kennis van de schooltaal verhogen
 Opvoeden van kinderen
Thema’s die de opvoeding van kinderen kunnen ondersteunen en inspelen op de vragen en interesses van
ouders, krijgen ook aandacht. Enkele voorbeelden:
- Huiswerkbegeleiding
- Straffen en belonen (omgaan met ongewenst gedrag van je kind)
- Grenzen stellen
- Kinderen stimuleren in hun ontwikkeling
- Structuur bieden
- Spelen
- Vrije tijd en sport
- Waar kan je terecht met vragen?
Invalshoeken
De basiseducatie stimuleert de persoonlijke ontwikkeling van mensen en stelt daarbij de cursist met zijn
specifieke context centraal. Op die manier komen vaak nog andere invalshoeken aan bod. Ze kunnen
verschillende functies vervullen.
 Specifieke schoolactiviteiten
Bepaalde schoolactiviteiten kunnen een aanleiding zijn om met ouders aan de slag te gaan of ze kunnen een
perfecte aanvulling zijn op wat er in de oudergroep gebeurt. Zo kunnen ouders bijdragen aan het
schoolfeest of een taak opnemen binnen een project in de school. Een concrete gebeurtenis maakt het
leerproces vanzelfsprekender, stimuleert en schept extra leerkansen.
 Erkenning van interesses
Inspelen op interesses van ouders zorgt voor een grotere betrokkenheid. Zo zijn ouders misschien
geïnteresseerd in gezonde voeding, in ICT, in hoe hun kind zich ontwikkelt, hoe het schoolsysteem in
Vlaanderen in elkaar zit; de mogelijkheden zijn eindeloos.
 Tegemoet komen aan specifieke noden
Mogelijks hebben mensen bepaalde vaardigheden onvoldoende onder de knie om zich goed uit de slag te
trekken in bijvoorbeeld de communicatie met de school. Dit kan allerlei redenen hebben. We willen niet
vertrekken vanuit het probleem of vanuit wat ouders niet kunnen, maar als er zich ondersteuningsnoden
opdringen, willen we die aanpakken. We denken aan taalondersteuning, werken aan spreekdurf, formulieren
invullen, tijd inschatten, de weg vinden, zeker zijn van jezelf en dergelijke meer.
Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
4. Bijlagen
Methodieken
Het aanbod voor ouders op scholen is steeds
functioneel. Dit betekent dat alle aanbod ontwikkeld
wordt in functie van de zaken waarmee de ouder
geconfronteerd wordt. We werken aan de hand van
betekenisvolle taken en situaties. Dit vergemakkelijkt
de transfer van wat geleerd wordt in de groep naar
het toepassen ervan in reële situaties.
Ouders leren in groep. Ze leren van elkaar en van de
begeleider. Het gezamenlijk leren concentreert zich op
bepaalde inhouden en vaardigheden. Daarnaast heeft
het deelnemen aan de groep ongetwijfeld positieve
effecten met betrekking tot het zelfbeeld en
zelfvertrouwen, de communicatie met anderen,
leerervaringen en motivatie om te leren.
Organisatie
Het aanbod voor ouders op scholen zal steeds variatie vertonen. Een cursus wordt immers “op maat”
ontwikkeld, inspelend op de deelnemende ouders en op wat zich aan vragen en kansen op de school
voordoet. Daarom zullen zelfs op eenzelfde school cursussen variëren. Variatie toont zich niet enkel op het
vlak van inhoud, maar ook op het vlak van duur. Zowel de inhoudelijke keuzes als de organisatorische
mogelijkheden op een school kunnen hierbij bepalend zijn. Een cursus wordt daarom uitgebouwd in nauw
overleg met de school om te kunnen inspelen op plaatselijke noden en situatie.
Zeer belangrijk voor de oudergroep is te kunnen beschikken over een goed uitgerust lokaal, dat aan alle
voorwaarden voldoet om er voor een groep volwassenen een cursus te organiseren.
Voor de organisatie van een oudergroep en de uitbouw van een cursus is de medewerking van de school
onontbeerlijk en een gedragenheid vanuit een eventueel breder partnerschap zal het succes sterk
beïnvloeden.
4. Effecten van oudergroepen op school
De evaluatie van voorbije projecten brengt heel wat positieve effecten aan het licht. Dit motiveert ons tot
een pleidooi om verder te investeren in de samenwerkingsverbanden met scholen.
Effecten op ouders
Ouders kennen het reilen en zeilen van de school beter, ze zijn meer betrokken bij wat op school gebeurt.
De communicatie met de school verloopt vlotter, ouders durven gemakkelijker vragen stellen aan de
juf/meester en formulieren worden beter ingevuld. Anderstaligen vergroten hun kennis van het Nederlands.
Ouders geven na het volgen van een cursus aan dat ze zich sterker voelen, meer zelfvertrouwen hebben en
meer inzicht hebben in de manier waarop ze met hun kinderen omgaan. De oudergroepen zorgen ook voor
een toename van sociale contacten tussen ouders: ouders helpen elkaar vooruit.
De banden tussen de school en het gezin worden aangehaald. Het thuis leren en studeren wordt
geïntroduceerd of gestimuleerd. De onderwijsgerichtheid van ouders, één van die impliciete verwachtingen
van de scholen, wordt bevorderd. Sommige deelnemers vinden hun weg naar het open aanbod van het
centrum voor basiseducatie.
Effecten op de kinderen
De kinderen zijn fier en vinden het fijn dat hun mama of papa ook naar school komt. Kleuters zijn meer
aanwezig. Kinderen ondervinden meer “steun” van thuis uit.
Effecten op de leerkrachten
Leerkrachten geven aan dat ze sneller aangesproken worden door ouders uit de oudergroepen en dat de
communicatie in het algemeen beter verloopt.
Effecten op de school
De school denkt na over klare taal in zijn communicatie met ouders: briefjes worden aangepast, er worden
meer inspanningen geleverd om duidelijke uitleg te geven aan ouders. Daarnaast wordt het beeld dat men
heeft over laaggeschoolde ouders bijgestuurd waardoor er meer respect en geduld opgebracht wordt voor
Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
4. Bijlagen
laaggeschoolde ouders. Ten aanzien van allochtone ouders ontstaat er meer openheid en raakt men (meer)
geïnteresseerd in hun cultuur.
5. Anderstalige ouders
Anderstalige ouders krijgen vaak te maken met de maatschappelijke verwachting Nederlands te leren in het
belang van hun kind(eren) en de centra voor basiseducatie krijgen steeds meer vragen om een specifiek
aanbod voor anderstalige ouders op scholen in te richten. Hieronder lichten we toe wat onze visie is op dit
aanbod voor deze specifieke groep. Deze visie wijkt niet af van wat we in het algemeen stellen, we gaan wel
dieper in op enkele specifieke thema’s. We hebben het over het waarderen van de thuistaal, het Nederlands
als middel en competentieverhoging van het Nederlands als tweede taal.
Waarderen van de thuistaal
Voor de basiseducatie is het waarderen van de thuistaal van anderstalige ouders en hun kinderen een
belangrijk aandachtspunt. Deze waardering draagt bij tot een positief zelfbeeld en draagt de
emancipatiegedachte in zich. Mensen moeten zich niet “minder” voelen omdat ze minder goed Nederlands
spreken! De thuistaal waarin men z’n gevoelens kan uitdrukken heeft een belangrijke functie in het
psychisch welzijn van mensen. Een positieve benadering van de thuistaal creëert een gevoel van veiligheid.
Het waarderen van de thuistaal kan in de praktijk onder meer inhouden: ouders stimuleren om allerlei
activiteiten samen met hun kinderen te doen: voorlezen in eigen taal, verhalen vertellen in eigen taal, en zo
meer. Op die manier wordt de ontwikkeling van een rijke thuistaal ondersteund. Hoe rijker de thuistaal, hoe
gemakkelijker het voor kinderen wordt om een tweede of derde taal te leren.
In het PISA-project stelt men bij leerlingen die thuis geen Nederlands spreken een duidelijke achterstand
vast voor leesvaardigheid en wiskundige vaardigheden. Laaggeschoolde anderstalige ouders zullen echter als
volwassene zelden een taalniveau Nederlands bereiken dat voldoende rijk is om het Nederlands als rijke
thuistaal aan te bieden. Een cursus Nederlands tweede taal volgen, is dan ook geen wondermiddel om te
verhelpen dat kinderen, die thuis geen Nederlands spreken, achterstand zouden oplopen. Dit doet echter
geen afbreuk aan het feit dat het belangrijk is voor anderstaligen om het Nederlands als tweede taal zo goed
mogelijk onder de knie te krijgen, te oefenen en te gebruiken.
We informeren ouders daarnaast over het belang van de kleuterschool en willen hen op die manier
aanmoedigen hun kinderen systematisch naar school te brengen. Zo krijgen ze een voldoende basis mee om
met succes de lagere school aan te vatten. Het zo goed mogelijk beheersen van het Nederlands speelt hierin
een belangrijke rol, maar kinderen leren in de kleuterklas veel meer dan taal. Het ontwikkelen van al die
andere basiscompetenties is minstens even belangrijk.
Nederlands als middel
Het is belangrijk dat een school zorgt voor goede communicatie met anderstalige ouders en hen waardeert
voor de inspanning om Nederlands te leren en te gebruiken. Zo getuigt het van respect wanneer de school
de moeite doet om in eenvoudige taal en met voldoende geduld een gesprek in het Nederlands te voeren.
Bij (moeilijkere) gesprekken, waarbij de essentie van de boodschap die de ouder of de school wil
overbrengen goed moet begrepen worden, kan een tolk nodig en zinvol zijn.
In onze oudergroepen wordt soms getolkt door ouders onderling en eigenlijk is er niets op tegen om - indien
nodig - tolken in te schakelen. Het gaat hier immers niet centraal om NT2-leren, het gaat erom dat mensen
sterker worden in hun ouder-zijn. Het gaat over vaardigheden inoefenen, over handelingsbekwaamheid,
over weten waar je terecht kan met vragen, over belangrijke informatie goed begrijpen en dergelijke meer.
Competentieverhoging Nederlands tweede taal
In veel oudergroepen met anderstalige cursisten krijgt “Nederlands in de schoolcontext” aandacht in de
cursus. In hun ouderrol is het belangrijk dat anderstaligen zoveel mogelijk Nederlands kennen om hun
kinderen op school op te volgen. We willen ouders ook volop stimuleren om Nederlands te spreken en hun
vaardigheden te verruimen. Op die manier wordt, wat betreft de kennis en de beheersing van het
Nederlands, in oudergroepen gericht aan niveauverhoging gewerkt. Ouders krijgen er immers een taalbad
NT2.
Wanneer mensen een opleiding NT2 willen volgen, zullen we hen doorverwijzen naar het open aanbod van
de centra voor basiseducatie waar ze via de persoonlijke leertrajectbegeleiding op hun niveau, in een
homogene groep, een specifieke taalopleiding NT2 kunnen volgen.
Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
4. Bijlagen
6. Samenwerken met scholen
De centra voor basiseducatie willen in samenwerking met scholen cursussen opzetten voor ouders. Dit kan
zowel in samenwerking met basisscholen als met secundaire scholen. Dit aanbod heeft als doel ouders te
versterken en heeft een positief preventief effect op de geletterdheid van de kinderen. In deze tekst gingen
we vooral dieper in op de visie achter dit aanbod.
Wat de centra voor basiseducatie precies op de scholen aanbieden kan sterk variëren in de uitwerking van
dat aanbod. Steeds komen drie aspecten in meer of mindere mate aan bod: de school als context,
communicatie en opvoeden van kinderen. Daarnaast hebben de begeleiders van oudergroepen op scholen
aandacht voor de leervragen van de individuele cursisten in functie van de specifieke groep ouders die werd
samengesteld. Het groepsleren wordt immers als methodiek gebruikt. Afhankelijk van de groep kunnen
verschillende invalshoeken het aanbod bepalen. Deze invalshoeken kunnen specifieke schoolactiviteiten, het
erkennen van interesses of het tegemoet komen aan specifieke noden van deelnemers zijn. Het spreekt
eveneens voor zich dat de schoolcultuur van de school waarmee samengewerkt wordt het aanbod mee
bepaalt. Het partnerschap tussen de school en het centrum voor basiseducatie is van groot belang. Indien
dit partnerschap daarenboven door een breder samenwerkingsverband gedragen wordt, zullen de resultaten
nog beter zijn.
In deze tekst stonden we expliciet stil bij de speciale situatie van anderstalige ouders. Dit deden we om erop
te wijzen dat ook nietanderstalige ouders het vaak niet gemakkelijk hebben om als ouder aan de
verwachtingen van de school te voldoen. We vinden het daarnaast belangrijk aan te geven dat het
functioneren en participeren van ouders in de schoolomgeving niet verengd mag worden tot een
taalproblematiek. Hiermee willen we absoluut geen afbraak doen aan het belang van het leren van het
Nederlands als tweede taal. Het Nederlands kunnen hanteren is echter een middel om te functioneren en
participeren in de school en met uitbreiding de samenleving. Anderstalige ouders zijn niet de enige
doelgroep voor een aanbod van de basiseducatie in samenwerking met scholen.
Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen
4. Bijlagen
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
Basiseducatie
LEERGEBIED
Maatschappijoriëntatie
Opleiding
Samen leven
AO BE 025
(Ontwerp)
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
4. Bijlagen
Inhoud
1 Opleiding
1.1 Relatie opleiding – referentiekader
1.2 Inhoud
1.3 Certificering
1.4 Niveau
1.5 Duur
1.6 Plaats van de opleiding in de basiseducatie (Raamwerk)
1.7 Modules
1.8 Leertraject
2 Eindtermen van de opleiding
2.1 Cluster 1 – Socio-relationele samenleving
2.2 Cluster 3 – Socio-culturele samenleving
2.3 Cluster 4 – Lerende samenleving
2.4 Cluster 6 – Gezondheid
2.5 Cluster 9 – Politiek-juridische samenleving
2.6 Afbakening
3 Modules
3.1 Module Handelen in groep (M BE G 105)
3.1.1 Situering van de module in de opleiding
3.1.2 Instapvereisten voor de module
3.1.3 Studieduur
3.1.4 Eindtermen
3.2 Module Diversiteit (M BE G 105)
3.2.1 Situering van de module in de opleiding
3.2.2 Instapvereisten voor de module
3.2.3 Studieduur
3.2.4 Eindtermen
3.3 Module Opvoeden (M BE 107)
3.3.1 Situering van de module in de opleiding
3.3.2 Instapvereisten voor de module
3.3.3 Studieduur
3.3.4 Eindtermen
3.4 Module Vrije tijd (M BE 108)
3.4.1 Situering van de module in de opleiding
3.4.2 Instapvereisten voor de module
3.4.3 Studieduur
3.4.4 Eindtermen
3.5 Module Communiceren (M BE G 085)
3.5.1 Situering van de module in de opleiding
3.5.2 Instapvereisten voor de module
3.5.3 Studieduur
3.5.4 Eindtermen
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
4. Bijlagen
1 Opleiding
1.1 Relatie opleiding – referentiekader
De opleiding Maatschappijoriëntatie Samen leven is opgebouwd aan de hand van een relevante selectie van
eindtermen uit de Matrix MO (zie deel 2). Deze matrix bevat de eindtermen die werden ontwikkeld voor het
leergebied Maatschappijoriëntatie in de basiseducatie. De eindtermen MO zijn gebaseerd op volgende
referentiekaders:
Lager onderwijs
1ste graad so A-stroom
1ste graad so B-stroom
ET wereldoriëntatie (versie 01/09/2010)
Vakoverschrijdende ET (versie 01/09/2010)
ET geschiedenis
ET aardrijkskunde
ET natuurwetenschappen (versie 01/09/2010)
ET techniek (versie 01/09/2010)
OD MAVO
OD natuurwetenschappen (versie 01/09/2010)
OD techniek (versie 01/09/2010)
Voor de afbakening van de eindtermen voor de basiseducatie werden de descriptorelementen van de
Vlaamse kwalificatiestructuur gehanteerd. Het geheel van de eindtermen van de basiseducatie situeert zich
op niveau VKS 2. De afbakening van de geselecteerde eindtermen voor deze opleiding wordt zowel in deel 2
als in deel 3 weergegeven.
De opleiding samen leven voorziet een aantal dwarsverbindingen met andere opleidingen in het leergebied
Maatschappijoriëntatie in de vorm van gemeenschappelijke modules. Zo komt de module Handelen in
groep eveneens voor in de opleiding Rechten en plichten. De module Diversiteit is terug te vinden in de
opleiding Actualiteit en geschiedenis en de opleiding Omgaan met veranderingen. De module
Communiceren is gemeenschappelijk met de opleidingen Communicatie en Gezondheid. Deze bruggetjes
zijn er om cursisten te stimuleren andere opleidingen in het leergebied Maatschappijoriëntatie aan te vatten
en het verband tussen de verschillende opleidingen duidelijk te maken.
1.2 Inhoud
De opleiding Samen leven gaat over samen leven in de meest brede betekenis. Ten eerste zijn er in deze
opleiding twee basismodules: Handelen in groep en Diversiteit. De module Handelen in groep focust op
sociale samenhang, democratisch handelen en solidariteit. De tweede module, Diversiteit, doet cursisten
stilstaan bij de verschillen en gelijkenissen tussen mensen. De cursist leert diversiteit tussen mensen
appreciëren en ermee omgaan. In beide modules krijgt communicatie heel wat aandacht. Daarnaast kiest de
cursist één van de drie keuzemodules: Opvoeden, Vrije tijd of Communiceren. De eerste module richt zich
naar cursisten die vanuit de rol opvoeder de opleiding volgen. Het exploreren van opvoedkundige
vaardigheden is hierin het belangrijkste doel. De module vrije tijd richt zich meer op de rol vrijetijdsbesteder,
al kan deze module zeker even interessant zijn vanuit het perspectief van werkenden of cursisten met
andere rollen. Het organiseren van de vrije tijd staat hier voorop. De laatste keuze module is de module
Communiceren. Deze module laat cursisten toe hun communicatieve vaardigheden die essentieel zijn in de
basismodules te versterken en te verdiepen. De combinatie van elk van de drie keuzemodules met de twee
basismodules leidt naar het certificaat van de opleiding. De verschillende leerwegen zijn immers
evenwaardig.
1.3 Certificering
De opleiding leidt tot het certificaat “MO – Samen leven” in de basiseducatie.
1.4 Niveau
Basiseducatie
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
4. Bijlagen
1.5 Duur
90 lestijden
1.6 Plaats van de opleiding in de basiseducatie (Raamwerk)
Opleiding
Code
Lestijden
Niveau
Referentiekader
Informatie- en
communicatietechnologie (ICT)
Nederlands (NT1)
Nederlands voor anderstaligen
(NT2)
Alfabetisering in het Nederlands
voor anderstaligen (NT2 Alfa)
Frans: opstap talen
Frans: opstap TKO
Engels: opstap talen
Engels: opstap TKO
Latijns schrift R1
Maatschappijoriëntatie –
Voortraject Ervarings-deskundige
in de Armoede en Sociale
Uitsluiting (EDAS)
Wiskunde – Maatschappelijk
functioneren
Wiskunde – Maatschappelijk
participeren
Wiskunde – Doorstroom
AO BE 001
190
SO1
VOET ICT
AO BE 002
AO BE 003
600
480
SO1
R1
AO BE 004
960
R1
AO BE 011
AO BE 012
AO BE 013
AO BE 014
AO BE 015
AO BE 016
80
120
80
120
180
420
R1
R1
R1
R1
R1
SO1
AO BE 017
360
BaO
AO BE 018
450
BaO
AO BE 019
630
SO1
Maatschappijoriëntatie –
Communicatie
Maatschappijoriëntatie –
Gezondheid
Maatschappijoriëntatie – Mobiliteit
Maatschappijoriëntatie –
Huishouding
Maatschappijoriëntatie –
Techniek
Maatschappijoriëntatie –
Samen leven
Maatschappijoriëntatie –
Actualiteit en geschiedenis
Maatschappijoriëntatie – Cultuur
Maatschappijoriëntatie –
Rechten en plichten
Maatschappijoriëntatie –
Omgaan met veranderingen
Maatschappijoriëntatie –
Levenslang en levensbreed leren
Maatschappijoriëntatie –
Doorstroom
Maatschappijoriëntatie – Werk
AO BE 020
120
SO1
Matrix
Wiskunde BE
Matrix
Wiskunde BE
Matrix
Wiskunde BE
Matrix ET MO
AO BE 021
90
SO1
Matrix ET MO
AO BE 022
AO BE 023
90/105
90
SO1
SO1
Matrix ET MO
Matrix ET MO
AO BE 024
90
SO1
Matrix ET MO
AO BE 025
90
SO1
Matrix ET MO
AO BE 026
105
SO1
Matrix ET MO
AO BE 027
AO BE 028
120
90
SO1
SO1
Matrix ET MO
Matrix ET MO
AO BE 029
90
SO1
Matrix ET MO
AO BE 030
90
SO1
Matrix ET MO
AO BE 031
360
SO1
Matrix ET MO
AO BE 032
120
SO1
Matrix ET MO
Reglementering
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
4. Bijlagen
1.7 Modules
Naam
Handelen in groep
Diversiteit
Opvoeden
Vrije tijd
Communiceren
Code
M BE G 105
M BE G 106
M BE 107
M BE 108
M BE G 085
1.8 Leertraject
30
30
Handelen
In groep
Opvoeden
30
30
1/3
Vrije tijd
Diversiteit
30
Communiceren
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
BE – MO
Samenleven
90 Lt
Lestijden
30
30
30
30
30
4. Bijlagen
2 Eindtermen van de opleiding
2.1 Cluster 1 – Socio-relationele samenleving
BE 025 ET 001
BE 025 ET 002
BE 025 ET 003
BE 025 ET 004
BE 025 ET 005
BE 025 ET 006
BE 025 ET 008
BE 025 ET 009
BE 025 ET 014
BE 025 ET 015
BE 025 ET 018
BE 025 ET 019
BE 025 ET 022
BE 025 ET 023
BE 025 ET 024
De cursist
illustreert verbale en non-verbale communicatie
illustreert het objectief en subjectief waarnemen
toetst eigen interpretaties aan die van anderen
drukt zich uit in de ik-vorm
luistert actief
uit feedback
gebruikt een geschikte communicatievorm
stelt open vragen
uit onbevangen en constructief zijn wensen en gevoelens binnen communiceren
en stelt en aanvaardt hierin grenzen
erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van
gelijkwaardigheid, afspraken en regels in communiceren
leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren
herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik
stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten
exploreert opvoedkundige vaardigheden
toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen
2.2 Cluster 3 – Socio-culturele samenleving
BE 025 ET 048
BE 025 ET 049
BE 025 ET 050
BE 025 ET 051
BE 025 ET 054
BE 025 ET 059
BE 025 ET 060
BE 025 ET 061
BE 025 ET 062
De cursist
gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen
toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan
feiten en andere meningen
illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit
leidt uit historische en actuele voorbeelden af wat de gevolgen zijn van
onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie
toont aan dat cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen
informeert zich over mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding
kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses,
mogelijkheden en waarden
plant en organiseert zijn vrije tijd
maakt gebruik van maatschappelijke diensten en/of instellingen m.b.t. vrije tijd
2.3 Cluster 4 – Lerende samenleving
BE 025 ET 091
De cursist
evalueert de manier waarop hij op basis van behoeften, kwaliteiten, beperkingen
en waarden een aanbod heeft geselecteerd
2.4 Cluster 6 – Gezondheid
BE 025 ET 132
De cursist
zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en
ontspanning
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
4. Bijlagen
2.5 Cluster 9 – Politiek-juridisch samenleving
BE 025 ET 166
BE 025 ET 170
BE 025 ET 173
BE 025 ET 174
BE 025 ET 176
De cursist
zet zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen
illustreert hoe een democratisch beleid het algemeen belang nastreeft en
rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende
betrokkenen
weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af
past inspraak, participatie en besluitvorming toe
neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn
toevertrouwd
2.6 Afbakening
Kennis
- Informatie, concrete en rudimentaire begrippen
en standaardprocedures uit het domein van de
maatschappelijke geletterdheid begrijpen;
Vaardigheden
- Informatie analyseren door elementen te
onderscheiden en verbanden te leggen;
- Een geselecteerd aantal courante procedures
bij het uitvoeren van taken toepassen;
- Voorgeschreven strategieën aanwenden voor
het oplossen van een beperkt aantal herkenbare
concrete problemen;
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
Context
- Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare,
eenvoudige, toegankelijke, meestal
vertrouwde, courante contexten waarin een
beperkt aantal factoren verandert;
Autonomie
- Met ondersteuning;
Verantwoordelijkheid
- Verantwoordelijkheid opnemen voor de
gestelde handelingen;
4. Bijlagen
3 Modules
3.1 Module Handelen in groep (M BE G 105)
3.1.1 Situering van de module in de opleiding
De cursist ervaart in de module Handelen in groep hoe in groep een doel nagestreefd wordt. In de groep
zet de cursist zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen. Hij weegt belangen op
korte en lange termijn af. Communicatie wordt in deze module beschouwd binnen een breder geheel van
sociale samenhang, democratisch handelen en solidariteit. Gelijkwaardigheid, afspraken en regels zijn ook
thema’s in de module. De cursist leert daarnaast om te gaan met ideeën, standpunten en belangen van
verschillende mensen. In deze module, ten slotte, wordt het groepsproces doorleefd, vormgegeven en
geëvalueerd.
3.1.2 Instapvereisten voor de module
Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het
decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
3.1.3 Studieduur
30 lestijden
3.1.4 Eindtermen
Module Handelen in groep
De cursist kan
gebruikt een geschikte communicatievorm
erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van
gelijkwaardigheid, afspraken en regels in communiceren
illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit
zet zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen
illustreert hoe een democratisch beleid het algemeen belang nastreeft en
rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende
betrokkenen
weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af
past inspraak, participatie en besluitvorming toe
Afbakening
Kennis
- Informatie, concrete en rudimentaire begrippen
en standaardprocedures uit het domein van de
maatschappelijke geletterdheid begrijpen;
Vaardigheden
- Informatie analyseren door elementen te
onderscheiden en verbanden te leggen;
- Een geselecteerd aantal courante procedures
bij het uitvoeren van taken toepassen;
- Voorgeschreven strategieën aanwenden voor
het oplossen van een beperkt aantal herkenbare
concrete problemen;
M BE G 105
BE 025 ET 008
BE 025 ET 015
BE 025 ET 050
BE 025 ET 166
BE 025 ET 170
BE 025 ET 173
BE 025 ET 174
Context
- Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare,
eenvoudige, toegankelijke, meestal
vertrouwde, courante contexten waarin een
beperkt aantal factoren verandert;
Autonomie
- Met ondersteuning;
Verantwoordelijkheid
- Verantwoordelijkheid opnemen voor de
gestelde handelingen;
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
4. Bijlagen
3.2 Module Diversiteit (M BE G 106)
3.2.1 Situering van de module in de opleiding
In de module Diversiteit staat het respectvol omgaan met verschillen tussen mensen en levensopvattingen
centraal. Het gaat over verkennen en reflecteren. De cursist toetst zijn mening aan feiten en andere
meningen. Hij oefent respect tonen en opbrengen in de praktijk. Hij leert vooroordelen, stereotypering,
ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik herkennen. Aan de hand van actuele en historische voorbeelden
gaat het over de gevolgen van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie. Er is ook aandacht voor sociale
samenhang en solidariteit. Daarnaast komt de multiculturele samenleving ter sprake. De cursist leert in deze
module hoe cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen.
3.2.2 Instapvereisten voor de module
Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het
decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
3.2.3 Studieduur
30 lestijden
3.2.4 Eindtermen
Module Diversiteit
De cursist
herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik
gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen
toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan
feiten en andere meningen
illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit
leidt uit historische en actuele voorbeelden af wat de gevolgen zijn van
onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie
toont aan dat cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen
Afbakening
Kennis
- Informatie, concrete en rudimentaire begrippen
en standaardprocedures uit het domein van de
maatschappelijke geletterdheid begrijpen;
Vaardigheden
- Informatie analyseren door elementen te
onderscheiden en verbanden te leggen;
- Een geselecteerd aantal courante procedures
bij het uitvoeren van taken toepassen;
- Voorgeschreven strategieën aanwenden voor
het oplossen van een beperkt aantal herkenbare
concrete problemen;
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
M BE G 106
BE 025 ET 019
BE 025 ET 048
BE 025 ET 049
BE 025 ET 050
BE 025 ET 051
BE 025 ET 054
Context
- Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare,
eenvoudige, toegankelijke, meestal
vertrouwde, courante contexten waarin een
beperkt aantal factoren verandert;
Autonomie
- Met ondersteuning;
Verantwoordelijkheid
- Verantwoordelijkheid opnemen voor de
gestelde handelingen;
4. Bijlagen
3.3 Module Opvoeden (M BE 107)
3.3.1 Situering van de module in de opleiding
De cursist exploreert in de module Opvoeden verschillende opvoedkundige vaardigheden. Hij leert in deze
module kinderen en jongeren te stimuleren in hun ontwikkelen. De module gaat in op zorg en allerlei
activiteiten voor kinderen en jongeren. De cursist leert daarnaast meer over de schoolloopbaan van kinderen
en hoe hij dit kan ondersteunen. Hij neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn
toevertrouwd. In deze module staat het gebruiken van een geschikte communicatievorm voorop.
3.3.2 Instapvereisten voor de module
Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het
decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
3.3.3 Studieduur
30 lestijden
3.3.4 Eindtermen
Module Opvoeden
De cursist
gebruikt een geschikte communicatievorm
stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten
exploreert opvoedkundige vaardigheden
toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen
neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn
toevertrouwd
Afbakening
Kennis
- Informatie, concrete en rudimentaire begrippen
en standaardprocedures uit het domein van de
maatschappelijke geletterdheid begrijpen;
Vaardigheden
- Informatie analyseren door elementen te
onderscheiden en verbanden te leggen;
- Een geselecteerd aantal courante procedures
bij het uitvoeren van taken toepassen;
- Voorgeschreven strategieën aanwenden voor
het oplossen van een beperkt aantal herkenbare
concrete problemen;
M BE 107
BE 025 ET 008
BE 025 ET 022
BE 025 ET 023
BE 025 ET 024
BE 025 ET 176
Context
- Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare,
eenvoudige, toegankelijke, meestal
vertrouwde, courante contexten waarin een
beperkt aantal factoren verandert;
Autonomie
- Met ondersteuning;
Verantwoordelijkheid
- Verantwoordelijkheid opnemen voor de
gestelde handelingen;
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
4. Bijlagen
3.4 Module Vrije tijd (M BE 108)
3.4.1 Situering van de module in de opleiding
De module Vrije tijd gaat over allerlei vormen van vrijetijdsbesteding. De cursist leert zich op verschillende
manieren te informeren. Hij maakt kennis met maatschappelijke diensten en instellingen in het kader van
vrije tijd. Er is aandacht voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning. De cursist
oefent het plannen en organiseren van vrije tijd. Hij leert activiteiten te kiezen op basis van eigen interesses,
mogelijkheden en waarden. Ten slotte evalueert hij die keuzes.
3.4.2 Instapvereisten voor de module
Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het
decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
3.4.3 Studieduur
30 lestijden
3.4.4 Eindtermen
Module Vrije tijd
De cursist
informeert zich over mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding
kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses,
mogelijkheden en waarden
plant en organiseert zijn vrije tijd
maakt gebruik van maatschappelijke diensten en/of instellingen m.b.t. vrije tijd
evalueert de manier waarop hij op basis van behoeften, kwaliteiten, beperkingen
en waarden een aanbod heeft geselecteerd
zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en
ontspanning
Afbakening
Kennis
- Informatie, concrete en rudimentaire begrippen
en standaardprocedures uit het domein van de
maatschappelijke geletterdheid begrijpen;
Vaardigheden
- Informatie analyseren door elementen te
onderscheiden en verbanden te leggen;
- Een geselecteerd aantal courante procedures
bij het uitvoeren van taken toepassen;
- Voorgeschreven strategieën aanwenden voor
het oplossen van een beperkt aantal herkenbare
concrete problemen;
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
M BE 108
BE 025 ET 059
BE 025 ET 060
BE 025 ET 061
BE 025 ET 062
BE 025 ET 091
BE 025 ET 132
Context
- Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare,
eenvoudige, toegankelijke, meestal
vertrouwde, courante contexten waarin een
beperkt aantal factoren verandert;
Autonomie
- Met ondersteuning;
Verantwoordelijkheid
- Verantwoordelijkheid opnemen voor de
gestelde handelingen;
4. Bijlagen
3.5 Module Communiceren (M BE G 085)
3.5.1 Situering van de module in de opleiding
De module Communiceren behandelt de basisprincipes van communicatie. Het gaat over verbale en nonverbale communicatie en over objectief en subjectief waarnemen. De cursist vertrekt vanuit de eigen
ervaring, maar hij leert de eigen interpretaties aftoetsen aan anderen. De cursist kan daarnaast in
verschillende situaties de basisprincipes van communicatief handelen in de praktijk brengen: open vragen
stellen, actief luisteren en feedback uiten. In verschillende persoonlijke relaties leert hij een geschikte
communicatievorm te gebruiken en respectvol om te gaan met verschillen tussen mensen en
levensopvattingen.
3.5.2 Instapvereisten voor de module
Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het
decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
3.5.3 Studieduur
30 lestijden
3.5.4 Eindtermen
Module Communiceren
De cursist
illustreert verbale en non-verbale communicatie
illustreert het objectief en subjectief waarnemen
toetst eigen interpretaties aan die van anderen
drukt zich uit in de ik-vorm
luistert actief
uit feedback
gebruikt een geschikte communicatievorm
stelt open vragen
uit onbevangen en constructief zijn wensen en gevoelens binnen relaties en stelt
en aanvaardt hierin grenzen
leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren
gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen
Afbakening
Kennis
- Informatie, concrete en rudimentaire begrippen
en standaardprocedures uit het domein van de
maatschappelijke geletterdheid begrijpen;
Vaardigheden
- Informatie analyseren door elementen te
onderscheiden en verbanden te leggen;
- Een geselecteerd aantal courante procedures
bij het uitvoeren van taken toepassen;
- Voorgeschreven strategieën aanwenden voor
het oplossen van een beperkt aantal herkenbare
concrete problemen;
M BE G 085
BE 025 ET 001
BE 025 ET 002
BE 025 ET 003
BE 025 ET 004
BE 025 ET 005
BE 025 ET 006
BE 025 ET 008
BE 025 ET 009
BE 025 ET 014
BE 025 ET 018
BE 025 ET 048
Context
- Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare,
eenvoudige, toegankelijke, meestal
vertrouwde, courante contexten waarin een
beperkt aantal factoren verandert;
Autonomie
- Met ondersteuning;
Verantwoordelijkheid
- Verantwoordelijkheid opnemen voor de
gestelde handelingen;
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
4. Bijlagen
Bijlage 3. Sleuteldoelen* basiseducatie
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
12
13
14
15
16
17
18
Communicatief vermogen
 brengt belangrijke elementen van communicatief handelen in praktijk
Creativiteit
 ontwikkelt oplossingen en voert ze uit
Doorzettingsvermogen
 blijft, ondanks moeilijkheden, een doel nastreven
Empathie
 houdt rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen
Esthetische bekwaamheid
 ervaart schoonheid
 creëert schoonheid
Exploreren
 benut leerkansen in diverse situaties
 verwerft en verwerkt informatie
Flexibiliteit
 gaat om met wisselende eisen en omstandigheden
Kritisch denken
 stelt gegevens, handelwijzen ter discussie
 weegt alternatieven af en maakt een bewuste keuze
 benadert onderwerpen vanuit verschillende invalshoeken
Mediawijsheid
 gebruikt alert en kritisch ICT en media
Numeriek vermogen
 hanteert numerieke gegevens
Open en constructieve houding
 staat open voor nieuwe ontwikkelingen en veranderingen
 neemt initiatief
Respect
 gedraagt zich respectvol
 handelt discreet in situaties die dat vereisen
Samenwerken
 draagt bij tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen
 evalueert de samenwerking en de resultaten ervan
Verantwoordelijkheid
 neemt verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in relaties met anderen en in de
samenleving
Zelfbeeld
 evalueert de eigen sterke en zwakke punten
 toont een eigen identiteit als authentiek individu, behorend tot verschillende groepen
 verbetert eigen leren en presteren
Zelfredzaamheid
 doet een beroep op maatschappelijke diensten en instellingen
 maakt gebruik van de gepaste kanalen om zijn vragen, problemen, ideeën of meningen
kenbaar te maken
Zorgvuldigheid
 stelt kwaliteitseisen aan het eigen werk en aan dat van anderen
Zorgzaamheid
 gaat om met verscheidenheid
 draagt zorg voor de toekomst van zichzelf en van de ander
*
Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven
4. Bijlagen
Bijlage 4. Achtergrond
Op de website van Kind en gezin staat heel wat informatie over taalondersteuning en meertaligheid:
http://www.kindengezin.be/ontwikkeling/taal-en-communicatie/belang-van-taal/
De Vlor deed een onderzoek naar de relatie gezin en school:
http://www.vlor.be/publicatie/gezin-en-school-de-kloof-voorbij-de-grens-gezet
Sanders, M.R., Markie-Dadds, C. & Turner, K.M.T. (1996) Positief Ouderschap. Triple P voor iedere ouder.
Milton : Triple P International Pty. Ltd.
Pardoen, J. & Pijpers, R. (2006). Mijn kind online. Hoe begeleid je je kind op Internet? Amsterdam :
Uitgeverij SWP
Sloot, E. (2005). WIJ kent geen kleur. Opvoeden in twee culturen. Amsterdam: SWP.
Bijlage 4. Achtergrondliteratuur
4. Bijlagen
Bijlage 5. Interessante materialen voor in de les
- Dvd’s: Ouders actief, Nog een keer, De voorleesvogel
- Presentatie: Kijk wat ik al kan:
http://www.ond.vlaanderen.be/basisonderwijs/kleuterparticipatie/professional/campagne_20112012/
- CD’s met ingelezen kleuterboeken
- Project Thuis op school voor ouders van kinderen in 3de kleuter en 1ste leerjaar, van Odicé
- Meertalige kinderboekjes Nic Nac
- Beloningsdobbelsteen (Klasse)
- Stoplicht (Klasse): welk gedrag kan wel/niet
- Waarden en normenspel
- Kwaliteitenspel + kinderkwaliteitenspel
- Klasse voor ouders (filmpjes : vb. groei mee)
- Dvd Speelkasteel (doorgeven aan Vocvo om te bestellen schoolopbouwwerk - Maasmechelen
- Klasse voor ouders: klik en print: schermtijdplan, vragen bij oudercontact, ….
- De ontwikkelingsschijf
- Opvoedspel ‘Maak het mee’ van de provincie Limburg = een vragen- en stellingenspel voor een groep van
8 tot 15 ouders. De vragen en stellingen zijn onderverdeeld in 6 categorieën nl. school / thuis / vrienden /
vrije tijd / familie & buurt.
Janssen, H. (2006). Opvoeden & zo. Draaiboek voor een oudercursus. Utrecht: NIZW.
Vaste onderdelen: dvd vooraan in de map, 48 geplastifieerde kaarten, kopieerbladen
Begeleidend materiaal: Vertaalde DVD (Turks, Berber, Marokkaans-Arabisch, Papiamento) en
vertaalde oudermaterialen
Wablieftboek:
Bosmans, W. (2009). Opvoeden van A tot Z. Antwerpen: Manteau.
Plichart, I. & Barki, F. (red.) (2010). Wablieft: de duidelijkste krant over opvoeden. Mechelen: Wablieft.
De Bruyn, N. (2005). Peuter in zicht! Oudercursus over het opvoeden van peuters. Utrecht: NIZW.
Brandwijk, A. Waarde(n)vol Opvoeden. Een themapakket voor bijeenkomsten met ouders van kinderen van
0-12 jaar over waarden en normen in de opvoeding
Brandwijk, A. & de Wit, J. (2010). Dit ben ik! Themapakket over zelfbeeld en zelfvertrouwen. Eindhoven :
TOP-punt, producthuis themamaterialen opvoeden en opgroeien
Burggraaff-Huiskens, M., Bontje, M. & Bosscher, J. (2004). Het Schoolkind. Gelderland : Spectrum
Gerrickens, P., Verstege, M. & van Dun, Zjev. (2006). Opvoedingsspel. 's-Hertogenbosch : Gerrickens
training & advies
Averroès Stichting. (2001). Taaltalent. Taalstimulering van meertalige kinderen. Eindhoven: Averroès
Stichting.
De Blauw, A. Pak eens een knuffel vier ouderworkshops over taalstimulering. Thuistaal Limburg : Steunpunt
Opvoedingsondersteuning
Bijlage 4. Achtergrond
4. Bijlagen
Bijlage 6. Tabel met leeractiviteiten en leerplandoelen
1.1
1.2
1.3
1.4
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
3.1
3.2
3.3
3.4
erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en
het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en
regels in communiceren
illustreert het belang van sociale samenhang
en solidariteit
zet zich actief en opbouwend in voor de eigen
rechten en die van anderen
illustreert hoe een democratisch beleid het
algemeen belang nastreeft en rekening houdt
met ideeën, standpunten en belangen van
verschillende betrokkenen
weegt verschillende belangen op korte en lange
termijn af
past inspraak, participatie en besluitvorming toe
015
050
166
170
173
174
BE
025
ET
…
008
De cursist …
gebruikt een geschikte communicatievorm
Module handelen in groep (M BE G105)
In beeld brengen van de verkeerssituatie
van de school.
Posters maken om kinderen en ouders aan
te moedigen om te voet of met de fiets naar
school te komen.
Een verkeersparcours aanleggen zodat de
kinderen op de fiets de verkeersregels
kunnen oefenen op de speelplaats.
Een verkeersdag organiseren waarbij de
politie langskomt en de kinderen (en de
ouders) inlicht over veiligheid in het verkeer.
De huidige speelplaats beschrijven.
Bevragen van leerkrachten en directie.
Een tekenwedstrijd organiseren om na te
gaan hoe hun droomspeelplaats eruit ziet.
Een plan maken voor een vernieuwde
speelplaats.
Het plan voor een vernieuwde speelplaats
voorstellen aan de directie.
Nadenken over positieve en negatieve
aspecten van de school.
Een lid van de ouderraad komt op bezoek
en geeft uitleg over de ouderraad.
Oefenen van overleg- en
vergadertechnieken.
Bezoek aan de ouderraad.
Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten
4. Bijlagen
1.1
1.2
1.3
1.4
2.1
2.2
2.3
3.1
3.2
3.3
De taakverdeling in het gezin bespreken (met
aandacht voor gender).
Bespreken van verschillende
samenlevingsvormen.
Aan de hand van een “echt probleem” praten over
pesten om uiterlijke redenen.
Ga aan de slag met luistersproojes en
kinderliedjes.
Speel een (kinder)kwaliteitenspel.
In kaart brengen welke talenten / intelligentie je
kind heeft.
In kaart brengen van de sociale vaardigheden van
de kinderen.
Cursisten vertellen over de school in hun land van
herkomst en vergelijken die met de school hier.
Vergelijken van klaspraktijken van vroeger en nu.
Vergelijken van beleving die cursisten zelf hebben
met het onderwijs en de beleving die hun kinderen
hebben met het onderwijs.
Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten
054
051
050
049
gaat respectvol om met verschillen tussen
mensen en levensopvattingen
toetst zijn mening over verschillen tussen
mensen en levensopvattingen aan feiten en
andere meningen
illustreert het belang van sociale samenhang
en solidariteit
leidt uit historische en actuele voorbeelden af
wat de gevolgen zijn van onverdraagzaamheid,
racisme en xenofobie
toont aan dat cultuur een impact heeft op
voelen, denken en handelen
048
BE
025
ET
…
019
De cursist …
herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik
Module diversiteit (M BE G106)
4. Bijlagen
1.1
1.2
1.3
1.4
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
stimuleert de ontwikkeling van kinderen en
jongeren door zorg en activiteiten
exploreert opvoedkundige vaardigheden
toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van
kinderen
neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen
die aan zijn gezag zijn toevertrouwd
022
023
024
176
gebruikt een geschikte communicatievorm
BE
025
ET
…
008
De cursist …
Module opvoeden (M BE 107)
Bespreken hoe je met positief gedrag kan omgaan: belonen.
Bespreken hoe je met negatief gedrag kan omgaan: negeren
en bestraffen.
Bedenk met cursisten tussenstappen om kinderen nieuw
gedrag aan te leren.
Brainstormen over (huishoudelijke) activiteiten waarbij kinderen
kunnen helpen.
Benoemen, omschrijven en illustreren van de vier
basisgevoelens: blij, bang, boos en verdrietig.
Een klas-enquête houden over slapen.
Een collage maken van de actieve voedingsdriehoek.
Een verjaardagsfeestje voor je kind en enkele vriendjes
organiseren.
Oefenen om een gezondheidsprobleem te melden aan de juf.
Bespreken wat de school doet op het vlak van welzijn.
Beeldmateriaal tonen om te illusteren hoe taal gestimuleerd
kan worden.
Kies met de cursisten uit een waaier boeken geschikte
boekjes voor hun kind
Samen oefenen in voorlezen (ieder in de eigen taal).
Met foto’s illustreren hoe een kind een nieuw begrip leert.
Leer samen met en van de cursisten liedjes en achterhaal hoe
dat de taalontwikkeling stimuleert.
Bespreken in welke taal of talen de cursisten hun kinderen
opvoeden.
Bespreek hoe je ook het Nederlands van je kind kan
stimuleren.
Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
Aan de hand van structuurkaarten (Klasse) zicht krijgen op het
eigen ochtend- en avondritueel.
Ouders vergelijken hoe zij hun kinderen ondersteunen bij het
maken van huiswerk.
Een ideeënbokaal aanleggen met leuke activiteiten voor
tijdens de vakantie.
Een weekplanning maken om met de kinderen vooruit te kijken
naar de komende week.
Een plattegrond van je huis tekenen en aanduiden welke
plaatsen dienen om te spelen, om huiswerk te maken, …
5.1
5.2
5.3
5.4
Bespreek met de cursisten wat een oudercontact is.
Vragen voorbereiden voor het oudercontact.
“Vragen stellen op het oudercontact” oefenen in een rollenspel.
Met de cursisten bespreken hoe het oudercontact geweest is.
6.1
Verschillen in kaart brengen tussen crèche / peutertuin /
kleuterklas / lagere school / secundair onderwijs.
Waarom kozen de cursisten de school waar hun kinderen nu
zitten? Groepsgesprek over hoe kiezen tussen scholen.
Bespreken wat je kan doen als het niet vanzelf gaat op school.
Bijzonder onderwijs vergelijken met “gewoon” onderwijs en
inclusief onderwijs.
6.2
6.3
6.4
7.1
7.2
Afspraken maken met de cursistengroep.
Informatie opzoeken in het schoolreglement.
8.1
Foto’s uit verschillende klassen van kleuter tot secundair
rangschikken en ordenen.
Informatie over verschillende secundaire scholen in de buurt
opzoeken op internet.
Op een schematische voorstelling van de school de foto’s van
de kinderen van de cursisten op de juiste plaats leggen.
Op een plattegrond van de school de verschillende lokalen op
de school aanduiden.
8.2
8.3
8.4
Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten
stimuleert de ontwikkeling van kinderen en
jongeren door zorg en activiteiten
exploreert opvoedkundige vaardigheden
toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan
van kinderen
neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd
022
023
024
176
gebruikt een geschikte communicatievorm
BE
025
ET
…
008
De cursist …
4. Bijlagen
4. Bijlagen
1.1
1.2
1.3
1.4
2.1
2.2
2.3
2.4
3.1
3.2
3.3
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
132
091
062
061
kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van
eigen interesses, mogelijkheden en waarden
plant en organiseert zijn vrije tijd
maakt gebruik van maatschappelijke diensten en/of
instellingen m.b.t. vrije tijd
evalueert de manier waarop hij op basis van
behoeften, kwaliteiten, beperkingen en waarden een
aanbod heeft geselecteerd
zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en
beweging, werk en ontspanning
060
BE
025
ET
…
059
De cursist …
informeert zich over mogelijkheden voor
vrijetijdsbesteding
Module vrije tijd (M BE 108)
Discussiëren over stellingen i.v.m. spelen
Speelgoed indelen in soorten spelen
Gaan kijken in de klas hoe het materiaal geordend wordt
en hoe de klasinrichting er uit ziet.
Gaan kijken wat kinderen in de kleuterklas doen. Spelen
is leren!
De vrije tijd van de kinderen plannen (kan met een
takenbord).
Bespreken van de structuur van een dag voor de
kinderen.
Oefenen met agenda om jaarplanning te maken.
Nadenken over hoe je verstandig om kan gaan met media
(internet, games, tv, enz).
Zich informeren over sportmogelijkheden* in de buurt.
Bespreken hoe je in samenspraak met je kind een
geschikte sport* kan kiezen voor hem/haar.
Bezoeken van een sportvereniging* en je informeren over
praktische aangelegenheden.
Opzoeken van uren van openbaar vervoer.
Een routekaart maken als voorbereiding van een uitstap.
Nadenken over veiligheid in het verkeer.
Bespreken van voor- en nadelen van
vervoersmiddelen.
Onderwegspelletjes spelen met cursisten.
* dit kan ook over andere vormen van vrijetijdsbesteding gaan: bibliotheek, het cultuurcentrum, de
muziekschool, de tekenacademie, de vrijetijdsbeurs, de kinderboerderij, de opvoedingswinkel, de
spelotheek, de jeugdbeweging, de speelpleinwerking …
Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten
4. Bijlagen
1.1
1.2
1.3
1.4
De cursist…
illustreert verbale en non-verbale communicatie
illustreert het objectief en subjectief waarnemen
toetst eigen interpretaties aan die van anderen
drukt zich uit in de ik-vorm
luistert actief
uit feedback
gebruikt een geschikte communicatievorm
stelt open vragen
uit onbevangen en constructief zijn wensen en
gevoelens binnen relaties en stelt en aanvaardt
hierin grenzen
leeft de onuitgesproken regels na die de
interacties in de samenleving typeren
gaat respectvol om met verschillen tussen
mensen en levensopvattingen
BE
025
ET
…
001
002
003
004
005
006
008
009
014
018
048
Module communiceren (M BE G085)
Een stappenplan maken om te
informeren naar een verloren voorwerp.
Oefenen om een kind ziek te melden.
Notities schrijven in de agenda van de
kinderen.
Oefenen om een probleem te bespreken
met de juf.
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
Brieven van de school sorteren.
Antwoordstrookjes invullen.
Het rapport lezen en begrijpen
Doel en nut van de agenda bespreken.
De website van de school bezoeken.
3.1
Opsommen met wie je een afspraak kan
maken.
Afspraken maken, afzeggen en
verplaatsen oefenen.
Bespreken wanneer en hoe je een
afspraak kan afzeggen.
Afspraken noteren in een agenda.
3.2
3.3
3.4
4.1
4.2
Informele gesprekken doen in de groep
of in groepjes.
Nadenken met wie, waarover en hoe je
op school kan praten.
Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten
4. Bijlagen
Bijlage 7. Tabel met thema’s en sleuteldoelen
Module
Handelen in groep (M BE G105)
Thema 1
Verkeersproject
Thema 2
Speelplaatsproject
Thema 3
Ouderparticipatie
Diversiteit (M BE G106)
Thema 1
Verschillende mensen
Thema 2
Talenten
Thema 3
School hier en ginder / vroeger en nu
Opvoeden (M BE 107)
Thema 1
Autonomie ondersteunen
Thema 2
Welzijn van je kind
Thema 3
Taalstimulering
Thema 4
Structuur
Thema 5
Oudercontact
Thema 6
Keuzes maken
Thema 7
Schoolreglement
Thema 8
Organisatie van het onderwijs
Vrije tijd (M BE 108)
Thema 1
Spelen
Thema 2
Planning
Thema 3
Bezoek aan…
Thema 4
Slim op weg
Communiceren (M BE G085)
Thema 1
Berichten en boodschappen voor de school
Thema 2
Brieven en rapporten van de school
Thema 3
Afspraken
Thema 4
Informele praatjes op school
Bijlage 7. Thema’s en leergebiedoverschrijdende eindtermen
Sleuteldoelen
01, 03, 13, 14
02, 05, 11
10, 11, 15
01, 04, 09, 13
08, 12, 15
01, 06, 07, 13
02, 07, 08
12, 14, 15, 18
05, 09, 16
02, 05, 07
03, 10
08, 11
03, 04, 17
08, 09, 13
04, 06, 10, 11
02, 09, 10, 13
01, 03, 06, 18
10, 14, 16, 18
13, 15, 16, 17
03, 10, 16
03, 10, 11
06, 11, 12
Bijlage 8. Thema’s en taalgebruikssituaties uit het leerplan NT2 school en ouders
Module
Handelen in groep (M BE G105)
Thema 1
Verkeersproject
Thema 2
Speelplaatsproject
Thema 3
Ouderparticipatie
Taalgebruikssituatie
(12) Deelnemen aan activiteiten voor ouders
(schoolfeest, opendeurdag, openklasdag)
(12) Deelnemen aan activiteiten voor ouders
(schoolfeest, opendeurdag, openklasdag)
(12) Deelnemen aan activiteiten voor ouders
(schoolfeest, opendeurdag, openklasdag)
Diversiteit (M BE G106)
Thema 1
Verschillende mensen
Thema 2
Talenten
Thema 3
School hier en ginder / vroeger en nu
Opvoeden (M BE 107)
Thema 1
Autonomie ondersteunen
Thema 2
Welzijn van je kind
Thema 3
Thema 4
Thema 5
Structuur
Oudercontact
Keuzes maken
Thema 6
Schoolreglement
Thema 7
Organisatie van het onderwijs
Thema 8
Taalstimulering
Vrije tijd (M BE 108)
Thema 1
Spelen
Thema 2
Planning
Thema 3
Bezoek aan…
Thema 4
Slim op weg
Communiceren (M BE G085)
Berichten en boodschappen voor de
Thema 1
school
Thema 2
Brieven en rapporten van de school
Thema 3
Afspraken
Thema 4
Informele praatjes op school
(11) Het fysieke en psychosociale welzijn van je kind
opvolgen
(06) Het huiswerk van je kind opvolgen
(08) Deelnemen aan oudercontacten
(01) Je kind inschrijven op school
(14) Inzicht hebben in de schoolstructuur en de regels
op school
(10) De adviezen van de school of het CLB in verband
met extra ondersteuning, studiekeuze, doorverwijzing,
... begrijpen
(03) Het eten en drinken van je kind op school regelen
(04) De schoolreis, bos- of zeeklassen en andere
klasuitstappen opvolgen
(09) De verplaatsing van en naar school en opvang
regelen voor je kind
(13) De afwezigheid van je kind op school melden of
opvolgen
(02) Schoolgerief aankopen en materiaal meegeven
met je kind
(05) De rapporten en agenda van je kind opvolgen
(7) Informele gesprekken voeren met de leerkracht en
andere ouders
Bijlage 8. Thema’s en taalgebruikssituaties uit het leerplan NT2 School en ouders
Download