zapper - Hartwijzer

advertisement
Q8GG<I
8:?K<I@E;@KQ8G9F<B<<EQ8GG<IFGKI<=NFFI;
?<K?8IK
Ë1
JPDGKFD<E
Ë 23
Bloedsomloop
Kamers en boezems
Hartkleppen
Kransslagaders
Prikkelgeleidingssysteem
Ë2
Afwijkend hartritme
Etalagebenen (claudicatio)
Hartgeruis
Huidverkleuring
Kortademigheid
Pijn op de borst (angina pectoris)
Verlies van bewustzijn (syncope)
Vochtophoping (oedeem)
Ë 24
Ë3
Ë4
Ë5
Ë6
I@J@:F=8:KFI<E
Ë7
Alcohol
Beweging
Depressie
Diabetes
Drugs (cocaïne)
Erfelijke aanleg
Hoge bloeddruk
Geslacht (mannelijk)
ldl-cholesterol
Leeftijd
Luchtvervuiling (fijnstof)
Overgewicht
Roken
Stress
Voeding
Ë8
Ë 25
Ë 26
Ë 27
Ë 28
Ë 29
Ë 30
Ë 31
Ë9
Ë 10
FE;<IQF<B<E
Ë 32
Ë 11
Bloeddrukmeting
Bloedonderzoek
Calciumscore
ecg (hartfilmpje)
Elektrofysiologisch onderzoek
Gesprek en lichamelijk onderzoek
Hartkatheterisatie
(coronair angiografie)
Inspanningstest (fietstest)
Ë 33
Ë 12
Ë 13
Ë 14
Ë 15
Ë 16
Ë 17
Ë 18
Ë 19
Ë 34
Ë 35
Ë 36
Ë 37
Ë 38
Ë 39
Ë40
Ë 20
Ë 21
9<<C;MFID<E;< Ë 22
K<:?E@<B<E
Ë 41
ct-scan
Echo van het hart
mri-scan
Nucleaire scan
Thoraxfoto
Ë 42
Ë 43
Ë 44
Ë 45
Ë 46
9<?8E;<C@E><E
Ë 47
Q@<BK<9<<C;<E
Ë 65
Ablatie
Antiaritmica
Bloeddrukverlagers
Bypassoperatie Cholesterolverlagers
Digoxine
Dotteren
Harttransplantatie
icd
Kunstklep
Nitraten
Pacemaker
Plaspillen
Reanimatie
Revalidatie
Steunhart
Stollingwerende medicijnen
Ë 48
Aangeboren hartziekte
Beroerte
Cardiomyopathie
Hartfalen
Hartinfarct
Hartritmestoornis
Klepgebrek
Longembolie
Ontstekingen: pericarditis
en endocarditis
Plotse hartdood
Slagaderziekte (atherosclerose)
Ë 66
Ë 49
Ë 50
Ë 51
Ë 52
Ë 53
Ë 54
Ë 55
Ë 56
Ë 57
Ë 58
Ë 59
Ë 67
Ë 68
Ë 69
Ë 70
Ë 71
Ë 72
Ë 73
Ë 74
Ë 75
Ë 76
Ë 60
Ë 61
:8I;@FCF>@<
Ë 77
Ë 62
Epidemiologisch onderzoek
Klinische trial
Nederlandse Vereniging
voor Cardiologie (nvvc)
Ë 78
Ë 63
Ë 64
Q8GG<IFGKI<=NFFI;
Ë 79
Ë 80
?<K?8IK?<K?8IK
Ë
(
? < K ? 8 IK
Het hart is een holle spier die ritmisch krachtig samenknijpt. De functie van het
hart kun je het beste vergelijken met een pomp die het bloed in beweging houdt.
Het bloed moet stromen om zuurstof en andere voedingsstoffen naar de weefsels
en organen te vervoeren en op de terugweg afvalstoffen mee te nemen naar een
plek waar ze worden verwerkt, zoals de nieren. Als de pomp hapert, heeft het hele
lichaam daaronder te lijden. De aanvoer van zuurstof stagneert in een lange file van
langzaam voortbewegend of zelfs stilstaand verkeer, terwijl het hele lichaam
schreeuwt om zuurstof. De file lost alleen op als de pomp weer op gang komt.
Je leeftijd is geen kalenderkwestie – je bent zo oud als je vaten.
Ë
(
(Á
?<K?8IK ?<K?8IK
C<<=K@A;4?8IK<EM8K<E
Je bent zo oud als je vaten. De conditie van je bloedvaten bepaalt voor een groot deel hoe je
je voelt. Heb je soepele en gezonde vaten, dan worden de weefsels en organen in je lichaam
goed van bloed voorzien. Zijn je vaten stijf en vernauwd, dan kan dat gevolgen hebben voor
het gemak waarmee je je beweegt en het functioneren van je organen. Dat geldt in het bijzonder voor de kransslagaderen Ë 5. Als de kransslagaderen achteruit gaan, krijgt het hart zelf te
weinig bloed en neemt het risico op een hartinfarct toe. Het hart is een pomp die de bloedsomloop in stand houdt en als de pomp verzwakt, verzwakt het hele systeem. De ziekte die
bloedvaten aantast, heet slagaderziekte Ë 76.
JC8>8;<IQ@<BK<
Slagaderziekte is een geduldige sluipmoordenaar. Het duurt vaak jaren voordat de gevolgen
zichtbaar worden, en dat gebeurt helaas vaak door een hartinfarct Ë 70 of een beroerte Ë 67.
De conditie van de bloedvaten is op dat moment vaak flink achteruit gegaan. Daarom is het
belangrijk om een infarct te voorkomen in de plaats van de schade te repareren. Dat kan door
de risicofactoren voor slagaderziekte zo veel mogelijk te vermijden. De belangrijkste risicofactoren zijn roken Ë 20, hoge bloeddruk Ë 14, ldl-cholesterol Ë 16, overgewicht Ë 19 en diabetes Ë 11. Hartwijzer beschrijft ook andere risicofactoren Ë 7.
GI<M<EK@<?<<=K;<KF<BFDJK
Er zijn steeds betere behandelingen Ë 47 voor hart- en vaatziekten. Nieuwe beeldvormende
technieken Ë 41 zoals een mri-scan Ë 44 en een ct-scan Ë 42 maken het hart en de kransslagaderen zichtbaar. Toch is de toekomst niet aan de technologie, maar aan het voorkomen
van deze ziekten. De dokter van de toekomst zal zich steeds meer bezighouden met het afremmen van slagaderziekte voordat de sluipmoordenaar heeft toegeslagen. Een succesverhaal is bijvoorbeeld het gebruik van cholesterolverlagers Ë 52, die er mede voor gezorgd
hebben dat het aantal doden door een hartziekte in de laatste jaren is afgenomen.
Voorkomen van hart- en vaatziekten door goede informatie is de inzet van Hartwijzer. Want
preventie heeft de toekomst!
8E8KFD@<M8E?<K?8IK
De anatomie van het hart kun je verdelen in vijf onderwerpen: de bloedsomloop, de kamers
en boezems, de hartkleppen, de kransslagaders en het prikkelgeleidingssysteem.
De bloedsomloop Ë 2 is het buizensysteem waarin het bloed circuleert. De kamers en boezems Ë 3 zijn de holle ruimtes in het hart die van elkaar en de bloedsomloop zijn gescheiden
door hartkleppen Ë 4. De kransslagaders Ë 5 vormen een klein maar belangrijk onderdeel
omdat ze de hartspier zélf van bloed voorzien. Het prikkelgeleidingssysteem Ë 6 zet de hartspier aan tot samenknijpen met behulp van een elektrische prikkel.
9CF<;JFDCFFG?<K?8IK
D
G
H
A
C
A
E
B
B
D
F
C
A
H
B
D
D
;<9CF<;JFDCFFG
A.
Longen
A.
Linkerkamer
B.
Slagaders (rood)
B.
Rechterkamer
C.
Aders (blauw)
C.
Bloed vanuit de longen
D.
Haarvaten
D.
Bloed naar de longen
E.
Bloed vanuit het lichaam
F.
Bloed naar het lichaam
G.
Aorta
H.
Onderste en bovenste holle aders
Ë
)
)Á
?<K?8IK 9CF<;JFDCFFG
Ë
) 9 CF < ; J F D CF F G
Bloed moet voortdurend stromen om zuurstof en voedingsstoffen naar organen en
weefsels te transporteren. Het bloed neemt zuurstof op in de longen, stroomt via
het hart en de slagaders naar de kleinste bloedvaten, de haarvaten, en staat daar
zuurstof af aan het omringende weefsel. Op zijn weg terug neemt het bloed afvalstoffen mee. Vervolgens stroomt het bloed via de aders weer terug naar het hart en
vandaar naar de longen om opnieuw zuurstof op te nemen. De bloedsomloop, het
onophoudelijk circulerende bloed, houdt het lichaam in leven. De pomp die de
bloedsomloop in beweging houdt, is het hart.
JC8>8;<IJ19CF<;JKIFFDKM8E?<K?8IK8=
Vanuit de linkerhelft van het hart komt het zuurstofrijke bloed eerst in de grootste slagader,
de aorta. De aorta vertakt al snel in kleinere slagaders, die het bloed omhoog voeren richting
hersenen en omlaag naar de organen in de buik en verder, tot in de puntjes van de tenen en
de vingers. Slagaders, ofwel arteriën, zijn stevige bloedvaten met een gladde binnenwand
waarin het bloed snel en makkelijk kan stromen. Het bloed stroomt in de slagaders altijd van
het hart af.
Meestal bevat een slagader zuurstofrijk bloed. Uitzondering zijn de slagaders die vanuit de
rechterhelft van het hart naar de longen leiden, en waar zuurstofarm bloed door stroomt.
Slagaders hebben spiercellen in hun wanden waardoor die kunnen samentrekken om de
bloedstroom te regelen. Hoe nauwer de slagader, hoe minder bloed er doorheen kan.
BC<@E<I<JC8>8;<IJ<E?88IM8K<E
De grotere slagaders voeren het zuurstofrijke, lichtrode bloed naar de kleinere slagaders, de
arteriolen. Via de arteriolen komt het bloed in de kleinste bloedvaten: de haarvaten. Haarvaten
hebben een dunne wand en een microscopisch kleine doorsnede, die maar net iets groter is
dan een rode bloedcel. In de haarvaten stroomt het bloed vrij traag, zodat stoffen makkelijk
9CF<;JFDCFFG?<K?8IK
door de dunne vaatwand kunnen worden uitgewisseld. Zuurstof en voedingstoffen worden
afgestaan aan het omringende weefsel, afvalstoffen worden opgenomen en meegevoerd.
8;<IJ19CF<;JKIFFDKE88I?<K?8IKKF<
Na de stofwisseling in de haarvaten stroomt het zuurstofarme, donkerrode bloed via de aders
weer terug naar het hart. In de aders is de bloeddruk lager en stroomt het bloed trager. Aders
kunnen meer bloed bevatten dan slagaders, doordat de aderwand slapper is en kan uitzetten.
Dat is bijvoorbeeld te merken aan de aders op de rug van je hand, die het ene moment uitzetten en goed zichtbaar zijn en het andere moment onder de huid verdwijnen. Aan de blauwige
kleur van de aders is te zien dat het bloed zuurstofarm is. Het stelsel van aders vormt een
belangrijke opslagplaats van bloed. De aders monden bij het hart uit in de bovenste holle ader
en de onderste holle ader.
;<FEK;<BB@E>M8E;<9CF<;JFDCFFG
In de oudheid en de middeleeuwen was de bloedsomloop nog niet bekend. Artsen in die tijd
dachten dat het bloed werd aangemaakt in hart en lever en dat het vanuit die organen naar
alle delen van het lichaam stroomde om te worden verteerd.
De eerste die de werking van de bloedsomloop werkelijk begreep, was William Harvey.
Deze zeventiende-eeuwse Engelse arts berekende dat het menselijk lichaam volgens de
theorie van het bloedverteren honderden liters bloed per dag zou moeten produceren. Harvey
concludeerde terecht dat de theorie daarom niet op kon gaan. Hij ontdekte dat het bloed niet
verteerd wordt maar circuleert in een gesloten systeem.
Ë
)
*Á
?<K?8IK B8D<IJ<E9F<Q<DJ
C
C
H
H
G
G
F
D
B
F
F
A
B
D
F
E
A
E
B8D<IJ<E9F<Q<DJ
A.
Linkerkamer (rustfase)
A.
Linkerkamer (knijpt samen)
B.
Rechterkamer (rustfase)
B.
Rechterkamer (knijpt samen)
C.
Linkerboezem (knijpt samen)
C.
Linkerboezem (rustfase)
D.
Rechterboezem (knijpt samen)
D.
Rechterboezem (rustfase)
E.
Septum (tussenwand)
E.
Septum (tussenwand)
F.
Atrioventriculaire hartkleppen (open)
F.
Atrioventriculaire hartkleppen (dicht)
G.
Aortaklep (dicht)
G.
Aortaklep (open)
H.
Pulmonaalklep (dicht)
H.
Pulmonaalklep (open)
B8D<IJ<E9F<Q<DJ?<K?8IK
Ë
*B 8 D < I J < E 9 F < Q < D J
De holle hartspier bestaat uit een linker- en een rechterhelft die ieder weer zijn
onderverdeeld in een boezem en een kamer, ofwel een atrium en een ventrikel. Het
hart heeft dus vier holtes: de linkerkamer en linkerboezem en de rechterkamer en
rechterboezem. Beide helften zijn gescheiden door een tussenschot van spierweefsel, het septum. In de linkerhelft van het hart wordt het zuurstofrijke bloed (rood in
de tekening) verwerkt, in de rechterhelft het zuurstofarme bloed (blauw). Op een
afbeelding van het hart zijn links en rechts omgekeerd, zoals de linkerhelft van je
gezicht op een portretfoto rechts zit. Zowel het zuurstofrijke als het zuurstofarme
bloed komt het hart binnen in de boezems en stroomt langs de atrioventriculaire
hartkleppen Ë 4 naar de kamers. Vervolgens pompen de kamers het bloed langs
een tweede paar hartkleppen naar de grote slagaders. Zo houdt het hart de bloedsomloop Ë 2 in beweging.
C@EB<IB8D<I4N<IBG88I;A<
De linkerkamer heeft de belangrijkste taak: hij pompt het zuurstofrijke bloed tot in de tenen,
de vingers en de kruin. De rechterkamer pompt het bloed uitsluitend naar de nabij gelegen
longen. De linkerkamer is het werkpaardje en heeft daardoor een dikkere spierwand dan de
rechterkamer of de boezems. Als de linkerkamer zijn pompkracht verliest, komt de stroom
van zuurstofrijk bloed tot stilstand. Dat mag niet te lang duren. Na reanimatie Ë 61 blijkt de
schade aan weefsels en organen meestal beperkt te zijn als het bloed binnen zes minuten
weer in beweging is. Duurt het langer, dan kunnen de gevolgen zeer ernstig zijn.
9F<Q<D4I<J<IMF@I
De boezems vormen een reservoir. Ze vangen het bloed op uit het lichaam en de longen. Hun
spierwand is minder dik dan de spierwand van de kamers, die belast zijn met het echte pomp-
Ë
*
*Á
?<K?8IK B8D<IJ<E9F<Q<DJ
werk. Als de kamers zich ontspannen en de hartkleppen Ë 4 tussen de boezems en de kamers
opengaan, stroomt het bloed vanzelf richting kamers. Door vervolgens samen te trekken,
persen de boezems er nog wat extra bloed achteraan.
Als de boezems niet actief samentrekken, is het hart bij de meeste mensen toch in staat om
de bloedsomloop Ë 2 op gang te houden. Desondanks zijn de boezems erg belangrijk voor de
pompfunctie van het hart. Als de boezems normaal functioneren, gaat alles soepeler en werkt
de hartspier effectiever.
<A<:K@<=I8:K@<
De ejectiefractie is een percentage dat uitdrukt hoeveel bloed de linker- of de rechterkamer
na het samentrekken heeft verlaten. Berekend wordt het verschil tussen de grootste vulling
van de kamer in de fase van de ontspanning en de kleinste vulling in de fase van het samentrekken.
Een voorbeeld: in een normaal hart bedraagt de maximale vulling van de linkerkamer ongeveer 120 ml. Na het samentrekken van de kamer is het volume tot ongeveer 30 ml geslonken.
In het voorbeeld is de hoeveelheid bloed die de kamer heeft verlaten dus 90 ml (120 – 30 = 90).
De ejectiefractie is hier 75 procent, want 90 ml is 75 procent van de grootste vulling van 120
ml.
De ejectiefractie is een goede manier om de conditie van het hart in cijfers uit te drukken.
Normaal is de ejectiefractie 60 procent of meer, dat wil zeggen dat bij elke samentrekking
meer dan de helft van de vulling de kamer verlaat. Een verzwakte hartkamer heeft soms een
ejectiefractie van niet meer dan 20 procent, wat natuurlijk ernstige gevolgen heeft voor de
effectiviteit van de bloedsomloop Ë 2 en de zuurstofvoorziening van het lichaam.
De ejectiefractie wordt gemeten door een echo van het hart Ë 43, een nucleaire scan Ë 45
of een mri-scan Ë 44.
?8IKBC<GG<E?<K?8IK
A
D
A
D
C
C
B
B
?8IKBC<GG<E9@AJ8D<EKI<BB<E?8IKJG@<I
?8IKBC<GG<E9@AFEKJG8EE<E?8IKJG@<I
A.
Mitraalklep (gesloten)
A.
Mitraalklep (open)
B.
Tricuspidaalklep (gesloten)
B.
Tricuspidaalklep (open)
C.
Aortaklep (open)
C.
Aortaklep (gesloten)
D.
Pulmonaalklep (open)
D.
Pulmonaalklep (gesloten)
Ë
+
+Á
?<K?8IK ?8IKBC<GG<E
Ë
+ ? 8 IK B C < G G < E
Een hart heeft vier kleppen die zorgen dat het bloed in de juiste richting stroomt.
De bloedsomloop Ë 2 is daarvan afhankelijk. Bij een normale bloedsomloop pompt
de linkerhelft van het hart het bloed richting weefsels en organen en de rechterhelft richting longen. De hartkleppen spelen een belangrijke rol in het proces van
het pompen en de bloedsomloop, maar opmerkelijk genoeg zonder zelf actief te
bewegen. Hartkleppen hebben geen spiercellen en deinen mee in de bloedstroom.
Het hart heeft vier kleppen in twee soorten: de mitraalklep en de tricuspidaalklep
tussen de boezems en kamers en de aortaklep en de pulmonaalklep op de plaats
waar het bloed het hart verlaat.
A
A
A
A
A
A
A
A
De hartkleppen (A) hebben zelf geen spierweefsel maar deinen als het ware mee in de stroom die ontstaat
door het samentrekken en ontspannen van de hartspier.
?8IKBC<GG<E?<K?8IK
;<G8JJ@<M<N<IB@E>M8E;<?8IKBC<GG<E
Hartkleppen hebben geen spierweefsel en bewegen niet uit zichzelf. Ze openen en sluiten
zich door drukverschillen in de bloedstroom, die ontstaan door het afwisselend samentrekken en ontspannen van het hart. Als het hart zich samentrekt, wordt de druk hoger en sluit
de ene klep terwijl de andere zich opent. Daardoor stroomt het bloed aan de juiste kant het
hart uit. Als het hart zich ontspant, wordt de druk lager en kunnen de holtes in het hart zich
weer vullen met bloed, dat aan de andere kant binnenstroomt.
;<M@<I?8IKBC<GG<E
De vier hartkleppen zijn de mitraalklep, de tricuspidaalklep, de aortaklep en de pulmonaalklep. De eerste twee zien er heel anders uit dan de laatste twee.
De mitraalklep en de tricuspidaalklep liggen tussen boezem en kamer – ofwel atrium en
ventrikel – en worden atrioventriculaire kleppen genoemd, ook wel afgekort tot av-kleppen.
De atrioventriculaire kleppen hebben wel wat weg van een parachute. Ze bestaan uit slappe
weefselplooien die met draden, de zogenoemde chordae, zijn verankerd in de hartspier.
De aorta- en de pulmonaalklep bevinden zich op de plaats waar het bloed het hart verlaat. Ze
De atrioventriculaire kleppen (hierboven de mitraalklep) hebben een vorm die enigszins doet denken aan een
parachute.
worden de halvemaanvormige kleppen genoemd omdat ze bestaan uit drie slippen, de cuspes,
die elk de vorm van een halve maan hebben. In gesloten toestand doet de aortaklep op een
echo van het hart Ë 43 soms denken aan het logo van Mercedes.
Ë
+
+Á
?<K?8IK ?8IKBC<GG<E
Onder een bepaalde hoek doet de aortaklep op een echo van het hart aan een Mercedes-logo denken.
D@KI88CBC<G<EKI@:LJG@;88CBC<G
De mitraalklep regelt de bloedstroom tussen boezem en kamer in de linkerhelft van het hart.
De mitraalklep heeft twee klepdelen die met draden vastzitten aan twee tandvormige uitsteeksels van de hartspier, de papillaire spieren. De mitraalklep doet qua vorm een beetje aan
een bisschopsmijter denken. Vandaar de naam, die verwijst naar mitra, het latijnse woord voor
mijter.
De tricuspidaalklep ligt in de rechterhelft van het hart tussen boezem en kamer, waar het
zuurstofarme bloed richting longen wordt gepompt. De tricuspidaalklep heeft drie klepdelen
die door de peesachtige chordae op hun plaats worden gehouden. Deze chordae zijn bevestigd aan drie uitsteeksels van de hartspier. De naam verwijst naar de drie klepdelen – Latijn:
tri-cuspides.
8FIK8BC<G<EGLCDFE88CBC<G
De aortaklep en de pulmonaalklep zijn tweelingbroertjes die kleiner en eenvoudiger van
vorm zijn dan de atrioventriculaire kleppen. De locatie van de aortaklep is niet moeilijk te
raden. Die zit inderdaad aan de basis van de aorta, waar het zuurstofrijke bloed het hart verlaat. De pulmonaalklep ligt tussen de rechterkamer en de longslagader, waar het zuurstofarme
bloed richting longen gaat (pulmo = long).
BI8EJJC8>8;<IJ?<K?8IK
Ë
, B I8 E JJ C 8>8 ; < I J
Vreemd genoeg onttrekt de hartspier weinig of geen zuurstof aan het bloed dat
voortdurend door zijn kamers en boezems Ë3 stroomt. De hartspier ontvangt
zelf zuurstofrijk bloed via slagaders die het hart aan de buitenkant als een krans
omvatten, de kransslagaders. Naar corona, het Latijnse woord voor krans, worden
ze ook wel coronaire slagaders genoemd.
Voor zijn onophoudelijke inspanningen heeft de hartspier veel energie nodig.
Raakt een kransslagader afgesloten, dan kan dat in korte tijd ernstige gevolgen
hebben voor het stroomgebied van die kransslagader, dat wil zeggen het deel van
de hartspier dat de slagader van bloed voorziet. Het gevolg van een afgesloten
slagader is een hartinfarct Ë 70. Als de kransslagaders vernauwd zijn, kan dat leiden
tot pijn op de borst Ë 29.
Het bloed in de kransslagaders wordt zichtbaar op de gedetailleerde röntgenfilm
die wordt gemaakt tijdens een hartkatheterisatie Ë 39.
9FLNM8EBI8EJ JC8>8;<IJ
De binnenkant van alle slagaders is bekleed met een laag gladde cellen die endotheel heet. Het
is belangrijk dat het endotheel glad is en blijft, omdat vettige stoffen en samengeklonterde
bloedcellen zich kunnen hechten aan een ruw oppervlak. Onder het endotheel bevindt zich
een laag met spiercellen, de media. De holle ruimte waar het bloed door stroomt is het lumen.
De spiercellen in de slagaderwand kunnen samentrekken of verslappen om de bloeddoorstroming te regelen. Heeft het hart bij een grote inspanning veel bloed nodig, dan verslappen
de spiercellen van de kransslagaders waardoor de wanden uitzetten en er meer bloed wordt
aangevoerd. In het omgekeerde geval kan de bloedtoevoer verminderd worden door de spiercellen samen te knijpen en de doorstroom te verminderen.
Ë
,
,Á
?<K?8IK BI8EJJC8>8;<IJ
D
E
A
B
E
E
C
D
BI8EJJC8>8;<IJ
Röntgenopname tijdens een hartkatheterisatie.
A.
lca: Linker Coronair Arterie
De vertakkingen van de linker kransslagader omvatten
B.
rca: Rechter Coronair Arterie
het hart als een haarnetje, waardoor de bolle vorm
C.
Hoofdstam lca
van het hart zichtbaar wordt.
D.
lad: dalende zijtak lca
D.
lad: dalende zijtak lca
E.
Cx: omcirkelende zijtak lca
E.
Cx: omcirkelende zijtak lca
;<CFFGM8E;<BI8EJJC8>8;<IJ
De loop van de kransslagaders doet denken aan een boom, die begint met een brede stam en
zich vertakt tot kleine twijgjes in zijn kruin.
Aan de aorta ontspringen twee kransslagaders. De linkerkransslagader voedt vooral de
linkerhelft van het hart, de rechter de rechterhelft en de onderzijde van de linkerhelft. Beide
kransslagaders vertakken zich in een groot aantal steeds kleinere slagaders, die uiteindelijk
de hartspier induiken en daar uitmonden in haarvaten. In de haarvaten worden zuurstof en
afvalstoffen uitgewisseld.
De medische term voor een kransslagader is coronair arterie. De twee kransslagaders zijn
de Linker Coronair Arterie en de Rechter Coronair Arterie, meestal afgekort tot lca en rca.
Maar in feite zijn er drie hoofdtakken, want de linkerkransslagader splitst zich al snel in
tweeën. De twee takken heten de lad, een afkorting van Left Anterior Descending (linker
voorste dalende) kransslagader, die aan de voorkant van het hart naar beneden loopt, en de
Cx kransslagader, afkorting van Circumflex, die een omcirkelende beweging naar achteren
maakt. In feite zijn er dus drie hoofdtakken: de rca, de lad en de Cx.
BI8EJJC8>8;<IJ?<K?8IK
A
;FFIJE<;<JG@<IN8E;?8IK
B
C
;FFIJE<;<BI8EJJC8>8;<I
A.
Een kransslagader (rood) en een kransader (blauw) met vertakkingen en haarvaten in de hartspier.
B.
Doorsnee van een (krans)slagader met endotheel (lichtpaars) en laag met spiercellen (oranjebruin).
C.
Dwarsdoorsnede met lumen (rood).
Vrijwel altijd is het aandeel van de linkerkransslagader met de twee grote afsplitsingen
groter dan het aandeel van de rechterkransslagader. Bij de meeste mensen voorziet de linkerkransslagader ongeveer 65 procent van de hartspier van bloed, de rechter ongeveer 35 procent.
De loop van de kransslagaders verschilt van mens tot mens. Een cardioloog die een hartkatheterisatie Ë 39 uitvoert, weet daarom niet van tevoren welke route hij moet nemen om bij
een afsluiting te komen. De exacte loop van de kransslagaders ziet hij pas op het moment dat
hij al lang en breed onderweg is. Overigens is niet alleen de loop van de kransslagaders persoonsgebonden. Sommige mensen hebben van nature een verbinding tussen de hoofdtakken
die de bloedtoevoer in een noodgeval kan overnemen. Zo’n natuurlijke omleiding heet een
collateraal. Een collateraal kan ook spontaan ontstaan als de hartspier te maken krijgt met een
chronisch zuurstoftekort.
Ë
,
,Á
?<K?8IK BI8EJJC8>8;<IJ
8=MF<IM@8BI8EJ8;<IJ
Het hart heeft ook bloedvaten die het zuurstofarme bloed uit de hartspier wegvoeren. Dit zijn
de kransaders. Over de kransaders hoor je zelden iets, omdat ze vrijwel nooit problemen
geven. De kransaders komen samen in een hoofdtak, de sinus coronarius of kranssinus, die
loopt tussen de linkerkamer en de linkerboezem en uitmondt in de rechterboezem. In de
rechterboezem wordt het zuurstofarme bloed naar de longen gepompt om weer zuurstof op
te nemen.
Q@<BK<EM8E;<BI8EJJC8>8;<IJ
Ziektebeelden die voortkomen uit vernauwde of afgesloten kransslagaders zijn pijn op de
borst Ë 29 en een hartinfarct Ë 70. Ziekten van de kransslagaders zijn een gevolg van slagaderziekte Ë 76 en staan hoog op het lijstje van meest voorkomende doodsoorzaken in
Nederland.
@EK<IM<EK@<J88E;<BI8EJJC8>8;<IJ
Bij een ernstig vernauwde of afgesloten kransslagader wordt soms een kleine operatieve
ingreep ofwel interventie verricht via hartkatheterisatie Ë 39. Een interventiecardioloog kan
met een dun slangetje, een katheter, via de bloedvaten in de kransslagaders komen. Degene
die het ondergaat ondervindt weinig overlast. Er wordt alleen een ingang voor het slangetje
in de lies, pols of elleboog gemaakt, waarvoor een plaatselijke verdoving volstaat.
De techniek van de hartkatheterisatie biedt de cardioloog een scala aan mogelijkheden. Hij
kan een contrastvloeistof inspuiten en live op een monitor met een röntgenfilmpje zien waar
eventuele vernauwingen of afsluitingen zijn. Een vernauwde kransslagader kan worden opgerekt door een ballonnetje. Deze ingreep, bekend onder de naam dotteren Ë 54, wordt steeds
vaker uitgevoerd.
De ontwikkeling staat niet stil, integendeel. Nieuwe behandelmogelijkheden zijn in de interventiecardiologie aan de orde van de dag. Het zijn er te veel om hier te kunnen noemen.
Soms vertonen de kransslagaders problemen die door dotteren niet te verhelpen zijn, zoals
vernauwingen of afsluitingen aan meer dan één kransslagader tegelijk. Dan is een bypassoperatie Ë 51 soms de beste behandeling. Een bypassoperatie vereist een openhartoperatie en is
een zaak van de hartchirurg.
Bij vrijwel alle ziekten van de kransslagaders worden medicijnen voorgeschreven. De
hoofdgroepen zijn de cholesterolverlagers Ë 52, de bloeddrukverlagers Ë 50 en de stollingwerende medicijnen Ë 64.
GI@BB<C><C<@;@E>JJPJK<<D?<K?8IK
A
B
C
D
E
E
GI@BB<C><C<@;@E>JJPJK<<D
Het prikkelgeleidingssyteem bestaat uit cellen in de hartspier die het vermogen hebben een elektrische prikkel snel te geleiden. Deze cellen – in de tekening groen gekleurd – vormen een netwerkje. Weliswaar kan ook
het omringende (vleeskleurige) spierweefsel een elektrische prikkel doorgeven, maar dat gaat minder snel.
Daardoor wordt de prikkel in de meeste gevallen via de groene banen geleid.
A.
Sinusknoop (bliksemflitsje)
B.
av-knoop
C.
Bundel van His
D.
Bundeltakken
E.
Purkinje-vezels
Ë
-
-Á
?<K?8IK GI@BB<C><C<@;@E>JJPJK<<D
Ë
- G I @ B B < C> < C < @ ; @ E > JJPJK < < D
Het prikkelgeleidingssysteem is een netwerkje van speciale cellen in de hartspier
die elkaar in een domino-effect een elektrische prikkel doorgeven. Die prikkel stimuleert de hartspier om zich samen te trekken. Het prikkelgeleidingssysteem zorgt
ervoor dat het samentrekken in het juiste tempo en in de juiste volgorde gebeurt.
De juiste volgorde wil zeggen: eerst de boezems, dan pas de kamers.
De pompfunctie van het hart is afhankelijk van het prikkelgeleidingssysteem,
want als de hartspier in het juiste tempo en de juiste volgorde samentrekt, pompt
het hart optimaal. Werkt het prikkelgeleidingssysteem niet goed, dan spreek je van
een hartritmestoornis Ë 71. Een hartritmestoornis kan de pompfunctie van het hart
op allerlei manieren verzwakken en in zeldzame gevallen zelfs leiden tot een plotse
hartdood Ë 75. Maar meestal is een afwijkend hartritme Ë 24 vrij onschuldig.
De elektrische prikkel verspreidt zich in een domino-effect razendsnel over de spiercellen van het hart.
De prikkel ontstaat in de sinusknoop boven in de rechterboezem, van waaruit eerst de spiercellen van beide
boezems een impuls krijgen en vervolgens, na een kort oponthoud, de spiercellen van de kamers.
GI@BB<C><C<@;@E>JJPJK<<D?<K?8IK
;<J@ELJBEFFG
De elektrische prikkel begint in een langgerekt groepje cellen in het plafond van de rechterboezem. Dit is de sinusknoop, de natuurlijke pacemaker van het hart. Niet alleen de cellen in
de sinusknoop, maar alle spiercellen in het hart zijn in staat om een stroomstootje te produceren. Als de sinusknoop zou uitvallen, zou het hart niet ophouden te kloppen. Het hart zou
wel trager gaan kloppen, omdat de cellen in de sinusknoop het snelst een prikkel af kunnen
leveren. De sinusknoop geeft als het ware het tempo aan. Vanuit de sinusknoop verspreidt de
elektrische prikkel zich aanvankelijk over de spiercellen van beide boezems en wordt dan even
opgehouden in de av-knoop.
;<8M$BEFFG
Het weefsel tussen boezems en kamers vormt een isolerende laag die de elektrische prikkel
op de meeste plaatsen niet geleidt. De prikkel kan alleen zijn weg vinden via een groepje
cellen midden in het hart, op de grens van boezem (atrium) en kamer (ventrikel). Dit wordt
de atrioventriculaire knoop ofwel de av-knoop genoemd. Een bijzondere eigenschap van de
cellen in de av-knoop is dat zij de elektrische prikkel kunnen afremmen. Dat heeft als gevolg
dat de kamers net iets later samentrekken dan de boezems, waardoor het bloed in twee stappen door het hart gaat. Eerst wordt het vanuit de boezems in de kamers geperst en dan vanuit
de kamers het hart uit. Tussen het ontstaan van de elektrische prikkel in de sinusknoop en de
reactie van de spiercellen in de kamers zit iets minder dan een kwart seconde. Ongeveer de
helft van die tijd komt voor rekening van het oponthoud in de av-knoop.
9LE;<CM8E?@J#;<9LE;<CK8BB<E<E;<GLIB@EA<M<Q<CJ
Voorbij de av-knoop wordt de elektrische prikkel verder geleid via speciaal geleidingsweefsel.
De zogenoemde bundel van His leidt de prikkel naar de linker- en rechter bundeltak. De linker
bundeltak splitst zich weer in twee zogeheten fascikels. Via speciale Purkinjevezels worden
uiteindelijk de spiercellen van de beide kamers aangezet tot samentrekken. De bundel van His
en de Purkinjevezels zijn genoemd naar twee negentiende-eeuwse onderzoekers: Wilhelm
His en Jan Evangelista Purkinje.
8CJ?<KGI@BB<C><C<@;@E>JJPJK<<DE@<K>F<;N<IBK
Als het prikkelgeleidingssysteem goed werkt, trekt de hartspier op de juiste manier samen en
pompt het hart optimaal. De hartslag is dan regelmatig. Maar het komt ook voor dat het hart
een langere periode samentrekt in een onregelmatig ritme. Dan is er sprake van een hartritmestoornis Ë 71. De oorzaak van een hartritmestoornis is vaak complex en lastig te bepalen. Er zijn
onschuldige hartritmestoornissen, zoals een overslag, of levensbedreigende hartrimestoornissen zoals kamerfibrilleren. De meest voorkomende hartritmestoornis is boezemfibrilleren.
Ë
-
-Á
?<K?8IK GI@BB<C><C<@;@E>JJPJK<<D
Het belangrijkste onderzoek voor hartritmestoornissen is het hartfilmpje, ofwel het ecg Ë
35, dat de geleiding van de elektrische prikkel door de hartspier heel nauwkeurig in kaart
brengt. Voor een geoefend oog zijn afwijkingen goed te onderscheiden.
Ernstige hartritmestoornissen zijn te behandelen met medicijnen, de antiaritmica Ë 49,
met hulpmiddelen zoals een pacemaker Ë 59 of een icd Ë 56 of met een kleine operatieve
ingreep, een ablatie Ë 48. Een pacemaker is een kastje dat onderhuids wordt aangebracht om
het hartritme in de gaten te houden en waar nodig bij te sturen. Een icd wordt onderhuids
aangebracht als je een verhoogd risico hebt op een levensbedreigende hartritmestoornis
zoals kamerfibrilleren. Een icd bewaakt het hartritme en geeft in geval van nood een stroomstoot om het hart weer op gang te krijgen. Een ablatie is een relatief nieuwe behandeling. Bij
deze operatieve ingreep wordt een hartritmestoornis behandeld door spierweefsel in het hart
weg te branden.
Download