Leskist Bollen, knollen, zaden docentenhandleiding © Uitgave: Amsterdams NME Centrum Docentenhandleiding leskist Bollen, knollen, zaden Ontwikkeld in opdracht van Stadsdeel Zeeburg als onderdeel van het project ‘NME in stadsdeel Zeeburg’ Redactie/layout: Betty Wijnhoven Elena Francissen Het lesmateriaal mag vrij gekopieerd worden voor gebruik op school en is gratis te downloaden van onze website www.anmec.nl. Vermenigvuldiging voor overige doeleinden is uitsluitend toegestaan na toestemming van het Amsterdams NME Centrum. Telefoon020 - 622 54 04 Fax 020 - 427 99 29 E-mail [email protected] Website www.anmec.nl november 2004 amsterdams nme centrum Inhoud Inleiding 3 - Doel van de leskist - Inhoud van de leskist Organisatie 4 - Introductie - Opdrachten doen - Tips bij de opdrachten - Na afloop - Verwerking Aansluiting bij methoden Natuuronderwijs 5 Kerndoelen, tussendoelen en leerlijnen 6 Achtergrondinformatie 7 Opdrachtkaarten leskist en antwoorden 8 Opdrachtkaarten en werkbladen docentenhandleiding leskist bollen, 13 knollen en zaden 1 amsterdams nme centrum Inleiding Inhoud van de leskist Opdrachtkaarten en antwoorden Met de leskist ‘Bollen, knollen en zaden’ voor groep 5 en 6 kunt u leerlingen kennis laten maken met de bouw van planten, bollen, knollen en zaden; hoe deze kiemen en groeien en wat daarvoor nodig is. Ook is er aandacht voor de bloembollenindustrie. De leskist is goed te gebruiken om een circuitles mee te doen. Hoe u alles organiseert, leest u in deze handleiding op bladzijde. 6. Voordat de kinderen aan de slag gaan kunt u het onderwerp introduceren met een algemene inleiding over bollen, knollen en zaden, seizoensverschijnselen en reservevoedsel, of met een les uit de methode natuuronderwijs, zie het schema op bladzijde 5. Na het praktische deel van de opdrachten kunnen leerlingen zelf bijhouden hoe een zaadje kiemt en uitgroeit tot een plant en hoe een bol groeit. In de leskist vindt u 8 opdrachten. Bij sommige opdrachten horen meerdere kaarten. Verderop in deze handleiding kunt u de inhoud van de opdrachtkaarten en de antwoorden alvast lezen. De geplastificeerde opdrachtkaarten zijn bedoeld om bij de opdracht te leggen wanneer u in een opdrachtencircuit werkt. In de map met kopieerbladen vindt u de werk- en opdrachtbladen die u kunt kopiëren voor uw leerlingen. Materialen In de kist vindt u opdrachtkaarten en alle materialen om de opdrachten uit te voeren. Papier, tekengerei en potgrond verzorgt u zelf. Alle verbruiksartikelen voor de proefjes zoals potjes, etiketten, vlaggetjes verbruikt u gewoon. De rest van het materiaal dient u weer in de kist te doen en terug te brengen. Hiervoor is een inhoudslijst in de kistdeksel geplakt. Doel van deze kist Materialenpakket •De onderdelen blad, bladsteel, stengel, bloem, wortels, bol of knol kunnen benoemen bij een plant. •De onderdelen bolrokken, groeipunt, bolschijf en wortels kunnen benoemen bij een ui. •Weten dat bloembollen veel gekweekt worden achter de duinen. •Weten dat kwekers de bloem van de bolplant afhalen zodat al het voedsel van de plant naar de bol gaat waardoor deze beter groeit. •Weten dat Nederland veel bloembollen aan het buitenland verkoopt. •Weten dat een bol bestaat uit rokken en dat een knol massief is. •Weten dat in bollen, knollen en zaden reservevoedsel is opgeslagen voor het kiemplantje dat eruit gaat groeien. •Weten hoe een bonenzaadje er van binnen uit ziet. De onderdelen kiemblaadjes, kiemwortel, poortje, zaadlob en zaadhuid kunnen benoemen bij een geweekte boon. •Weten dat een zaadje warmte, lucht en water nodig heeft om te kiemen. •Weten dat een kiemplantje warmte, lucht, water, licht, grond en voedsel nodig heeft om te groeien. docentenhandleiding leskist bollen, knollen Let op: het materialenpakket (verbruiksmaterialen) gaat uit van maximaal 8 groepjes per klas. Per klas is er dus een beperkt aantal bollen, knollen, zaden en bloempotten beschikbaar. Wanneer uw school met meerdere klassen op de leskist heeft ingetekend, treft u meerdere materialenpakketten in de kist aan. De andere pakketten zijn dan voor de andere groepen. Wanneer u verbruiksmateriaal overhoudt (bloembollen, zaden, potten, etc), ontvangen wij dit graag van u terug. Voor het proefje ‘heeft een zaadje lucht nodig om te kiemen?’ (opdracht 8) zijn twee glazen potjes nodig. Deze vindt u in de kist. Zorg dat er bij het inleveren van de kist weer twee (vergelijkbare) potjes en deksels in de kist zitten, ook wanneer u nog niet klaar bent met de proefjes. en zaden 3 amsterdams Organisatie De les bestaat grofweg uit drie onderdelen • Introductie over bollen, knollen en zaden • Werken met de leskist • Verwerken van alles wat geleerd is Hieronder wordt per onderdeel een aantal algemene voorbereidingen beschreven. nme centrum Kies voor opdracht 6b een goede locatie in de schooltuin. NB: er zitten niet genoeg bloembollen in het materialenpakket om met 8 groepjes zowel opdracht 6a als opdracht 6b te doen. Opdracht 7 Zet de benodigde bonen (één boon per leerling) een dag van tevoren in de week: tel voldoende bonen uit en doe ze in een bakje water, zodat alle bonen onder water zijn. Introductie Opdracht 8 Introduceer het onderwerp in de klas Suggesties hiervoor: •Maak een wandeling in de omgeving van de school en wijs de leerlingen opseizoensverschijnselen. •Hou een kringgesprek over de seizoenen en de verschijnselen die typerend zijn voor elk seizoen. •Maak met de leerlingen een woordweb over bollen, knollen en zaden Na afloop van het werken met de leskist kan het woordweb aangevuld worden met wat er is bijgeleerd. •Geef een les uit de methode Natuuronderwijs (zie overzicht hiernaast) Richt een geschikte plek in en zet daar alle benodigdheden en materialen van te voren klaar. Zorg zelf voor voldoende schoteltjes. Terwijl de leerlingen opdrachten uitvoeren loopt u rond als hulp en vraagbaak. Na afloop •Verzamel alle opdrachten en materialen. •Maak alles schoon en droog. •Controleer met de inhoudslijst aan de binnenzijde van de leskistdeksel of alles compleet is. •Pak de leskist in volgens het schema. •Vul het evaluatieformulier in en stop het in de kist. Opdrachten doen Voorbereidingen circuitles Lees de opdrachten van tevoren door. Bijna alle materialen die nodig zijn voor het uitvoeren van de opdrachten vindt u in de leskist. Materialen die aangegeven zijn met een * moet u zelf verzorgen. Zorg voor voldoende potgrond. In totaal hebt u ongeveer 10 liter nodig voor de opdrachten. Kopieer de werkbladen voor alle leerlingen en maak er een boekje van. Bedenk welke opdracht waar uitgevoerd kan worden. Leg voor elke opdracht de opdrachtkaart en de benodigdheden klaar. Tips bij de opdrachten Opdracht 5 Snijd van tevoren een aardappel, biet, ui en tulp in de lengte door midden; zodat het eruit komt te zien als op de plaatjes, en leg die in het bakje. Verwerking Het is aan te raden om na afloop van de circuitles een verwerkingsopdracht met de leerlingen te doen, zodat ze hun nieuwverworven kennis een plek kunnen geven. Hieronder volgen een paar suggesties. •Laat de kinderen een logboek bij houden van het uitkomen en groeien van de bol bij opdracht 6. Gebruik hier voor de werkbladen in de map met kopieerbla- den. •Ieder groepje kan een verslag bijhouden van de deelproef naar de kiemingsvoorwaarden bij opdracht 8. Na afloop van de proef kunt u deze bevindingen klassikaal bespreken. • Een bloeiende bol afkoppen en kijken wat er met de bol gebeurt. Opdracht 6 Maak een keuze tussen opdracht 6a (Een bloembol planten in de klas) en 6b (Een bloembol planten in de tuin). Zet voor opdracht 6a een afgepaste hoeveelheid materiaal voor het aantal groepjes klaar. 4 docentenhandleiding leskist bollen, knollen en zaden amsterdams nme centrum Aansluiting bij methoden Natuuronderwijs Methode Groep/boek Hoofdstuk Titel In vogelvlucht Boek 8 Thema Zaaien en stekken les 1, 2, 3 Zaaien stekken Leefwereld Groep 5 Hoofdstuk 18 Bollen en knollen Groep 6 Hoofdstuk 1 Zomertijd - bloementijd Natuurlijk NatuNiek Groep 5 Hoofdstuk 1, les 2 Groeien en bloeien Groep 6 Hoofdstuk 1, les 3 Uitlopende bollen Groep 7 Hoofdstuk 1, les 3 Hoofdstuk 7, les 1 Een nieuwe start Water en licht Boek 5 Thema1, les 2 Wat planten eten Boek 6 Thema 3, les 3 Thema 3, les 4 Planten drinken door een rietje Planten in de kou Boek 7 Thema 1, les 1 Thema 1, les 2 Nieuw leven zonder bevruchting Een plant uit een zaadje docentenhandleiding leskist bollen, knollen en zaden 5 amsterdams nme centrum Kerndoelen, tussendoelen en leerlijnen Deze leskist sluit aan bij onderstaande tussendoelen en leerlijnen opgesteld door het SLO. Niet ieder aspect van de kerndoelen komt aan bod in deze leskist, maar voor de volledigheid worden ze wel als geheel hier vermeld. Kerndoel 41 De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. 6 Groep Bouw van planten 1 en 2 • onderdelen van een plant: bloem, stengel, blad en wortel • ontkiemen van zaden 3 en 4 • vormen van plantenzaden en de manieren van verspreiding • de opbouw en het uitlopen (de groei) van bollen en knollen Bouw en voortplanting van planten 5 en 6 • stekken van delen van een plant • functie van wortel, stengel en blad van een plant 7 en 8 • verschillende manieren van voortplanting van planten • bloemvormen passen bij de manier van bestuiven • functie van andere plantendelen (ranken van klimplanten, doornen) docentenhandleiding leskist bollen, knollen en zaden amsterdams nme centrum Achtergrondinformatie Voorbeelden van bolgewassen zijn de ui, tulp, narcis, hyacint, sneeuwklokje en bieslook. Hoe de bloembol naar Nederland kwam De kop eraf Toen de botanicus Carolus Clusius in 1592 directeur werd van de Hortus Botanicus in Leiden nam hij tulpenbollen mee naar Nederland. Tulpen kwamen toen helemaal niet voor in Nederland, ze groeiden van oorsprong in Turkije. De bollen waren hier schaars en erg duur; een heel bijzonder verzamelobject. Voor een tulpenbol kon wel meer dan fl. 4000,- (€ 2000,-) worden betaald. In de 17e eeuw werd de bol gezien als een geneesmiddel. Voor een bol moest je naar de apotheek waar de bollen ook in voorraad werden gehouden. Daaruit is tenslotte de handel in bloembollen onstaan. De bollenteelt De eerste bollentelers waren in de streek tussen Haarlem en Leiden gevestigd. De grond daar, afgegraven duinen die bestaan uit een mengsel van zand, veen en soms wat klei, bleken erg geschikt voor de bollenteelt. Zo ontstond de eerste Bollenstreek. Met de teelt op grotere schaal gingen de prijzen van de bollen wel omlaag, maar voor de gewone man bleven ze onbetaalbaar. Toen de groothandel in de 19e eeuw opkwam veranderde dit en kwam ook de export van bloembollen naar het buitenland goed op gang. Inmiddels breidde het teeltgebied zich, in de loop van de tijd, steeds verder uit en worden tegenwoordig in elke provincie bollen gekweekt. Nederland is de grootste exporteur van bloembollen in de wereld. Tulpen vormen 50% van de hele Nederlandse bollenteelt. Nadat de bollen zijn geplant, groeien er nieuwe bollen in de grond. Het is de bedoeling van de teler dat de bol die geplant is zoveel mogelijk voedsel kan gebruiken voor de vorming van de nieuwe bollen. Zodra de bloem er is, wordt de kop verwijderd zodat er geen voedsel meer naar de bloem gaat en de nieuw gevormde bolletjes ervan kunnen profiteren. Reservevoedsel In de herfst en winter passen planten en dieren zich aan op de kou door voedselvoorraden aan te leggen. Een bol of een zaadje bevat een voedselvoorraad voor een kiemplantje. Het kiemplantje dat al in het zaadje of als groeipunt in de bol aanwezig, is krijgt van de moederplant een voorraadje ‘babyvoeding’ mee. Daarmee kan het aan het eind van de winter, zodra het weer warmer wordt, meteen gaan (ont)kiemen. In de lente bloeien veel bolplanten al voordat bomen en struiken bladeren hebben, dankzij het reservevoedsel in de bol of knol die de hele winter onder de grond zat. Biologische bollen Er worden bij de teelt van bloembollen behoorlijk veel chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt. Daarmee vormt de bollenteelt een belasting voor het milieu. Een aantal telers heeft er voor gekozen hun bollen zonder deze schadelijke middelen te telen. Dit worden biologische bollen genoemd. Sommige stadsdelen in Amsterdam gebruiken deze biologische bollen voor de versiering van borders en rotondes. Iets over de bol Een bol is eigenlijk een complete, in elkaar geschoven plant. De rokken kun je vergelijken met sterk verdikte bladeren; er is reservoedsel in opgeslagen. De rokken omsluiten het zogenaamde groeipunt in het midden, waaruit bloembladeren, bloemsteel met bloem zullen groeien. Tussen de rokken zitten okselknoppen. Uit de okselknoppen groeien nieuwe bolletjes. docentenhandleiding leskist bollen, knollen en zaden 7 amsterdams nme centrum Opdrachtkaarten leskist Bollen, knollen en zaden Opdrachtkaart Thema 1 De bouw van een plant 2 De bol van binnen 3 De knol van binnen 4 De bloembollenindustrie 5 Een bol of een knol? 6aEen bol laten groeien in de klas 6bEen bol laten groeien in de tuin 7 De boon 8 Kieming, wat is er voor nodig? Bouw Bouw Bouw Industrie Bouw Kieming Kieming Bouw Kieming Opdrachtkaarten met antwoorden 1 De bouw van een plant Benodigdheden Hieronder staat een plant die uit een bol gegroeid is. geen Het is een tulp. Zet de juiste namen erbij. Net als mensen, hebben planten ook een lichaam. ............bloem..................... Een plant heeft natuurlijk geen armen en benen, maar wel een stengel en bladeren. ..........bladsteel.................... De zonnebloem hieronder is uit een zaadje gegroeid. Bekijk de tekening van de zonnebloem. .............blad................... Vul op de lijntjes in hoe elk deel van de zonnebloem heet. Je mag kiezen uit de volgende woorden: Blad Bladsteel Stengel Wortels Bloem .................bol........................ ..............bloem................. ..............wortels.................. ................bladsteel.......... Wat zijn de verschillen tussen de zonnebloem en de tulp? ...........blad........................ .....De tulp heeft een bol en de bladeren zitten dichter op de steel...... .............stengel................. ..................................................................................................................... ................wortels............... ..................................................................................................................... ..................................................................................................................... % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 ; ) 6 / & 0 % ( 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 > % ( ) 2 % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 8 2 1 ) docentenhandleiding ' ) 2 8 6 9 1 leskist 3 4 ( 6 % ' , 8 / % % 6 8 bollen, 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 knollen / 2 3 0 0 ) 2 en ) 2 > % ( ) 2 zaden amsterdams nme centrum 2 De bol van binnen Benodigdheden 3 De knol van binnen Benodigdheden • snijplank • mesje • 1 aardappel per groepje • snijplank • mesje • 1 ui per groepje Bekijk de buitenkant van de aardappel en teken de aardappel na. 1 Wat denk je dat er binnenin de ui zit? Probeer dat eens te tekenen. Eigen antwoord 2 Leg de ui op de snijplank. Snijd de ui in de lengte doormidden. 3 Bekijk de binnenkant goed. Zie je de laagjes? Dit noemen we de bolrokken. In de bolrokken zit voedsel voor het plantje dat uit de ui gaat Op de buitenkant zitten kleine deukjes, dat zijn de knoppen of ogen groeien. We noemen dat reservevoedsel. van de aardappel. Het zijn punten waar de aardappel kan gaan uitlopen om een nieuwe Helemaal binnenin zit het begin van een uienplantje. Dat noemen aardappelplant te vormen. we het groeipunt. Soms is het groeipunt een beetje gelig of al groen. Het onderste deel van de bol heet de bolschijf. Alle bolrokken % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 Vul de juiste woorden in: % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 ; ) 6 / & 0 % ( 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 ; ) 6 / & 0 % ( 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 > % ( ) 2 Hoe denk je dat de aardappel er van binnen zitten daaraan vast. Er groeien soms ook wortels uit. uitziet? / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 > % ( ) 2 Snij de aardappel doormidden. Bekijk de binnenkant goed. Heeft de binnenkant overal dezelfde kleur? ........Ja......... Bestaat de binnenkant uit onderdelen of is het één geheel? ...Uit een geheel............ .......groeipunt...................... Een aardappel is een knol. In de knol zit voedsel voor het plantje dat uit de knol gaat groeien. ............rok........................... We noemen dat reservevoedsel. Zou jij het reservevoedsel voor de nieuwe aardappelsplant lusten? ....Eigen antwoord............... ..........bolschijf.......................... Maak een gedichtje over de aardappel. ..............wortels........................ .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... Pel een bolrok van de ui af en knijp erin. .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... Wat ruik je? ..........eigen antwoord............ Zou jij het reservevoedsel voor het uienplantje lusten? % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 3 4 ( 6 % ' , 8 / % % 6 8 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 > % ( ) 2 ....eigen antwoord................. % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 docentenhandleiding 3 4 ( 6 % ' , 8 / % % 6 8 0 ) 7 / - 7 8 leskist & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 bollen, ) 2 > % ( ) 2 knollen en zaden 9 amsterdams 4 De bloembollen industrie Benodigdheden nme centrum 5 Een bol of een knol? Benodigdheden • doorsnede van een aardappel, een biet, • videorecorder en televisie • videoband “bloembollen” een ui en een tulp Bekijk de afbeelding. Lees de vragen. 1 Waar liggen de meeste bollenvelden? 2 Over welke soort bloemen gaat de videoband? Bo 3 Wat is “afkoppen”? l Welke bol wordt gebruikt door de boer, de oude of de nieuwe bol? 6 Hoeveel bloembollen worden er per jaar geëxporteerd naar het bolrokken buitenland? 7 ol schijf 4 Waarom worden de tulpen afgekopt 5 Kn groeipunt wortels Wat doet de boer met de tulpen die in de winter in de kas gegroeid zijn? Bekijk de videoband en beantwoord de vragen. 1 ... Achter de duinen ............................................................................... 2 ...Tulpen ................................................................................................... 3 ... De bloemen van de bloemsteel halen ............................................. 4 ... Dan gaat het voedsel naar de bol i.p.v naar de bloem en groeit de bol goed ....... Lees de zinnen hieronder. Kruis aan of het alleen voor bollen, knollen of beide geldt. Bol m Ik ben massief van binnen Ik besta uit laagjes, rokken m ... Een miljard ......................................................................................... Ik heb reservevoedsel m ... Die verkoopt hij ................................................................................. Mijn groeipunt zit aan de buitenkant 5 ... De nieuwe bol want uit de oude is de tulp gegroeid ................... 6 7 % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 ; ) 6 / & 0 % ( 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 > % ( ) 2 2 1 ) m m m Mijn groeipunt zit binnenin Spoel de videoband terug naar het begin. Knol ' ) 2 8 6 9 1 ; ) 6 / & 0 % ( 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 > % ( ) 2 Bekijk de doorsneden van ui, biet en aardappel en tulp. aard biet ui app tu el lp Kruis aan of het een bol of een knol is. Ui m bol Biet m knol Aardappel m knol Tulp m bol Waar zit bij een bol het reservevoedsel? ..............In de rokken.......................................... En bij een knol? ..............In de schijf.............................................. 10 docentenhandleiding % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) leskist ' ) 2 8 6 9 1 bollen, knollen 3 4 ( 6 % ' , 8 / % % 6 8 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 en / 2 3 0 0 ) 2 zaden ) 2 > % ( ) 2 amsterdams nme centrum 6a Een bol laten groeien in de klas Benodigdheden • 1 bloembol per groepje • 1 etiket • 1 grote bloempot 7 De boon Benodigdheden • schoteltje* • tuinaarde* • 1 geweekte boon per kind • kleurpotloden (groen en geel) 1 Neem een etiket. Een boon is een zaadje van de bonenplant. Uit het zaadje kan een 2 Laat iedereen van jouw groepje zijn naam erop schrijven. nieuwe bonenplant groeien. Dat plantje zit al klaar in het zaadje. Zo’n babyplantje heet een kiemplant of kiem. Behalve het kiempje, zit er 3 Plak het etiket op een bloempotje. ook voedsel in het zaad. Dat heeft het kiempje nodig om te groeien. 4 Vul de pot met aarde tot iets onder de rand. Laat in het midden een kuiltje over voor de bol. Bekijk de boon. Deze boon heeft een poosje in het water gelegen, 5 Doe de bol in de pot, met de ‘neus’ naar boven. laten weken heet dat. 6 Doe nog wat extra aarde rondom de bol. kiemblaadjes 7 Zet de pot op een schotel. kiemworteltje 8 Plaats de pot op een lichte plek, bijvoorbeeld poortje bij het raam. zaadhuis 9 Geef de bol een klein beetje water. reservevoedsel Let op! De bol mag niet op een te warme plek staan. Zet de bol dus niet boven of vlakbij de verwarming! Zorg dat de aarde altijd een beetje vochig is (dus niet kurkdroog De zaadhuid is het velletje dat om de boon heen zit. en ook niet kletsnat). Haal de zaadhuid van de geweekte boon af. Haal de twee delen van de geweekte boon voorzichtig van elkaar. Vanaf vandaag gaan jullie bijhouden hoe de bol groeit. Ga elke dag De twee helften noem je de zaadlobben. even naar je bol kijken. Als er veranderingen te zien zijn, schrijf je dat op werkblad 6a. Bekijk de binnenkanten. Zie je het kiemplantje? Wat zit er verder binnenin de boon? .........Reservevoedsel.... % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 ; ) 6 / & 0 % ( 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 Een bol laten groeien in de tuin / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 Benodigdheden 6b > % ( ) 2 % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 ; ) 6 / & 0 % ( 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 > % ( ) 2 Teken de zaadlob waar de kiem aan vast zit. Kleur het kiemplantje groen en het reservevoedsel geel. • 1 bloembol per groepje • vlaggetje • schepje 1 Laat iedereen uit je groepje zijn naam op het vlaggetje schrijven. 2 Neem het vlaggetje en een bloembol mee naar buiten. 3 Ga naar de plek waar je de bloembol mag planten. 4 Maak met een schepje een gat in de grond. Het gat moet ongeveer zo diep als het schepje zijn (ongeveer 10 cm). 5 Doe de bol in het gat, met de ‘neus’ naar boven. 6 Vul de rest van het gat met aarde. 7 Druk de aarde een klein beetje aan. 8 Steek het vlaggetje vlak bij de plek waar je de bol geplant hebt. Vanaf vandaag gaan jullie bijhouden hoe de bol groeit. Ga elke dag even naar je bol kijken. Als er veranderingen te zien zijn, schrijf je dat op werkblad 6b. % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 docentenhandleiding ; ) 6 / & 0 % ( 0 ) 7 / - 7 8 leskist & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 bollen, ) 2 > % ( ) 2 knollen % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 en 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 zaden 3 4 ( 6 % ' , 8 / % % 6 8 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 > % ( ) 2 11 amsterdams 8 Kieming, wat is er voor nodig? Benodigdheden nme centrum Extra opdracht: De uienpuzzel Benodigdheden • 1 ui • snijplank • mesje geen Maak een puzzel van je ui: Uit een zaadje kan een nieuwe plant groeien. Leg een halve ui op de snijplank en snij hem in plakjes. We noemen dat kiemen. In de winter is het veel te koud voor kiemplantjes, ze zouden Vraag aan een ander kind in je groepje of die de ui weer helemaal in doodgaan voordat ze groot zijn. Een zaadje heeft dus warmte nodig elkaar kan zetten. om te kiemen. Maar wat zou het zaadje nog meer nodig hebben? Kruis aan welke dingen een zaadje nodig heeft om te kiemen: m Warmte m Lucht m Water Je gaat nu onderzoeken of het klopt wat je hebt ingevuld. Kies één ding uit. Ik wil weten of een zaadje .....Eigen keuze........... nodig heeft om te kunnen kiemen. Vraag aan je meester of juf de opdrachtkaart waar deze vraag op staat. Maak de opdracht op die kaart. % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 ; ) 6 / & 0 % ( 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 ; ) 6 / & 0 % ( 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 > % ( ) 2 > % ( ) 2 Lees na 1 week nog eens je onderzoeksvraag. Omcirkel het antwoord: Een zaadje heeft wel / geen ....... Eigen bevinding.......... nodig om te kiemen. Vraag aan klasgenoten wat er uit hun onderzoekjes is gekomen. Vergelijk het met de antwoorden die je aan het begin van deze opdracht hebt gegeven. Schrijf nu op wat een zaadje nodig heeft om te kiemen: Een zaadje heeft ........... Lucht................., .............Water...................... en ...........Warmte................... nodig om te kiemen. % 1 7 8 ) 6 ( % 1 7 12 2 1 ) ' ) 2 8 6 9 1 3 4 ( 6 % ' , 8 / % % 6 8 0 ) 7 / - 7 8 & 3 0 0 ) 2 / 2 3 0 0 ) 2 ) 2 > % ( ) 2 docentenhandleiding leskist bollen, knollen en zaden Opdrachtkaarten en werkbladen amsterdams nme centrum leskist Bollen, knollen en zaden 1 De bouw van een plant Benodigdheden geen Net als mensen, hebben planten ook een lichaam. Een plant heeft natuurlijk geen armen en benen, maar wel een stengel en bladeren. De zonnebloem hieronder is uit een zaadje gegroeid. Bekijk de tekening van de zonnebloem. Vul op de lijntjes in hoe elk deel van de zonnebloem heet. Je mag kiezen uit de volgende woorden: Blad Bladsteel Stengel Wortels Bloem .................................................. .................................................. .................................................. .................................................. .................................................. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Hieronder staat een plant die uit een bol gegroeid is. Het is een tulp. Zet de juiste namen erbij. ................................................ ................................................ ................................................ ................................................ ................................................ Wat zijn de verschillen tussen de zonnebloem en de tulp? ..................................................................................................................... ..................................................................................................................... ..................................................................................................................... ..................................................................................................................... a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m o p d r a c h t k a a r t l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n 2 De bol van binnen Benodigdheden •snijplank •mesje •1 ui per groepje 1 Wat denk je dat er binnenin de ui zit? Probeer dat eens te tekenen. 2 Leg de ui op de snijplank. Snijd de ui in de lengte doormidden. 3 Bekijk de binnenkant goed. Zie je de laagjes? Dit noemen we de bolrokken. In de bolrokken zit voedsel voor het plantje dat uit de ui gaat groeien. We noemen dat reservevoedsel. Helemaal binnenin zit het begin van een uienplantje. Dat noemen we het groeipunt. Soms is het groeipunt een beetje gelig of al groen. Het onderste deel van de bol heet de bolschijf. Alle bolrokken zitten daaraan vast. Er groeien soms ook wortels uit. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Vul de juiste woorden in: .................................................. .................................................. .................................................. .................................................. Pel een bolrok van de ui af en knijp erin. Wat ruik je? ..................................................... Zou jij het reservevoedsel voor het uienplantje lusten? ..................... a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m o p d r a c h t k a a r t l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n 3 De knol van binnen Benodigdheden •snijplank •mesje •1 aardappel per groepje Bekijk de buitenkant van de aardappel en teken de aardappel na. Op de buitenkant zitten kleine deukjes, dat zijn de knoppen of ogen van de aardappel. Het zijn punten waar de aardappel kan gaan uitlopen om een nieuwe aardappelplant te vormen. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Hoe denk je dat de aardappel er van binnen uitziet? Snij de aardappel doormidden. Bekijk de binnenkant goed. Heeft de binnenkant overal dezelfde kleur? ........................ Bestaat de binnenkant uit onderdelen of is het één geheel? ................................................ Een aardappel is een knol. In de knol zit voedsel voor het plantje dat uit de knol gaat groeien. We noemen dat reservevoedsel. Zou jij het reservevoedsel voor de nieuwe aardappelsplant lusten? ..................... Maak een gedichtje over de aardappel. .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m o p d r a c h t k a a r t l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n 4 De bloembollen industrie Benodigdheden •videorecorder en televisie •videoband “bloembollen” Lees de vragen. 1 Waar liggen de meeste bollenvelden? 2 Over welke soort bloemen gaat de videoband? 3 Wat is “afkoppen”? 4 Waarom worden de tulpen afgekopt 5 Welke bol wordt gebruikt door de boer, de oude of de nieuwe bol? 6 Hoeveel bloembollen worden er per jaar geëxporteerd naar het buitenland? 7 Wat doet de boer met de tulpen die in de winter in de kas gegroeid zijn? Bekijk de videoband en beantwoord de vragen. 1 ..................................................................................................................... 2 ..................................................................................................................... 3 ..................................................................................................................... 4 ..................................................................................................................... ..................................................................................................................... 5 ..................................................................................................................... 6 ..................................................................................................................... 7 ..................................................................................................................... Spoel de videoband terug naar het begin. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n 5 Een bol of een knol? Benodigdheden •doorsnede van een aardappel, een biet, een ui en een tulp Bekijk de afbeelding. B ol Kn groeipunt ol schijf bolrokken wortels Lees de zinnen hieronder. Kruis aan of het alleen voor bollen, knollen of beide geldt. Bol Knol Ik ben massief van binnen Ik besta uit laagjes, rokken Ik heb reservevoedsel Mijn groeipunt zit aan de buitenkant Mijn groeipunt zit binnenin a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Bekijk de doorsneden van ui, biet en aardappel en tulp. aard biet ui app tu el lp Kruis aan of het een bol of een knol is. Ui bol knol Biet bol knol Aardappel bol knol Tulp bol knol Waar zit bij een bol het reservevoedsel? .............................................................................................. En bij een knol? .............................................................................................. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m o p d r a c h t k a a r t l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n 6a Een bol laten groeien in de klas Benodigdheden •1 bloembol per groepje •1 etiket •1 grote bloempot •schoteltje* •tuinaarde* 1 Neem een etiket. 2 Laat iedereen van jouw groepje zijn naam erop schrijven. 3 Plak het etiket op een bloempotje. 4 Vul de pot met aarde tot iets onder de rand. Laat in het midden een kuiltje over voor de bol. 5 Doe de bol in de pot, met de ‘neus’ naar boven. 6 Doe nog wat extra aarde rondom de bol. 7 Zet de pot op een schotel. 8 Plaats de pot op een lichte pek, bijvoorbeeld bij het raam. 9 Geef de bol een klein beetje water. Let op! De bol mag niet op een te warme plek staan. Zet de bol dus niet boven of vlakbij de verwarming! Zorg dat de aarde altijd een beetje vochig is (dus niet kurkdroog en ook niet kletsnat). Vanaf vandaag gaan jullie bijhouden hoe de bol groeit. Ga elke dag even naar je bol kijken. Als er veranderingen te zien zijn, schrijf je dat op werkblad 6a. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n 6a Wat komt er uit onze bol? Benodigdheden geen werkblad bij “een bol laten groeien in de klas” Mijn naam is .......................................... Onze bol is een ............................................................ Hieronder teken ik op 4 momenten hoe onze bol groeit. 1 2 3 4 a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n 6b Een bol laten groeien in de tuin Benodigdheden •1 bloembol per groepje •vlaggetje •schepje 1 Laat iedereen uit je groepje zijn naam op het vlaggetje schrijven. 2 Neem het vlaggetje en een bloembol mee naar buiten. 3 Ga naar de plek waar je de bloembol mag planten. 4 Maak met een schepje een gat in de grond. Het gat moet ongeveer zo diep als het schepje zijn (ongeveer 10 cm). 5 Doe de bol in het gat, met de ‘neus’ naar boven. 6 Vul de rest van het gat met aarde. 7 Druk de aarde een klein beetje aan. 8 Steek het vlaggetje vlak bij de plek waar je de bol geplant hebt. Vanaf vandaag gaan jullie bijhouden hoe de bol groeit. Ga elke dag even naar je bol kijken. Als er veranderingen te zien zijn, schrijf je dat op werkblad 6b. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Wat komt er uit onze bol? 6b Benodigdheden geen werkblad bij “een bol laten groeien in de tuin” Mijn naam is .......................................... Onze bol is een ............................................................ Hieronder teken ik op 4 momenten hoe onze bol groeit. 1 2 3 4 a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n 7 De boon Benodigdheden •1 geweekte boon per kind •kleurpotloden (groen en geel) Een boon is een zaadje van de bonenplant. Uit het zaadje kan een nieuwe bonenplant groeien. Dat plantje zit al klaar in het zaadje. Zo’n babyplantje heet een kiemplant of kiem. Behalve het kiempje, zit er ook voedsel in het zaad. Dat heeft het kiempje nodig om te groeien. Bekijk de boon. Deze boon heeft een poosje in het water gelegen, laten weken heet dat. kiemblaadjes kiemworteltje poortje zaadhuis reservevoedsel De zaadhuid is het velletje dat om de boon heen zit. Haal de zaadhuid van de geweekte boon af. Haal de twee delen van de geweekte boon voorzichtig van elkaar. De twee helften noem je de zaadlobben. Bekijk de binnenkanten. Zie je het kiemplantje? Wat zit er verder binnenin de boon? .................................................... a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Teken de zaadlob waar de kiem aan vast zit. Kleur het kiemplantje groen en het reservevoedsel geel. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m o p d r a c h t k a a r t l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n 8 Kieming, wat is er voor nodig? Benodigdheden geen Uit een zaadje kan een nieuwe plant groeien. We noemen dat kiemen. In de winter is het veel te koud voor kiemplantjes, ze zouden doodgaan voordat ze groot zijn. Een zaadje heeft dus warmte nodig om te kiemen. Maar wat zou het zaadje nog meer nodig hebben? Kruis aan welke dingen een zaadje nodig heeft om te kiemen: Warmte Licht Lucht Water Grond Je gaat nu onderzoeken of het klopt wat je hebt ingevuld. Kies één ding uit. Ik wil weten of een zaadje ................................................. nodig heeft om te kunnen kiemen. Vraag aan je meester of juf de opdrachtkaart waar deze vraag op staat. Maak de opdracht op die kaart. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Lees na 1 week nog eens je onderzoeksvraag. Omcirkel het antwoord: Een zaadje heeft wel / geen ................................................... nodig om te kiemen. Vraag aan klasgenoten wat er uit hun onderzoekjes is gekomen. Vergelijk het met de antwoorden die je aan het begin van deze opdracht hebt gegeven. Schrijf nu op wat een zaadje nodig heeft om te kiemen: Een zaadje heeft ........................................................., ......................................................... a m s t e r d a m s en ......................................................... nodig om te kiemen. n m e c e n t r u m o p d r a c h t k a a r t l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Heeft een zaadje grond nodig om te kunnen kiemen? 8 Benodigdheden werkblad bij “kieming, • 2 potjes • 8 bonen • grond •tuinkerszaad • plantenspuit •twee etiketten • wc-papier (‘grond’ en ‘geen grond’) wat voor is er nodig?” Lees voor je begint de hele opdracht goed door. 1 Laat iedereen uit je groepje zijn naam op beide etiketten schrijven. 2 Plak op elk potje een etiket. 3 Vul het potje met het etiket ‘grond’ met grond. 4 Stop 4 bonen in het potje. Druk ze een klein beetje onder de grond. 5 Strooi de helft van de tuinkers erover. 6 Strooi een klein beetje grond over de tuinkerszaadjes. 7 Doe in het potje met het etiket ‘geen grond’ een flinke laag wc-papier (2 cm). 8 Leg 4 bonen op het wc-papier. 9 Strooi de rest van de tuinkerszaadjes erover. 10 Dek de zaadjes af met een dun laagje wc-papier. 11 Maak beide potjes vochtig met de plantenspuit. 12 Zet de potjes op een lichte plek. Verzorging: Je onderzoekt of een zaadje grond nodig heeft om te kiemen. Geef beide potjes dus wel evenveel water, lucht, warmte en licht. Het wc-papier mag niet onder water staan, want dan komt er geen lucht meer bij. Kijk elke dag even of er al iets is gebeurd met de zaadjes. Over een week maak je opdracht 8 verder af. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Heeft een zaadje licht nodig om te kunnen kiemen? 8 Benodigdheden werkblad bij “kieming, • 2 potjes • 8 bonen • grond • tuinkerszaad • plantenspuit • twee etiketten (‘licht’ en ‘geen licht’) wat voor is er nodig?” Lees voor je begint de hele opdracht goed door. 1 Vul beide potjes tot 1 cm onder de rand met grond. 2 Stop in elk potje 4 bonen. Druk ze een klein beetje onder de grond. 3 Verdeel de tuinkerszaadjes over de twee potjes. 4 Strooi een klein beetje grond over de tuinkerszaadjes. 5 Laat iedereen uit je groepje zijn naam op beide etiketten schrijven. 6 Plak op elk potje een etiket. 7 Maak de grond in beide bakjes vochtig met de plantenspuit. 8 Zet het potje ‘licht’ op een lichte plaats in het lokaal, bijvoorbeeld bij het raam. 9 Zet het potje ‘geen licht’ op een donkere plek, bijvoorbeeld in een kast die altijd dicht is. Of maak een (ruime) hoes van zwart karton en doe die om het potje heen. Verzorging: Je onderzoekt of een zaadje licht nodig heeft om te kiemen. Geef beide potjes dus wel evenveel lucht, warmte en water. Kijk elke dag even of er al iets is gebeurd met de zaadjes. Over een week maak je opdracht 8 verder af. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Heeft een zaadje lucht nodig om te kunnen kiemen? 8 Benodigdheden • 2 glazen potjes • 8 bonen • plantenspuit • 1 deksel • twee etiketten * tuinkerszaad • grond (‘lucht’ en ‘geen lucht’) werkblad bij “kieming, wat is er voor nodig?” Lees voor je begint de hele opdracht goed door. 1 Vul beide potjes tot de helft met grond. 2 Stop in elk potje 4 bonen. Druk ze een klein beetje onder de grond. 3 Verdeel de tuinkerszaadjes over de twee potjes. 4 Strooi een klein beetje grond over de tuinkerszaadjes. 5 Maak de grond in beide potjes vochtig met de plantenspuit. 6 Laat iedereen uit je groepje zijn naam op beide etiketten schrijven. 7 Plak op elk potje een etiket. 8 Doe de deksel op het potje met het etiket ‘geen lucht’. 9 Zet de potjes op een lichte plek. Je onderzoekt of een zaadje lucht nodig heeft om te kiemen. Geef beide potjes dus wel evenveel warmte, licht en water. Laat de deksel een week lang op de pot ‘geen lucht’ zitten. Kijk elke dag even of er al iets is gebeurd met de zaadjes. Over een week maak je opdracht 8 verder af. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n 8 Heeft een zaadje warmte nodig om te kunnen kiemen? Benodigdheden • 2 potjes • 8 bonen • grond werkblad bij “kieming, wat is er • tuinkerszaad • plantenspuit • twee etiketten (‘warmte’ en ‘geen warmte’) voor nodig?” Lees voor je begint de hele opdracht goed door. 1 Vul beide potjes tot 1 cm onder de rand met grond. 2 Stop in elk potje 4 bonen. Druk ze een klein beetje onder de grond. 3 Verdeel de tuinkerszaadjes over de twee potjes. 4 Strooi een klein beetje grond over de tuinkerszaadjes. 5 Laat iedereen uit je groepje zijn naam op beide etiketten schrijven. 6 Plak op elk potje een etiket. 7 Maak de grond in beide potjes vochtig met de plantenspuit. 8 Zet het potje met het etiket ‘warmte’ op een warme plek. 9 Zet het potje met het etiket ‘geen warmte’ op een koele plek. Verzorging: Je onderzoekt of een zaadje warmte nodig heeft om te kiemen. Geef beide potjes dus wel evenveel lucht, licht en water. Zet het potje ‘geen warmte’ niet in de koelkast, want daar is het donker als de deur dicht is. Zorg dat de aarde in beide potjes ongeveer even vochtig is. Dit betekent dat het potje ‘warmte’ misschien wat meer water moet hebben dan het potje ‘geen warmte’. Kijk elke dag even of er al iets is gebeurd met de zaadjes. Over een week maak je opdracht 8 verder af. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Heeft een zaadje water nodig om te kunnen kiemen? 8 Benodigdheden • 2 potjes • gewone grond • tuinkerszaad • 8 bonen • twee etiketten • plantenspuit • droge grond (‘water’ en ‘geen water’) werkblad bij “kieming, wat is er voor nodig?” Lees voor je begint de hele opdracht goed door. 1 Laat iedereen uit je groepje zijn naam op beide etiketten schrijven. 2 Plak op elk potje een etiket. 3 Doe in het potje met het etiket ‘water’ gewone grond. 4 Doe in het potje met het etiket ‘geen water’ de droge grond. 5 Stop in elk potje 4 bonen. Druk ze een klein beetje onder de grond. 6 Verdeel de tuinkerszaadjes over de twee bakjes. 7 Strooi een klein beetje grond over de tuinkerszaadjes. 8 Maak alleen de grond in het potje ‘water’ vochtig met de plantenspuit. 9 Zet de potjes op een lichte plek. Verzorging: Je onderzoekt of een zaadje water nodig heeft om te kiemen. Geef beide potjes dus wel evenveel lucht, warmte en licht. Houd de aarde in het potje ‘water’ vochtig. Het andere potje krijgt a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n Extra opdracht: De uienpuzzel Benodigdheden •1 ui • snijplank • mesje Maak een puzzel van je ui: Leg een halve ui op de snijplank en snij hem in plakjes. Vraag aan een ander kind in je groepje of die de ui weer helemaal in elkaar kan zetten. a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m w e r k b l a d l e s k i s t b o l l e n , k n o l l e n e n z a d e n