Deze tekst is geschreven door Karin Lassche en is een voorbeeld van werk uit haar portfolio. Voor meer informatie: www.karinlassche.nl Hormonen: de chemie van het lichaam Waardoor trekken we wit weg als we angstig zijn? Waarom gaat het hart sneller kloppen bij stress? Hoe kan het dat er melk komt uit een moederborst zodra een pasgeboren baby eraan zuigt? In al deze gevallen zijn hormonen de aanstichters. Het begrip ‘hormonen’ is nog maar honderd jaar oud. In 1902 ontdekten twee onderzoekers van het University College London dat bepaalde cellen in de darmwand een stof aanmaakten die de alvleesklier stimuleerde om enzymen af te scheiden. Zij noemden de stof een ‘hormoon’, naar een Grieks woord dat ‘stimuleren’, ‘opwekken’ of ‘in gang zetten’ betekent. Vanaf die tijd wordt het begrip hormoon gebruikt voor elke chemische stof die het lichaam aanmaakt en via het bloed en andere lichaamsvloeistoffen wordt vervoerd om de activiteit van weefsels en organen elders in het lichaam te reguleren. Hormonen zijn als het ware boodschappenjongens die via het bloed informatie van het ene lichaamsdeel naar het andere overbrengen. Hoeveel hormonen er zijn, is nog niet helemaal duidelijk. Voortdurend worden nog nieuwe hormonen ontdekt: allemaal met hun eigen boodschap. Sommige boodschappen zijn bedoeld voor cellen door het hele lichaam, andere alleen voor specifieke cellen. Een hormoon kan meerdere boodschappen overbrengen en die van andere hormonen ondersteunen of juist tegenspreken. De boodschappen zelf lopen uiteen en hebben betrekking op het handhaven van de bloeddruk en de lichaamstemperatuur tot de rijping van eicellen, productie van zaadcellen en bruining van de huid. De hormoonhuishouding Hormonen worden geproduceerd door gespecialiseerde klieren in het lichaam. In de hersenen zijn dat de hypothalamus en hypofyse, vlak onder de hersenen, en de pijnappelklier (epifyse). Verder zijn dat de schildklier, de bijschildklieren, de alvleesklier, de bijnieren, de eierstokken, testikels en bij zwangere vrouwen de placenta. Daarnaast zijn er in andere organen speciale cellen die hormonen kunnen maken: bijvoorbeeld in het spijsverteringskanaal, de lever en de nieren. Al deze klieren en cellen samen heten het endocriene systeem. De hypofyse vervult een centrale rol: hij is als het ware het hoofd van de hormoonhuishouding. Dit orgaantje ter grootte van een erwt produceert namelijk deels hormonen die het vrijkomen van de meeste hormonen in het lichaam reguleren. Met die hormonen zet de hypofyse andere klieren en cellen aan om hormonen te maken. Als dat nodig is, stuurt hij de productie bij: wanneer de bewuste hormonen in voldoende mate in het bloed voorbij komen, zal de hypofyse minder hormoon maken dat aanzet tot die hormoonproductie. Zo houden bepaalde hormonen elkaar in evenwicht. Op zijn beurt wordt de hypofyse bestuurd door een hersenkern: de hypothalamus. Deze maakt onder meer hormonen die de hormoonproductie van de hypofyse reguleren. Samen vormen de hypofyse en de hypothalamus de belangrijkste schakel tussen het hormoonstelsel en het zenuwstelsel. Beide geven ze het lichaam signalen: de een met chemische prikkels in het bloed (de hormonen), de ander met neurale prikkels via de zenuwen. 1/4 Deze tekst is geschreven door Karin Lassche en is een voorbeeld van werk uit haar portfolio. Voor meer informatie: www.karinlassche.nl Hormoonspiegels Gedurende ons hele leven dalen en stijgen de hoeveelheden hormonen in het bloed. Wanneer de hormoonspiegels uit balans zijn en sterk wisselen, kan zich dat uiten in de vorm van stemmingswisselingen: snel uitvallen, irritatie, weinig kunnen hebben. Dat gebeurt vooral wanneer de geslachtshormonen pieken en dalen beleven: in de puberteit, bij de menstruatie, bij zwangerschap, na een bevalling en in de overgang. Ook in het dagelijkse leven zijn de hormoonspiegels steeds in beweging. Bijvoorbeeld rond etenstijd. Als het lichaam behoefte heeft aan voedsel of eten verwacht, zorgen het zenuwstelsel en het hormoonstelsel er samen voor dat de maag samentrekt, waardoor we trek krijgen. Geven we aan de boodschap gehoor en eten we iets, dan gaan er weer andere hormonen op pad om door te geven dat de voedingsstoffen door de cellen moeten worden opgenomen. De hormoonproductie wordt aangepast aan de activiteit die van het lichaam wordt verlangd. Heel duidelijk is dat als we bewegen: beweging stimuleert de aanmaak van hormonen om de ademhaling te intensiveren en de bloeddruk te laten stijgen, zodat de spieren de zuurstof krijgen die ze nodig hebben. Door flink te bewegen, worden de aangemaakte hormonen weer afgebroken. Bij stress sturen de hersenen een serie hormonen het lichaam rond om ervoor te zorgen dat het lichaam in een toestand van opwinding raakt. Dit allemaal om het lichaam voor te bereiden op ‘vechten of vluchten’, als antwoord op de bedreiging. Dat we wit wegtrekken bij angst is ook heel functioneel: alle zuurstof in het bloed gaat naar de spieren. Blijft lichaamsbeweging achterwege, dan is de kans echter groot dat er zulke concentraties van hormonen ontstaan dat we ons onplezierig gaan voelen. Humeur en hormonen zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. (kader) Even voorstellen: enkele hormonen op een rij Stresshormonen -Adrenaline en noradrenaline. Laten de hartslag stijgen en vergroten de bloedtoevoer naar de spieren in reactie op opwinding of stress. Om zo snel mogeljk energie vrij te maken, wordt voedsel sneller verbrand. -Cortisol. Voert het glucoseniveau in het bloed op zodat de spieren meer brandstof kunnen krijgen. Speelt een rol in het ontstaan van angstgevoelens. -Endorfine, serotonine, dopamine en norephedrine. Morfineachtige stoffen die worden aangemaakt bij pijn, bloedverlies en zware lichamelijke inspanning. Werken pijnstillend en kalmerend en kunnen zelfs geluksgevoelens opwekken. Bij marathonlopers wordt de zgn. ‘runners high’ veroorzaakt door deze hormonen. Stofwisselingshormonen -Bijschildklierhormoon (PTH) en calcitonine. Passen het calciumniveau in het bloed aan aan de behoefte. PTH verhoogt het calciumniveau in het bloed door de botten eroe aan te zetten calcium aan het bloed af te geven, de darmen om meer calcium uit het bloed 2/4 Deze tekst is geschreven door Karin Lassche en is een voorbeeld van werk uit haar portfolio. Voor meer informatie: www.karinlassche.nl op te nemen en de nieren om geen calcium met de urine af te scheiden. Calcitonine verlaagt het calciumniveau in het bloed door de calciumafgifte door bot te remmen. -Vasopressine of antidiuretisch hormoon (ADH). Remt de hoeveelheid water die met de urine wordt uitgescheiden. Doet de bloeddruk stijgen. -Thyroxine. Beïnvloedt de snelheid van de stofwisseling. Gemaakt door de schildklier met behulp van jodium uit voedsel. -Insuline en glucagon. Reguleren de bloedglucosespiegel. Insuline zet spier- en vetcellen ertoe aan om glucose op te nemen en de lever om glucose op te slaan in de vorm van glucogeen. Glucagon stimuleert dat glucogeen weer wordt omgezet in glucose, waardoor het glucosegehalte in het bloed stijgt. Geslachtshormonen -Follikelstimulerend hormoon (FH) en luteïniserend hormoon (LH). Brengen bij vrouwen de eisprong en afscheiding van oestrogenen op gang, bij mannen de ontwikkeling van sperma en de afscheiding van testosteron. -Oestrogenen. Vrouwelijke hormonen. Spelen een rol bij de menstruatiecyclus en het ontstaan van typisch vrouwelijke kenmerken zoals heupen en borsten. -Androgenen. Mannelijke geslachtshormonen die de ontwikkeling stimuleren van zaadcellen en mannelijke kenmerken (beharing, vetverdeling, stemhoogte). -Testosteron. Het belangrijkste mannelijke geslachtshormoon. Beïnvloedt de spermaproductie, de vruchtbaarheid en het libido bij de man. Bevordert ook de spiergroei en botgroei. Zwangerschapshormonen -Progesteron. Laat bij vrouwen het baarmoederslijmvlies dikker worden zodat het geschikt is voor innesteling van de bevruchte eicel. Stimuleren dat de melkklieren in de borst opzwellen. Bij mannen zorgt progesteron ervoor dat de zaadcellen goed kunnen functioneren. -Humaan chorion gonadotrofine (HCG). Geeft aan de eierstokken door dat er geen menstruatie mag komen. Wordt alleen aangemaakt bij zwangere vrouwen - op deze wetenschap zijn zwangerschapstests gebaseerd. -Oxytocine. Brengt de weeën voor de bevalling op gang. Zorgt er na de geboorte voor dat er melk uit de borst komt zodra de baby aan de tepel zuigt (de zgn. zuigreflex). -Prolactine of melkklierhormoon. Bevordert de ontwikkeling van de borsten. Brengt na de geboorte de melkproductie op gang en onderhoudt deze. Groeihormoon -Groeihormoon (GH) of somatotropine. Stimuleert de groei van botten, kraakbeen en spieren, vooral tijdens de jeugd. Onder invloed van grote hoeveelheden oestrogenen die ook bij mannen worden gemaakt - stopt de lengtegroei. Groeihormoon speelt bij volwassenen een belangrijke rol bij de stofwisseling. Slaaphormoon 3/4 Deze tekst is geschreven door Karin Lassche en is een voorbeeld van werk uit haar portfolio. Voor meer informatie: www.karinlassche.nl -Melatonine. Maakt ons moe en slaperig en reguleert zo het ritme van slapen en waken. Wordt ’s avonds aangemaakt door de pijnappelklier, onder invloed van daglicht daalt de productie. (kader) Hormonen als medicijn Hormonen worden toegepast in tal van medicijnen, met als bekendste waarschijnlijk ‘de pil’. Daarin zitten vrouwelijke geslachtshormonen die er onder meer voor zorgen dat er geen eicel vrijkomt. Vrouwen in de menopauze krijgen soms soms hormonen voorgeschreven om typische overgangsklachten tegen te gaan. Bij kinderen kan met hormonen de groei wordt afgeremd of bevorderd. Verder worden bij ontstekingen, onder meer bij reuma en astma, gebruik gemaakt van corticosteroïden, die verwant zijn aan hormonen van de bijnieren. 4/4