2de bach PSW Theorie vd visuele communicatie samenvatting incl voorbeeldvragen + antwoorden Q B19 uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be 5,50 € Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be In deze samenvatting zijn alle voorbeelden uit de cursus weggelaten om het overzicht te behouden. Aangeraden is dus om de PowerPoint met voorbeelden ernaast te leggen en voor jezelf te bepalen welk voorbeeld je onthoudt bij welk onderwerp. Je kan ook altijd aanvullen met eigen notities uit de les! Op het einde van het examen vind je een aantal theorie voorbeeldvragen en toepassingsvragen, telkens met het antwoord en de uitwerking erbij. Succes! Hoofdstuk 1: algemene beeld-theoretische beschouwingen Multidisciplinair, een eerste terreinverkenning Raakvlakken van visuele communicatie en andere disciplines is niet hiërarchisch, maar kan voorgesteld worden als rhizoom: Molair: niveaus die duidelijk verband aantonen Moleculair: niveaus die minder opvallend aanwezig zijn • • • • • • • • • • • • • Massacommunicatie: evolutie van top-down in klassieke media naar bottom-up communicatie via internet Beeldtechnologie: technische en technologische aspecten wat betreft creatie, reduplicatie en verspreiding van beeldmateriaal Foto-film-en mediastudies: specifiek onderzoek naar de status, vormgeving en werking van technische beelden Psychologie: de wijze waarop beelden begrepen worden Pedagogie: opvoeding tot een beeldtaalcompetentie (visual litteracy) Sociologie: maatschappelijke invloed van, omgang met en toegang tot beeldmateriaal en verspreidingskanalen Antropologie: studie van beeldvoorstellingen in niet-westerse culturen Filosofie: vraagstelling naar essentie van beelden Linguïstiek: studie van werking van taalsystemen (verbale communicatie als model voor visuele communicatie) Retoriek: studie van overtuigingsstrategieën Semiotiek: studie van tekensystemen en betekenisoverdracht Geschiedenis: evolutie van communicatiemethoden, voorstellingswijzen en – technieken Economie: studie van relatie tussen beeldproductie en merkt van vraag en aanbod In studie van visuele communicatie 2 belangrijke polen: communicatiemodellen die verankerd zijn in verbale sfeer en linguïstiek (gevaar: specifiek visuele aspecten worden op achterplan geplaatst) studie van de visuele ethiek (gevaar: communicatieve competentie wordt verwaarloosd) In beide polen ontbreekt aandacht voor de technische aspecten van beelden en communicatiekanalen die mee de beleving en interpretatie van beelden bepalen (Visuele) beelden hebben een vorm van betekenis semiotics van Peirce (meer aandacht aan communicatieve en iconische aspecten van tekens) 1 Visuele geletterdheid Visual literacy: op welke wijze beelden gelezen en begrepen worden beelden lijken universeel leesbaar DUS: vermogen tot begrip van visuele communicatie berust grotendeels op visuele structuur zelf en op specifieke eigenschappen van beelden. MAAR betekenis van beeldmateriaal is niet vanzelfsprekend, de gebruiker moet leren op welke wijze hij beelden moet interpreteren. DAAROM: 3 visies onderscheiden: • Begrip van beelden berust op specifieke eigenschappen van het beeld. De betekenis van beelden is evident op basis van natuurlijke waarneming. gaat uit van veralgemeende analogie tussen gewone visuele waarneming en waarneming van beelden voor begrip van beelden niet enkel nood aan herkennen vorm van object maar ook het innemen van een positie tegenover het object (perspectivisch kijken – primitieve culturen kennen dit niet) bij een eerste blik op het beeld zoeken we de open en gesloten gebieden in het beeld (zou te verklaren zijn door primitieve drang om vluchtwegen te zoeken) het lezen van links naar rechts van beelden geldt voor alle culturen (ongeacht leesrichting) • Beelden berusten (zoals verbale taal) op (specifieke) vormen van codering en verwerven en aanleren van deze codes is vereist om beelden te begrijpen alle betekenende systemen berusten op gebruik van codes die verworven of aangeleerd zijn elke vorm van beelden impliceert een reductie en transformatie van werkelijkheid EN omgekeerde geldt ook. Bekijken van een beeld leidt nooit tot de exacte reproductie van het voorgestelde object beelden spreken niet voor zichzelf. Het ontstaan van betekenis wordt door Peirce verklaart als het resultaat van een bemiddelend proces en niet als een onmiddellijke reactie op een stimulus • Beelden berusten op vormen van codering, maar het begrip van beelden gaat niet vooraf aan logisch-verbale redeneervormen werking van tekensystemen berust op onderliggende logica van verbale taalsysteem en vormt basis voor alle vormen van interpreatie opvatting vindt steun in transformationeel generatieve grammatica van Noam Chomsky (= hypothese dat taalvermogen bij mens is aangeboren en het ganse logische denkvermogen daarop steunt) Visuele geletterdheid en beeldalfabetisering ALS beelden berusten op vormen van codering HOE worden deze codes dan verworven (beheersen van codes impliceert NIET het vermogen om deze codering te expliciteren) Het actieve beheersen van regels zou kunnen leiden tot een minder passieve consumptie van beelden en een meer kritische houding ten opzichte van beeldmedia 2 Woordcultuur versus beeldcultuur Huidige Westerse cultuur = beeldcultuur (iconofilie) opkomst internet zorgde voor stroomversnelling van beelden Christelijke Westen altijd rijke beeldtraditie gehad Middeleeuwse Westen gebruikten beelden niet enkel als representatie van het goddelijke MAAR ook als didactisch instrument In loop van 20e eeuw (tegen achtergrond van opkomende massamedia): debat tussen vooren tegenstanders van beeldcultuur !! Belangrijk gegeven in dit debat = theorieën van Marshall McLuhan wijst op ingrijpende invloed van media (the medium is the message). de menselijke geest en cultuur worden beïnvloed door het medium zelf in plaats van door de boodschap die door het medium verspreid wordt hanteerde het concept ‘global village’ gestoeld op idee dat wereld onder invloed van media een ‘globaal dorp’ zou worden Plato Verwierp afbeeldingen (iconofobie) omdat ze nabootsingen zouden zijn van dingen die reeds imitaties waren (de werkelijkheid op zich is al een afspiegeling van oorspronkelijke ideeën – allegorie van de grot) beelden zijn niet zozeer ‘eidos’ (inzichtelijke voorstellingen) maar eerder ‘eidolon’ (bedrieglijke schijn) theorie hanteert zich nog tot dag van vandaag socioloog Jean Baudrillard (beelden zijn een vorm van vervreemding die de blik op de werkelijkheid verhullen) voorstanders van beeldcultuur: staat in dienst van een toenemende democratisering en toegankelijkere informatiestroom MAAR beelden kunnen gemanipuleerd worden, roepen eerder emotie op en moeten kritisch bekeken worden We amuseren ons kapot Debat woord-beeld binnen tegenstelling tussen hoogstaande cultuur (literatuur) en massacultuur (televisie) auteur Neil Postman: wijst op groeiende tegenstelling tussen cultuur en amusement (ipv woord en beeld) heel andere conclusie dan McLuhan ivm ‘televisuele universum’: televisuele info is gefragmenteerd en het enige bindmiddel in deze zee van irrelevante info is ‘amusement’ socioloog Talcott Parsons (vormen van ruil) dan ruilt de kijker zijn tijd voor televisie Aangewezen om synthetiserend model te hanteren ipv 1 visie te gebruiken semiotiek van Peirce: iconische, indexicale en symbolische tekens verkeerd om beelden uitsluitend als iconisch te beschouwen men moet in staat zijn de voorgestelde objecten te herkennen: de interpretatie van beelden berust op natuurlijke (niet aangeleerde) codes (= herkenning van object) + aangeleerde voorstellingscodes + symbolische aspecten die op basis van cultureel bepaalde codes met de voorstelling worden verbonden Het fenomeen ‘beeld’ “een beeld zegt meer dan duizend woorden” 3 Het beeld is een belangrijke drager van informatie + de digitalisering van het beeld heeft de verspreiding en productie en ervaring van beelden ingrijpend gewijzigd Pauwels en Peeters beelden: • Documenteren en sacraliseren bijzondere momenten in sociale leven • Vervullen een belangrijke rol in maatschappelijke beheers- en controle-activiteiten • Zijn onmisbaar voor informatie- en kennisoverdracht, ontspanning, economie, … • Zijn gericht op het in stand houden/verandering van maatschappelijke instituties • Weerspiegelen en creëren de maatschappelijke realiteit Maar: • Beelden (ook foto, film en video) hebben een artistieke functie • Erotiserende functie Wat is een beeld? Fenomenologie van het beeld Robert Musil (schrijver): de wijze waarop we gewend zijn de wereld als een beeld te ervaren: ofwel objecten waarnemen in hun alledaagse (pragmatische) bruikbaarheid ofwel gaat men eraan voorbij wanneer de wereld als een landschap wordt ervaren, dient deze zich aan als een beeld (de eigen aanwezigheid vervaagt en de wereld strekt zich uit ‘buiten handbereik’ (schilder Caspar David Friedrich) het zien van beelden (voorgrond, achtergrond, draagvlak en kader) is een gewoonte geworden. De bewustwording daarvan ontstaat wanneer er een metamorfose optreedt in de voorstelling (de gewone ervaring wordt slechts werkelijk opgeheven wanneer we geen beeldvlak meer zien, maar op de een of andere manier alles grenzeloos in ons overvloeit MAAR dit is geen alledaagse ervaring en is verwant aan het mystieke) De essentie van een visuele voorstelling Elke visuele (2D) voorstelling is een projectie van een figuur op een vlak. In de natuur komen 2 soorten ogen voor: pincode eye: lichtgevoelige holte compound eye (facetoog): lichtgevoelige uitstulping MAAR het blijft een raadsel waarom we inwendig gevormde beelden als ‘buiten’ ervaren Beelden maken visueel zichtbaar want normaal niet toegankelijk is voor het oog Theorie van het ‘zien’ De werking van het oog wordt vergeleken met de werking van een camera: het oog is een recipiënt voor lichtstralen die door objecten weerkaatst worden en op het netvlies een omgekeerd beeld projecteren van de zichtbare buitenwereld = eerder passieve opvatting aansluitend is de verklaring van atomisten (Democritus van Abdera) die het zicht verklaarden op basis van de door objecten afgescheiden deeltjes die binnendrongen in het oog 4 Plato: actieve verklaring voor werking van het oog een visueel beeld in het oog wordt gevormd wanneer het licht dat weerkaatst wordt door de objecten samenvalt met het licht dat door het oog zelf wordt uitgestraald (= emission/extramission theory) (is een verklaring waarom beelden als ‘buiten’ worden ervaren, maar blijft toch mysterie) Visueel bij uitbreiding Het vermogen om een object ruimtelijk voor te stellen zonder visuele input niet onderschatten WANT ook gehoor en tastzin bieden informatie op basis waarvan het ‘beeld’ kan worden aangevuld of gevormd kan worden Interpretatie van beelden Beeldtaal zou universeel begrijpelijk zijn en niet berusten op codes MAAR dit klopt NIET • Bij perspectivische voorstellingen worden personen op de voorgrond groter afgebeeld en dit is niet in alle culturen gekend • Ook de schaal van een voorstelling is een vorm van codering: analogie vormt geen basis voor herkenning van objecten (Afrikaanse bevolking die een insect niet herkenden omdat het zo groot was afgebeeld) Soorten beelden: naar een taxonomie van het beeld Kan men beelden op een schematische wijze indelen? • Eerste onderscheid tussen objectieve (materiële/fysische) en subjectieve (mentale) beelden Materiële beelden zijn naast zichtbaar ook in bepaalde mate tastbaar aanwezig Materiële beelden die NIET tastbaar zijn = fenomenale beelden (slechts waargenomen als verschijning) Subjectieve beelden zijn beelden die enkel een mentaal bestaan kennen !! rekening houden met transformaties (nemen toe met digitalisering) huidige beeldcultuur kenmerkt zich door de mogelijkheid om alles te visualiseren • Volgende fase = vervagen grens beeld en realiteit en er treden tussenvormen op beelden die niet als materiële, fenomenale of mentale beelden beschreven kunnen worden = natuurlijke beelden schaduwbeelden kunnen zowel natuurlijk als artificieel zijn Visualisering: het zichtbare en het onzichtbare Huidige beeldcultuur kenmerkt zich door de beschikbaarheid van vrij makkelijk te creëren en dupliceren en verspreiden van beelden MAAR de wens om zichtbaar te maken wat onzichtbaar is, bestaat al vanaf het ontstaan van het beeld Beeld en realiteit In het Westen is de neiging om de grens te vervagen tussen beeld en de ervaring ervan als een vorm van ‘realiteit’ altijd aanwezig geweest de belangstelling voor trompe-l’oeil- herleefde in de 19e eeuw (beschouwd als voorafspiegeling van uitvinding film) De wereld als een schouwspel bekijken door allerlei installaties die het effect op kunstmatige wijze oproepen (panorama’, diorama’s) de geluidscinema voegde realistische geluiden toe 5 3 grote categorieën van beelden te onderscheiden: • Natuurlijke beelden • Externe (artificiële beelden) • Interne (mentale) het onderscheid tussen objectieve en subjectieve beelden is te wazig het onderscheid tussen materiële en fenomenale beelden is ook te wazig (naast het feit dat ze op artificiële wijze tot stand zijn gekomen, situeren ze zich ook buiten de geest van de mens) Artefacten en technifacten materiële beelden die tot stand komen door direct menselijk ingrijpen = artefact de duplicatie ervan door techniek = technifact De primaire indeling in natuurlijke, eterne en interne (mentale) beelden volgt de logica van de Peirceaanse categorieën. Natuurlijke beelden worden beschouwd als een First. Ze impliceren de mogelijkheid dat iets tot beeld wordt. Taxonomie van beelden NATUURLIJKE beelden: potentieel tot beeld geworden werkelijkheid Rorschach-beelden Natuurlijke objecten die een vorm vertonen waarin men figuren meent te ontdekken Sterrenbeelden Landschap Landschap dat zich uitstrekt als een beeld 2D Schaduw(beelden) Spiegelbeelden Waterspiegel, fata morgana Afdrukken Fotogrammen, acheiropoieta, nabeelden, vingerafdrukken 3D Tableau vivant Fossielen, opgezette dieren, plastinaten, mummies EXTERNE (artificiële beelden): feitelijk tot stand gekomen beelden Materiële beelden – artefacten (handmatig tot stand gekomen beelden) 2D Tekening, karikatuur, schilderij, landkaart, watermerk, tatoeage Erts, gravure, lithografie, monotype Diorama, panorama 3D Sculptuur Maquettes, maskers Materiële beelden – technifacten (technisch tot stand gekomen beelden) 2D Foto, hologram, röntgen, 6 3D Fenomenale beelden (verschijnen op een scherm) Schaduwbeelden, shadowgraph, coptograph, wajang Kaleidoscoop Toverlantaarn, diapositief Film, animatiefilm Radar TV: projectie op beeldbuis Flat-screen: oplichtende pixels 3D laserfotografie Virtual reality INTERNE (mentale) beelden Mentale voorstellingen Waan-en wensbeelden Herinneringsbeelden Dromen, visioenen, hallucinaties Identificatie, zelfbeeld, rolmodel echografie, infrarood, fractalen 3D-printing Tactiele en akoestische beeldvorming (blindelings) Fantasie, dagdromen Etymologische benadering In de Europese talen komen 3 woordgroepen voor die verwijzen naar de beeldvoorstelling: • Bild (Germaans) (benadrukt de praxis van het tot stand komen van een beeltenis in de vorm van inwerking op een materiële substantie) • Imago (Latijns) (accentueert het aspect op magische wijze aanwezig stellen van wat niet aanwezig is) • Ikon (Grieks) (benadrukt de gelijkenis tussen het beeld en het door het beeld voorgestelde object) Etymologische woordgroepen onderscheiden: • Beeld/bijl/beitel/boot/boom/bootsen/nabootsen • Imitari/mirror/imago/similitudo/similis/same (verwant met verzamelen) • Icon/gelijk/gelijkenis (verwant met ijken: op elkaar afstemmen) Historische situering van het ontstaan van beelden De uitvinding van de schilderkunst. De techniek zou ontstaan zijn in Egypte en overgenomen zijn door de Grieken. 2D visuele voorstellingen ontstaan op basis van schaduwbeelden, meer bepaald silhouetten die rondom schaduwbeelden werden afgelijnd een verwantschap tussen ontstaansgeschiedenis van het beeld en de techniek van het silhouet is terug te vinden in het woord figuur (figere = vasthechten, onveranderlijk maken) 7