Leerplan MO Samen leven ouders en school Basiseducatie - Leergebied Maatschappijoriëntatie Goedkeuringscode Indieningdatum 2012/748/6 2012-05-31 Leerplancommissie Els Denissen - CBE Antwerpen Anne Boonen - CBE Kempen Heidi D’haene - CBE Open School (Leuven-Hageland) Veronique Vandroogenbroeck - CBE Halle-Vilvoorde Anja Geerdens - CBE Brussel Hilde Lemmens - CBE Limburg-Midden-Noord Marie De Lorenzo - CBE Limburg-Zuid Lut Van Kerkhove - CBE Waas & Dender Mieke De Middeleir - CBE Zuid-Oost-Vlaanderen Christof Van den Eynde - Federatie Centra voor Basiseducatie vzw Alexandra Taylor - Stagiaire Vocvo Mieke Coulembier – Federatie Centra voor Basiseducatie vzw (voorzitter) Luc Bogaerts – projectmedewerker stuurgroep volwassenenonderwijs (redacteur) 2 Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie Hendrik Consciencegebouw Onderwijsinspectie centra voor Koning Albert II-laan 15 basiseducatie 1210 BRUSSEL Advies tot goedkeuring van leerplannen Tel. 02 553 65 87 [email protected] www.onderwijsinspectie.be 1. Administratieve gegevens 1.1 Benaming van het leerplan / de bundel met leerplannen: Adviesnummer 2012/748/6// Code indiener Netoverschrijdend Onderwijsniveau Centra Basiseducatie Studiegebied / Maatschappijoriëntatie Leergebied Opleiding MO - Samen leven ouders en school: Opleidingsprofiel: Samen leven AO BE 025 ( in ontwerp) Rangschikking Organisatievorm Planning Modulair Gaat van kracht vanaf 1 september 2012 1.2 Datum van ontvangst: 01/06/2012 1.3 Behandelende inspecteurs: Eindverantwoordelijke: Steverlynck Carine Collega’s: Dirk Lambrechts en Els Van Raemdonck 3 1.4 Gegevens m.b.t. de indiener van het leerplan / de bundel met leerplannen: Netoverschrijdende indiening 2. ADVIES Advies betreffende het leerplan / de bundel met leerplannen met kenmerk 2012/748/6//: definitieve goedkeuring 2.1 Het leerplan Het leerplan wordt definitief goedgekeurd en kan van kracht gaan als definitief goedgekeurd leerplan voor de vermelde doelgroep vanaf 1 september 2012. 2.2 De doelstellingen Het leerplan bevat de doelstellingen die noodzakelijk zijn voor het bereiken van basiscompetenties en sleutelvaardigheden van het opleidingsprofiel Samen leven AO BE 025. Het leerplan vormt een kwaliteitsvol voorbeeld van hoe een generisch opleidingsprofiel behoeftespecifiek kan worden ingevuld. 2.3 Eigen inbreng Het leerplan geeft aan waar de ruimte voor eigen inbreng zich situeert. Het leerplan focust op de ouderbetrokkenheid. De ruimte voor de eigen inbreng situeert zich in de schoolspecifieke context en in het behoeftegericht invullen van de aandacht voor de leerdoelen. 2.4 Opbouw Het leerplan maakt de systematiek duidelijk volgens welke het is opgebouwd. Het leerplan vertrekt vanuit functionele thema’s van ouderbetrokkenheid waarin een duidelijke leerlijn vervat zit. Het geeft de centra heel wat ruimte om behoeftegericht leertraject uit te werken maar gaat tegelijkertijd uit van de veronderstelling dat leerkrachten bij de selectie van de thema’s de leerlijn voldoende bewaken. Dit zal voldoende begeleiding en ondersteuning vragen. 2.5 Consistentie Het leerplan bevat geen doelstellingen die strijdig zijn met de eindtermen, basiscompetenties en sleutelvaardigheden van het opleidingsprofiel Samen leven AO BE 025. De uitwerking van de diverse thema’s in het leerplan vormen een kwaliteitsvolle uitwerking van het generische opleidingsprofiel. De bijkomende aandacht voor geletterdheidsdoelen en sleutelvaardigheden kunnen een krachtige ondersteuning vormen voor het onderwijsleerproces. 2.6 Materiële uitvoerbaarheid Het leerplan vermeldt verspreid over diverse rubrieken welke materiële vereisten minimaal noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering. Het feit dat de school een krachtige leeromgeving vormt, kan evenwel nog explicieter worden aangegeven. 4 Eventuele notities bij lezing van het leerplan (maken geen deel uit van de advisering): De uitwerking van functionele thema’s vormen een inspirerende leidraad voor de leerkrachten. De onderbouwing via een visietekst en de missie om ouderbetrokkenheid en laaggeletterdheid te voorkomen leunen aan bij de opties van de overheid. 5 Beste collega, Voor je ligt het leerplan MO Samen leven ouders en school. In dit leerplan hebben we als leerplancommissie het opleidingsprofiel MO Samen leven zo ingevuld dat het zich leent voor een aanbod voor ouders op de school van de kinderen. Dit aanbod heeft als overkoepelende doelstelling ouderbetrokkenheid verhogen. Verschillende centra voor basiseducatie hebben al jaren verschillende samenwerkingsprojecten met basisscholen lopen. De meeste leden van de leerplancommissie hebben ervaring met deze oudergroepen, vaak in de vorm van gezinsleren. Het grootste aandeel van deze cursussen gaat door in een school, maar ook niet altijd. Daarnaast hebben de meeste leden van de leerplancommissie ervaring met de opleidingen alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal. Enkelen deden mee aan projecten Ouders in (inter)Actie, geïnitieerd door de Vlaamse overheid en ondersteund door het Centrum voor Taal en Onderwijs van de K.U.L. (CTO). Er waren ook ervaringsdeskundige (groot)ouders in de groep. Dit leerplan bestaat uit drie delen: visie, aanpak en leerplandoelen met leeractiviteiten. Op verschillende plaatsen leggen we linken tussen de verschillende onderdelen van dit leerplan omdat ze steeds op de een of andere manier verbonden zijn met elkaar. Het eerste deel van dit leerplan bespreekt de achterliggende visie voor een aanbod MO Samen leven ouders en school. In het tweede deel beschrijven we hoe je dit aanbod het best kan aanpakken. We vertrekken vanuit de leervragen van de ouders zelf en de schoolcontext. Vervolgens staan we stil bij de principes van functioneel leren en differentiëren, als twee belangrijke didactische componenten in dit aanbod. Daarna is er aandacht voor sleuteldoelen en taalondersteuning. Als laatste is er in deel twee ruimte voor evalueren om cursisten op te volgen en als eindbeoordeling. Deel drie concretiseert de leerplandoelen in voorbeelden van leeractiviteiten die geschikt zijn voor ouders en school. Daarbij komen ook taaltips en didactische wenken om aan sleuteldoelen te werken. We hopen je met dit leerplan zin te doen krijgen om een cursus voor ouders op de school van de kinderen aan te vangen. Werken met ouders in de context van de school is erg belangrijk, niet alleen voor de ouders maar minstens even zeer voor de kinderen. Ouders die zich betrokken weten bij het schoolleven van de kinderen en weten wat er op school gebeurt, kunnen hun kinderen beter ondersteunen. Leerkrachten die ouders meer zien op school, kunnen gemakkelijker iets bespreken met de ouder. Op die manier winnen de kinderen ook weer. Veel succes! De leerplancommissie 6 INHOUDSTAFEL 1. Visie ....................................................................................................................... 8 1.1. Ouderbetrokkenheid verhogen..................................................................................................... 8 1.2. Laaggeletterdheid voorkomen ...................................................................................................... 9 1.3. Programma samenstellen ............................................................................................................. 9 1.3.1. MO Samen leven ......................................................................................................................... 10 1.3.2. Modules uit andere leergebieden ................................................................................................ 12 1.3.3. Leertrajectbegeleiding en doorstroom ......................................................................................... 12 2. Aanpak................................................................................................................. 14 2.1. De school is de leeromgeving .................................................................................................... 14 2.1.1. (Materiële) voorwaarden ............................................................................................................. 14 2.1.2. Afspraken .................................................................................................................................... 14 2.1.3. Programma invullen..................................................................................................................... 15 2.2. Ouders centraal ............................................................................................................................ 16 2.2.1. Leervragen verzamelen ............................................................................................................... 16 2.2.2. Beginsituatie inschatten .............................................................................................................. 17 2.3. Functioneel leren ......................................................................................................................... 17 2.3.1. Algemeen .................................................................................................................................... 17 2.3.2. Projectwerk .................................................................................................................................. 18 2.4. Differentiëren ................................................................................................................................ 19 2.4.1. Verwachtingen ............................................................................................................................. 20 2.4.2. Opdrachten .................................................................................................................................. 20 2.4.3. Ondersteuning ............................................................................................................................. 20 2.4.4. Cyclisch werken........................................................................................................................... 21 2.5. Sleuteldoelen ................................................................................................................................ 22 2.6. Taalondersteuning ....................................................................................................................... 22 2.7. Geletterdheid ................................................................................................................................ 24 2.8. Evalueren ...................................................................................................................................... 24 2.8.1. Cursisten opvolgen ...................................................................................................................... 25 2.8.2. Eindbeoordeling........................................................................................................................... 26 3. Leerplandoelen ................................................................................................... 28 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. Thema’s......................................................................................................................................... 28 Voorbeelden van leeractiviteiten ................................................................................................ 29 Taaltips.......................................................................................................................................... 29 Sleuteldoelen ................................................................................................................................ 29 Uitgewerkte thema’s .................................................................................................................... 29 4. Bijlagen................................................................................................................ 52 7 1. Visie 1. Visie De centra voor basiseducatie organiseren al geruime tijd cursussen voor ouders, al dan niet in de school van hun kind(eren). In het voorjaar 2010 ontstond op basis daarvan een visietekst Basiseducatie werkt samen met scholen.1 Belangrijk in de visietekst is dat het aanbod voor ouders en school steeds afhankelijk is van de concrete ouders in de concrete school. In principe kan al het aanbod basiseducatie ingericht worden voor ouders in de school van de kinderen. Maar er zijn uiteraard opleidingen en modules die beter passen dan andere. Met dit leerplan sluiten we aan bij een maatschappelijke verwachting: ouders zijn betrokken op de schoolloopbaan van de kinderen en nemen hun ouderrol in die context ten volle op. 1.1. Ouderbetrokkenheid verhogen Ouders willen steeds het beste voor hun kind en net deze betrokkenheid motiveert hen. Een aanbod maatschappijoriëntatie voor ouders op school is dubbele winst: de ouders verhogen hun competenties en zijn nauwer betrokken bij de school van hun kind. Het is belangrijk dat ouders uiting kunnen geven aan hun betrokken-zijn bij hun kind op school en dat ze zich ook betrokken kunnen tonen bij de school op zich. Daarnaast is het van belang dat ze zich kunnen opstellen als partner van de school met het oog op de opvoeding van hun kind, dat ze kunnen communiceren met de school en actief hun rol als ouder opnemen ten aanzien van hun schoolgaand kind. Op die manier kunnen ouders bijdragen aan de slaagkansen van hun kind. De modules van de opleiding MO Samen leven lenen er zich toe dit aanbod vorm te geven. Dit is de inhoud van de opleiding: 2 De opleiding MO Samen leven gaat over samen leven in de meest brede betekenis. Ten eerste zijn er in deze opleiding twee basismodules: Handelen in groep en Diversiteit. De module Handelen in groep focust op sociale samenhang, democratisch handelen en solidariteit. De module Diversiteit doet cursisten stilstaan bij de verschillen en gelijkenissen tussen mensen. De cursist leert diversiteit tussen mensen appreciëren en ermee omgaan. In beide modules krijgt communicatie heel wat aandacht. Daarnaast kiest de cursist één van de drie keuzemodules: Opvoeden, Vrije tijd of Communiceren. De eerste module richt zich naar cursisten die vanuit de rol opvoeder de opleiding volgen. Het exploreren van opvoedkundige vaardigheden is hierin het belangrijkste doel. De module Vrije tijd richt zich meer op de rol vrijetijdsbesteder, al kan deze module zeker even interessant zijn vanuit het perspectief van werkenden of cursisten met andere rollen. Het organiseren van de vrije tijd staat hier voorop. De laatste keuzemodule is Communiceren. Deze module laat cursisten toe hun communicatieve vaardigheden die essentieel zijn in de basismodules te versterken en te verdiepen. De combinatie van elk van de drie keuzemodules met de twee basismodules leidt naar het certificaat van de opleiding. De verschillende leerwegen zijn immers evenwaardig. Het leerplan MO Samen leven ouders en school is een handleiding voor de lesgever basiseducatie om de doelen van het opleidingsprofiel waar te maken. Het leerplan MO Samen leven ouders en school is echter een specifiek leerplan. Dit is zo omdat het zich richt naar een bepaalde doelgroep in een bepaalde context. Het richt zich namelijk naar ouders in de context van de school van hun kind(eren). Het begrip ouders is in dit leerplan breed op te vatten: ouder, opvoeder, begeleider, persoon aan wie het ouderlijk gezag is toevertrouwd. Het begrip school verwijst in dit leerplan naar de school waar de kinderen, of één van de kinderen, van de cursisten naar school gaan. Deze school is in principe ook de school waarin de lessen voor de ouders doorgaan, maar om praktische overwegingen kan dit principe wel eens verlaten worden. Centra kunnen in één oudergroep ook meer dan één basisschool betrekken. Maar de praktijk wijst uit dat het een kritische succesfactor is om het aanbod op één school te organiseren. 1 2 Zie bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen Zie bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 8 1. Visie De thema’s die in dit leerplan zijn uitgewerkt, zijn die van een basisschool.3 Centra kunnen MO Samen leven ouders en school uiteraard ook in de context van een school voor secundair onderwijs organiseren. Maar de context van een secundaire school zal niet zomaar een kopie zijn van die van de basisschool. Daarnaast kunnen centra in dit leerplan ook inspiratie vinden om met oudergroepen aan de slag te gaan die niet rechtstreeks een link hebben met een school. Het kan gaan over samenwerken met voorschoolse initiatieven, kinderopvang, opvoedingswinkels, inloopteams, ontmoetingsplaatsen voor ouders, … 1.2. Laaggeletterdheid voorkomen Dit aanbod heeft als doel ouders te versterken maar zal ook een positief preventief effect hebben op de geletterdheid van de kinderen. In het kader van laaggeletterdheid voorkomen is het verhogen van de competenties van de ouders een belangrijk spoor voor de centra voor basiseducatie.4 Dit idee heeft dan ook zijn weg gevonden naar een actie in het ontwerp Strategisch plan geletterdheid verhogen 2012-2016: “1.11. De onderwijsoverheid stimuleert scholen die willen investeren in samenwerking, gericht op geletterdheidstraining van ouders. In het kader van een preventief geletterdheidsbeleid werkt de onderwijsoverheid een concept uit voor geletterdheidstraining van laaggeletterde ouders tijdens de schooltijd van de kinderen (cfr. School en Ouders - Ouderbetrokkenheid verhogen via een behoeftegericht aanbod NT2). Daarbinnen krijgt het geïntegreerd en op maat werken aan geletterdheid met ouders in de school van de kinderen een plaats. Scholen worden gestimuleerd en ondersteund in het voeren van een taalbeleid en een beleid rond ouderparticipatie. In dat kader worden scholen gestimuleerd om samen te werken met de basiseducatie rond geletterdheid. De onderwijsoverheid zorgt voor de verspreiding van het concept. De expertise van de Centra voor Basiseducatie wordt ingezet voor korte opleidingen voor ouders, gericht op de geletterdheidscompetenties die nodig zijn in de schoolse context van de kinderen, basisgebruik ICT en elementaire rekenvaardigheden. De Centra voor Basiseducatie bouwen een aanbod voor laaggeletterde ouders uit in samenwerking met scholen met het oog op preventief werken aan geletterdheid. De Centra voor Basiseducatie bouwen dit aanbod verder uit onder meer in de ontwikkeling van een specifiek leerplan.”5 Dat specifieke leerplan voor de centra voor basiseducatie is alvast klaar. Daarnaast is het belangrijk dat scholen inderdaad kunnen rekenen op stimulansen zodat er veel samenwerkingsverbanden kunnen ontstaan. 1.3. Programma samenstellen Het aanbod voor ouders in scholen zal steeds variatie vertonen. Een cursus wordt uitgebouwd in nauw overleg met de school om te kunnen inspelen op plaatselijke noden en situaties. In de visietekst Basiseducatie werkt samen met scholen schrijven we het zo: 6 De concrete invulling van het aanbod voor ouders op de school van de kinderen is afhankelijk van de concrete groep ouders die samengebracht wordt. Daarnaast legt ook elke begeleider accenten binnen de contouren van het agogisch project van het eigen centrum voor basiseducatie. Er wordt bovendien rekening gehouden met de cultuur van de partnerschool. In het aanbod komen echter steeds drie aspecten in meer of mindere mate aan bod. Zie 3.1. Thema’s Uit het memorandum van de Federatie Centra voor Basiseducatie n.a.v de Vlaamse verkiezingen; juni 2009. 5 Uit het document: Overzicht_voorstellen_acties_plan_geletterdheid (19-10-2011) (bezorgd door Andy Thoelen) p. 9 6 Zie bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen 3 4 9 1. Visie De school als context 7 Ouders leren de context school kennen. Enkele voorbeelden: Wat gebeurt er in de klas? Wie doet wat op school? Welke informatiekanalen gebruikt de school? Wat verwacht de school van ouders? Communicatie 8 De communicatie van ouders met de school wordt ondersteund. Enkele voorbeelden: Vragen (durven) stellen aan de juf/meester, het secretariaat, … Briefjes lezen en invullen Naar het oudercontact gaan Omgaan met de schoolagenda, heen-en-weer schriftjes, … Kennis van de schooltaal verhogen Opvoeden van kinderen 9 Thema’s die de opvoeding van kinderen kunnen ondersteunen en inspelen op de vragen en interesses van ouders, krijgen ook aandacht. Enkele voorbeelden: Huiswerkbegeleiding Straffen en belonen (omgaan met ongewenst gedrag van je kind) Grenzen stellen Kinderen stimuleren in hun ontwikkeling Structuur bieden Spelen Vrije tijd en sport Waar kan je terecht met vragen? Soms wordt slechts één module ingericht. In andere gevallen is het mogelijk meerdere modules parallel of geïntegreerd aan te bieden. Modules die na elkaar komen, kunnen zorgen voor meer structuur en duidelijkheid. Modules die naast elkaar lopen kunnen misschien meer ruimte geven om in te spelen op wat er in de school gebeurt. Afhankelijk van de intensiteit van het aanbod kunnen meerdere modules per semester of schooljaar ingericht worden. Eén module is voor zwakkere cursisten echter zelden genoeg om stappen te zetten in leren. De leerlijn doorheen een module en over de modules heen wordt uitgestippeld in functie van de cursisten. Dit leerplan is zo opgevat dat alle organisatorische mogelijkheden open blijven. Bij de vijf modules van de opleiding MO Samen leven heeft de leerplancommissie verschillende voorbeelden van leeractiviteiten uitgewerkt die het toelaten flexibel en geïntegreerd met de leerplandoelen om te springen. We voorzien geen volgorde in modules en drukken geen voorkeuren uit. Het is echt aan het centrum en de school om samen te beslissen wat ingericht wordt. Indien mogelijk worden hierin ook de cursisten betrokken. Dit kan enkel wanneer de cursisten vooraf gekend zijn. Wanneer een vervolgmodule ingericht wordt, is het aangewezen de keuze mee te laten bepalen door de cursisten. 1.3.1. MO Samen leven Het komt erop aan die modules te selecteren die het best passen bij de oudergroep in de school. We vertrekken in dit leerplan uiteraard vanuit de opleiding MO Samen leven. Hieronder geven we van elke module de inhoud weer en omschrijven we kort hoe we de module in dit leerplan hebben ingevuld. 7 Zie 2.1. De school is de leeromgeving Zie 2.6. Taalondersteuning 9 Zie 2.2. Ouders centraal 8 10 1. Visie Handelen in groep De cursist ervaart in de module Handelen in groep hoe in groep een doel nagestreefd wordt. In de groep zet de cursist zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen. Hij weegt belangen op korte en lange termijn af. Communicatie wordt in deze module beschouwd binnen een breder geheel van sociale samenhang, democratisch handelen en solidariteit. Gelijkwaardigheid, afspraken en regels zijn ook thema’s. De cursist leert daarnaast om te gaan met ideeën, standpunten en belangen van verschillende mensen. Ten slotte wordt het groepsproces doorleefd, vormgegeven en geëvalueerd.10 In dit leerplan wordt deze module vooral uitgewerkt met het oog op projectwerk.11 De drie voorbeelden zijn: een verkeersproject, een speelplaatsproject en een project ouderparticipatie.12 Als je in de school een project wil uitwerken met de ouders is de module Handelen in groep aangewezen. Diversiteit In de module Diversiteit staat het respectvol omgaan met verschillen tussen mensen en levensopvattingen centraal. Het gaat over verkennen en reflecteren. De cursist toetst zijn mening aan feiten en andere meningen. Hij oefent respect tonen en opbrengen in de praktijk. Hij leert vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik herkennen. Aan de hand van actuele en historische voorbeelden komen de gevolgen van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie aan bod. Er is ook aandacht voor sociale samenhang en solidariteit. Daarnaast komt de multiculturele samenleving ter sprake. De cursist leert in deze module hoe cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen.10 We geven in dit leerplan niet alleen voorbeelden van leeractiviteiten in het thema “verschillen tussen mensen”; een smalle interpretatie van diversiteit. Maar we begrijpen diversiteit in een schoolcontext ook als verschillen zien in talenten en daarmee omgaan. Daarnaast staan we stil bij diversiteit in scholen: hier en ginder of vroeger en nu.11 Opvoeden De cursist exploreert in de module Opvoeden verschillende opvoedkundige vaardigheden. Hij leert kinderen en jongeren te stimuleren in hun ontwikkeling. De module gaat in op zorg en allerlei activiteiten voor kinderen en jongeren. De cursist leert daarnaast meer over de schoolloopbaan van kinderen en hoe hij die kan ondersteunen. Hij neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd. In deze module staat het gebruiken van een geschikte communicatievorm voorop.10 Hoewel de module Opvoeden in de opleiding MO Samen leven een keuzemodule is, staat ze in dit leerplan centraal om evidente redenen. Vanuit deze module werken we verschillende thema’s uit: autonomie ondersteunen, het welzijn van je kind, structuur, het oudercontact, keuzes maken, het schoolreglement en de organisatie van het onderwijs.11 Vrije tijd De module Vrije tijd gaat over allerlei vormen van vrijetijdsbesteding. De cursist leert zich op verschillende manieren te informeren. Hij maakt kennis met maatschappelijke diensten en instellingen in het kader van vrije tijd. Er is aandacht voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning. De cursist oefent het plannen en organiseren van vrije tijd. Hij leert activiteiten te kiezen op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden. Ten slotte evalueert hij die keuzes.10 10 Zie bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven Zie 2.3.2. Projectwerk 12 Zie 3.1. Thema’s 11 11 1. Visie We werken in dit leerplan in de module Vrije tijd vier thema’s uit: spelen, planning, bezoek aan… en slim op weg.13 Communiceren De module Communiceren behandelt de basisprincipes van communicatie. Het gaat over verbale en non-verbale communicatie en over objectief en subjectief waarnemen. De cursist vertrekt vanuit de eigen ervaring, maar hij leert de eigen interpretaties aftoetsen aan anderen. De cursist kan daarnaast in verschillende situaties de basisprincipes van communicatief handelen in de praktijk brengen: open vragen stellen, actief luisteren en feedback uiten. In verschillende persoonlijke relaties leert hij een geschikte communicatievorm te gebruiken en respectvol om te gaan met verschillen tussen mensen en levensopvattingen.14 In dit leerplan krijgt de module Communiceren uiteraard ook een erg specifieke invulling. De thema’s die we kozen zijn: berichten en boodschappen voor de school, brieven en rapporten van de school, afspraken en informele praatjes op school.13 1.3.2. Modules uit andere leergebieden Bij de selectie van modules voor een aanbod voor ouders en school mag men zich niet per se laten beperken door de mogelijkheden binnen de opleiding MO Samen leven. Een vleugje inspiratie: Nederlands, alfaNT2 en NT2 Een module uit de opleiding MO Samen leven zou parallel kunnen lopen met een module Nederlands, alfaNT2 of NT2. In de opleiding MO kan ondersteunend aan taal gewerkt worden, maar een specifieke module kan dit extra in de verf zetten. Er kan dan ook expliciet gewerkt worden aan Nederlandse taalvaardigheid. Specifiek voor NT2 wijzen we op de mogelijkheid aan de slag te gaan met het specifiek leerplan NT2 School en ouders15. In dat leerplan leggen we de link tussen de uitgewerkte leeractiviteiten in thema’s per module en de veertien taalgebruikssituaties van waaruit het specifiek leerplan NT2 vertrekt.16 Wiskunde Het aanbod MO kan perfect aangevuld worden met een module wiskunde. Voor anderstalige cursisten denken we eerst en vooral aan de geletterdheidsmodules Brugmodule alfa (40 lestijden) en Tijd en ruimte (20 lestijden). Daarnaast biedt de open module wiskunde heel wat mogelijkheden. In 20, 40 of 60 lestijden werk je aan die wiskundedoelen die voor de cursistengroep relevant zijn. ICT De combinatie met een ICT-module kan interessant zijn. De module ICT Start en de module Oefenen en leren met ICT (beide 30 lestijden) liggen het meest voor de hand. Veel informatie over de school, de klas en de lessen is terug te vinden op de website van de school. Heel wat scholen gebruiken daarnaast de website voor een deel van hun communicatie met ouders. Het internet biedt veel mogelijkheden om kinderen te ondersteunen bij huistaken en ouders zijn nieuwsgierig naar het gebruik van de computer. ICT als ingang om ouderbetrokkenheid te verhogen, biedt op zijn beurt kansen behoeftegericht te leren. 1.3.3. Leertrajectbegeleiding en doorstroom Vaak stellen we vast dat deelnemen aan een aanbod voor ouders op school mensen stimuleert deel te nemen aan andere cursussen in het open aanbod van de centra voor basiseducatie. Het is Zie 3.1. Thema’s Zie bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 15 [Goedkeuringsdatum en referentie] 16 Zie bijlage 8. Thema’s en taalgebruiksituaties uit het leerplan NT2 school en ouders 13 14 12 1. Visie belangrijk dat het centrum hier vooraf al even bij stil staat. Op welke manier kan je doorstroom stimuleren? Je kan zorgen voor een vervolgmodule in het centrum voor de hele groep of cursisten individueel toeleiden naar aanbod dat voor hen het meest geschikt is. Zie je doorstroom na het aanbod op school of kan het (deels) parallel lopen? Ook hier zijn er weer heel wat mogelijkheden. Zo zijn er in de opleidingenstructuur van het leergebied MO enkele dwarsverbindingen voorzien in de vorm van gemeenschappelijke modules. Deze bruggetjes zijn er om cursisten te stimuleren andere opleidingen in het leergebied MO aan te vatten en het verband tussen de verschillende opleidingen duidelijk te maken. Zo komt de module Handelen in groep eveneens voor in de opleiding Rechten en plichten. De module Diversiteit is terug te vinden in de opleiding Actualiteit en geschiedenis en de opleiding Omgaan met veranderingen. De module Communiceren is gemeenschappelijk met de opleidingen Communicatie en Gezondheid.17 Voor een vervolgaanbod MO kan je misschien eerst kijken naar deze opleidingen. Het belangrijkste principe is steeds dat de cursist door gepaste leertrajectbegeleiding toegeleid wordt naar aanbod dat aan zijn leervraag beantwoordt. Er kan ook gedacht worden aan doorstroom naar aanbod buiten de basiseducatie. Wellicht zijn er interessante voorzieningen voor ouders in de buurt: een praatgroep, een ontmoetingsplaats voor ouders, … Bespreek dit liefst met de school, misschien werkt zij al samen met bepaalde initiatieven in het kader van een beleid rond brede school. 17 Zie bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 13 2. Aanpak 2. Aanpak 2.1. De school is de leeromgeving Het aanbod voor ouders en school staat of valt met een goede samenwerking met de school. Inzicht krijgen in de bedoelingen en verwachtingen van de school ten aanzien van de ouders en de samenwerking met de basiseducatie is cruciaal. Overleg over visie en aanpak is belangrijk voor de gezamenlijke uitbouw van het programma. Een wisselwerking en afstemming met de school zorgt voor een echt geïntegreerd programma. Wanneer de school wil reflecteren over de eigen houding ten aanzien van ouders is veel mogelijk. Het is belangrijk dat het engagement van de school zich ook vertaalt in werktijd en mogelijkheden voor de betrokkenen om de samenwerking te ontwikkelen: overleggen, afstemmen, samen een project opzetten, gezamenlijk evalueren, … 2.1.1. (Materiële) voorwaarden We rekenen op de school om ouders aan te spreken, uit te nodigen voor het aanbod en blijvend te motiveren. De school heeft een belangrijke rol te spelen in de werving. Dit werven kan gebeuren met flyers, via de agenda, via een zorgleerkracht of een klasleerkracht die ouders concreet aanspreekt aan de schoolpoort. Een combinatie kan ook. Hoe persoonlijker het contact, hoe succesvoller het vaak is. Soms kan je het aanbod voorstellen op een infomoment voor ouders. Het moet voor ouders duidelijk zijn waar en wanneer ze zich kunnen inschrijven. Vaak hebben de ouders die interesse hebben voor de cursus ook jongere kinderen. Soms kan opvang geregeld worden in de school. Het is aan te raden dit vooraf met de school te bespreken. Je moet ter plaatse als lesgever ten minste kunnen beschikken over een aangenaam lokaal van aanvaardbare grootte, stoelen op maat van volwassenen, een bord en een cd-speler. Afhankelijk van inhoud en vorm van de lessen zijn een dvd-speler en een tv, of een pc (met internetaansluiting) en een beamer nodig. In elk geval bekijk je met de school en met het eigen centrum wat mogelijk is. Het is een kritische succesfactor dat de directie van de school een faciliterende rol speelt. Daarnaast verwachten we dat zowel leerkrachten als ander schoolpersoneel positief staan ten opzichte van ouders en het aanbod dat voor hen ingericht wordt. Een goede informatiedoorstroom in de school kan je zelf bevorderen, bijvoorbeeld door de cursus te introduceren op een personeelsvergadering. Op zo’n moment kan je inhoudelijke input vragen voor de cursus, feedback krijgen of medewerking vragen voor bepaalde oefeningen of een project. Zeker als je een project wil doen is voldoende interne medewerking belangrijk. Het is belangrijk dat je op de school één aanspreekpersoon hebt bij wie je terecht kunt met praktische en andere vragen. Wanneer je een project doet op de school, is het nodig dat de aanspreekpersoon hiervoor ook aanspreekbaar is. 2.1.2. Afspraken Het lokaal waar de lessen doorgaan is bij voorkeur niet de enige plaats waar de lesgever basiseducatie en de oudergroep vertoeven. Het is net de bedoeling alle uitdagende elementen te benutten. Dit kan zowel binnen de school (gangen, prikbord, speelplaats, knutselruimte…) als daarbuiten zijn (wanneer er bijvoorbeeld een uitstap naar het park op de agenda staat). Stem vooraf af met de school wat kan en wat niet. Sommige scholen weten liever vooraf wanneer je door de gangen trekt met je cursisten. Voor andere scholen is een onverwacht bezoek in de klas geen probleem. Goede afspraken maken goede vrienden. Soms zorgt de school voor verwelkoming en koffie, soms brengen cursisten koekjes mee. Maak dus ook afspraken over de pauze. Waar en wanneer gaat de pauze door? Vaak is het niet aangewezen de pauze te laten samenvallen met de speeltijd van de kinderen. De verleiding even te gaan zwaaien naar de kinderen is voor veel ouders wellicht te groot. Dit kan storend werken voor de leerkrachten. Andere afspraken maak je met de cursisten zoals je gewoonlijk met je klas 14 2. Aanpak afspreekt: geen gsm, niet onmiddellijk vertalen naar elkaar, respect voor elkaar, verwittigen als je niet kan komen. Als je van plan bent een project op te zetten met de oudergroep, kan je hier best ook afspraken over maken, want je verwacht dat iedereen eraan deelneemt. Met de cursisten kan je ook overleggen welk project jullie samen gaan doen. 2.1.3. Programma invullen Bij het begin van de samenwerking is het nodig met de school uit te klaren wat precies verwacht wordt van het aanbod basiseducatie. Op basis van die verwachtingen kan je eerst en vooral het programma samenstellen door modules te selecteren.18 Daarmee is de kous echter niet af. Van de school verwachten we immers nog meer input… Op basis van gesprekken met directie en/of leerkrachten op school kan je informatie verzamelen over de sfeer op school. Hieronder staan enkele vragen. Verwacht geen volledig uitgewerkte visie op al deze aspecten. Probeer aan te voelen hoe het schoolteam over deze zaken denkt en bedenk dat de school hier ook in groeit. Welke visie heeft de school op het vlak van communicatie en/of ouderbetrokkenheid? Welke visie heeft de school op thuistaal en schooltaal? Verloopt de communicatie met de ouders via de agenda, brieven, de website? Hoe gaat men om met tolken? Wat zijn de verwachtingen naar ouders? Hoe verlopen de oudercontacten? Welke ervaring heeft de directie met de ouders? Zijn er problemen met ouders? Wat is de verhouding Nederlandstaligen-anderstaligen? Hoe gaat de school om met diversiteit in godsdienstbeleving? Hoe gaat de school om met gezonde voeding, milieu? Zijn er afspraken over trakteren bij verjaardagen of een bedanking voor de juf? Organiseert de school financiële acties? Is het oké als je daar als ouder niet aan deelneemt? Hoe gaat de school om met afwezigheden en te laat komen? Hoe gaat de school om met straffen en belonen? Zijn er afspraken over huiswerk? Mag de oudergroep komen kijken in een klas? Komt er eens een leraar of medewerker van de school naar de oudergroep? Het schoolleven van september tot juni vormt de leidraad voor de leerlijn van het aanbod. Functioneel werken is inspelen op de leermogelijkheden in de school.19 Het is dus belangrijk de schoolkalender in kaart te brengen: Hoe verloopt een schooljaar (vakantieregeling, evenementen, uitstappen)? Werkt men in thema’s (Kerst, Sinterklaas, Pasen)? Waar en wanneer zijn er formele of informele contacten tussen school en ouders? Welke locaties/situaties kan je in de school vinden die relevant zijn voor ouders? Worden activiteiten georganiseerd voor en met de ouders en de kinderen (schoolfeest, quiz, pannenkoekenbak, Vlaamse kermis, culturele evenementen)? Waar kan de cursus aansluiting vinden met activiteiten op school voor een project? Is er een schoolkalender die de ouders kunnen gebruiken? Een aantal schoolactiviteiten zal herhaaldelijk voorkomen (ouderraad, luizenalarm, informatie bij een uitstap). Andere activiteiten zijn gebonden aan een bepaald moment (sinterklaasfeest, kerstmarkt, jaarlijkse rommelmarkt). Plan je lessen op basis van de schoolkalender en zorg voor afwisseling. Probeer niet te zeer vast te hangen aan die planning: speel ook in op onvoorziene omstandigheden. Hou je ogen en oren open voor projecten en initiatieven die vanuit de omgeving afkomen op de school, zoals initiatieven van Kind en Gezin om deelname aan het kleuteronderwijs te promoten, initiatieven van de lokale bibliotheek of spelotheek, diverse projecten rond gezondheid, multiculturele uitwisseling, initiatieven van de gemeente zoals een vrijetijdsaanbod, … 18 19 Zie 1.3. Programma samenstellen Zie 2.3. Functioneel leren 15 2. Aanpak 2.2. Ouders centraal We willen in de eerste plaats ouders erkennen in hun ouder zijn. Ouders centraal wil tevens zeggen dat een educatief programma voor ouders inspeelt op wat zich plaatselijk voordoet en rekening houdt met de concrete vragen en ervaringen van elke specifieke groep ouders. Een aantal factoren bepaalt wezenlijk de aard en de inhoudelijke accenten van de cursus: gaat het bijvoorbeeld over ouders van kleuters, van lagere schoolkinderen of van middelbare scholieren? Gaat het om autochtone of allochtone ouders of om een gemengde groep? Welke interesses hebben de deelnemers? Zijn er meer mannen dan vrouwen? Het is aangewezen voor of bij het begin van de cursus na te gaan hoe de ouders staan ten opzichte van de school en de leerkrachten. Kunnen ze er terecht met vragen? Kunnen ze goed praten met leerkrachten? Hebben ze vertrouwen in de school? Kennen ze de afspraken binnen de school? Gaan ze akkoord met de afspraken op school? 2.2.1. Leervragen verzamelen De cursisten hebben elk hun verwachting van deze cursus. Het is goed dat ze die kunnen uitspreken. De ene wil zijn kinderen helpen bij het huiswerk, een ander wil een goed contact met de school of het rapport begrijpen, ... De eerste lessen worden best gebruikt als kennismaking. Hieronder geven we enkele voorbeelden van manieren waarop je leervragen kan verzamelen. Inspelen op interesses van ouders zorgt voor een grotere betrokkenheid. Klasgesprek Aan de hand van één of meer klasgesprekken kan je leervragen naar boven brengen. Begin best met enkele kennismakingsvragen: Wie ben je? Hoeveel kinderen heb je? Hoe oud zijn je kinderen? Gaan die kinderen hier naar school? Wat wil je leren in deze cursus? Invulformulier Een andere mogelijkheid is cursisten aan de hand van een invulformulier individueel te vragen wat ze willen leren. Denk erover na of je met een keuzelijst werkt, met open vragen of met een combinatie. Het risico van een open vraag is dat je weinig antwoorden krijgt, het nadeel van meerkeuzevragen is dat je geen extra informatie krijgt. Voorlopige planning voorstellen Je kan aan de groep voorleggen wat je van plan bent te doen. Als je op je lessenschema enkele lege plaatsen laat en cursisten aangeeft dat ze zelf suggesties kunnen doen, kom je vaak ook goed vooruit. Als je teveel mogelijkheden hebt, doe je er goed aan samen met de cursisten te kiezen waar meer en minder tijd naartoe gaat, of wat je helemaal niet doet. Stellingenspel onderwerpen Een alternatief voor het voorstellen van de planning is elk onderwerp waar je aan dacht voor te stellen door per onderwerp een stelling te lanceren. Aan de hand van de reacties op de stellingen en de wellicht spontane discussie die ontstaat, kan je beter inschatten hoe je met verschillende onderwerpen aan de slag kan gaan. Doe de test: Welke ouder ben ik? Volgens Klasse is elke ouder een roos. Aan de hand van acht beschrijvingen kan je met de cursisten nagaan welke ouder zij zijn.20 Uit het gesprek dat je daarover met de cursisten aangaat, komen zeker ook leervragen naar boven. In de loop van de cursus… Wanneer je ouders samenbrengt, zullen zij ook vragen met betrekking tot de opvoeding van de kinderen meebrengen. Leervragen verzamelen blijft tijdens de hele cursus belangrijk. Speel in op vragen van cursisten, onvoorziene situaties, brieven van de school, … Vertrek natuurlijk vanuit de context van de school waar de cursus doorgaat, maar ouders hebben wellicht ook vragen over de 20 Beschikbaar op het internet (2011): www.klasse.be/ouders/21112/welke-ouder-ben-ik/ 16 2. Aanpak opvoeding thuis, over andere oudere of jongere kinderen, over mogelijkheden van opvoedingsondersteuning, … Geef ook deze vragen een plaats. 2.2.2. Beginsituatie inschatten Tijdens het verzamelen van leervragen van ouders21 voor en bij het begin van de cursus krijg je een eerste indruk van de beginsituatie van de cursist. Dit is belangrijk om drie redenen. Ten eerste weet je op die manier aan welke leerplandoelen je meer of minder aandacht moet besteden zodat cursisten slagen.22 Bovendien kan je zo zien of de cursisten vorderingen hebben gemaakt tijdens de cursus. Ten derde kan je beter inschatten hoe je kan differentiëren.23 Elke module omvat een aantal leerplandoelen waaraan je werkt doorheen de cursus. Op het einde van de module moet je beslissen of de cursisten de leerplandoelen in voldoende mate bereikt hebben om geslaagd te zijn. Na enkele lessen is het zinvol per cursist bij elk leerplandoel een inschatting neer te schrijven van de mate waarin hij die competentie beheerst. Cursisten komen immers niet als een leeg blad naar de cursus. Ouders weten al dingen, hebben al zaken meegemaakt, ze hebben een zekere houding, … Het maakt niet uit of je gebruik maakt van een puntenschaal, een beheersingsschaal (van niet goed naar uitstekend) of gewoon beschrijft in hoeverre de cursist de competentie beheerst. Je kan de leerplandoelen eventueel opdelen voor een nauwkeurigere inschatting maar dat hoeft niet. Naast de leerplandoelen van de opleidingen zelf werken we in alle modules van de basiseducatie ook aan sleuteldoelen.24 Het leervragenspel en de test “Welke ouder ben ik?”25 bevatten elementen die terugkomen in sleuteldoelen. Je kan op basis van dergelijke oefeningen en observatie van cursisten tijdens het lesgeven ook een inschatting maken van de mate waarin cursisten de sleuteldoelen machtig zijn. Ook de manier waarop je taalondersteuning26 aanbiedt, hangt af van de beginsituatie van de cursist. Wees je ervan bewust dat wat je hier neerschrijft een inschatting is en grotendeels gebaseerd op een eerste indruk. Ga dus kritisch om met je bevindingen en bespreek jouw inschatting met de cursisten. Door je eerste indruk neer te schrijven, ga je er bewuster mee om dan wanneer je dat niet doet. 2.3. Functioneel leren Mensen leren gemakkelijker als ze merken dat ze de dingen die belangrijk voor hen zijn in de eigen omgeving uiteindelijk kunnen gebruiken. Bepaalde schoolactiviteiten kunnen een aanleiding zijn om met ouders aan de slag te gaan of ze kunnen een perfecte aanvulling zijn op wat er in de oudergroep gebeurt. Zo kunnen ouders bijdragen aan het schoolfeest of een taak opnemen binnen een project in de school. Een concrete gebeurtenis maakt het leerproces vanzelfsprekender, stimuleert en schept extra leerkansen. De schoolcontext is een krachtige leeromgeving voor ouders. De context zelf maakt de kans op het functioneren erin groter. 2.3.1. Algemeen Het aanbod voor ouders op school is steeds functioneel. Dit betekent dat we werken aan de hand van betekenisvolle taken en situaties in functie van zaken waarmee ouders in aanraking komen. Het zinvolle van de taken moet ervoor zorgen dat de cursisten vanzelf succeservaringen opdoen, wat hen weer aanzet tot verder leren. De voorbeelden van leeractiviteiten die we verderop in dit leerplan uitwerken27 zijn dan ook steeds ingebed in functionele en actieve werkvormen. De cursisten bespreken, proberen, verkennen, zoeken op, bekijken, doen, denken en ervaren. Stem dit alles af op de school waar de oudergroep doorgaat. Bijvoorbeeld: Werken met de axenroos als 21 Zie 2.2.1. Leervragen verzamelen Zie 2.8. Evalueren 23 Zie 2.4. Differentiëren 24 Zie bijlage 3. Sleuteldoelen 25 Zie 2.2.1 Leervragen verzamelen 26 Zie 2.6. Taalondersteuning 27 Zie 3.1. Thema’s 22 17 2. Aanpak het gaat over gevoelens wordt pas echt interessant als de school daarmee ook werkt met de kinderen. Bij het uitwerken en selecteren van leeractiviteiten moet je steeds nagaan of de leeractiviteit aan drie voorwaarden voldoet: 1. Sluit de leeractiviteit aan bij iets wat zich in deze schoolcontext voordoet?28 2. Is de leeractiviteit zinvol, herkenbaar en bruikbaar voor de cursisten?29 3. Geeft de leeractiviteit aanleiding tot communicatie?30 Als de voorbeelden van leeractiviteiten in dit leerplan niet aan deze voorwaarden voldoen voor jouw oudergroep, kan je ze beter aanpassen of alternatieve leeractiviteiten ontwikkelen. Denk eraan dat de leeractiviteiten die je voor ouders en school opzet functioneel kunnen zijn met het oog op vier omgevingen: de oudergroep zelf, de schoolomgeving, het gezin en de samenleving. Beperk je dus niet tot de schoolomgeving, maar neem dit wel als vertrekpunt. Het is niet toevallig dat de leerplandoelen competentiegericht geformuleerd zijn. We vertrekken in de functionele aanpak dus ook vanuit wat de cursisten (potentieel) kunnen, niet vanuit wat de cursisten niet kunnen. Op die manier speel je maximaal in op de aanwezige voorkennis zodat cursisten de nieuwe informatie kunnen consolideren. Functioneel leren is ook doelgericht leren. Dit kan je aanwakkeren door met cursisten bij de start van de cursus en in elke bijeenkomst duidelijk te maken wat de lesdoelen zijn, want op die manier geef je betekenis aan het leren. Cursisten die weten waarover de les gaat en wat de bedoeling is, zijn meer betrokken. Dit geldt ook voor het aanmoedigen van transfer. Het is voor de cursisten basiseducatie niet evident wat ze leren in de groep toe te passen in andere situaties. Sta daar dus expliciet bij stil in de les. Dit doe je bijvoorbeeld door het oudercontact voor te bereiden in de groep, maar even goed door linken te leggen tussen wat op school en in het gezin gebeurt. Het vertrekken vanuit functionele taken vergemakkelijkt op zich de transfer van wat geleerd wordt in de groep naar het toepassen in reële situaties. Lesactiviteiten in een functionele aanpak zet je zo op dat ze naast de directe uitdaging de nodige mediërende ingrepen toelaten. Mediërend leren organiseren is ervoor zorgen dat de kloof tussen verworven en nieuwe competenties net groot genoeg is om uitdagend te zijn en niet te groot om de kloof te kunnen overbruggen. Het moeten met andere woorden haalbare taken zijn in een veilige en ondersteunende omgeving. De cursisten worden betrokken in het bepalen van wat er moet gebeuren, welke stappen daarvoor nodig zijn, het plan maken en uitvoeren, nagaan of het plan goed vlot, eventueel bijsturen en uiteindelijk evalueren of het doel bereikt is. Mediërend leren versterkt de autonomie van de deelnemers omdat ze het leerproces zelf in handen krijgen. In dit verband is het leren in groep ook zo essentieel. Ouders leren van de begeleider maar ook van elkaar. Cursisten kunnen in hun woorden vaak gemakkelijker iets uitleggen aan elkaar. Daarnaast heeft het deelnemen aan de groep ongetwijfeld positieve effecten met betrekking tot zelfbeeld en zelfvertrouwen, de communicatie met anderen, leerervaringen en motivatie om te leren. 2.3.2. Projectwerk Een project uitwerken is een vorm van functioneel leren omdat je binnen het project functioneel aan MO-doelen kan werken. In dit leerplan hebben we bij de uitwerking van leeractiviteiten het project verbonden met de module Handelen in groep. Deze module leent zich het best tot projectwerk. Dit wil echter niet zeggen dat projectwerk als methodiek niet in andere modules kan ingezet worden of dat het project niet over meerdere modules heen kan lopen. Je kan er daarnaast voor opteren niet één groot maar enkele kleine projecten op te zetten, of helemaal geen... hou alleszins de drie voorwaarden van functioneel werken in het achterhoofd. Een project moet niet en het moet niet groot(s) zijn om goed te zijn. 28 Zie 2.1. De school is de leeromgeving Zie 2.2. Ouders centraal 30 Zie 2.6. Taalondersteuning 29 18 2. Aanpak Projectwerk bestaat erin met de oudergroep een bepaalde opdracht waar te maken. In overleg met de school werken de cursisten samen aan een concrete activiteit. Dit kan gaan om een feestje, een sportevenement, een uitstap, een activiteit in de klas van de kinderen, een lentepoetsdag, een fotowedstrijd, … Deze activiteit past in de school en sluit aan bij activiteiten van de school of maakt er deel van uit. Het kan dat cursisten meehelpen of meewerken aan een evenement dat de school sowieso organiseert. Een project vraagt een resultaatgerichte aanpak, duidelijke doelen, een plan van aanpak en een taakverdeling. Door het project krijgen ouders de gelegenheid actief te participeren aan het schoolleven. Ze werken aan diverse competenties en doen aan netwerking. Ze maken kennis met andere ouders, met het schoolteam, ... De voorbereiding van het projectwerk vindt plaats in de oudergroep, maar de uitvoering ervan gebeurt in samenspraak met alle partners van de school. Je kan projectwerk op verschillende manieren introduceren. Je kan met de directie afspreken dat zij de oudergroep aanspreekt over een project. Dat kan via een brief en/of een bezoek tijdens een groepsmoment. De cursisten betrekken bij het kiezen van het project zorgt ervoor dat cursisten er met meer motivatie aan beginnen. Het is belangrijk dat het project voldoende mogelijkheden tot communicatie biedt met verschillende mensen op school. Hoe meer gelegenheid tot interactie, hoe beter. Een project dat daarenboven organiseerbaar is op korte termijn, haalbaar is voor de cursisten en hen verantwoordelijkheid geeft, is ideaal. Zoals voor het hele aanbod is het engagement van de school belangrijk voor het slagen van het project. Projectwerk staat of valt met de idee van gedeelde verantwoordelijkheid. Als de school ten volle als partner in dit verhaal meespeelt, zal de dynamiek die de groep op school teweeg brengt ook na afloop van de cursus blijven bestaan. Het is beter een kleiner project te kiezen waar de school achter staat dan een groter project dat niet door de school ondersteund wordt. Daarnaast is het fijn dat ouders op hun eigen tempo en niveau kunnen leren en op een spontane manier. Bij de organisatie van een evenement moeten heel wat taken verricht worden en omdat de taken niet allemaal even moeilijk zijn, gebeurt de differentiatie automatisch. Sommige cursisten zijn blij eens iets zelfstandig te kunnen proberen, anderen doen liever dingen samen. Zorg voor evenwicht. 2.4. Differentiëren De schoolcontext zorgt ervoor dat de groep ouders gelijkaardig is op het vlak van motivatie en leervraag. Anderzijds zal de groep veelal minder homogeen zijn op het vlak van leervaardigheden en kennis van het Nederlands. Voor de lesgever is dit niet alleen een uitdaging, maar ook een meerwaarde. Probeer daarom zo snel mogelijk een zicht te krijgen op de beginsituatie van de cursisten.31 Hieronder geven we enkele mogelijkheden om te differentiëren. We proberen in de voorbeelden duidelijk te maken dat differentiëren niet enkel ingezet wordt om te differentiëren tussen cursisten die al meer of minder weten, trager of sneller iets nieuws oppikken. Het klassieke voorbeeld is sterke cursisten een gelijkaardige taak nogmaals laten uitvoeren terwijl zwakkere cursisten nog bezig zijn met het uitvoeren van een opdracht. Met deze vorm van differentiëren is niets mis, zolang de taak interessant blijft voor de cursist, maar er is nog veel meer mogelijk. Je kan ook differentiëren om diversiteit in creativiteit of spreekdurf op te vangen. Soms is het goed cursisten met verschillende capaciteiten of interesses aangepaste taken te geven. Op andere momenten is het beter de verschillen tussen cursisten net te benutten om met de hele groep of in gemengde groepjes aan een gemeenschappelijke taak of project te werken. Verschil in taalvaardigheid32 kan ook een motief zijn om te differentiëren, maar de voorbeelden vertrekken allerminst enkel vanuit die vaststelling. 31 32 Zie 2.2.2. Beginsituatie inschatten Zie 2.6. Taalondersteuning 19 2. Aanpak 2.4.1. Verwachtingen Verwacht van cursisten dat ze individueel vorderingen maken en dat op verschillende vlakken. Afhankelijk van de beginsituatie verwacht je dus andere zaken. Een cursist die in het begin erg stil is en later meer inbrengt in de groep, krijgt een schouderklopje. Een cursist die in het begin erg impulsief is en later meer nadenkt voor hij iets inbrengt ook. Laat deze cursisten samenwerken. Als cursisten in het project iets gaan vragen op het secretariaat kunnen ze dat bijvoorbeeld in duo doen: een minder en een meer zekere cursist. Geef deze cursisten elk hun opdracht: de ene stelt de startvraag (die is voorbereid), de andere stelt de bijvragen. Klassikaal werken sluit differentiatie niet uit. Benadruk in competentiegericht leren de stappen die cursisten zetten. Voor sommige cursisten zijn dat kleine stappen, voor anderen zijn dat grote stappen. Bevestig elke cursist in de dingen die hij verwezenlijkt. Sta met de cursisten stil bij hoe het komt dat ze die stappen zetten. Ze hebben de taak goed voorbereid, de opdracht goed gelezen, tijd genomen om na te denken over de oplossing, hulp gevraagd wanneer ze vast zaten, … Stimuleer cursisten hun leren in eigen handen te nemen door ze te bevestigen in de stappen die ze daartoe zetten. Ook cursisten hebben verschillende verwachtingen. Het kan voorkomen dat de interesses van de ouders in de groep nogal uit elkaar liggen. Hieraan kan je tegemoet komen door de groep eens in te delen per interessegebied en hen een andere opdracht te geven. Als het bijvoorbeeld gaat over vrije tijd werkt de ene groep rond sport en de andere rond spelen. Je kan dit concreet doen door in hoeken te werken, zonder dat er doorgeschoven wordt. 2.4.2. Opdrachten In opdrachten en taken kan je op verschillende manieren differentiëren, bijvoorbeeld in de taak zelf. Bij het inoefenen van het oudercontact doe je het rollenspel voor met enkele sterkere cursisten. Wanneer de cursisten daarna per twee aan de slag gaan, neemt de sterkere cursist de rol van leraar op. De opdracht kan je voor verschillende cursisten ook meer of minder voorstructureren. Bij informatie zoeken over vrije tijd kan je ervoor zorgen dat de taak op zich moeilijker of gemakkelijker is door als lesgever meer of minder voor te structureren. Je kan in een tekst de zinnen nummeren of woorden aanduiden. Als je cursisten indeelt in groepjes geef je het groepje sterkere cursisten bijvoorbeeld meer keuzemogelijkheden of zijn de mogelijkheden minder overzichtelijk geordend. De stap naar de oplossing is groter voor de sterkere groep. Of cursisten kunnen dezelfde opdracht krijgen met verschillende informatiebronnen. Bij een opdracht kan de aangereikte informatie een verschillende moeilijkheidsgraad hebben: een eenvoudige of complexe bustabel, een overzichtelijke of een minder overzichtelijke wegbeschrijving, een korte of een lange leestekst, een brief met of zonder pictogrammen, een folder met meer of minder foto’s, een afbeelding bij een luisterfragment, de opgave die wordt voorgelezen, ... De vraag en het invulformulier bij de opdracht blijven dezelfde. Maar in dezelfde redenering kan je de antwoordvorm aanpassen. Cursisten die bezig zijn met plannen moeten een meer of minder complexe agenda invullen, of helemaal geen. De ene cursist kan beter schriftelijk antwoorden, de andere legt het gemakkelijker uit. Hoe beter je je cursisten kent, hoe gemakkelijker het gaat om te differentiëren. Wanneer je klassikaal vragen stelt over een tekst, hoef je je vragen niet altijd aan de hele groep te stellen. Je kan een vraag aan één cursist stellen en dus ook aanpassen aan zijn niveau. 2.4.3. Ondersteuning Er zijn verschillende manieren om te ondersteunen. Het principe dat voorop staat is afnemende sturing. In een beginfase en bij een lager niveau stuurt de lesgever sterk en demonstreert hij. In een volgende stap spreekt de lesgever de cursisten aan om zelf actief aan de slag te gaan, onder begeleiding van de lesgever of van een medecursist. In een laatste fase treedt de lesgever op als coach. Hij neemt wat meer afstand en stimuleert de cursist zelf dingen te proberen. Waar nodig kan de lesgever bijsturen. Cursisten strategieën aanreiken om steeds meer zelfstandig te functioneren: dat is competentiegericht leren. Cursisten die niet veel begeleiding meer nodig hebben, kunnen gestimuleerd worden om het zonder hulp te klaren. De ideale lesgever maakt zichzelf overbodig ;-). 20 2. Aanpak De klassieke manier is vragen stellen om het denkproces van cursisten aan te zwengelen. Soms blokkeren cursisten op een taak. Ze weten niet hoe ze er moeten aan beginnen. Door goede vragen te stellen geraakt de cursist er wel uit. Het gaat bijvoorbeeld over de vraag welk speelgoed het beste is voor welk kind. Je kan de cursisten eerst vragen hoe oud de kinderen zijn, of het actieve kinderen zijn, of het jongens of meisjes zijn, of ze dit of dat speelgoed al hebben, … Op een gelijkaardige manier kan je met cursisten ook tussenstappen inbouwen. Zo moeten ze in een brief van de school eerst de belangrijke woorden omcirkelen. Op een gelijkaardige manier zorg je ervoor dat cursisten meer of minder voorbeelden krijgen voor ze aan de taak zelf beginnen. Bij het voorbereiden van het oudercontact zijn er cursisten die spontaan heel wat vragen hebben. Anderen hebben er geen idee van wat ze kunnen vragen. In een klasgesprek kan je eerst enkele cursisten aan het woord laten die gemakkelijk voorbeelden verzinnen. Op die manier hebben de andere cursisten meer voorbeelden gekregen, weten ze beter wat verwacht wordt en hebben ze inspiratie opgedaan. Moedig op het einde van een brainstorm creatieve cursisten aan nog iets nieuws te bedenken. Cursisten kunnen ook elkaar ondersteunen: laat cursisten leren van elkaar want dit levert veel voordelen op. Cursisten die een probleem ondervinden bij leerstof profiteren van een uitleg 'in hun woorden' van een medecursist. Als lesgever heb jij eigenlijk teveel voorkennis. Cursisten leren ook door iets aan anderen uit te leggen. Wie iets kan uitleggen, begrijpt het nog beter. Hou het samenwerken wel in de gaten. Het is niet de bedoeling dat de ene cursist gewoon alles voorzegt en oplost. Veel cursisten zijn immers erg resultaatgericht. Als begeleider investeer je beter in procesgericht leren. Alle cursisten moeten hun inbreng kunnen doen. Laat cursisten ook in een onderwijsleergesprek, vaak klassikaal, elkaars vragen beantwoorden en speel vragen die ze aan jou stellen door aan de groep. 2.4.4. Cyclisch werken Cyclisch werken is een methode die het werken aan verschillende competenties laat terugkomen op verschillende momenten, met andere werkvormen en in functie van andere contexten. Cyclisch werken is daarenboven een goede manier om verschillen tussen cursisten op te vangen. Cursisten verschillen in leerstijl. Voor de ene is het gemakkelijker te leren door te doen, de andere begrijpt het best als het goed wordt uitgelegd, … Inspelen op verschillende leerstijlen doe je door aan dezelfde doelen te werken op verschillende manieren. In de uitwerking van de thema’s33 zal je zien dat leerplandoelen gekoppeld worden aan meerdere voorbeelden van leeractiviteiten. De leerplancommissie heeft ernaar gestreefd voorbeelden van verschillende soorten leeractiviteiten te geven. Variatie in methodes, werkvormen en materialen is noodzakelijk en een belangrijke sleutel tot succes voor cursisten. Bewaar wel een vaste structuur, want dat is een houvast voor de cursisten. Door het werken aan dezelfde competenties te laten terugkomen geef je cursisten meer kansen om wat je aanbrengt op te pikken. Cursisten die de eerste keer dat je een onderwerp aanbracht nog niet helemaal mee waren, zijn dat later misschien wel, bijvoorbeeld omdat ze ondertussen al eens naar een oudercontact gingen. Je kan in het voorbereiden werken met basisstof, herhalingsstof en verrijkingsstof. Sommige cursisten hebben meer tijd nodig dan andere. Daarnaast zijn er ook cursisten die beter wat meer tijd zouden nemen voor ze aan een opdracht beginnen. Bij het differentiëren heb je hier best ook aandacht voor. Rustpunten inbouwen komt cursisten op verschillende manieren ten goede: tijd nemen om onderwerpen in te leiden en af te ronden, pas echt starten als het rustig is in de groep en op het einde van de bijeenkomst tijd voorzien om even te evalueren. Geef cursisten tijdens de lessen tijd om mee te zijn en om na te denken over wat ze moeten doen. Stimuleer ook de enthousiastelingen eerst te denken en dan te doen. 33 Zie 3.1. Thema’s 21 2. Aanpak 2.5. Sleuteldoelen Sleuteldoelen zijn bouwstenen voor het leren en voor het leven. Aan deze doelen kan je een leven lang werken, maar ze zijn ook levensbelangrijk om je mannetje te staan in de maatschappij. Deze doelen zijn transfereerbaar en in veel situaties en contexten toepasbaar. Ze zijn multifunctioneel omdat je er verschillende objectieven mee kan bereiken en diverse problemen mee kan aanpakken. De sleuteldoelen zijn na te streven. Aandacht hebben voor sleuteldoelen betekent een verbreding van de opleiding. Hieraan werken vraagt dan ook een andere aanpak dan het werken aan de andere leerplandoelen. Deze doelen zijn immers nog algemener geformuleerd: om eraan te werken moet je ze op ten minste twee manieren concretiseren. Ten eerste door de sleuteldoelen te verbinden aan concrete leeractiviteiten en leerplandoelen. Beperk je daarbij zeker niet tot één leeractiviteit. Het is pas door de koppeling met verschillende leeractiviteiten te maken dat je aan de sleuteldoelen in hun volheid werkt. Het zijn net de sleuteldoelen die de stap van de vertrouwde klassituatie naar de buitenwereld gemakkelijker moeten maken. Daarnaast hangt de manier waarop je aan sleuteldoelen werkt af van de concrete cursisten met wie je werkt. Het komt erop aan te beslissen hoe je dit aanpakt, want je kan altijd verder werken aan deze doelen. Liefst werk je hierover met de collega’s op centrumniveau een visie uit. Veel hangt ook af van het gegeven of de cursisten één of meer modules volgen. Het spreekt voor zich dat wanneer cursisten een langer leertraject doorlopen, het pas echt mogelijk wordt om sleuteldoelen uit te diepen en te verbreden. Werken aan sleuteldoelen vraagt van de lesgever basiseducatie een doordachte didactische aanpak. De sleuteldoelen moeten immers als een rode draad doorheen het aanbod lopen. Eerst en vooral kan je deze competenties in je houding als lesgever voorleven. Door zelf een open en constructieve houding aan te nemen, zijn cursisten geneigd dit over te nemen. Een ander voorbeeld is respect: je krijgt respect door respect te tonen. Hoewel sleuteldoelen steeds impliciet aanwezig zijn en cursisten op zich daaruit al veel oppikken is het nodig om ook expliciet aandacht te hebben voor deze competenties. Dit betekent niet meteen extra leeractiviteiten plannen, maar wel de sleuteldoelen die zich aandienen op dat moment bespelen en ondersteunen bij cursisten. 2.6. Taalondersteuning Communicatie met de school krijgt in het aanbod basiseducatie voor ouders en school een belangrijke plaats als één van de drie aspecten van dat aanbod.34 Misschien hebben mensen bepaalde vaardigheden onvoldoende onder de knie om zich goed uit de slag te trekken in het Nederlands. Doen zich ondersteuningsnoden voor, kunnen die aangepakt worden tijdens de lessen door aandacht te hebben voor verschillende verschijningsvormen van taal. Taal komt niet voor als doel op zich, maar als middel en krijgt dus eerder de vorm van taalondersteuning. Doordat de cursus in het Nederlands gegeven wordt, is dit op zich een goede oefening voor anderstalige ouders. Het gaat hier weliswaar niet om een taalopleiding, maar minstens om een taalbad. Vraag jezelf af of je taalondersteunend lesgeeft.35 Het is belangrijk dat ouders over de spreekdrempel getild worden: dat ze durven spreken en dat ze durven uitleg vragen. Een ondersteunende begeleiding bestaat erin cursisten te bevestigen in wat ze al weten of kunnen: zich verstaanbaar kunnen maken is interessanter dan correct zinnen vormen. Tweedetaalleerders hebben ook nood aan plaatsen waar ze Nederlands kunnen oefenen. Een oudergroep is daarvoor een ideale omgeving. Naast spreekdurf is het belangrijk cursisten een aantal sociale conventies bij te brengen. Dit gaat het gemakkelijkst door dit voor te doen. Ook instructies, antwoorden en opmerkingen die je als lesgever geeft zijn taalaanbod voor de cursisten. Spreek dus correct en klankzuiver. Begroet de cursisten bij het begin van de groep, gebruik veel voorkomende uitdrukkingen als wat zeg je?, alsjeblieft, bedankt, sorry, het spijt me, … Cursisten nemen deze gewoontes spontaan over. Wanneer je merkt dat cursisten dit na een tijdje niet spontaan overnemen, kan je er ook even expliciet bij stilstaan. 34 35 Zie 1.3. Programma samenstellen Test: Hoe taalgericht geef ik les? Kijk op: www.taalgerichtvakonderwijs.nl/platform/00002/ 22 2. Aanpak Voor een minimaal functioneren van ouders op school is het beheersen van de onderstaande doelen noodzakelijk. Indien je vermoedt dat cursisten deze drie doelen onvoldoende beheersen, moet je via taalondersteuning minstens aan deze drie doelen werken: 1. De cursist voert een gesprek over het welbevinden en functioneren van het kind in de klas. Vb. Anja doet het heel goed voor rekenen. Vb. Tom is te druk in de klas. Vb. Joke is vaak moe. 2. De cursist begrijpt concrete mondelinge mededelingen van de leerkracht. Vb. Volgende week is er geen school op woensdag. Vb. De kinderen moeten morgen 1 euro betalen voor het kerstfeestje. 3. De cursist gaat gepast om met geschreven communicatie van de school. Vb. De cursist gooit reclame weg. Vb. De cursist betaalt de schoolrekening. Vb. De cursist vult (zelf of met hulp) het invulstrookje voor het oudercontact in. Vb. De cursist roept hulp in om het advies van het CLB te kunnen begrijpen. In de school waar je aan de slag gaat, heb je ook aandacht voor de talige informatie die zich in die context voordoet: aanduidingen op deuren, een schoolagenda, dagelijkse gesprekken aan de schoolpoort, de schoolwebsite, … Vraag aan de leerkrachten een exemplaar van alle uitgaande schoolbriefjes in jouw postbakje te droppen. Zo heb je onmiddellijk veel en recent authentiek materiaal om mee aan de slag te gaan. Ouders kunnen ook brieven meebrengen naar de cursusgroep: toelating om hun kind te fotograferen voor de schoolfoto of website, praktische regelingen schooluitstap, … Je kan in de groep bijvoorbeeld samen een moeilijke brief van de school lezen. Niet iedereen moet alles begrijpen, maar het is wel noodzakelijk dat cursisten weten wat ze met bepaalde brieven moeten doen: betalen, invullen, bewaren, weggooien, ... Het is in principe niet de bedoeling moeilijke brieven van de school te hertalen zodat je ermee aan de slag kan in de groep. Probeer zinvol om te gaan met authentiek materiaal. De afstand tussen ouders en het schoolteam blijft groot als de school ervan uitgaat dat het aanbod basiseducatie de enige en voldoende oplossing is voor een communicatieprobleem. Communicatie werkt immers in twee richtingen. Is de school bereid schriftelijk materiaal inhoudelijk en vormelijk aan te passen? Schoolinformatie voor ouders toegankelijker maken, is een opdracht voor de betrokken school zelf. Je kan als lesgever basiseducatie natuurlijk aftasten of de school openstaat voor tips om de communicatie te verbeteren en eventueel zelf tips geven. Taalondersteunend lesgeven houdt niet in andere talen dan het Nederlands verbieden; wel integendeel. Het erkennen en waarderen van meertaligheid is erg belangrijk. Voor kinderen is het beheersen van een rijke thuistaal, welke taal ook, de basis om een tweede taal goed te kunnen leren. Ouders het gevoel geven dat hun thuistaal minder relevant zou zijn, door die taal te verbieden op school of in de oudergroep, is het verkeerde signaal geven. De waardering van de thuistaal of dialecttaal draagt bij tot een positief zelfbeeld. Omdat Nederlands de gemeenschappelijke taal is in de oudergroep, kom je daar vanzelf wel terug op uit, bijvoorbeeld nadat een cursist iets vertaald heeft voor een andere cursist. Natuurlijk kan het storend zijn wanneer een groepje cursisten voortdurend in de eigen taal bezig is, maar dat is even storend als wanneer cursisten voortdurend in het Nederlands onder elkaar bezig zijn. Ga met beide situaties op dezelfde manier om. Daarom hoef je die andere taal niet te verbieden. Veel praten met de kinderen, vragen stellen, spelen, lachen, zingen,… in welke taal dan ook is belangrijk voor de algemene ontwikkeling van kinderen. Als ouders hierover vragen hebben, is het aangewezen hierop in te gaan. Op de website van Kind en Gezin staan heel wat tips. 36 36 Bron: www.kindengezin.be/ontwikkeling/taal-en-communicatie/meertaligheid/ 23 2. Aanpak 2.7. Geletterdheid Werken aan geletterdheid is de missie van de centra voor basiseducatie. Ook in dit aanbod is het evident dat we hieraan werken. Geletterdheid omschrijven we zo: Geletterdheid is de competentie om informatie te verwerven, te verwerken en gericht te gebruiken. Dit betekent met taal, cijfers en grafische gegevens kunnen omgaan en gebruik kunnen maken van ICT. Geletterd zijn is belangrijk om zelfstandig te functioneren en participeren in de samenleving en om zich persoonlijk te kunnen ontwikkelen. Werken aan geletterdheid doen we zoveel als mogelijk geïntegreerd en op maat. Dit aanbod in samenwerking met een school37 en met aandacht voor de leernoden van de cursisten38 voldoet hieraan. De geletterdheidscompetenties die nodig zijn in de schoolse context van de kinderen komen automatisch aan bod. De component taalondersteuning kwam hierboven reeds ter sprake.39 Aandacht voor ICT en numerieke vaardigheden brengen we in dit aanbod binnen via de sleuteldoelen40 mediawijsheid (09) en numeriek vermogen (10). Daarnaast is het zinvol aan de slag te gaan met verschillende media: teksten, een krant, een projector, een presentatie, figuren en grafieken, tekeningen en foto’s, een filmpje, … Ondersteun de cursisten in het omgaan met deze verschillende media: leer cursisten eerst naar de bladspiegel kijken; bouw het invullen van een formulier op van weinig naar veel informatie; sta stil bij de opbouw van een tabel of een grafiek; voorspel aan de hand van de illustraties waarover een tekst kan gaan; vraag aan de cursisten wat sommige pictogrammen betekenen; laat hen zelf eens tekenen. Als de school waarmee je samenwerkt in de klas met de Wablieft werkt, kan het fijn zijn ook met de krant in duidelijke taal aan de slag te gaan. Je kan ook met de kleine Wablieft werken of met de digitale versie. Op de website41 is er bovendien een meeleesfunctie! We moedigen je aan om ICT zoveel mogelijk te integreren in je lessen. Het is niet nodig erg spectaculaire toepassingen te verzinnen. Maar eens iets opzoeken op internet of een filmpje afspelen zorgt voor afwisseling en tegelijkertijd maken de cursisten kennis met ICT. Vandaar ook dat we bij materiële voorwaarden42 aangaven dat een pc met internetaansluiting zinvol is. 2.8. Evalueren Evalueren is een wezenlijk onderdeel van de onderwijspraktijk en geen eenvoudige aangelegenheid. Eerst en vooral dient evalueren meerdere functies: nagaan of de cursist de beoogde competenties bereikt, maar evengoed betreft het feedback geven op het onderwijsleerproces. Daarnaast kan evalueren op elk moment van het leren zinvol zijn: bij de start, onderweg en op het einde. Wat geëvalueerd wordt kan vervolgens uit meerdere dimensies bestaan: evalueren in de breedte en in de diepte. Ook de evaluator kan gevarieerd worden: zelfevaluatie, peerevaluatie, evaluatie door de lesgever, evaluatie door een externe expert of een combinatie van het voorgaande. Tenslotte zijn er verschillende methodes om te evalueren: een schriftelijke toets met open of gesloten vragen, een rollenspel, een interview, een praktijkopdracht, een verslag, een werkstuk, observaties, demonstraties, contractwerk, portfolio, een oefening, een evaluatiespel of -quiz, … 37 Zie 2.1. De school is de leeromgeving Zie 2.2. Ouders centraal 39 Zie 2.6. Taalondersteuning 40 Zie 2.5. Leergebiedoverschrijdende eindtermen 41 Ga naar: www.vocvo.be, klik op Wablieft 42 Zie 2.1.1. (Materiële) voorwaarden 38 24 2. Aanpak Meet wat je wil weten. Gebruik vertrouwde werkvormen bij de evaluatie: steek hier een opbouw in. De instructie mag geen struikelblok vormen om een taak goed af te werken. Zorg voor heldere instructies, een duidelijke structuur en eventueel voor een voorbeeldvraag die je samen maakt. Denk economisch over evalueren: werk samen met collega’s. Samen nadenken over de evaluatie en wat je van de cursisten verwacht, verbetert de praktijk. Stap dus af van wegwerptoetsjes: probeer evaluatietaken uit en pas ze aan waar nodig. Hergebruik goed materiaal. 2.8.1. Cursisten opvolgen Evalueren maakt deel uit van het leerproces en zorgt ervoor dat je de cursisten bewust en van nabij kan opvolgen. In dit leerplan gaven we al aan dat een inschatting van de beginsituatie van cursisten belangrijk is binnen de visie van het aanbod voor ouders en school.43 Zoals hoger opgesomd bestaat er een heel gamma aan evaluatiemethodes en -instrumenten. We staan hier bij enkele stil: Feedback Door een cursist feedback te geven kan de cursist leren. Cursisten leren terwijl ze geëvalueerd worden en de lesgever evalueert ook tijdens het leerproces. De feedback die daarbij hoort is een niet te onderschatten element van competentiegericht leren. Cursisten moeten weten wat ze gaan leren en hoe. Bij wat ze al gedaan hebben, moeten ze weten of ze dat goed deden en wat al dan niet nog geoefend moet worden. Bij elke taak, opdracht of oefening hoort feedback. Een oefening zonder feedback was een zinloze oefening want de cursist weet niet of hij het goed of niet goed deed. Uit je fouten kan je leren: leer cursisten positief kijken naar evaluatie. Geef cursisten de mogelijkheid op basis van jouw feedback en feedback van medecursisten vorderingen te maken tijdens de module. Als je enkel op het einde van de module evalueert en feedback geeft, kan dit uiteraard niet meer. Ten minste op het einde van de module is er een individueel voortgangsgesprek met elke cursist. Bespreek de resultaten van de cursist en wat zijn mogelijkheden zijn na deze cursus. Evalueren op het einde van de les Beëindig de leeractiviteiten tien minuten voor het einde van de bijeenkomst en schep kansen om het afronden rustig en goed te doen. Door tijd te maken voor afronding, zal wat geleerd werd beter blijven hangen. Goed afronden betekent steeds de cursisten bevragen over wat ze gedaan en geleerd hebben. Vraag ook of ze dit kunnen gebruiken of toepassen in het dagelijks leven. Wellicht zal je vaststellen dat dit voor cursisten geen eenvoudige taak is: help hen op weg. Herhaal aan welke doelen er is gewerkt, laat hen aan elkaar vertellen of voor zichzelf opschrijven wat ze willen onthouden van de voorbije les, bijvoorbeeld een nieuw woord. Vraag cursisten ook wat ze vonden van de les: goed of minder goed? En vooral: waarom? Reflecteer zelf over de les die je gaf. Wat vond jij ervan? Zaten de werkvormen goed? Moet je enkele dingen bijsturen voor de volgende les. Denk daarbij na over je eigen sterke en minder sterke kanten als lesgever. Ga bewust om met je eigen draagkracht. Geïntegreerde taken Je hoeft de leerplandoelen niet per se in aparte taken te evalueren. Zoals in leeractiviteiten aan verschillende leerplandoelen gewerkt kan worden, kan je in een geïntegreerde taak verschillende leerplandoelen evalueren. Het is zeker aan te bevelen sleuteldoelen niet apart te evalueren. Tijdens het leerproces heb je immers ook geïntegreerd gewerkt aan deze doelen. Alleszins is het nodig de beoordelingscriteria vooraf te bepalen en aan de cursisten duidelijk mee te geven wat je verwacht. 43 Zie 2.2.2. Beginsituatie inschatten 25 2. Aanpak Het projectwerk leent zich ook tot geïntegreerde evaluatietaken. Je kan bovendien de mensen met wie de cursisten in contact komen tijdens het projectwerk betrekken bij de evaluatie. Zij kunnen aangeven of de cursist bijvoorbeeld een boodschap goed kon overbrengen, een afspraak kon maken, … Op die manier kunnen de cursisten hun prestaties toetsen aan de reacties van anderen. Ouderportfolio Het voordeel van een portfolio is dat je cursisten het leren in handen geeft; je zet ze aan tot zelfevaluatie en reflectie. Een ouderportfolio kan uit drie delen bestaan: een biografie, verzamelde informatie over behaalde leerplandoelen en de bewijzen daarvan. De cursisten verhelderen in hun biografie waarom ze deze cursus volgen, welke leerders en ouders ze zijn en wat ze verder nog willen bereiken voor zichzelf en voor de kinderen. De reflectie op zichzelf gebeurt doorheen de cursus, telkens naar aanleiding van bepaalde lestaken rond hun schoolervaringen, vrijetijdsbesteding, hoe ze zichzelf zien als opvoeder, … De biografie groeit met de cursist mee doorheen de module(s). Het tweede deel van het portfolio bestaat uit een checklist waarop cursisten aanduiden hoe goed ze elk leerplandoel van de betreffende module beheersen (dit kan zowel op een kwalitatieve als op een kwantitatieve schaal). Deze beoordeling is gebaseerd op reële taken die de cursisten uitvoeren en kan gevalideerd worden door de lesgever. In het derde luik verzamelen de cursisten bewijsmateriaal. Dat kan een werkblad zijn, feedback van iemand op school, … De bewijzen worden geordend in een overzichtsrooster volgens deelvaardigheid en gedateerd. Het portfolio geeft zowel cursist als lesgever de mogelijkheid verschillende vormen van evaluatie overzichtelijk bij te houden. Als je tijdens het leerproces verschillende vormen van evaluatie gebruikt, heb je wellicht meer materiaal om een onderbouwde eindbeoordeling te maken. Elke evaluatievorm heeft voor- en nadelen. Indien je verschillende vormen afwisselt, kan je de nadelen opvangen. Sommige evaluatievormen zijn echter niet vanzelfsprekend. Jezelf evalueren is iets dat je moet leren. Als de cursisten niet vertrouwd zijn met deze methoden, zal de informatie niet betrouwbaar zijn: zorg voor een opbouw. 2.8.2. Eindbeoordeling Op het einde van elke module moet je beslissen of een cursist geslaagd is of niet. Je kan die beslissing baseren op dezelfde soort taken die je gebruikt bij het evalueren van het leerproces. Omdat het onderscheid tussen leer- en evaluatietaken wel eens vaag kan zijn, is het nodig aan cursisten duidelijk te maken wanneer je bepaalde oefeningen meeneemt voor de eindbeoordeling. Om te vermijden dat de eindbeoordeling gelinkt is aan toeval kan je op verschillende momenten en op verschillende manieren testen. Betrek ook andere beoordelaars. Vragen bij een tekst die je kan beantwoorden zonder de tekst te lezen zijn geen goede vragen. Beperk je ook niet tot ja/nee – vragen: er is sowieso al 50% kans dat de cursisten het correct hebben. Vooraf transparante beoordelingscriteria bepalen is noodzakelijk. Beschrijf ten minste de karakteristieken van het voldoende antwoord; denk daarbij niet alleen aan het product. Je kan ook een verschillend gewicht toekennen aan bepaalde leerplandoelen. De doelen die voor jou zwaarder doorwegen, moeten dan zeker bereikt zijn. Focus bij het bepalen van de criteria voor de eindbeoordeling op wat echt belangrijk is. Ga na of je eindbeoordeling effectief gebaseerd is op de evaluatie van de leerplandoelen. Hou daarbij rekening met de afbakening van de leerplandoelen. De afbakening vind je terug in het opleidingsprofiel:44 Afbakening Kennis - Informatie, concrete en rudimentaire begrippen en standaardprocedures uit het 44 Zie bijlage 2. Opleidingsprofiel MO 26 Context - Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, 2. Aanpak domein van de maatschappelijke geletterdheid begrijpen; Vaardigheden - Informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; - Een geselecteerd aantal courante procedures bij het uitvoeren van taken toepassen; - Voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen; meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; Autonomie - Met ondersteuning; Verantwoordelijkheid - Verantwoordelijkheid opnemen voor de gestelde handelingen; De afbakening geeft een globaal beeld van de mate waarin de cursist de leerplandoelen moet beheersen om te slagen. Globaal wil zeggen dat de afbakening geldt voor het geheel van de MOdoelen. Bij de eindbeoordeling hou je dus best deze afbakening in het achterhoofd. Een cursist die je bijvoorbeeld bij verschillende opdrachten hier en daar moest ondersteunen kan perfect slagen voor de module. Bij autonomie wordt niet verwacht dat de cursist alles zelfstandig doet. Rekening houden met de afbakening voor context wil zeggen dat je van cursisten een minimale transfer verwacht. Het gaat hier immers over meestal vertrouwde contexten. Je mag van cursisten bijvoorbeeld verwachten dat ze ook een gesprek aanknopen met de leraar bij wie hun kind volgend jaar terecht komt en zich dus niet beperken tot de huidige leraar. Om al het bovenstaande te realiseren moet je van bij het begin van de module nadenken over de eindbeoordeling. Evalueren is een wezenlijk onderdeel van het leerproces. 27 3. Leerplandoelen: Handelen in groep 3. Leerplandoelen Om het centrum en de lesgever basiseducatie de maximale agogische vrijheid te geven de modules uit te werken op maat van de concrete ouders en de concrete school hebben we er in dit leerplan voor gekozen om van de eindtermen de leerplandoelen te maken. Dit leerplan zet vooral in op het expliciteren van een visie op hoe met generieke doelen een specifiek aanbod vormgegeven kan worden. Dat aanbod45 houdt rekening met de school als leeromgeving, de aandacht voor competenties die de goede communicatie tussen ouders en school bevorderen en de leervragen van de cursisten. 3.1. Thema’s Per module werkte de leerplancommissie verschillende thema’s uit.46 Elk thema is aan een module gekoppeld. Het spreekt voor zich dat een andere indeling ook gekund had. Het staat dan ook elke lesgever vrij creatief met deze indeling aan de slag te gaan. Zo kan je in een module Opvoeden perfect een bezoek aan de bibliotheek of de spelotheek plannen. Je kan hiervoor ideeën opdoen bij het thema Bezoek aan … in de module Vrije tijd. Uiteraard werk je in de module Opvoeden in de eerste plaats aan de leerplandoelen van die module. Maar je zal zien dat bijna alle leeractiviteiten verschillende leerplandoelen kunnen dienen. Per module vind je in de bijlage een overzicht van voorbeelden van leeractiviteiten en hoe die overeenkomen met de leerplandoelen.47 Dit is een overzicht van uitgewerkte thema’s: Module Handelen in groep (M BE G105) .............................................................................................. 30 Thema 1: Verkeersproject ................................................................................................................ 30 Thema 2: Speelplaatsproject ............................................................................................................ 31 Thema 3: Ouderparticipatie .............................................................................................................. 32 Module Diversiteit (M BE G106) ............................................................................................................ 33 Thema 1: Verschillende mensen ...................................................................................................... 33 Thema 2: Talenten ........................................................................................................................... 34 Thema 3: School hier en ginder / vroeger en nu .............................................................................. 35 Module Opvoeden (M BE 107) .............................................................................................................. 36 Thema 1: Autonomie ondersteunen ................................................................................................. 36 Thema 2: Welzijn van je kind............................................................................................................ 37 Thema 3: Taalstimulering ................................................................................................................. 38 Thema 4: Structuur ........................................................................................................................... 39 Thema 5: Oudercontact .................................................................................................................... 40 Thema 6: Keuzes maken.................................................................................................................. 41 Thema 7: Schoolreglement .............................................................................................................. 42 Thema 8: Organisatie van het onderwijs .......................................................................................... 43 Module Vrije tijd (M BE 108) .................................................................................................................. 44 Thema 1: Spelen .............................................................................................................................. 44 Thema 2: Planning ........................................................................................................................... 45 Thema 3: Bezoek aan… ................................................................................................................... 46 Thema 4: Slim op weg ...................................................................................................................... 47 Module Communiceren (M BE G085) ................................................................................................... 48 Thema 1: Berichten en boodschappen voor de school .................................................................... 48 Thema 2: Brieven en rapporten van de school ................................................................................ 49 Thema 3: Afspraken ......................................................................................................................... 50 Thema 4: Informele praatjes op school ............................................................................................ 51 45 Zie 1.3. Programma samenstellen Zie 3.5. Uitgewerkte thema’s 47 Zie bijlage 6. Leeractiviteiten en leerplandoelen 46 28 3. Leerplandoelen Elk thema wordt op de volgende pagina’s op dezelfde manier uitgewerkt en gestructureerd. Onder de titel staan links de voorbeelden van leeractiviteiten en rechts de daarbij horende leerplandoelen. Uiterst rechts vind je de code van de eindtermen. Links onderaan staan in een spreekballon taaltips. Rechts onderaan staan in een kadertje met een sleutel eraan mogelijke toepassingen van leergebiedoverschrijdende eindtermen. 3.2. Voorbeelden van leeractiviteiten De voorbeelden van leeractiviteiten zijn vooral inspirerend bedoeld. Als leerkracht heb je de ruimte om te selecteren en zelf nog bijkomende thema’s en leeractiviteiten uit te werken. Goed opvolgen wat er op de school gebeurt is belangrijk want ongetwijfeld doen er zich daar andere, interessante situaties voor. Daarnaast kunnen de leervragen van de ouders en hun ideeën tot leeractiviteiten leiden. Voorop staat dat je leeractiviteiten selecteert die functioneel zijn.48 Werk planmatig en hou het overzicht: zorg ervoor dat je zeker aan de leerplandoelen van de geselecteerde module(s) werkt. Het zijn die leerplandoelstellingen die geëvalueerd worden en op basis waarvan de cursisten al dan niet slagen voor de module.49 Kies op basis van de school en de groep welke leerplandoelen belangrijker zijn en dus meer aandacht verdienen. Meer doen mag natuurlijk altijd. Beperk je voor inspiratie sowieso niet tot de voorbeelden van leeractiviteiten van de geselecteerde modules. Hoe je het overzicht bewaakt of een plan opmaakt is jouw keuze, of de keuze van je centrum als daar afspraken over zijn. Bij een doorlichting gaat de inspectie na of je dit leerplan toepast, of je planmatig werkt en of je de doelstellingen van de opleiding nastreeft en bereikt met je cursisten. Zorg er bij het selecteren en ontwerpen van leeractiviteiten voor dat het geheel van je cursus volledig en samenhangend is: zorg voor een leerlijn. 3.3. Taaltips Bij elk thema staat een aantal taaltips We besteden in dit leerplan aandacht aan taalondersteuning zowel voor Nederlandstalige als voor anderstalige ouders omdat een goede communicatie met de school een belangrijke rode draad is doorheen het aanbod ouders en school.50 Specifiek voor ouders met een NT2-achtergrond kan het interessant zijn het specifiek leerplan NT2 School en ouders naast dit leerplan te leggen. Er zijn immers linken tussen de uitgewerkte thema’s in dit leerplan en de 14 taalgebruikssituaties van waaruit het specifiek leerplan NT2 vertrekt.51 3.4. Sleuteldoelen Bij het ontwerpen van dit leerplan stelden we vast dat verschillende sleuteldoelen vervat zitten in eindtermen die al deel uitmaken van modules. Aan een aantal van de sleuteldoelen wordt dus automatisch gewerkt, andere liggen minder voor de hand. Voor alle sleuteldoelen hebben we enkele didactische wenken voorzien; ook voor de minder voor de hand liggende.52 Zoals reeds omschreven stimuleren we het werken aan sleuteldoelen op maat van de individuele cursist. Denk eraan dat sleuteldoelen na te streven zijn. Hou ook bij aan welke sleuteldoelen je werkt en zorg voor linken met de leerplandoelen.53 3.5. Uitgewerkte thema’s Zie volgende pagina’s. 48 Zie 2.3 Functioneel leren Zie 2.8.2 Eindbeoordeling 50 Zie 2.6 Taalondersteuning 51 Zie bijlage 8. Thema’s en taalgebruiksituaties uit het leerplan NT2 School en ouders 52 Zie bijlage 7. Thema’s en sleuteldoelen 53 Zie 2.5 Leergebiedoverschrijdende eindtermen 49 29 3. Leerplandoelen: Handelen in groep Module Handelen in groep (M BE G105) Thema 1: Verkeersproject 1.1 1.2 1.3 1.4 Voorbeelden van leeractiviteiten In beeld brengen van de verkeerssituatie van de school (eventueel met een wandeling). - Wat zijn de gevaarlijke plaatsen? - Wat kunnen we als oudergroep hieraan doen? Posters maken om kinderen en ouders aan te moedigen om te voet of met de fiets naar school te komen. 008 050 166 173 De cursist gebruik een geschikte communicatievorm. De cursist zet zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen. De cursist illustreert hoe een democratisch beleid het algemeen belang nastreeft en rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende betrokkenen. De cursist past inspraak, participatie en besluitvorming toe. 008 Meewerken aan het aanleggen van een verkeersparcours zodat de kinderen (op de fiets) de verkeersregels kunnen oefenen op de speelplaats. De cursist weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af. De cursist past inspraak, participatie en besluitvorming toe. 173 Samen met leerkrachten en andere ouders een verkeersdag organiseren waarbij de politie langskomt en de kinderen (en de ouders) inlicht over veiligheid in het verkeer. De cursist erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in communiceren. De cursist weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af. 015 Laat cursisten gesprekken met externen of personeel van de school op voorhand oefenen. --Maak gebruik van spiekbriefjes om ouders voor te bereiden voor formele gesprekken. --Stimuleer cursisten om elke kans te grijpen om te communiceren. Liefst in het Nederlands. --Bij het verkeersparcours kan je bordjes maken met verkeersregels in instructietaal. Taaltip 30 Leerplandoelen De cursist gebruik een geschikte communicatievorm. De cursist illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit. De cursist zet zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen. De cursist weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af. 166 170 174 174 174 Communicatief vermogen (01): Laat cursisten zelf aan het woord bij gesprekken met externen of personeel van de school. Doorzettingsvermogen (03): Moedig cursisten aan door te zetten met hun project ook al treden er moeilijkheden op. Samenwerken (13): Toon cursisten dat je door samen te werken meer kan bereiken dan alleen. Probeer ook samen te werken met andere ouders. Verantwoordelijkheid (14): Bespreek met cursisten wat zij zelf kunnen doen om te zorgen voor een veilige(re) verkeerssituatie op weg van en naar school. 3. Leerplandoelen: Handelen in groep Thema 2: Speelplaatsproject 2.1 2.2 Voorbeelden van leeractiviteiten De huidige speelplaats beschrijven. - Hoe ziet de speelplaats eruit? - Wat is leuk, minder leuk? - Wat ontbreekt er nog? - Wat is veilig of minder veilig? Leerplandoelen De cursist gebruik een geschikte communicatievorm. De cursist past inspraak, participatie en besluitvorming toe. Bevragen van leerkrachten en directie. - Wat kan er? - Wat zijn hun wensen? - Is er budget? - Wat is haalbaar? De cursist gebruik een geschikte communicatievorm. De cursist erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in communiceren. De cursist weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af. 008 008 174 015 173 2.3 Een tekenwedstrijd organiseren om na te gaan hoe hun droomspeelplaats eruit ziet. De cursist illustreert hoe een democratisch beleid het algemeen belang nastreeft en rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende betrokkenen. 170 2.4 Een plan maken voor een vernieuwde speelplaats. De cursist illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit. De cursist weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af. De cursist past inspraak, participatie en besluitvorming toe. 050 De cursist gebruik een geschikte communicatievorm. De cursist erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in communiceren. De cursist zet zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen. 008 2.5 Het plan voor een vernieuwde speelplaats voorstellen aan de directie. Verdeel bij de voorbereiding de verschillende vragen voor de directie en leerkrachten onder de cursisten. Laat minder zekere cursisten eerst kiezen. Een spiekbriefje kan natuurlijk. --Gebruik verschillende woorden om uit te drukken dat je iets mooi vindt: fijn, leuk, prima, goed zo!, … cursisten kunnen dit ook doen bij de tekeningen van de kinderen. --Laat de cursisten de gesprekjes met de leerkrachten en directie eerst in de klas “spelen”. Als je de cursisten dit in groepjes laat doen, creëer je meer oefentijd. Zo vermijd je spreekstress bij het spreken voor de groep. 173 174 015 166 Creativiteit (02): Spoor cursisten aan meerdere opties te verkennen voor ze een keuze maken. Het eerste idee is niet altijd het beste. Esthetische bekwaamheid (05): Tekeningen van je kinderen ophangen is tonen dat je ze mooi vindt. Open en constructieve houding (11): Geef cursisten aan dat ze tijdens het projectwerk optreden als ambassadeurs van de school. Vraag hen andere ouders aan te spreken en uit te nodigen. Taaltip 31 3. Leerplandoelen: Handelen in groep Thema 3: Ouderparticipatie 3.1 Voorbeelden van leeractiviteiten Nadenken over positieve en negatieve aspecten van de school. + Zoeken naar oplossingen om negatieve aspecten aan te pakken. 3.2 3.3 Een lid van de ouderraad komt op bezoek en geeft uitleg over de ouderraad. Oefenen van overleg- en vergadertechnieken: luisteren naar elkaar, een conclusie vormen, een rondje doen, … + Belang inzien van een verslag. 3.4 Bezoek aan de ouderraad. + Voorbereiden en inbrengen van een agendapunt. + Aan de hand van de agenda voorspellen wat er zou kunnen gezegd worden. Zo kunnen de cursisten op het moment zelf het gesprek beter begrijpen. Bereid voor wat de cursisten kunnen voorstellen op de ouderraad. Oefen het stellen van vragen op voorhand in. --Voorzie een schema waarin een cursist, die dat graag wil doen, een verslag kan maken. Ook steunzinnetjes kunnen helpen, bv. ik heb gehoord dat…, de conclusie/ het besluit is …, de meeste mensen vinden … Taaltip 32 Leerplandoelen De cursist zet zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen. De cursist weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af. De cursist past inspraak, participatie en besluitvorming toe. 166 173 174 De cursist gebruik een geschikte communicatievorm. De cursist illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit. De cursist weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af. 008 De cursist gebruik een geschikte communicatievorm. De cursist erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in communiceren. De cursist past inspraak, participatie en besluitvorming toe. 008 De cursist erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in communiceren. De cursist illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit. De cursist illustreert hoe een democratisch beleid het algemeen belang nastreeft en rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende betrokkenen. De cursist past inspraak, participatie en besluitvorming toe. 015 050 173 015 174 050 170 174 Numeriek vermogen (10): Werk aan het numeriek vermogen van de cursisten door de planning van het project, zoals afspraken, op een kalender te noteren. Zorgvuldigheid (11): Maak cursisten er op attent dat de school verwacht dat de kinderen zorg dragen voor hun schriftjes en werkblaadjes. Ouders kunnen het goede voorbeeld geven. Verlang dit ook van de cursisten. Zelfbeeld (15): Spreek mensen aan op hun sterke punten. Geef ze passende rollen in het projectwerk. Benoem de bijdrage van alle cursisten. 3. Leerplandoelen: Diversiteit Module Diversiteit (M BE G106) Thema 1: Verschillende mensen 1.1 Voorbeelden van leeractiviteiten De taakverdeling in het gezin bespreken (eventueel starten met foto’s van taken in het huishouden). - Hoe doe jij dat thuis? Doe jij het anders dan andere cursisten? Waarom? Wat ga je ook eens proberen? - Doen papa’s en mama’s andere dingen? Verwacht je andere dingen van meisjes en jongens? Vind je dat oké? Moet dat zo? Leerplandoelen De cursist herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik. De cursist gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen. De cursist toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan feiten en andere meningen. 019 048 049 + Aanvullend kan je nadenken over typische beroepen voor mannen of vrouwen (bv. door brainstorm over mannen- en vrouwenberoepen; is leraar een vrouwenberoep?) 1.2 1.3 1.4 Bespreken van verschillende samenlevingsvormen (starten met verschillende samenlevingsvormen op te sommen). - Een “klassiek” gezin - Alleenstaanden - Hetero en holebi-koppels - Gezin met adoptiekinderen - Nieuw samengesteld gezin De cursist herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik. De cursist toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan feiten en andere meningen. 019 Aan de hand van een “echt probleem” praten over pesten om uiterlijke redenen, zoals handicap, huidskleur, lichaamsbouw, haarkleur, … - Wat vind je hierover? - Wat kan je doen als mama/papa? - Wat kan de school doen? De cursist herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik. De cursist illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit. De cursist leidt uit historische en actuele voorbeelden af wat de gevolgen zijn van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie. 019 Ga aan de slag met luistersproojes en kinderliedjes (eventueel met gebaren). Laat cursisten ook zelf verhalen vertellen uit hun eigen jeugd of cultuur. Zoek gelijkenissen in de verhalen. De cursist gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen. De cursist toont aan dat cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen. 048 Geef cursisten voldoende tijd om uit hun woorden te geraken. Wanneer men teruggrijpt naar woorden in een andere taal of dialect, zoek dan met de groep naar een Nederlands woord dat iedereen begrijpt of goed de lading dekt. Cursisten die dezelfde taal spreken kunnen elkaar op dat vlak ondersteunen, maar ook andere cursisten kunnen meedenken. --Laat cursisten ook verhalen vertellen in hun eigen taal, eventueel met een tolk erbij. 049 050 051 054 Communicatief vermogen (01): Laat cursisten voldoende zelf aan het woord. Empathie (04): Spoor cursisten aan respect te hebben voor meningsverschillen. Dit respect tonen ze eerst en vooral door anderen te laten uitspreken. Mediawijsheid (09): Verken met de cursisten enkele actuele krantenberichten, nieuwsberichten, ... over diversiteit. Samenwerken (13): Je kan in je les ook andere ouders betrekken. Zo kan er een mix ontstaan. Taaltip 33 3. Leerplandoelen: Diversiteit Thema 2: Talenten 2.1 2.2 Voorbeelden van leeractiviteiten Speel en (kinder)kwaliteitenspel. In kaart brengen welke talenten / intelligentie je kind heeft (start met een opsomming van wat de kinderen goed en minder goed kunnen; deel daarna in in groepen): - Wiskundig-logisch - Visueel-ruimtelijk - Natuurgericht - Intrapersoonlijk - Taalkundig - Lichamelijk-motorisch - Interpersoonlijk - Muziekaalritmisch Leerplandoelen De cursist gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen. De cursist toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan feiten en andere meningen. De cursist toont aan dat cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen. 048 049 054 De cursist gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen. De cursist toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan feiten en andere meningen. De cursist illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit. 048 De cursist gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen. De cursist illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit. De cursist leidt uit historische en actuele voorbeelden af wat de gevolgen zijn van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie. 048 049 050 + Hoe kan je je kind waarderen en stimuleren? + Welke talenten komen op school aan bod? + Waar kan thuis extra aandacht aan besteden? + Wat zijn jouw sterke en zwakkere punten? 2.3 In kaart brengen van de sociale vaardigheden van de kinderen (leg de rollen van de verschillende dieren uit de axenroos uit en laat de cursisten zichzelf met deze dieren vergelijken). + Hoe sta jij in interactie met je kind? Welke dieren uit de axenroos passen bij jou? Gebruik illustraties als je het hebt over meervoudige intelligentie of de axenroos. Op internet vind je heel wat inhoudelijke informatie en tips voor in de klas, maar ook prenten en illustraties die het je gemakkelijker maken om uit te leggen waar het over gaat. Taaltip 34 050 051 Kritisch denken (08): Denk met de cursisten na of het ene talent “beter” is dan het andere. Welke talenten krijgen meer “aanzien” in de samenleving? Respect (12): Bedank cursisten die respect tonen voor elkaars mening tijdens de lessen. Zelfbeeld (15): Cursisten geven ook aan welke talenten ze zelf hebben. 3. Leerplandoelen: Diversiteit Thema 3: School hier en ginder / vroeger en nu 3.1 3.2 Voorbeelden van leeractiviteiten Cursisten vertellen over de school in hun land van herkomst en vergelijken die met de school hier (je kan cursisten ook laten tekenen hoe de school in hun land van herkomst eruit ziet): - Functie leerkracht - Grootte klassen - Interactie in de klas - Werkvormen - Hoe lang naar school gaan? - Wat leren op school? - Hoe staan ouders t.o.v. de school? - Wat hebben ouders te zeggen? Leerplandoelen De cursist toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan feiten en andere meningen. De cursist toont aan dat cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen. Vergelijken van klaspraktijken van vroeger en nu (typ met de cursisten in googleafbeeldingen “school vroeger en nu” en bespreek de illustraties): - Functie leerkracht - Grootte klassen - Interactie in de klas - Werkvormen - Hoe lang naar school gaan? - Wat leren op school? - Hoe staan ouders t.o.v. de school? - Wat hebben ouders te zeggen? De cursist toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan feiten en andere meningen. De cursist toont aan dat cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen. 049 De cursist gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen. De cursist toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan feiten en andere meningen. 048 049 054 054 Tip: Ga een kijkje nemen in een klas. 3.3 Vergelijken van beleving die cursisten zelf hebben met het onderwijs en de beleving die hun kinderen hebben met het onderwijs. Laat cursisten vertellen aan de hand van tekeningen en illustraties. Ondersteun de taalverwerving door wat op de afbeeldingen staat te benoemen en te omschrijven. --Stel een nieuwe vraag eerst aan een vlotte cursist. Andere cursisten begrijpen daardoor beter de vraag of kunnen zich aansluiten bij het antwoord van een andere cursist. Taaltip 049 Communicatief vermogen (01): Moedig spreekdurf aan. Hou daarbij rekening met de individuele cursist. Geef sneller een compliment aan stille cursisten en verwacht meer van sterkere cursisten. Exploreren (06): Geef cursisten de tijd om verschillende ervaringen te vertellen. Laat cursisten aan elkaar vragen stellen. Flexibiliteit (07): Cursisten passen zich aan de andere verwachtingen van de school aan. Ouders geven in een groepsgesprek aan hoe ze dat doen of kunnen doen. Samenwerken (13): Je kan in je les ook andere ouders betrekken. Zo kan er een mix ontstaan. 35 3. Leerplandoelen: Opvoeden Module Opvoeden (M BE 107) Thema 1: Autonomie ondersteunen 1.1 Voorbeelden van leeractiviteiten Bespreken hoe je met positief gedrag kan omgaan: belonen. - Een “pluim” - Een bevestiging - Een sticker op het stickerblad - Een speciale activiteit - Wat langer op blijven - Wat langer op de computer - Een cadeautje (speelgoed) - Lievelingseten ipv “dagelijkse kost” Leerplandoelen De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. 008 022 023 Tip: Beloningsdobbelsteen (Klasse) + Oog hebben voor positief gedrag; niet alleen de slechte cijfers op het rapport zien! (schrijf zes sommen op het bord, iedereen ziet enkel de ene foute som) 1.2 Bespreken hoe je met negatief gedrag kan omgaan: negeren en bestraffen. - Berispen - Time-out - Geen beloning (geen sticker op het blad) - Speelgoed beperken (minder keuze) - Minder lang op de computer + Zeggen wat je wél verwacht (en niet enkel wat de kinderen niet mogen doen) 1.3 1.4 Benoem met cursisten tussenstappen om kinderen nieuw gedrag aan te leren (cfr. “Je kind kan het zelf”). Brainstormen over (huishoudelijke) activiteiten waarbij kinderen kunnen helpen. + Component leren daarin herkennen + Toenemende verantwoordelijkheid geven + Kinderen belonen als ze helpen Oefen met cursisten concrete instructies om gewenst gedrag te formuleren. De tips om dit in het Nederlands te doen, zijn dezelfde voor de cursisten die dit op de thuistaal toepassen. --Oefen met cursisten aan de hand van situatieschetsen het formuleren van een complimentje in concrete (gedrags)termen. --Demonstreer hoe je met bevestigen kan aangeven dat iemand het goed doet: dat heb je goed gedaan, prima werk, … Taaltip 36 De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. De cursist neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd. 008 De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. 022 De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. 022 022 023 176 023 023 Creativiteit (02): Wees creatief met beloningen. Laat kinderen meedenken over hun beloningen. Flexibiliteit (07): Bespreek met cursisten hoe je duidelijke grenzen stelt, maar ook flexibel omgaat met wisselende omstandigheden. Kritisch denken (08): Denk met de cursisten kritisch na over beloningen. Wat een straf lijkt is soms een beloning. Bijvoorbeeld een kind naar zijn kamer sturen omdat het zijn bord niet wil leegeten. 3. Leerplandoelen: Opvoeden Thema 2: Welzijn van je kind 2.1 Voorbeelden van leeractiviteiten Benoemen, omschrijven en illustreren van de vier basisgevoelens: blij, bang, boos en verdrietig. + Hoe hierover met je kind praten. Tip: “Een doos vol gevoelens” (Uitg. CEGO) Leerplandoelen De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. 008 022 023 2.2 Een klas-enquête houden over slapen. - Wanneer gaan slapen - Wanneer opstaan - Tips om kinderen in bed te krijgen - Uitslapen - Bedplassen en oplossingen De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. 022 2.3 Een collage maken van de actieve voedingsdriehoek. De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. 022 De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. De cursist neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd. 008 + Ideeën samenbrengen om lekker en gezond voor en met de kinderen te koken + Gezonde tussendoortjes en gezonde inhoud voor de brooddoos 2.4 Een verjaardagsfeestje voor je kind en enkele vriendjes organiseren. + Hoe leer je de vriendjes van je kind kennen? + Welke afspraken maak je met hun ouders? 022 176 2.5 Oefenen om een gezondheidsprobleem te melden aan de juf. De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. 008 2.6 Bespreken wat de school doet op het vlak van welzijn (vb gaan zwemmen, turnen, klasgesprekken, afspraken over ziekte, beleid rond pesten, luizenalertheid, ...). De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 024 Geef cursisten een “onthoudblad” mee met afbeeldingen en de woorden: blij, bang, boos, verdrietig. --Maak met de cursisten in de klas uitnodigingen voor een fictief feestje. Geef cursisten een invuluitnodiging of een ondersteuningsblad met uitdrukkingen op hun niveau. --Laat cursisten elkaar uitnodigen voor fictieve feestje. Zo heb je een tof oefenmoment bij het maken van uitnodigingen. Respect (12): Wijs cursisten op het belang van het respecteren van elkaars mening. Alleen dan is een echt gesprek mogelijk. Verantwoordelijkheid (14): Bespreek hoe ouders zelf kunnen instaan voor het welzijn (slapen, voeding, …) van hun kind door in groepjes mogelijkheden op te sommen. Zelfbeeld (15): Evalueer op het einde van de les. Duidt sterke punten van cursisten aan. Vraag ook wat zij zelf vinden. Zorgzaamheid (18): Laat tijdens de lessen verschillende aspecten van zorg voor de kinderen aan bod komen. Taaltip 37 3. Leerplandoelen: Opvoeden Thema 3: Taalstimulering 3.1 Voorbeelden van leeractiviteiten Beeldmateriaal tonen om te illusteren hoe taal gestimuleerd kan worden: samen met je kind de afwas doen, alles benoemen en opdrachtjes geven (kinderen leren zo voorzetsels, kleuren, getallen, …), bezig zijn met boekjes, voorlezen, … Leerplandoelen De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. 022 023 + Hoe pakt de school dit aan? 3.2 Kies met de cursisten uit een waaier boeken geschikte boekjes voor hun kind. Denk aan leeftijd, onderwerp in de interessesfeer van het kind (bv. naar de tandarts gaan, bang zijn in et donker, …), aantrekkelijkheid van het boek, leesboek of informatief boek, … De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. 022 De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. 022 023 Tip: Maak een verteltas 3.3 Samen oefenen in voorlezen (ieder in de eigen taal). Let op mimiek, intonatie, hoe de spanning erin te houden, … Alternatief: een verhaal verzinnen bij de prenten van een boek (wie niet kan lezen). 023 3.4 Met foto’s illustreren hoe een kind een nieuw begrip leert door het steeds opnieuw te herhalen (bv. over “stoel”: pictogram, prent in kinderboek, designstoel, antieke stoel, …). De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. 022 3.5 Leer samen met en van de cursisten liedjes en achterhaal hoe dat de taalontwikkeling stimuleert (herhaling, rijm, ritme). De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. 022 3.6 Bespreken in welke taal of talen de cursisten hun kinderen opvoeden: - Vanwaar die keuze? - Wat is het voordeel van twee talen? - Spreek je dialect thuis? - Welke taal spreek je op school? De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 008 Bespreek hoe je ook het Nederlands van je kind kan stimuleren door TV te kijken, cd’s met liedjes te luisteren, naar de bib gaan, contacten met buren en vriendjes leggen, ... De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. 022 3.7 Stimuleer ouders ook zelf kinder- of jeugdboeken te lezen --Het is belangrijk dat kinderen een rijke thuistaal ontwikkelen. Ouders kunnen deze ontwikkeling stimuleren. Deze taal moet niet per se het Nederlands zijn. Een rijke thuistaal is belangrijk voor de emotionele ontwikkeling van kinderen en de beste basis om een tweede taal te leren. Taaltip 38 023 024 Esthetische bekwaamheid (05): Sta met cursisten stil bij de tekeningen in kinderboeken. Wat vinden ze mooi? Mediawijsheid (09): Op de computer kan je ook veel lezen met cursisten en kinderen. Probeer eens met Fundels of Google de titel van kinderboeken (bv. Over een kleine mol). Zelfredaamheid (16): Laat cursisten kennismaken met de bibliotheek. Zo kunnen ze zelf op zoek naar boekjes. 3. Leerplandoelen: Opvoeden Thema 4: Structuur 4.1 Voorbeelden van leeractiviteiten Aan de hand van structuurkaarten (Klasse) zicht krijgen op het eigen ochtend- en avondritueel. - Wanneer opstaan - Wassen en tanden poetsen - Aankleden - Ontbijten - Naar school - Vieruurtje - Huiswerk maken - Boekentas klaarzetten - Gaan slapen Leerplandoelen De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. 023 + Het ritme van de school: lessenroosters, maandkalender, kringmomenten, … 4.2 Ouders vergelijken hoe zij hun kinderen ondersteunen bij het maken van huiswerk. + Wat verwacht de school van de ouders als het gaat over huiswerkondersteuning? + Wat kan je doen als je niet kan helpen? De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. De cursist exploreert opvoedkundige vaardigheden. 022 023 4.3 Een ideeënbokaal aanleggen met leuke activiteiten voor tijdens de vakantie. - Uitrusten - Uitstapjes - Regenactiviteiten - Klusjes in huis - Opruimen De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. 022 4.4 Een weekplanning maken om met de kinderen vooruit te kijken. - Schooldagen - Schoolactiviteiten (vb. zwemmen) - Woensdagnamiddag invullen - Familiebezoek - Sport en andere vrije tijd De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. 008 Een plattegrond van je huis tekenen en aanduiden welke plaatsen dienen om te spelen, om huiswerk te maken, om te rusten, … De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. 022 4.5 Heb aandacht voor de woordenschat die nodig is om over deze onderwerpen te praten. Ondersteun op het niveau van de cursisten in de groep, probeer hier ook in te differentiëren. Taaltip 022 Creativiteit (02): Moedig cursisten aan om creatief te denken en ideeën die ze horen van andere ouders in de les ook eens uit te proberen. Esthetische bekwaamheid (05): Toon waardering voor de werkjes van de kinderen. Sla met de groep eens aan het knutselen. Flexibiliteit (07): Bespreek met cursisten dat een planning soms moet gewijzigd worden. Hoe ga je om met onvoorziene omstandigheden? 39 3. Leerplandoelen: Opvoeden Thema 5: Oudercontact 5.1 5.2 Voorbeelden van leeractiviteiten Bespreek met de cursisten wat een oudercontact is. - Wanneer is het oudercontact.? - Moet ik een afspraak maken? - Moet ik een briefje invullen? - Met wie kan ik spreken op het oudercontact? (Leerkracht, godsdienstleraar, zorgleerkracht, directie, CLB, …) - Kan ik een tolk vragen of een tolk meebrengen? - Wie gaat naar het oudercontact? (Mama, papa, beide, …) - Wat kan ik te weten komen? Leerplandoelen De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. Vragen voorbereiden voor het oudercontact. - Wat kan mijn kind goed in de klas - Is mijn kind rustig in de klas - Doet mijn kind het goed met andere kinderen? De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 008 De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 008 De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten. 008 008 024 024 Tip: Filmpjes op Klasse.be Tip: Ontwikkelschijf 5.3 “Vragen stellen op het oudercontact” oefenen in een rollenspel. + Aandacht voor het belang van non-verbale communicatie 5.4 Met de cursisten bespreken hoe het oudercontact geweest is. - Ging het goed? - Kon je alles vragen? - Wou je nog andere dingen vragen? - Kreeg je voldoende tijd? - Begreep je de leraar? 024 024 Alternatief: het oudercontact naspelen in plaats van het te bespreken. In kernwoorden de belangrijkste vragen voor het oudercontact noteren op een spiekbriefje. --Sterkere cursisten kunnen de rol van leraar opnemen in het rollenspel. --Gebruik een kijklijst (vb. Klasse) om het oudercontact voor te bereiden. Taaltip 40 Doorzettingsvermogen (03): Hoe kan je je kind ondersteunen om door te zetten? Hoe kan je belonen? Wat kan je (samen) plannen? Numeriek vermogen (10): Werk aan specifiek rekenvaardigheden wanneer cursisten daar nood aan hebben, bv. het rapport interpreteren. 3. Leerplandoelen: Opvoeden Thema 6: Keuzes maken 6.1 6.2 6.3 Voorbeelden van leeractiviteiten Verschillen in kaart brengen tussen crèche / peutertuin / kleuterklas / lagere school / secundair onderwijs. - Soorten leraren: per klas/ per vak - Zorgleerkracht? Leerplandoelen De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. Waarom kozen de cursisten de school waar hun kinderen nu zitten? Groepsgesprek over hoe kiezen tussen scholen. - Afstand van thuis - Sfeer van de school - Kiezen voor een studierichting - Faciliteiten (opvang, warm eten, bus, …) - School met goede naam - Vriendjes volgen? - Grootte van de school De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. De cursist neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd. 024 Bespreken wat je kan doen als het niet vanzelf gaat op school. - Wat is schoolrijpheid? - Wat kunnen de oorzaken van leermoeilijkheden zijn? - Wat kunnen leerproblemen zijn? - Wat zijn de gevolgen van zittenblijven? De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 008 De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. De cursist neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd. 024 024 176 024 + Kennismaken met CLB 6.4 Bijzonder onderwijs vergelijken met “gewoon” onderwijs en inclusief onderwijs. Tip: Ga eens op bezoek. Maak met cursisten lijstjes van voor- en nadelen als hulpmiddel om een keuze te maken. Dit hoeft niet schriftelijk te zijn! Moedig cursisten aan om argumenten te uit te leggen. --Laat cursisten raad vragen aan elkaar over verschillende onderwerpen. 176 Kritisch denken (08): Reik cursisten argumenten aan om weloverwogen keuzes te maken. Open en constructieve houding (11): Geef aan dat cursisten ook zelf het initiatief kunnen nemen om een probleem aan te kaarten met de school. Taaltip 41 3. Leerplandoelen: Opvoeden Thema 7: Schoolreglement 7.1 Voorbeelden van leeractiviteiten Afspraken maken met de cursistengroep. - Gsm in de klas - Onderling vertalen - Respect voor elkaar - Andere laten uitspreken - Bij afwezigheid de leerkracht verwittigen - In de speeltijd van de kinderen de kinderen niet gaan opzoeken - Kan je met de groep cursisten zomaar rondlopen in de school? (afspraken maken met de school!) Leerplandoelen De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 024 + Waarom zijn die afspraken er? 7.2 Informatie opzoeken in het schoolreglement. - Schooluren - Opvangmogelijkheden - Vakantiedagen/jaarkalender - Kledij voor zwemmen/turnen - Mogelijkheden van ’s middags eten - Speciale activiteiten - Te laat komen - Hoe en wanneer afwezigheid melden - Afspraken rond medicatie - Verzekering - Schoolkosten - Oudercontact - Toetsenperiode Probeer zoveel mogelijk met authentiek materiaal aan de slag te gaan. --Zorg voor taalondersteuning bij het schoolreglement door pictogrammen en illustraties te gebruiken. --Verwacht van sterkere en zwakkere cursisten dat ze, volgens hun kunnen, zoveel mogelijk informatie uit de teksten halen. Stel sterkere cursisten moeilijkere vragen. --Indien nodig kan je moeilijke stukken uit het reglement in duidelijke taal aanbieden. Taaltip 42 De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. De cursist neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd. 024 176 Doorzettingsvermogen (03): Moedig cursisten aan om informatie te vinden in het schoolreglement. Het is niet nodig alle woorden te begrijpen! Empathie (04): Stimuleer cursisten om rekening te houden met elkaar en de opvattingen van de school te begrijpen en ermee rekening te houden. Zorgvuldigheid (17): Geef cursisten aan dat het belangrijk is bepaalde regels van het schoolreglement zorgvuldig na te komen, bv. het melden van afwezigheid. 3. Leerplandoelen: Opvoeden Thema 8: Organisatie van het onderwijs 8.1 Voorbeelden van leeractiviteiten Foto’s uit verschillende klassen van kleuter tot secundair rangschikken en ordenen (bv. in een boomstructuur) Leerplandoelen De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 024 + Leerplicht bevragen 8.2 Informatie over verschillende secundaire scholen in de buurt opzoeken op internet. De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 024 + Welke middelbare school zoek je? + Waarvan droom je voor je kind? + Waarvan droomt je kind? 8.3 Op een schematische voorstelling van de school (klassenstructuur) de foto’s van de kinderen van de cursisten op de juiste plaats leggen. De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 024 8.4 Op een plattegrond van de school de verschillende lokalen op de school aanduiden. - Lokaal waar de cursus doorgaat - Klas van de kinderen - Refter - Secretariaat / directie - Turnzaal - Computerklas - Speelplaats De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 024 8.5 Bespreken wie wie is op school en wie wat doet (werk hier ook met foto’s). De cursist toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen. 024 Wanneer de klassenstructuur te abstract is om de foto’s van de kinderen te ordenen, kan je misschien ook de foto’s van de leerkrachten gebruiken of foto’s van de lokalen. Taaltip Kritisch denken (08): Geef aan dat niet alle informatie op het internet even betrouwbaar is. Zorg zelf voor enkele adressen van websites met eerder betrouwbare informatie, bv www.kindengezin.be Mediawijsheid (09): Verken met de cursisten de mogelijkheden van het internet. Samenwerken (13): Vorm groepjes van sterkere en zwakkere cursisten om informatie op te zoeken op internet. Zet cursisten aan om elkaar te helpen. 43 3. Leerplandoelen: Vrije tijd Module Vrije tijd (M BE 108) Thema 1: Spelen 1.1 1.2 Voorbeelden van leeractiviteiten Discussiëren over stellingen i.v.m. spelen (kan met foto’s van spelende kinderen). Sommige foto’s kunnen niet zo evident zijn. - Jongen speelt met poppen - Meisje voetbal Leerplandoelen De cursist informeert zich over mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding. De cursist kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden Speelgoed indelen in soorten spelen (eventueel kijken wat kinderen vragen voor Sinterklaas). - Fantasiespelen - Constructiespelen - Gezelschapsspelen - Motorische spelen De cursist informeert zich over mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding. De cursist kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden. De cursist zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning. 059 Gaan kijken in de klas hoe het materiaal geordend wordt en hoe de klasinrichting er uit ziet. Dit linken aan de thuissituatie. - Hoe breng ik stuctuur aan in het materiaal van de kinderen thuis? - Waar kunnen kinderen spelen in ons huis? De cursist plant en organiseert zijn vrije tijd. De cursist evalueert de manier waarop hij op basis van behoeften, kwaliteiten, beperkingen en waarden een aanbod heeft geselecteerd. 061 Gaan kijken wat kinderen in de kleuterklas doen. - Taalontwikkeling - Voorbereiding op rekenen - Oefenen van motoriek - Sociale vaardigheden ontwikkelen De cursist informeert zich over mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding. 059 059 060 060 132 + Spelen linken aan de ontwikkeling van de kinderen: ontwikkelingsschijf 1.3 1.4 091 A.d.h.v. deze voorbeelden illustreren hoe dit een voorbereiding is op de basisschool. Spelen is leren! Laat cursisten in de les zelf de regels van een spel ontdekken door eenvoudige spelregels te lezen. --Laat sterkere cursisten zwakkere cursisten helpen bij het verwoorden van hun mening. --Speel met de cursisten ook eens een spel, bv. ganzenbord. Leg nadruk op typische uitdrukkingen als “nog een keer”, “beurt overslaan”, “gooi met de dobbelsteen”, “x plaatsen terug/vooruit”, … --Speel verschillende spelen met cursisten. Ga telkens samen zoeken wat de kinderen daarbij kunnen leren. Doe dit met toegankelijke (en goedkope) spelen. Taaltip 44 Empathie (04): Moedig cursisten aan hun eigen mening te uiten. Benadruk dat iedereen een eigen mening mag hebben. Toon begrip voor de verschillende meningen. Exploreren (06): Motiveer cursisten om zelf op zoek te gaan naar verschillende manieren van spelen. Numeriek vermogen (10): Oefen met cursisten het vergelijken van prijzen van speelgoed. Waar kan je goedkoper speelgoed vinden? Open en constructieve houding (11): Stimuleer cursisten om thuis eens een spel te spelen. Je kan voor de cursisten bijvoorbeeld een eenvoudig memory-spel kopiëren. 3. Leerplandoelen: Vrije tijd Thema 2: Planning 2.1 2.2 2.3 2.4 Voorbeelden van leeractiviteiten De vrije tijd van de kinderen plannen (kan met een takenbord). - Huistaken - Hobby’s - Vrije tijd - Rust Leerplandoelen De cursist kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden. De cursist plant en organiseert zijn vrije tijd. De cursist zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning. Bespreken van de structuur van een dag voor de kinderen. - Onderdelen: opstaan, school, huiswerk, voorleesmomenten, slapen, … - Belang van structuur voor kinderen - Hoe bouw je structuur in? De cursist plant en organiseert zijn vrije tijd. De cursist zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning. 061 Oefenen met agenda om jaarplanning te maken. - Vakantie - Activiteiten - Bezoeken De cursist kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden. De cursist plant en organiseert zijn vrije tijd. 060 Nadenken over hoe je verstandig om kan gaan met media (internet, games, tv, enz). - Afspraken maken - Hoelang? - Gevaren? De cursist kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden. De cursist maakt gebruik van maatschappelijke diensten en/of instellingen m.b.t. vrije tijd. De cursist zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning. 060 Laat cursisten zelf hun agenda invullen. Eventueel met ondersteunende kleuren of pictogrammen. --Sta stil bij de talige elementen van een agenda en jaarkalender: dag, week, maand, jaar, de maanden van het jaar, de dagen van de week, voormiddag, namiddag, ’s morgens, ’s avonds, ‘s nachts … --Oefen het samen maken van plannen. Ouders kunnen dit samen met de kinderen ook doen. Benadruk het uitleggen van en discussiëren over keuzes. 060 061 132 132 061 062 132 Creativiteit (02): Spoor cursisten aan om samen met hun kinderen nieuwe vrijetijdsbestedingen uit te proberen. Mediawijsheid (09): Verken met de cursisten welke media door kinderen gebruikt worden. Weeg af welke media geschikt zijn. Numeriek vermogen (10): Ondersteun cursisten in het werken met een dag- en jaarplanning. Samenwerken (13): Vraag cursisten hoe ze thuis samenwerken met de kinderen: wat gaat goed en minder goed? Taaltip 45 3. Leerplandoelen: Vrije tijd Thema 3: Bezoek aan… Opmerking: We werken dit thema bezoek rond sport, maar je kan deze activiteiten ook uitwerken voor de bibliotheek, het cultuurcentrum, de muziekschool, de tekenacademie, de vrijetijdsbeurs, de kinderboerderij, de opvoedingswinkel, de spelotheek, de jeugdbeweging, de speelpleinwerking … 3.1 3.2 3.3 Voorbeelden van leeractiviteiten Zich informeren over sportmogelijkheden in de buurt. - Internet - Krantjes - Sportdienst Leerplandoelen De cursist informeert zich over mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding. De cursist maakt gebruik van maatschappelijke diensten en/of instellingen m.b.t. vrije tijd. Bespreken hoe je in samenspraak met je kind een geschikte sport kan kiezen. De cursist kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden. De cursist plant en organiseert zijn vrije tijd. De cursist evalueert de manier waarop hij op basis van behoeften, kwaliteiten, beperkingen en waarden een aanbod heeft geselecteerd. 060 De cursist informeert zich over mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding. De cursist maakt gebruik van maatschappelijke diensten en/of instellingen m.b.t. vrije tijd. De cursist evalueert de manier waarop hij op basis van behoeften, kwaliteiten, beperkingen en waarden een aanbod heeft geselecteerd. 059 Bezoeken van een sportvereniging en je leren informeren over praktische aangelegenheden. - Waar - Wanneer - Kosten Leer cursisten sleutelwoorden op informatiebrochures: waar, wanneer, prijs, … --Laat cursisten samen een vraag stellen aan een verantwoordelijke. Zo kunnen ze elkaar helpen. --Maak een hobbymarkt in je klas. Laat cursisten zowel info geven als info vragen. Zo hebben ze een veilige omgeving om dit te oefenen. Taaltip 46 059 062 061 091 062 091 Communicatief vermogen (01): Moedig cursisten aan verantwoordelijken voor bepaalde activiteiten zelf aan te spreken. Doorzettingsvermogen (03): Probeer cursisten aan te sporen om door te zetten in het verzamelen van informatie omtrent een bepaalde activiteit. Dit is niet altijd even makkelijk. Exploreren (06): Motiveer cursisten de vele opties te bekijken, ook al is het een groot aanbod. Zorgzaamheid (18): Hoe stimuleer je kinderen om zorg te dragen voor uitgeleend materiaal (bibliotheek of spelotheek)? Bespreek met de cursisten hoe je bij het kiezen hieraan al kan denken (bv. een boekje in hard karton kiezen) 3. Leerplandoelen: Vrije tijd Thema 4: Slim op weg Voorbeelden van leeractiviteiten Opzoeken van uren van openbaar vervoer. - Internet - Loket - Borden Leerplandoelen De cursist plant en organiseert zijn vrije tijd. De cursist maakt gebruik van maatschappelijke diensten en/of instellingen m.b.t. vrije tijd. 4.2 Een routekaart maken als voorbereiding van een uitstap. Ouders kunnen dit thuis samen met de kinderen maken voor ze op een lange (auto)reis vertrekken. De cursist plant en organiseert zijn vrije tijd. 061 4.3 Nadenken over veiligheid in het verkeer. - Gordel - Kinderzitje - Fluoriserende kledij en attributen - Lichten fiets - Straatcode, reglement De cursist plant en organiseert zijn vrije tijd. 061 4.4 Bespreken van voor- en nadelen van vervoersmiddelen. - Milieu - Gezondheid kind - Kostprijs - Veiligheid De cursist plant en organiseert zijn vrije tijd. De cursist evalueert de manier waarop hij op basis van behoeften, kwaliteiten, beperkingen en waarden een aanbod heeft geselecteerd. 061 Onderwegspelletjes spelen met cursisten. - Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet - Woordslang maken - Maak kaartjes van voorwerpen die je onderweg ziet (bus, boom, huis, auto, …). Iedereen trekt willekeurig kaartjes. Wie het eerst zijn voorwerp ziet, wint. - Nummerplaatbingo - Bomen, bussen, auto’s, … tellen - Liedjes: één champignonnetje of potje met vet De cursist plant en organiseert zijn vrije tijd. De cursist zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning. 061 4.1 4.5 Oefen “de weg vragen” met cursisten. --Gebruik tafels en stoelen om hindernissen te zetten in de klas. Laat cursisten een andere geblinddoekte cursiste begeleiden doorheen het parcours. --Oefen met cursisten het samen luidop zoeken naar informatie zoeken, bijvoorbeeld over de bus. Ouders kunnen dit op dezelfde manier met de kinderen doen. Taaltip 061 062 091 132 Numeriek vermogen (10): Ondersteun cursisten bij het werken met tabellen van de lijn. Cursisten die er beter in zijn kan je samen laten werken met cursisten die het moeilijker vinden. Verantwoordelijkheid (14): Bespreek met cursisten wat ze zelf kunnen doen om te zorgen voor een veilige(re) verkeerssituatie op weg van en naar school. Zelfredzaamheid (16): Leer cursisten een aantal standaardzinnen om bijvoorbeeld te vragen waar en wanneer de bus komt. Zorgzaamheid (18): Bespreek met cursisten welke impact bepaalde vervoersmiddelen kunnen hebben op het milieu. 47 3. Leerplandoelen: Commmuniceren Module Communiceren (M BE G085) Thema 1: Berichten en boodschappen voor de school Voorbeelden van leeractiviteiten Een stappenplan maken om te informeren naar een verloren voorwerp. - Aan de juf te vragen - Op het secretariaat te vragen Leerplandoelen De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist stelt open vragen. 1.2 Oefenen om een kind ziek te melden (o.a. in rollenspellen). - Rollenspel telefoneren - Rollenspel gesprek met de juf - Een briefje schrijven De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. 008 1.3 Notities schrijven in de agenda van de kinderen. Dit kan ook in een heen-en-weerschriftje. - “Nora komt morgen wat later.” - “Dries eet morgen op school.” - “Jonas is zijn jas kwijt.” - “Fleur heeft het huiswerk niet begrepen.” De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren. 008 Oefenen om een probleem te bespreken met de juf. - Over pesten - Teveel huiswerk - Het huiswerk is te moeilijk De cursist illustreert verbale en nonverbale communicatie. De cursist illustreert het objectief en subjectief waarnemen. De cursist drukt zich uit in de ik-vorm. De cursist luistert actief. De cursist stelt open vragen. De cursist uit onbevangen en constructief zijn wensen en gevoelens binnen relaties en stelt en aanvaardt hierin grenzen. 001 1.1 1.4 + Gebruik allerlei situatiekaartjes. Maak spiekbriefjes met de cursisten bij het voorbereiden van een gesprek met de juf. --Gebruik tijdens de lessen beleefdheidsconventies als “sorry” en “alsjeblieft”. Bevestig cursisten die dit ook doen. --Geef cursisten ook tips over hun houding en non-verbale communicatie in rollenspelen. Taaltip 48 008 009 018 002 004 005 009 014 Samenwerken (13): Cursisten kunnen samenwerken om zo de communicatie onder de knie te krijgen. Zelfbeeld (15): Moedig spreekdurf aan. Spreek cursisten aan op hun sterke punten. Zelfredzaamheid (16): Bedenk met de cursisten bij wie je met welke vragen terecht kan. Zorgvuldigheid (17): Stimuleer ouders om zorg te dragen voor hun cursusmateriaal. Ouders kunnen zo een voorbeeld zijn voor hun kind. 3. Leerplandoelen: Communiceren Thema 2: Brieven en rapporten van de school 2.1 2.2 Voorbeelden van leeractiviteiten Brieven van de school sorteren. - Belangrijke/ niet-belangrijke informatie - Betalen/ niet betalen - Antwoorden / niet antwoorden - Van de school/ van het CLB / van … Leerplandoelen De cursist toetst eigen interpretaties aan die van anderen. De cursist leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren. Antwoordstrookjes invullen. De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. 008 De cursist illustreert het objectief en subjectief waarnemen. De cursist toetst eigen interpretaties aan die van anderen. De cursist leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren. 002 003 018 + Aandacht vestigen op indiendatum 2.3 Het rapport lezen en begrijpen. - Punten interpreteren - De inhoud van de vakken en het relatief belang daarvan - Stilstaan bij andere informatie op het rapport (bv. gedrag) - Wat is een goed rapport voor mijn kind? - Wat doe je met het rapport? 003 018 + Een berichtje schrijven in de agenda 2.4 Doel en nut van de agenda bespreken. - Waar dient het voor? - Wat staat erin? - Wie gebruikt de agenda? - Wat verwacht de school van ouders i.v.m. de agenda? - Pictogrammen die de school gebruikt interpreteren. - Hoe vaak kijk je de agenda na? De cursist leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren. 018 2.5 De website van de school bezoeken. - Algemene informatie zoeken - Het schoolreglement zoeken - Foto’s zoeken en downloaden - De schoolkalender bekijken De cursist leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren. 018 Leg de nadruk op het herkennen en uit elkaar houden van de brieven van de school. Stel andere verwachtingen naar verschillende cursisten. Taalzwakke cursisten oriënteer je op pictogrammen. Van sterkere cursisten verwacht je dat ze alle informatie begrijpen. --Gebruik semi-authentieke brieven, rapporten, formulieren, … Leer cursisten belangrijke informatie markeren of omcirkelen. --Laat cursisten vaak personalia invullen op verschillende formulieren (kopiëren mag!) Doorzettingsvermogen (3): Moedig cursisten aan om te proberen begrijpen wat de school hen wil meedelen. Ieder beetje helpt. Numeriek vermogen (10): Ondersteun specifieke rekenvaardigheden bij het interpreteren van het rapport. Bespreek ook met de cursisten wanneer de kinderen een rapport krijgen. Gebruik een jaarkalender. Zelfredzaamheid (16): Moedig cursisten aan om communicatie van de school eerst zelf te bestuderen en pas daarna hulp te vragen. Taaltip 49 3. Leerplandoelen: Commmuniceren Thema 3: Afspraken 3.1 3.2 3.3 3.4 Voorbeelden van leeractiviteiten Opsommen met wie je een afspraak kan maken (bijvoorbeeld in een brainstorm, eventueel ondersteund met afbeeldingen van beroepen). - Met de juf/meester - Met de zorgleerkract - Met de directeur - Met de logopedist - Met het CLB - Met de dokter - Met de tandarts Leerplandoelen De cursist uit onbevangen en constructief zijn wensen en gevoelens binnen relaties en stelt en aanvaardt hierin grenzen. De cursist leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren. Afspraken maken, afzeggen en verplaatsen oefenen (in rollenspellen; liefst ook eens met een “gast”, bijvoorbeeld een secretariaatsmedewerker). - Een afspraak maken op het secretariaat - Een afspraak maken via de telefoon - Ingaan op een uitnodiging via een antwoordstrookje De cursist illustreert verbale en nonverbale communicatie. De cursist drukt zich uit in de ik-vorm. De cursist luistert actief. De cursist uit feedback. 001 Bespreken wanneer en hoe je een afspraak kan afzeggen (in een groepsgesprek). - Hoe kan je jezelf verontschuldigen? - Wat zijn “goede” redenen om je te verontschuldigen? De cursist drukt zich uit in de ik-vorm. De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren. 004 008 Afspraken noteren in een agenda (dit kan klassikaal en in groepjes; ook met luisteroefeningen). - Oudercontact - Afspraak met de dokter - Bij een uitstap het vertrek- en aankomstuur van de bus noteren De cursist leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren. 018 Sta stil bij hoe cursisten een afspraak kunnen noteren in de agenda. --Laat taalvaardige cursisten in rollenspelen ook eens de leerkracht spelen. Taaltip 50 014 018 004 005 006 018 Doorzettingsvermogen (03): Motiveer cursisten om hun vraag voor een afspraak nog eens te stellen als de gesprekspartner er niet onmiddellijk wil op ingaan. Numeriek vermogen (10): Ondersteun cursisten in het werken met een agenda. Open en constructieve houding (11): Moedig bijdragen van cursisten in de les aan, maar forceer dit niet. Voor verschillende cursisten is dit niet evident. 3. Leerplandoelen: Communiceren Thema 4: Informele praatjes op school 4.1 4.2 Voorbeelden van leeractiviteiten Informele gesprekken doen in de groep of in groepjes (eventueel op gang trekken met themakaartjes). - Over het weer - Over de kinderen - Over plannen voor de vakantie - Over tv-programma’s - Over je gezondheid - Over het schoolfeest - Over feestdagen - Over kledij - Over hobby’s Leerplandoelen De cursist drukt zich uit in de ik-vorm. De cursist luistert actief. De cursist uit feedback. De cursist stelt open vragen. De cursist gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen. Nadenken met wie, waarover en hoe je op school kan praten (bijvoorbeeld in een brainstorm; ondersteun met foto’s van schoolpersoneel). - Met wie zou je willen praten? - Hoe begin je een gesprek met een onbekende? - Waarover praat je graag? - Vind je deze gesprekjes belangrijk? - Wanneer kan je een praatje slaan? - Waarover praat je beter niet? - Wat kan je zeggen als je niet wil antwoorden? - Wat kan je zeggen als je niet akkoord gaat? De cursist toetst eigen interpretaties aan die van anderen. De cursist luistert actief. De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm. De cursist uit onbevangen en constructief zijn wensen en gevoelens binnen relaties en stelt en aanvaardt hierin grenzen. De cursist gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen. Laat ook minder spontane cursisten aan het woord komen. Geef hen tijd. --Creëer momenten in de les waarin de cursisten per twee kunnen praten. Dit verlaagt de spreekdrempel en zorgt voor een aangename sfeer. Je kan er een vast intro- of slotmoment van maken. --Moedig cursisten aan om ook aan elkaar vragen te stellen. Vraag niet alles zelf. --Geef tijd aan “praatjes” tijdens de les. Alle interactie is oefening. Vraag cursisten om dit in het Nederlands te proberen. Andere talen echt verbieden doe je liever niet. 004 005 006 009 048 003 005 008 014 048 Exploreren (06): Vraag cursisten wat ze vonden van de les. Maak samen een logboek dat kan blijven hangen in de klas. Open en constructieve houding (11): Moedig cursisten aan om zelf een gesprek aan te knopen aan de schoolpoort. Bedenk waar je het kan over hebben, bijvoorbeeld over een huiswerkopdracht. Respect (12): Welke vragen kan wel en niet je aan andere ouders stellen? Wat vraag je beter niet aan de juf? Wat is gepast en wat niet? Wat vertel je beter niet? Bespreek ook met de cursisten wat zij vinden dat je wel en niet mag doorvertellen over wat in de groep besproken wordt (discretie). Taaltip 51 3. Leerplandoelen: Commmuniceren 4. Bijlagen Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven Bijlage 3. Sleuteldoelen basiseducatie Bijlage 4. Achtergrond Bijlage 5. Interessante materialen voor in de les Bijlage 6. Tabel met leeractiviteiten en leerplandoelen Bijlage 7. Tabel met thema’s en leergebiedoverschrijdende leerplandoelen Bijlage 8. Thema’s en taalgebruiksituaties uit het leerplan NT2 school en ouders 52 4. Bijlagen Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen De centra voor basiseducatie organiseren al geruime tijd cursussen voor ouders: in hun open aanbod, maar -meer nog- in samenwerking met een partnerorganisatie. Vaak is dat een basisschool, maar ook met secundaire scholen kunnen interessante programma’s worden uitgewerkt. In deze tekst beschrijven we onze visie op werken met ouders en het belang van de school als partner. Daarna geven we de krachtlijnen weer van het aanbod dat voor ouders ontwikkeld wordt en belichten daarbij verschillende varianten. We staan vervolgens stil bij de beoogde effecten van dit aanbod en gaan tenslotte in op een specifieke doelgroep, namelijk de anderstalige ouders. 1. Visie op werken met ouders Het doel van de basiseducatie is steeds dat mensen sterker in het leven staan. We bespreken dan ook eerst het verhogen van competenties van ouders en daarna hoe de cursist steeds centraal staat in ons aanbod. Dan gaan we in op onze visie op het gebruik van het (standaard) Nederlands en tenslotte behandelen we hoe het aanbod voor ouders ook preventief werken is ten aanzien van de kinderen. Verhogen van competenties Met haar educatief aanbod mikt de basiseducatie op het verhogen van competenties bij laaggeschoolde volwassenen. In de centra voor basiseducatie verhogen cursisten hun handelingsbekwaamheid en worden ze meer zelfredzaam. Dit is belangrijk om zelfstandig te functioneren en te participeren in de samenleving. Als we met ouders willen werken, is dit omwille van het belang van het functioneren en participeren in contexten die voor hen als ouder relevant zijn. We denken daarbij in de eerste instantie aan de school van de kinderen. Het is belangrijk dat ouders uiting kunnen geven aan hun betrokken-zijn bij hun kind op school en dat ze zich ook betrokken kunnen tonen bij de school op zich. Daarnaast is het van belang dat ze zich kunnen opstellen als partner van de school met het oog op de opvoeding van hun kind, dat ze kunnen communiceren met de school en actief hun rol als ouder opnemen ten aanzien van hun schoolgaand kind. Op die manier kunnen ouders bijdragen aan de slaagkansen van hun kind op school. De cursussen voor ouders behandelen thema’s die ouders kunnen ondersteunen, zowel bij het actief functioneren en participeren op de school van hun kind(eren) als bij de opvoeding thuis. Daarnaast vinden we het eveneens belangrijk dat cursisten “zich persoonlijk kunnen ontwikkelen”. In onze cursussen wordt dan ook voor de deelnemende ouders ruimte gecreëerd om eigen thema’s en vragen in te brengen. Cursist centraal De cursist staat steeds centraal in de basiseducatie. We willen in de eerste plaats ouders erkennen in hun ouder zijn. Deze cursisten komen niet naar een oudergroep omdat ze het slecht doen. Zoals alle ouders zijn Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen 4. Bijlagen ze betrokken op hun kind, willen ze het beste voor hun kind en zoals alle ouders stellen ze zich vragen over de opvoeding van hun kinderen. We willen ouders ondersteunen en sterker maken. Daarnaast willen we de cursist in zijn eigenheid erkennen en staan we open voor verschillende visies en levensbeschouwingen. De socioculturele achtergrond van cursisten heeft ongetwijfeld een invloed op het leren; de aanwezigheid van verschillende socioculturele achtergronden betekent een meerwaarde voor zowel medecursisten als lesgevers. De cursist staat centraal wil tevens zeggen dat een educatief programma voor ouders inspeelt op wat zich plaatselijk voordoet en rekening houdt met de concrete vragen en ervaringen van elke specifieke groep ouders. Een aantal factoren bepalen wezenlijk de aard en de inhoudelijke accenten van de cursus: gaat het bijvoorbeeld over ouders van kleuters, lagere schoolkinderen of middelbare scholieren? Gaat het om autochtone of allochtone ouders of een gemengde groep? Welke interesses hebben de deelnemers? Zijn er meer mannen of vrouwen? Vaak stellen we vast dat deelnemen aan een aanbod voor ouders op school mensen stimuleert om deel te nemen aan andere cursussen in het open aanbod van de centra voor basiseducatie. Daarin kunnen ze zich verder persoonlijk ontwikkelen en bijvoorbeeld meer intensief werken aan geletterdheid en sleutelcompetenties. Dankzij de persoonlijke leertrajectbegeleiding van de centra voor basiseducatie worden deze mensen naar het voor hen meest passende aanbod toegeleid. (Standaard) Nederlands als middel Nederlands kunnen hanteren, is onmisbaar om zelfstandig te functioneren en te participeren in onze samenleving. Het (standaard) Nederlands is de voertaal op school en het is uitermate handig die taal voldoende te beheersen. Voor veel ouders is de communicatie met de school niet eenvoudig en dit zijn lang niet altijd anderstalige ouders. Scholen communiceren voortdurend met ouders, ze geven informatie en doen dit soms in een specifieke “schooltaal”: het schoolreglement, de engagementsverklaring, heen-en-weer schriftjes, berichten in de schoolagenda, informatie op oudercontact en zo verder. Scholen staan niet altijd stil bij hun aanpak en de verwachtingen die ze hebben ten aanzien van ouders. Men gaat vaak te weinig na waarom sommige ouders niet reageren, of niet reageren zoals men verwacht. De communicatie met de school wordt dus een wezenlijk onderdeel van het programma voor ouders. We vinden het belangrijk dat Nederlands als middel gehanteerd wordt. Mensen die taalondersteuning nodig hebben, omdat ze niet vlot lezen, omdat ze zich niet gemakkelijk kunnen uitdrukken, omdat ze de woorden in het Nederlands niet beheersen en zo meer, krijgen deze ondersteuning. Zo krijgen zij de tools in handen om succesvol te communiceren met de school. We zien dit echter niet als een opleiding alfabetisering in het Nederlands of Nederlands als tweede taal, al spreekt het natuurlijk voor zich dat mensen dankzij dit aanbod hun taalvaardigheid in het Nederlands verhogen. Preventie Onderzoek, zoals het PISA-project, toont aan dat de verschillen in leerprestaties van leerlingen samenhangen met hun socio-economische status. Leerlingen uit gezinnen met een lagere socio-economische status presteren zwakker dan leerlingen uit gezinnen met een hogere socio-economische status. Deze status wordt onderzocht aan de hand van vier variabelen: het beroep van de ouders, het onderwijsniveau van de ouders, de educatieve middelen waarover de leerlingen thuis beschikken en het aantal boeken dat de leerlingen thuis bezitten. Het gelijke onderwijskansendecreet (GOK) benoemt “risicokinderen” aan de hand van vijf kansarmoedeindicatoren: 1. het gezin leeft (uitsluitend) van een vervangingsinkomen; 2. de leerling is thuisloos; 3. de ouders behoren tot de trekkende bevolking (zigeuners, schippers, ...); 4. de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs; 5. de thuistaal is niet het Nederlands. Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen 4. Bijlagen Vanuit de centra voor basiseducatie kunnen we de zorg voor gelijke onderwijskansen in het onderwijs versterken door het werken aan de competenties van laaggeschoolde ouders (zie indicator 4) en het aanbieden van taalondersteuning voor ouders die het Nederlands onvoldoende machtig zijn om het als thuistaal te hanteren (zie indicator 5). Door de samenwerking met scholen ontstaan binnen de basiseducatie extra kansen op leren voor ouders. Door cursussen op de school van de kinderen te organiseren wordt de drempel voor nogal wat mensen lager. Door beroep te doen op de intrinsieke motivatie van ouders – hun kind en wat er met hun kind gebeurt op school – worden volwassenen gestimuleerd tot leren. In het memorandum van de Federatie Centra voor Basiseducatie naar aanleiding van de Vlaamse verkiezingen van juni 2009 schreven we het zo: “In het kader van preventief aan geletterdheid werken is het verhogen van de basiscompetenties van ouders een belangrijk spoor, dit kan in samenwerking met de school van de kinderen. De aangeboden vorming heeft tot doel de ouders nauwer te betrekken bij het onderwijs aan hun kind en net die betrokkenheid op het kind motiveert de ouders. Het gevolg is een dubbele winst: de ouders verhogen niet alleen hun geletterdheidcompetenties, maar staan ook sterker als ouder en zijn nauwer betrokken bij het onderwijs aan hun kinderen.” 2. De school als partner voor de basiseducatie Om een aanbod voor ouders in een school optimaal te laten renderen is het van wezenlijk belang dat de school een visie heeft op ouderparticipatie en taalbeleid (bijvoorbeeld in een taalbeleidsplan). Vaak is er nog te weinig zicht op de laaggeschoolde ouders en te weinig kennis over de effecten van laaggeletterdheid op bijvoorbeeld de concrete ouderparticipatie in de school. Ouders worden vaak verkeerd begrepen, ze worden als niet gemotiveerd of niet betrokken bestempeld. De benodigde competenties om “mee te zijn in de school”, met andere woorden concreet en volgens de verwachtingen te participeren, worden vaak onderschat. Om in samenwerking met een centrum voor basiseducatie een oudergroep in een school te organiseren, is het onmisbaar dat de school zelf ook investeert: ouders aanspreken en blijvend motiveren, ervoor zorgen dat de oudergroep een plaats krijgt in de school, samenwerking met kleuterleidster of leerkracht mogelijk maken, en zo verder. Wat de basiseducatie aanbiedt, is een aanvulling op waar de school mee bezig is: de ouders stimuleren als partner van de school. Het is belangrijk dat het aanbod ingebed is en dat er een echte wisselwerking en afstemming is met de school. Het is belangrijk dat het engagement van de school zich ook vertaalt in werktijd en mogelijkheden voor de betrokkenen om de samenwerking te ontwikkelen en een project concreet vorm te geven: overleggen, afstemmen, samen iets opzetten, gezamenlijk evalueren en zo verder. De projecten van basiseducatie in scholen hebben ook effecten binnen de scholen zelf en creëren uitdagingen. Zo gaan ouders bijvoorbeeld concrete verwachtingen formuleren ten aanzien van de school, waarop de school vervolgens een antwoord moet bieden. Het proces dat de scholen doormaken is vaak van lange duur en heeft goede gangmakers nodig. Het is daarnaast van belang dat scholen er niet alleen voor staan. We zien een taak weggelegd voor actoren als het LOP, het CLB, plaatselijke actoren in het kader van gelijke onderwijskansen, samenlevingsopbouw, schoolopbouwwerk, huizen van het Nederlands en zo verder. Een breed partnerschap verhoogt de effecten van samenwerking tussen basiseducatie en scholen op lange termijn. 3. Basiseducatieaanbod voor ouders op de school van hun kind De concrete invulling van het aanbod voor ouders op de school van de kinderen is afhankelijk van de concrete groep ouders die samengebracht wordt. Daarnaast legt ook elke begeleider accenten binnen de contouren van het agogisch project van het eigen centrum voor basiseducatie. Er wordt bovendien rekening gehouden met de cultuur van de partnerschool. In het aanbod komen echter steeds drie aspecten in meer of Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen 4. Bijlagen mindere mate aan bod. Daarnaast kunnen diverse invalshoeken de cursus concreet mee vorm geven. We bekijken hier vervolgens de methodieken die gehanteerd worden en enkele organisatorische items. Drie vaste aspecten De doelstelling dat ouders functioneren en participeren in contexten die voor hen als ouder relevant zijn, is steeds belangrijk. Hier gaat het in de eerste plaats om de school van de kinderen. Scholen verwachten betrokkenheid van ouders, wat zich vaak concreet vertaalt in de verwachting dat ouders weten wat er op school gebeurt en vlot kunnen communiceren met de school. Wanneer je ouders samenbrengt, zullen zij ook vragen met betrekking tot de opvoeding van de kinderen meebrengen. Dit krijgt een plaats in ons aanbod. De school als context Ouders leren de context school kennen. Enkele voorbeelden: - Wat gebeurt er in de klas? - Wie doet wat op school? - Welke informatiekanalen gebruikt de school? - Wat verwacht de school van ouders? Communicatie De communicatie van ouders met de school wordt ondersteund. Enkele voorbeelden: - Vragen (durven) stellen aan de juf/meester, het secretariaat, … - Briefjes lezen en invullen - Naar het oudercontact gaan - Omgaan met de schoolagenda, heen en weer schriftjes, … - Kennis van de schooltaal verhogen Opvoeden van kinderen Thema’s die de opvoeding van kinderen kunnen ondersteunen en inspelen op de vragen en interesses van ouders, krijgen ook aandacht. Enkele voorbeelden: - Huiswerkbegeleiding - Straffen en belonen (omgaan met ongewenst gedrag van je kind) - Grenzen stellen - Kinderen stimuleren in hun ontwikkeling - Structuur bieden - Spelen - Vrije tijd en sport - Waar kan je terecht met vragen? Invalshoeken De basiseducatie stimuleert de persoonlijke ontwikkeling van mensen en stelt daarbij de cursist met zijn specifieke context centraal. Op die manier komen vaak nog andere invalshoeken aan bod. Ze kunnen verschillende functies vervullen. Specifieke schoolactiviteiten Bepaalde schoolactiviteiten kunnen een aanleiding zijn om met ouders aan de slag te gaan of ze kunnen een perfecte aanvulling zijn op wat er in de oudergroep gebeurt. Zo kunnen ouders bijdragen aan het schoolfeest of een taak opnemen binnen een project in de school. Een concrete gebeurtenis maakt het leerproces vanzelfsprekender, stimuleert en schept extra leerkansen. Erkenning van interesses Inspelen op interesses van ouders zorgt voor een grotere betrokkenheid. Zo zijn ouders misschien geïnteresseerd in gezonde voeding, in ICT, in hoe hun kind zich ontwikkelt, hoe het schoolsysteem in Vlaanderen in elkaar zit; de mogelijkheden zijn eindeloos. Tegemoet komen aan specifieke noden Mogelijks hebben mensen bepaalde vaardigheden onvoldoende onder de knie om zich goed uit de slag te trekken in bijvoorbeeld de communicatie met de school. Dit kan allerlei redenen hebben. We willen niet vertrekken vanuit het probleem of vanuit wat ouders niet kunnen, maar als er zich ondersteuningsnoden opdringen, willen we die aanpakken. We denken aan taalondersteuning, werken aan spreekdurf, formulieren invullen, tijd inschatten, de weg vinden, zeker zijn van jezelf en dergelijke meer. Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen 4. Bijlagen Methodieken Het aanbod voor ouders op scholen is steeds functioneel. Dit betekent dat alle aanbod ontwikkeld wordt in functie van de zaken waarmee de ouder geconfronteerd wordt. We werken aan de hand van betekenisvolle taken en situaties. Dit vergemakkelijkt de transfer van wat geleerd wordt in de groep naar het toepassen ervan in reële situaties. Ouders leren in groep. Ze leren van elkaar en van de begeleider. Het gezamenlijk leren concentreert zich op bepaalde inhouden en vaardigheden. Daarnaast heeft het deelnemen aan de groep ongetwijfeld positieve effecten met betrekking tot het zelfbeeld en zelfvertrouwen, de communicatie met anderen, leerervaringen en motivatie om te leren. Organisatie Het aanbod voor ouders op scholen zal steeds variatie vertonen. Een cursus wordt immers “op maat” ontwikkeld, inspelend op de deelnemende ouders en op wat zich aan vragen en kansen op de school voordoet. Daarom zullen zelfs op eenzelfde school cursussen variëren. Variatie toont zich niet enkel op het vlak van inhoud, maar ook op het vlak van duur. Zowel de inhoudelijke keuzes als de organisatorische mogelijkheden op een school kunnen hierbij bepalend zijn. Een cursus wordt daarom uitgebouwd in nauw overleg met de school om te kunnen inspelen op plaatselijke noden en situatie. Zeer belangrijk voor de oudergroep is te kunnen beschikken over een goed uitgerust lokaal, dat aan alle voorwaarden voldoet om er voor een groep volwassenen een cursus te organiseren. Voor de organisatie van een oudergroep en de uitbouw van een cursus is de medewerking van de school onontbeerlijk en een gedragenheid vanuit een eventueel breder partnerschap zal het succes sterk beïnvloeden. 4. Effecten van oudergroepen op school De evaluatie van voorbije projecten brengt heel wat positieve effecten aan het licht. Dit motiveert ons tot een pleidooi om verder te investeren in de samenwerkingsverbanden met scholen. Effecten op ouders Ouders kennen het reilen en zeilen van de school beter, ze zijn meer betrokken bij wat op school gebeurt. De communicatie met de school verloopt vlotter, ouders durven gemakkelijker vragen stellen aan de juf/meester en formulieren worden beter ingevuld. Anderstaligen vergroten hun kennis van het Nederlands. Ouders geven na het volgen van een cursus aan dat ze zich sterker voelen, meer zelfvertrouwen hebben en meer inzicht hebben in de manier waarop ze met hun kinderen omgaan. De oudergroepen zorgen ook voor een toename van sociale contacten tussen ouders: ouders helpen elkaar vooruit. De banden tussen de school en het gezin worden aangehaald. Het thuis leren en studeren wordt geïntroduceerd of gestimuleerd. De onderwijsgerichtheid van ouders, één van die impliciete verwachtingen van de scholen, wordt bevorderd. Sommige deelnemers vinden hun weg naar het open aanbod van het centrum voor basiseducatie. Effecten op de kinderen De kinderen zijn fier en vinden het fijn dat hun mama of papa ook naar school komt. Kleuters zijn meer aanwezig. Kinderen ondervinden meer “steun” van thuis uit. Effecten op de leerkrachten Leerkrachten geven aan dat ze sneller aangesproken worden door ouders uit de oudergroepen en dat de communicatie in het algemeen beter verloopt. Effecten op de school De school denkt na over klare taal in zijn communicatie met ouders: briefjes worden aangepast, er worden meer inspanningen geleverd om duidelijke uitleg te geven aan ouders. Daarnaast wordt het beeld dat men heeft over laaggeschoolde ouders bijgestuurd waardoor er meer respect en geduld opgebracht wordt voor Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen 4. Bijlagen laaggeschoolde ouders. Ten aanzien van allochtone ouders ontstaat er meer openheid en raakt men (meer) geïnteresseerd in hun cultuur. 5. Anderstalige ouders Anderstalige ouders krijgen vaak te maken met de maatschappelijke verwachting Nederlands te leren in het belang van hun kind(eren) en de centra voor basiseducatie krijgen steeds meer vragen om een specifiek aanbod voor anderstalige ouders op scholen in te richten. Hieronder lichten we toe wat onze visie is op dit aanbod voor deze specifieke groep. Deze visie wijkt niet af van wat we in het algemeen stellen, we gaan wel dieper in op enkele specifieke thema’s. We hebben het over het waarderen van de thuistaal, het Nederlands als middel en competentieverhoging van het Nederlands als tweede taal. Waarderen van de thuistaal Voor de basiseducatie is het waarderen van de thuistaal van anderstalige ouders en hun kinderen een belangrijk aandachtspunt. Deze waardering draagt bij tot een positief zelfbeeld en draagt de emancipatiegedachte in zich. Mensen moeten zich niet “minder” voelen omdat ze minder goed Nederlands spreken! De thuistaal waarin men z’n gevoelens kan uitdrukken heeft een belangrijke functie in het psychisch welzijn van mensen. Een positieve benadering van de thuistaal creëert een gevoel van veiligheid. Het waarderen van de thuistaal kan in de praktijk onder meer inhouden: ouders stimuleren om allerlei activiteiten samen met hun kinderen te doen: voorlezen in eigen taal, verhalen vertellen in eigen taal, en zo meer. Op die manier wordt de ontwikkeling van een rijke thuistaal ondersteund. Hoe rijker de thuistaal, hoe gemakkelijker het voor kinderen wordt om een tweede of derde taal te leren. In het PISA-project stelt men bij leerlingen die thuis geen Nederlands spreken een duidelijke achterstand vast voor leesvaardigheid en wiskundige vaardigheden. Laaggeschoolde anderstalige ouders zullen echter als volwassene zelden een taalniveau Nederlands bereiken dat voldoende rijk is om het Nederlands als rijke thuistaal aan te bieden. Een cursus Nederlands tweede taal volgen, is dan ook geen wondermiddel om te verhelpen dat kinderen, die thuis geen Nederlands spreken, achterstand zouden oplopen. Dit doet echter geen afbreuk aan het feit dat het belangrijk is voor anderstaligen om het Nederlands als tweede taal zo goed mogelijk onder de knie te krijgen, te oefenen en te gebruiken. We informeren ouders daarnaast over het belang van de kleuterschool en willen hen op die manier aanmoedigen hun kinderen systematisch naar school te brengen. Zo krijgen ze een voldoende basis mee om met succes de lagere school aan te vatten. Het zo goed mogelijk beheersen van het Nederlands speelt hierin een belangrijke rol, maar kinderen leren in de kleuterklas veel meer dan taal. Het ontwikkelen van al die andere basiscompetenties is minstens even belangrijk. Nederlands als middel Het is belangrijk dat een school zorgt voor goede communicatie met anderstalige ouders en hen waardeert voor de inspanning om Nederlands te leren en te gebruiken. Zo getuigt het van respect wanneer de school de moeite doet om in eenvoudige taal en met voldoende geduld een gesprek in het Nederlands te voeren. Bij (moeilijkere) gesprekken, waarbij de essentie van de boodschap die de ouder of de school wil overbrengen goed moet begrepen worden, kan een tolk nodig en zinvol zijn. In onze oudergroepen wordt soms getolkt door ouders onderling en eigenlijk is er niets op tegen om - indien nodig - tolken in te schakelen. Het gaat hier immers niet centraal om NT2-leren, het gaat erom dat mensen sterker worden in hun ouder-zijn. Het gaat over vaardigheden inoefenen, over handelingsbekwaamheid, over weten waar je terecht kan met vragen, over belangrijke informatie goed begrijpen en dergelijke meer. Competentieverhoging Nederlands tweede taal In veel oudergroepen met anderstalige cursisten krijgt “Nederlands in de schoolcontext” aandacht in de cursus. In hun ouderrol is het belangrijk dat anderstaligen zoveel mogelijk Nederlands kennen om hun kinderen op school op te volgen. We willen ouders ook volop stimuleren om Nederlands te spreken en hun vaardigheden te verruimen. Op die manier wordt, wat betreft de kennis en de beheersing van het Nederlands, in oudergroepen gericht aan niveauverhoging gewerkt. Ouders krijgen er immers een taalbad NT2. Wanneer mensen een opleiding NT2 willen volgen, zullen we hen doorverwijzen naar het open aanbod van de centra voor basiseducatie waar ze via de persoonlijke leertrajectbegeleiding op hun niveau, in een homogene groep, een specifieke taalopleiding NT2 kunnen volgen. Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen 4. Bijlagen 6. Samenwerken met scholen De centra voor basiseducatie willen in samenwerking met scholen cursussen opzetten voor ouders. Dit kan zowel in samenwerking met basisscholen als met secundaire scholen. Dit aanbod heeft als doel ouders te versterken en heeft een positief preventief effect op de geletterdheid van de kinderen. In deze tekst gingen we vooral dieper in op de visie achter dit aanbod. Wat de centra voor basiseducatie precies op de scholen aanbieden kan sterk variëren in de uitwerking van dat aanbod. Steeds komen drie aspecten in meer of mindere mate aan bod: de school als context, communicatie en opvoeden van kinderen. Daarnaast hebben de begeleiders van oudergroepen op scholen aandacht voor de leervragen van de individuele cursisten in functie van de specifieke groep ouders die werd samengesteld. Het groepsleren wordt immers als methodiek gebruikt. Afhankelijk van de groep kunnen verschillende invalshoeken het aanbod bepalen. Deze invalshoeken kunnen specifieke schoolactiviteiten, het erkennen van interesses of het tegemoet komen aan specifieke noden van deelnemers zijn. Het spreekt eveneens voor zich dat de schoolcultuur van de school waarmee samengewerkt wordt het aanbod mee bepaalt. Het partnerschap tussen de school en het centrum voor basiseducatie is van groot belang. Indien dit partnerschap daarenboven door een breder samenwerkingsverband gedragen wordt, zullen de resultaten nog beter zijn. In deze tekst stonden we expliciet stil bij de speciale situatie van anderstalige ouders. Dit deden we om erop te wijzen dat ook nietanderstalige ouders het vaak niet gemakkelijk hebben om als ouder aan de verwachtingen van de school te voldoen. We vinden het daarnaast belangrijk aan te geven dat het functioneren en participeren van ouders in de schoolomgeving niet verengd mag worden tot een taalproblematiek. Hiermee willen we absoluut geen afbraak doen aan het belang van het leren van het Nederlands als tweede taal. Het Nederlands kunnen hanteren is echter een middel om te functioneren en participeren in de school en met uitbreiding de samenleving. Anderstalige ouders zijn niet de enige doelgroep voor een aanbod van de basiseducatie in samenwerking met scholen. Bijlage 1. Basiseducatie werkt samen met scholen 4. Bijlagen Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie Opleiding Samen leven AO BE 025 (Ontwerp) Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 4. Bijlagen Inhoud 1 Opleiding 1.1 Relatie opleiding – referentiekader 1.2 Inhoud 1.3 Certificering 1.4 Niveau 1.5 Duur 1.6 Plaats van de opleiding in de basiseducatie (Raamwerk) 1.7 Modules 1.8 Leertraject 2 Eindtermen van de opleiding 2.1 Cluster 1 – Socio-relationele samenleving 2.2 Cluster 3 – Socio-culturele samenleving 2.3 Cluster 4 – Lerende samenleving 2.4 Cluster 6 – Gezondheid 2.5 Cluster 9 – Politiek-juridische samenleving 2.6 Afbakening 3 Modules 3.1 Module Handelen in groep (M BE G 105) 3.1.1 Situering van de module in de opleiding 3.1.2 Instapvereisten voor de module 3.1.3 Studieduur 3.1.4 Eindtermen 3.2 Module Diversiteit (M BE G 105) 3.2.1 Situering van de module in de opleiding 3.2.2 Instapvereisten voor de module 3.2.3 Studieduur 3.2.4 Eindtermen 3.3 Module Opvoeden (M BE 107) 3.3.1 Situering van de module in de opleiding 3.3.2 Instapvereisten voor de module 3.3.3 Studieduur 3.3.4 Eindtermen 3.4 Module Vrije tijd (M BE 108) 3.4.1 Situering van de module in de opleiding 3.4.2 Instapvereisten voor de module 3.4.3 Studieduur 3.4.4 Eindtermen 3.5 Module Communiceren (M BE G 085) 3.5.1 Situering van de module in de opleiding 3.5.2 Instapvereisten voor de module 3.5.3 Studieduur 3.5.4 Eindtermen Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 4. Bijlagen 1 Opleiding 1.1 Relatie opleiding – referentiekader De opleiding Maatschappijoriëntatie Samen leven is opgebouwd aan de hand van een relevante selectie van eindtermen uit de Matrix MO (zie deel 2). Deze matrix bevat de eindtermen die werden ontwikkeld voor het leergebied Maatschappijoriëntatie in de basiseducatie. De eindtermen MO zijn gebaseerd op volgende referentiekaders: Lager onderwijs 1ste graad so A-stroom 1ste graad so B-stroom ET wereldoriëntatie (versie 01/09/2010) Vakoverschrijdende ET (versie 01/09/2010) ET geschiedenis ET aardrijkskunde ET natuurwetenschappen (versie 01/09/2010) ET techniek (versie 01/09/2010) OD MAVO OD natuurwetenschappen (versie 01/09/2010) OD techniek (versie 01/09/2010) Voor de afbakening van de eindtermen voor de basiseducatie werden de descriptorelementen van de Vlaamse kwalificatiestructuur gehanteerd. Het geheel van de eindtermen van de basiseducatie situeert zich op niveau VKS 2. De afbakening van de geselecteerde eindtermen voor deze opleiding wordt zowel in deel 2 als in deel 3 weergegeven. De opleiding samen leven voorziet een aantal dwarsverbindingen met andere opleidingen in het leergebied Maatschappijoriëntatie in de vorm van gemeenschappelijke modules. Zo komt de module Handelen in groep eveneens voor in de opleiding Rechten en plichten. De module Diversiteit is terug te vinden in de opleiding Actualiteit en geschiedenis en de opleiding Omgaan met veranderingen. De module Communiceren is gemeenschappelijk met de opleidingen Communicatie en Gezondheid. Deze bruggetjes zijn er om cursisten te stimuleren andere opleidingen in het leergebied Maatschappijoriëntatie aan te vatten en het verband tussen de verschillende opleidingen duidelijk te maken. 1.2 Inhoud De opleiding Samen leven gaat over samen leven in de meest brede betekenis. Ten eerste zijn er in deze opleiding twee basismodules: Handelen in groep en Diversiteit. De module Handelen in groep focust op sociale samenhang, democratisch handelen en solidariteit. De tweede module, Diversiteit, doet cursisten stilstaan bij de verschillen en gelijkenissen tussen mensen. De cursist leert diversiteit tussen mensen appreciëren en ermee omgaan. In beide modules krijgt communicatie heel wat aandacht. Daarnaast kiest de cursist één van de drie keuzemodules: Opvoeden, Vrije tijd of Communiceren. De eerste module richt zich naar cursisten die vanuit de rol opvoeder de opleiding volgen. Het exploreren van opvoedkundige vaardigheden is hierin het belangrijkste doel. De module vrije tijd richt zich meer op de rol vrijetijdsbesteder, al kan deze module zeker even interessant zijn vanuit het perspectief van werkenden of cursisten met andere rollen. Het organiseren van de vrije tijd staat hier voorop. De laatste keuze module is de module Communiceren. Deze module laat cursisten toe hun communicatieve vaardigheden die essentieel zijn in de basismodules te versterken en te verdiepen. De combinatie van elk van de drie keuzemodules met de twee basismodules leidt naar het certificaat van de opleiding. De verschillende leerwegen zijn immers evenwaardig. 1.3 Certificering De opleiding leidt tot het certificaat “MO – Samen leven” in de basiseducatie. 1.4 Niveau Basiseducatie Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 4. Bijlagen 1.5 Duur 90 lestijden 1.6 Plaats van de opleiding in de basiseducatie (Raamwerk) Opleiding Code Lestijden Niveau Referentiekader Informatie- en communicatietechnologie (ICT) Nederlands (NT1) Nederlands voor anderstaligen (NT2) Alfabetisering in het Nederlands voor anderstaligen (NT2 Alfa) Frans: opstap talen Frans: opstap TKO Engels: opstap talen Engels: opstap TKO Latijns schrift R1 Maatschappijoriëntatie – Voortraject Ervarings-deskundige in de Armoede en Sociale Uitsluiting (EDAS) Wiskunde – Maatschappelijk functioneren Wiskunde – Maatschappelijk participeren Wiskunde – Doorstroom AO BE 001 190 SO1 VOET ICT AO BE 002 AO BE 003 600 480 SO1 R1 AO BE 004 960 R1 AO BE 011 AO BE 012 AO BE 013 AO BE 014 AO BE 015 AO BE 016 80 120 80 120 180 420 R1 R1 R1 R1 R1 SO1 AO BE 017 360 BaO AO BE 018 450 BaO AO BE 019 630 SO1 Maatschappijoriëntatie – Communicatie Maatschappijoriëntatie – Gezondheid Maatschappijoriëntatie – Mobiliteit Maatschappijoriëntatie – Huishouding Maatschappijoriëntatie – Techniek Maatschappijoriëntatie – Samen leven Maatschappijoriëntatie – Actualiteit en geschiedenis Maatschappijoriëntatie – Cultuur Maatschappijoriëntatie – Rechten en plichten Maatschappijoriëntatie – Omgaan met veranderingen Maatschappijoriëntatie – Levenslang en levensbreed leren Maatschappijoriëntatie – Doorstroom Maatschappijoriëntatie – Werk AO BE 020 120 SO1 Matrix Wiskunde BE Matrix Wiskunde BE Matrix Wiskunde BE Matrix ET MO AO BE 021 90 SO1 Matrix ET MO AO BE 022 AO BE 023 90/105 90 SO1 SO1 Matrix ET MO Matrix ET MO AO BE 024 90 SO1 Matrix ET MO AO BE 025 90 SO1 Matrix ET MO AO BE 026 105 SO1 Matrix ET MO AO BE 027 AO BE 028 120 90 SO1 SO1 Matrix ET MO Matrix ET MO AO BE 029 90 SO1 Matrix ET MO AO BE 030 90 SO1 Matrix ET MO AO BE 031 360 SO1 Matrix ET MO AO BE 032 120 SO1 Matrix ET MO Reglementering Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 4. Bijlagen 1.7 Modules Naam Handelen in groep Diversiteit Opvoeden Vrije tijd Communiceren Code M BE G 105 M BE G 106 M BE 107 M BE 108 M BE G 085 1.8 Leertraject 30 30 Handelen In groep Opvoeden 30 30 1/3 Vrije tijd Diversiteit 30 Communiceren Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven BE – MO Samenleven 90 Lt Lestijden 30 30 30 30 30 4. Bijlagen 2 Eindtermen van de opleiding 2.1 Cluster 1 – Socio-relationele samenleving BE 025 ET 001 BE 025 ET 002 BE 025 ET 003 BE 025 ET 004 BE 025 ET 005 BE 025 ET 006 BE 025 ET 008 BE 025 ET 009 BE 025 ET 014 BE 025 ET 015 BE 025 ET 018 BE 025 ET 019 BE 025 ET 022 BE 025 ET 023 BE 025 ET 024 De cursist illustreert verbale en non-verbale communicatie illustreert het objectief en subjectief waarnemen toetst eigen interpretaties aan die van anderen drukt zich uit in de ik-vorm luistert actief uit feedback gebruikt een geschikte communicatievorm stelt open vragen uit onbevangen en constructief zijn wensen en gevoelens binnen communiceren en stelt en aanvaardt hierin grenzen erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in communiceren leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten exploreert opvoedkundige vaardigheden toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen 2.2 Cluster 3 – Socio-culturele samenleving BE 025 ET 048 BE 025 ET 049 BE 025 ET 050 BE 025 ET 051 BE 025 ET 054 BE 025 ET 059 BE 025 ET 060 BE 025 ET 061 BE 025 ET 062 De cursist gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan feiten en andere meningen illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit leidt uit historische en actuele voorbeelden af wat de gevolgen zijn van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie toont aan dat cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen informeert zich over mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden plant en organiseert zijn vrije tijd maakt gebruik van maatschappelijke diensten en/of instellingen m.b.t. vrije tijd 2.3 Cluster 4 – Lerende samenleving BE 025 ET 091 De cursist evalueert de manier waarop hij op basis van behoeften, kwaliteiten, beperkingen en waarden een aanbod heeft geselecteerd 2.4 Cluster 6 – Gezondheid BE 025 ET 132 De cursist zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 4. Bijlagen 2.5 Cluster 9 – Politiek-juridisch samenleving BE 025 ET 166 BE 025 ET 170 BE 025 ET 173 BE 025 ET 174 BE 025 ET 176 De cursist zet zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen illustreert hoe een democratisch beleid het algemeen belang nastreeft en rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende betrokkenen weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af past inspraak, participatie en besluitvorming toe neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd 2.6 Afbakening Kennis - Informatie, concrete en rudimentaire begrippen en standaardprocedures uit het domein van de maatschappelijke geletterdheid begrijpen; Vaardigheden - Informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; - Een geselecteerd aantal courante procedures bij het uitvoeren van taken toepassen; - Voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen; Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven Context - Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; Autonomie - Met ondersteuning; Verantwoordelijkheid - Verantwoordelijkheid opnemen voor de gestelde handelingen; 4. Bijlagen 3 Modules 3.1 Module Handelen in groep (M BE G 105) 3.1.1 Situering van de module in de opleiding De cursist ervaart in de module Handelen in groep hoe in groep een doel nagestreefd wordt. In de groep zet de cursist zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen. Hij weegt belangen op korte en lange termijn af. Communicatie wordt in deze module beschouwd binnen een breder geheel van sociale samenhang, democratisch handelen en solidariteit. Gelijkwaardigheid, afspraken en regels zijn ook thema’s in de module. De cursist leert daarnaast om te gaan met ideeën, standpunten en belangen van verschillende mensen. In deze module, ten slotte, wordt het groepsproces doorleefd, vormgegeven en geëvalueerd. 3.1.2 Instapvereisten voor de module Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. 3.1.3 Studieduur 30 lestijden 3.1.4 Eindtermen Module Handelen in groep De cursist kan gebruikt een geschikte communicatievorm erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in communiceren illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit zet zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen illustreert hoe een democratisch beleid het algemeen belang nastreeft en rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende betrokkenen weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af past inspraak, participatie en besluitvorming toe Afbakening Kennis - Informatie, concrete en rudimentaire begrippen en standaardprocedures uit het domein van de maatschappelijke geletterdheid begrijpen; Vaardigheden - Informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; - Een geselecteerd aantal courante procedures bij het uitvoeren van taken toepassen; - Voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen; M BE G 105 BE 025 ET 008 BE 025 ET 015 BE 025 ET 050 BE 025 ET 166 BE 025 ET 170 BE 025 ET 173 BE 025 ET 174 Context - Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; Autonomie - Met ondersteuning; Verantwoordelijkheid - Verantwoordelijkheid opnemen voor de gestelde handelingen; Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 4. Bijlagen 3.2 Module Diversiteit (M BE G 106) 3.2.1 Situering van de module in de opleiding In de module Diversiteit staat het respectvol omgaan met verschillen tussen mensen en levensopvattingen centraal. Het gaat over verkennen en reflecteren. De cursist toetst zijn mening aan feiten en andere meningen. Hij oefent respect tonen en opbrengen in de praktijk. Hij leert vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik herkennen. Aan de hand van actuele en historische voorbeelden gaat het over de gevolgen van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie. Er is ook aandacht voor sociale samenhang en solidariteit. Daarnaast komt de multiculturele samenleving ter sprake. De cursist leert in deze module hoe cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen. 3.2.2 Instapvereisten voor de module Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. 3.2.3 Studieduur 30 lestijden 3.2.4 Eindtermen Module Diversiteit De cursist herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan feiten en andere meningen illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit leidt uit historische en actuele voorbeelden af wat de gevolgen zijn van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie toont aan dat cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen Afbakening Kennis - Informatie, concrete en rudimentaire begrippen en standaardprocedures uit het domein van de maatschappelijke geletterdheid begrijpen; Vaardigheden - Informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; - Een geselecteerd aantal courante procedures bij het uitvoeren van taken toepassen; - Voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen; Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven M BE G 106 BE 025 ET 019 BE 025 ET 048 BE 025 ET 049 BE 025 ET 050 BE 025 ET 051 BE 025 ET 054 Context - Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; Autonomie - Met ondersteuning; Verantwoordelijkheid - Verantwoordelijkheid opnemen voor de gestelde handelingen; 4. Bijlagen 3.3 Module Opvoeden (M BE 107) 3.3.1 Situering van de module in de opleiding De cursist exploreert in de module Opvoeden verschillende opvoedkundige vaardigheden. Hij leert in deze module kinderen en jongeren te stimuleren in hun ontwikkelen. De module gaat in op zorg en allerlei activiteiten voor kinderen en jongeren. De cursist leert daarnaast meer over de schoolloopbaan van kinderen en hoe hij dit kan ondersteunen. Hij neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd. In deze module staat het gebruiken van een geschikte communicatievorm voorop. 3.3.2 Instapvereisten voor de module Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. 3.3.3 Studieduur 30 lestijden 3.3.4 Eindtermen Module Opvoeden De cursist gebruikt een geschikte communicatievorm stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten exploreert opvoedkundige vaardigheden toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd Afbakening Kennis - Informatie, concrete en rudimentaire begrippen en standaardprocedures uit het domein van de maatschappelijke geletterdheid begrijpen; Vaardigheden - Informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; - Een geselecteerd aantal courante procedures bij het uitvoeren van taken toepassen; - Voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen; M BE 107 BE 025 ET 008 BE 025 ET 022 BE 025 ET 023 BE 025 ET 024 BE 025 ET 176 Context - Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; Autonomie - Met ondersteuning; Verantwoordelijkheid - Verantwoordelijkheid opnemen voor de gestelde handelingen; Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 4. Bijlagen 3.4 Module Vrije tijd (M BE 108) 3.4.1 Situering van de module in de opleiding De module Vrije tijd gaat over allerlei vormen van vrijetijdsbesteding. De cursist leert zich op verschillende manieren te informeren. Hij maakt kennis met maatschappelijke diensten en instellingen in het kader van vrije tijd. Er is aandacht voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning. De cursist oefent het plannen en organiseren van vrije tijd. Hij leert activiteiten te kiezen op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden. Ten slotte evalueert hij die keuzes. 3.4.2 Instapvereisten voor de module Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. 3.4.3 Studieduur 30 lestijden 3.4.4 Eindtermen Module Vrije tijd De cursist informeert zich over mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden plant en organiseert zijn vrije tijd maakt gebruik van maatschappelijke diensten en/of instellingen m.b.t. vrije tijd evalueert de manier waarop hij op basis van behoeften, kwaliteiten, beperkingen en waarden een aanbod heeft geselecteerd zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning Afbakening Kennis - Informatie, concrete en rudimentaire begrippen en standaardprocedures uit het domein van de maatschappelijke geletterdheid begrijpen; Vaardigheden - Informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; - Een geselecteerd aantal courante procedures bij het uitvoeren van taken toepassen; - Voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen; Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven M BE 108 BE 025 ET 059 BE 025 ET 060 BE 025 ET 061 BE 025 ET 062 BE 025 ET 091 BE 025 ET 132 Context - Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; Autonomie - Met ondersteuning; Verantwoordelijkheid - Verantwoordelijkheid opnemen voor de gestelde handelingen; 4. Bijlagen 3.5 Module Communiceren (M BE G 085) 3.5.1 Situering van de module in de opleiding De module Communiceren behandelt de basisprincipes van communicatie. Het gaat over verbale en nonverbale communicatie en over objectief en subjectief waarnemen. De cursist vertrekt vanuit de eigen ervaring, maar hij leert de eigen interpretaties aftoetsen aan anderen. De cursist kan daarnaast in verschillende situaties de basisprincipes van communicatief handelen in de praktijk brengen: open vragen stellen, actief luisteren en feedback uiten. In verschillende persoonlijke relaties leert hij een geschikte communicatievorm te gebruiken en respectvol om te gaan met verschillen tussen mensen en levensopvattingen. 3.5.2 Instapvereisten voor de module Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. 3.5.3 Studieduur 30 lestijden 3.5.4 Eindtermen Module Communiceren De cursist illustreert verbale en non-verbale communicatie illustreert het objectief en subjectief waarnemen toetst eigen interpretaties aan die van anderen drukt zich uit in de ik-vorm luistert actief uit feedback gebruikt een geschikte communicatievorm stelt open vragen uit onbevangen en constructief zijn wensen en gevoelens binnen relaties en stelt en aanvaardt hierin grenzen leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen Afbakening Kennis - Informatie, concrete en rudimentaire begrippen en standaardprocedures uit het domein van de maatschappelijke geletterdheid begrijpen; Vaardigheden - Informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; - Een geselecteerd aantal courante procedures bij het uitvoeren van taken toepassen; - Voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen; M BE G 085 BE 025 ET 001 BE 025 ET 002 BE 025 ET 003 BE 025 ET 004 BE 025 ET 005 BE 025 ET 006 BE 025 ET 008 BE 025 ET 009 BE 025 ET 014 BE 025 ET 018 BE 025 ET 048 Context - Handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, eenvoudige, toegankelijke, meestal vertrouwde, courante contexten waarin een beperkt aantal factoren verandert; Autonomie - Met ondersteuning; Verantwoordelijkheid - Verantwoordelijkheid opnemen voor de gestelde handelingen; Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 4. Bijlagen Bijlage 3. Sleuteldoelen* basiseducatie 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 Communicatief vermogen brengt belangrijke elementen van communicatief handelen in praktijk Creativiteit ontwikkelt oplossingen en voert ze uit Doorzettingsvermogen blijft, ondanks moeilijkheden, een doel nastreven Empathie houdt rekening met de situatie, opvattingen en emoties van anderen Esthetische bekwaamheid ervaart schoonheid creëert schoonheid Exploreren benut leerkansen in diverse situaties verwerft en verwerkt informatie Flexibiliteit gaat om met wisselende eisen en omstandigheden Kritisch denken stelt gegevens, handelwijzen ter discussie weegt alternatieven af en maakt een bewuste keuze benadert onderwerpen vanuit verschillende invalshoeken Mediawijsheid gebruikt alert en kritisch ICT en media Numeriek vermogen hanteert numerieke gegevens Open en constructieve houding staat open voor nieuwe ontwikkelingen en veranderingen neemt initiatief Respect gedraagt zich respectvol handelt discreet in situaties die dat vereisen Samenwerken draagt bij tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen evalueert de samenwerking en de resultaten ervan Verantwoordelijkheid neemt verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in relaties met anderen en in de samenleving Zelfbeeld evalueert de eigen sterke en zwakke punten toont een eigen identiteit als authentiek individu, behorend tot verschillende groepen verbetert eigen leren en presteren Zelfredzaamheid doet een beroep op maatschappelijke diensten en instellingen maakt gebruik van de gepaste kanalen om zijn vragen, problemen, ideeën of meningen kenbaar te maken Zorgvuldigheid stelt kwaliteitseisen aan het eigen werk en aan dat van anderen Zorgzaamheid gaat om met verscheidenheid draagt zorg voor de toekomst van zichzelf en van de ander * Bijlage 2. Opleidingsprofiel MO Samen leven 4. Bijlagen Bijlage 4. Achtergrond Op de website van Kind en gezin staat heel wat informatie over taalondersteuning en meertaligheid: http://www.kindengezin.be/ontwikkeling/taal-en-communicatie/belang-van-taal/ De Vlor deed een onderzoek naar de relatie gezin en school: http://www.vlor.be/publicatie/gezin-en-school-de-kloof-voorbij-de-grens-gezet Sanders, M.R., Markie-Dadds, C. & Turner, K.M.T. (1996) Positief Ouderschap. Triple P voor iedere ouder. Milton : Triple P International Pty. Ltd. Pardoen, J. & Pijpers, R. (2006). Mijn kind online. Hoe begeleid je je kind op Internet? Amsterdam : Uitgeverij SWP Sloot, E. (2005). WIJ kent geen kleur. Opvoeden in twee culturen. Amsterdam: SWP. Bijlage 4. Achtergrondliteratuur 4. Bijlagen Bijlage 5. Interessante materialen voor in de les - Dvd’s: Ouders actief, Nog een keer, De voorleesvogel - Presentatie: Kijk wat ik al kan: http://www.ond.vlaanderen.be/basisonderwijs/kleuterparticipatie/professional/campagne_20112012/ - CD’s met ingelezen kleuterboeken - Project Thuis op school voor ouders van kinderen in 3de kleuter en 1ste leerjaar, van Odicé - Meertalige kinderboekjes Nic Nac - Beloningsdobbelsteen (Klasse) - Stoplicht (Klasse): welk gedrag kan wel/niet - Waarden en normenspel - Kwaliteitenspel + kinderkwaliteitenspel - Klasse voor ouders (filmpjes : vb. groei mee) - Dvd Speelkasteel (doorgeven aan Vocvo om te bestellen schoolopbouwwerk - Maasmechelen - Klasse voor ouders: klik en print: schermtijdplan, vragen bij oudercontact, …. - De ontwikkelingsschijf - Opvoedspel ‘Maak het mee’ van de provincie Limburg = een vragen- en stellingenspel voor een groep van 8 tot 15 ouders. De vragen en stellingen zijn onderverdeeld in 6 categorieën nl. school / thuis / vrienden / vrije tijd / familie & buurt. Janssen, H. (2006). Opvoeden & zo. Draaiboek voor een oudercursus. Utrecht: NIZW. Vaste onderdelen: dvd vooraan in de map, 48 geplastifieerde kaarten, kopieerbladen Begeleidend materiaal: Vertaalde DVD (Turks, Berber, Marokkaans-Arabisch, Papiamento) en vertaalde oudermaterialen Wablieftboek: Bosmans, W. (2009). Opvoeden van A tot Z. Antwerpen: Manteau. Plichart, I. & Barki, F. (red.) (2010). Wablieft: de duidelijkste krant over opvoeden. Mechelen: Wablieft. De Bruyn, N. (2005). Peuter in zicht! Oudercursus over het opvoeden van peuters. Utrecht: NIZW. Brandwijk, A. Waarde(n)vol Opvoeden. Een themapakket voor bijeenkomsten met ouders van kinderen van 0-12 jaar over waarden en normen in de opvoeding Brandwijk, A. & de Wit, J. (2010). Dit ben ik! Themapakket over zelfbeeld en zelfvertrouwen. Eindhoven : TOP-punt, producthuis themamaterialen opvoeden en opgroeien Burggraaff-Huiskens, M., Bontje, M. & Bosscher, J. (2004). Het Schoolkind. Gelderland : Spectrum Gerrickens, P., Verstege, M. & van Dun, Zjev. (2006). Opvoedingsspel. 's-Hertogenbosch : Gerrickens training & advies Averroès Stichting. (2001). Taaltalent. Taalstimulering van meertalige kinderen. Eindhoven: Averroès Stichting. De Blauw, A. Pak eens een knuffel vier ouderworkshops over taalstimulering. Thuistaal Limburg : Steunpunt Opvoedingsondersteuning Bijlage 4. Achtergrond 4. Bijlagen Bijlage 6. Tabel met leeractiviteiten en leerplandoelen 1.1 1.2 1.3 1.4 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3.1 3.2 3.3 3.4 erkent het bestaan van gezagsverhoudingen en het belang van gelijkwaardigheid, afspraken en regels in communiceren illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit zet zich actief en opbouwend in voor de eigen rechten en die van anderen illustreert hoe een democratisch beleid het algemeen belang nastreeft en rekening houdt met ideeën, standpunten en belangen van verschillende betrokkenen weegt verschillende belangen op korte en lange termijn af past inspraak, participatie en besluitvorming toe 015 050 166 170 173 174 BE 025 ET … 008 De cursist … gebruikt een geschikte communicatievorm Module handelen in groep (M BE G105) In beeld brengen van de verkeerssituatie van de school. Posters maken om kinderen en ouders aan te moedigen om te voet of met de fiets naar school te komen. Een verkeersparcours aanleggen zodat de kinderen op de fiets de verkeersregels kunnen oefenen op de speelplaats. Een verkeersdag organiseren waarbij de politie langskomt en de kinderen (en de ouders) inlicht over veiligheid in het verkeer. De huidige speelplaats beschrijven. Bevragen van leerkrachten en directie. Een tekenwedstrijd organiseren om na te gaan hoe hun droomspeelplaats eruit ziet. Een plan maken voor een vernieuwde speelplaats. Het plan voor een vernieuwde speelplaats voorstellen aan de directie. Nadenken over positieve en negatieve aspecten van de school. Een lid van de ouderraad komt op bezoek en geeft uitleg over de ouderraad. Oefenen van overleg- en vergadertechnieken. Bezoek aan de ouderraad. Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten 4. Bijlagen 1.1 1.2 1.3 1.4 2.1 2.2 2.3 3.1 3.2 3.3 De taakverdeling in het gezin bespreken (met aandacht voor gender). Bespreken van verschillende samenlevingsvormen. Aan de hand van een “echt probleem” praten over pesten om uiterlijke redenen. Ga aan de slag met luistersproojes en kinderliedjes. Speel een (kinder)kwaliteitenspel. In kaart brengen welke talenten / intelligentie je kind heeft. In kaart brengen van de sociale vaardigheden van de kinderen. Cursisten vertellen over de school in hun land van herkomst en vergelijken die met de school hier. Vergelijken van klaspraktijken van vroeger en nu. Vergelijken van beleving die cursisten zelf hebben met het onderwijs en de beleving die hun kinderen hebben met het onderwijs. Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten 054 051 050 049 gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen toetst zijn mening over verschillen tussen mensen en levensopvattingen aan feiten en andere meningen illustreert het belang van sociale samenhang en solidariteit leidt uit historische en actuele voorbeelden af wat de gevolgen zijn van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie toont aan dat cultuur een impact heeft op voelen, denken en handelen 048 BE 025 ET … 019 De cursist … herkent vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik Module diversiteit (M BE G106) 4. Bijlagen 1.1 1.2 1.3 1.4 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten exploreert opvoedkundige vaardigheden toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd 022 023 024 176 gebruikt een geschikte communicatievorm BE 025 ET … 008 De cursist … Module opvoeden (M BE 107) Bespreken hoe je met positief gedrag kan omgaan: belonen. Bespreken hoe je met negatief gedrag kan omgaan: negeren en bestraffen. Bedenk met cursisten tussenstappen om kinderen nieuw gedrag aan te leren. Brainstormen over (huishoudelijke) activiteiten waarbij kinderen kunnen helpen. Benoemen, omschrijven en illustreren van de vier basisgevoelens: blij, bang, boos en verdrietig. Een klas-enquête houden over slapen. Een collage maken van de actieve voedingsdriehoek. Een verjaardagsfeestje voor je kind en enkele vriendjes organiseren. Oefenen om een gezondheidsprobleem te melden aan de juf. Bespreken wat de school doet op het vlak van welzijn. Beeldmateriaal tonen om te illusteren hoe taal gestimuleerd kan worden. Kies met de cursisten uit een waaier boeken geschikte boekjes voor hun kind Samen oefenen in voorlezen (ieder in de eigen taal). Met foto’s illustreren hoe een kind een nieuw begrip leert. Leer samen met en van de cursisten liedjes en achterhaal hoe dat de taalontwikkeling stimuleert. Bespreken in welke taal of talen de cursisten hun kinderen opvoeden. Bespreek hoe je ook het Nederlands van je kind kan stimuleren. Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 Aan de hand van structuurkaarten (Klasse) zicht krijgen op het eigen ochtend- en avondritueel. Ouders vergelijken hoe zij hun kinderen ondersteunen bij het maken van huiswerk. Een ideeënbokaal aanleggen met leuke activiteiten voor tijdens de vakantie. Een weekplanning maken om met de kinderen vooruit te kijken naar de komende week. Een plattegrond van je huis tekenen en aanduiden welke plaatsen dienen om te spelen, om huiswerk te maken, … 5.1 5.2 5.3 5.4 Bespreek met de cursisten wat een oudercontact is. Vragen voorbereiden voor het oudercontact. “Vragen stellen op het oudercontact” oefenen in een rollenspel. Met de cursisten bespreken hoe het oudercontact geweest is. 6.1 Verschillen in kaart brengen tussen crèche / peutertuin / kleuterklas / lagere school / secundair onderwijs. Waarom kozen de cursisten de school waar hun kinderen nu zitten? Groepsgesprek over hoe kiezen tussen scholen. Bespreken wat je kan doen als het niet vanzelf gaat op school. Bijzonder onderwijs vergelijken met “gewoon” onderwijs en inclusief onderwijs. 6.2 6.3 6.4 7.1 7.2 Afspraken maken met de cursistengroep. Informatie opzoeken in het schoolreglement. 8.1 Foto’s uit verschillende klassen van kleuter tot secundair rangschikken en ordenen. Informatie over verschillende secundaire scholen in de buurt opzoeken op internet. Op een schematische voorstelling van de school de foto’s van de kinderen van de cursisten op de juiste plaats leggen. Op een plattegrond van de school de verschillende lokalen op de school aanduiden. 8.2 8.3 8.4 Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten stimuleert de ontwikkeling van kinderen en jongeren door zorg en activiteiten exploreert opvoedkundige vaardigheden toont betrokkenheid bij de schoolloopbaan van kinderen neemt verantwoordelijkheid op voor kinderen die aan zijn gezag zijn toevertrouwd 022 023 024 176 gebruikt een geschikte communicatievorm BE 025 ET … 008 De cursist … 4. Bijlagen 4. Bijlagen 1.1 1.2 1.3 1.4 2.1 2.2 2.3 2.4 3.1 3.2 3.3 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 132 091 062 061 kiest een vorm van vrijetijdsbesteding op basis van eigen interesses, mogelijkheden en waarden plant en organiseert zijn vrije tijd maakt gebruik van maatschappelijke diensten en/of instellingen m.b.t. vrije tijd evalueert de manier waarop hij op basis van behoeften, kwaliteiten, beperkingen en waarden een aanbod heeft geselecteerd zorgt dagelijks voor een evenwicht tussen rust en beweging, werk en ontspanning 060 BE 025 ET … 059 De cursist … informeert zich over mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding Module vrije tijd (M BE 108) Discussiëren over stellingen i.v.m. spelen Speelgoed indelen in soorten spelen Gaan kijken in de klas hoe het materiaal geordend wordt en hoe de klasinrichting er uit ziet. Gaan kijken wat kinderen in de kleuterklas doen. Spelen is leren! De vrije tijd van de kinderen plannen (kan met een takenbord). Bespreken van de structuur van een dag voor de kinderen. Oefenen met agenda om jaarplanning te maken. Nadenken over hoe je verstandig om kan gaan met media (internet, games, tv, enz). Zich informeren over sportmogelijkheden* in de buurt. Bespreken hoe je in samenspraak met je kind een geschikte sport* kan kiezen voor hem/haar. Bezoeken van een sportvereniging* en je informeren over praktische aangelegenheden. Opzoeken van uren van openbaar vervoer. Een routekaart maken als voorbereiding van een uitstap. Nadenken over veiligheid in het verkeer. Bespreken van voor- en nadelen van vervoersmiddelen. Onderwegspelletjes spelen met cursisten. * dit kan ook over andere vormen van vrijetijdsbesteding gaan: bibliotheek, het cultuurcentrum, de muziekschool, de tekenacademie, de vrijetijdsbeurs, de kinderboerderij, de opvoedingswinkel, de spelotheek, de jeugdbeweging, de speelpleinwerking … Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten 4. Bijlagen 1.1 1.2 1.3 1.4 De cursist… illustreert verbale en non-verbale communicatie illustreert het objectief en subjectief waarnemen toetst eigen interpretaties aan die van anderen drukt zich uit in de ik-vorm luistert actief uit feedback gebruikt een geschikte communicatievorm stelt open vragen uit onbevangen en constructief zijn wensen en gevoelens binnen relaties en stelt en aanvaardt hierin grenzen leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren gaat respectvol om met verschillen tussen mensen en levensopvattingen BE 025 ET … 001 002 003 004 005 006 008 009 014 018 048 Module communiceren (M BE G085) Een stappenplan maken om te informeren naar een verloren voorwerp. Oefenen om een kind ziek te melden. Notities schrijven in de agenda van de kinderen. Oefenen om een probleem te bespreken met de juf. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 Brieven van de school sorteren. Antwoordstrookjes invullen. Het rapport lezen en begrijpen Doel en nut van de agenda bespreken. De website van de school bezoeken. 3.1 Opsommen met wie je een afspraak kan maken. Afspraken maken, afzeggen en verplaatsen oefenen. Bespreken wanneer en hoe je een afspraak kan afzeggen. Afspraken noteren in een agenda. 3.2 3.3 3.4 4.1 4.2 Informele gesprekken doen in de groep of in groepjes. Nadenken met wie, waarover en hoe je op school kan praten. Bijlage 6. Tabel met leerplandoelen en leeractiviteiten 4. Bijlagen Bijlage 7. Tabel met thema’s en sleuteldoelen Module Handelen in groep (M BE G105) Thema 1 Verkeersproject Thema 2 Speelplaatsproject Thema 3 Ouderparticipatie Diversiteit (M BE G106) Thema 1 Verschillende mensen Thema 2 Talenten Thema 3 School hier en ginder / vroeger en nu Opvoeden (M BE 107) Thema 1 Autonomie ondersteunen Thema 2 Welzijn van je kind Thema 3 Taalstimulering Thema 4 Structuur Thema 5 Oudercontact Thema 6 Keuzes maken Thema 7 Schoolreglement Thema 8 Organisatie van het onderwijs Vrije tijd (M BE 108) Thema 1 Spelen Thema 2 Planning Thema 3 Bezoek aan… Thema 4 Slim op weg Communiceren (M BE G085) Thema 1 Berichten en boodschappen voor de school Thema 2 Brieven en rapporten van de school Thema 3 Afspraken Thema 4 Informele praatjes op school Bijlage 7. Thema’s en leergebiedoverschrijdende eindtermen Sleuteldoelen 01, 03, 13, 14 02, 05, 11 10, 11, 15 01, 04, 09, 13 08, 12, 15 01, 06, 07, 13 02, 07, 08 12, 14, 15, 18 05, 09, 16 02, 05, 07 03, 10 08, 11 03, 04, 17 08, 09, 13 04, 06, 10, 11 02, 09, 10, 13 01, 03, 06, 18 10, 14, 16, 18 13, 15, 16, 17 03, 10, 16 03, 10, 11 06, 11, 12 Bijlage 8. Thema’s en taalgebruikssituaties uit het leerplan NT2 school en ouders Module Handelen in groep (M BE G105) Thema 1 Verkeersproject Thema 2 Speelplaatsproject Thema 3 Ouderparticipatie Taalgebruikssituatie (12) Deelnemen aan activiteiten voor ouders (schoolfeest, opendeurdag, openklasdag) (12) Deelnemen aan activiteiten voor ouders (schoolfeest, opendeurdag, openklasdag) (12) Deelnemen aan activiteiten voor ouders (schoolfeest, opendeurdag, openklasdag) Diversiteit (M BE G106) Thema 1 Verschillende mensen Thema 2 Talenten Thema 3 School hier en ginder / vroeger en nu Opvoeden (M BE 107) Thema 1 Autonomie ondersteunen Thema 2 Welzijn van je kind Thema 3 Thema 4 Thema 5 Structuur Oudercontact Keuzes maken Thema 6 Schoolreglement Thema 7 Organisatie van het onderwijs Thema 8 Taalstimulering Vrije tijd (M BE 108) Thema 1 Spelen Thema 2 Planning Thema 3 Bezoek aan… Thema 4 Slim op weg Communiceren (M BE G085) Berichten en boodschappen voor de Thema 1 school Thema 2 Brieven en rapporten van de school Thema 3 Afspraken Thema 4 Informele praatjes op school (11) Het fysieke en psychosociale welzijn van je kind opvolgen (06) Het huiswerk van je kind opvolgen (08) Deelnemen aan oudercontacten (01) Je kind inschrijven op school (14) Inzicht hebben in de schoolstructuur en de regels op school (10) De adviezen van de school of het CLB in verband met extra ondersteuning, studiekeuze, doorverwijzing, ... begrijpen (03) Het eten en drinken van je kind op school regelen (04) De schoolreis, bos- of zeeklassen en andere klasuitstappen opvolgen (09) De verplaatsing van en naar school en opvang regelen voor je kind (13) De afwezigheid van je kind op school melden of opvolgen (02) Schoolgerief aankopen en materiaal meegeven met je kind (05) De rapporten en agenda van je kind opvolgen (7) Informele gesprekken voeren met de leerkracht en andere ouders Bijlage 8. Thema’s en taalgebruikssituaties uit het leerplan NT2 School en ouders