1 De banaan kan niet zonder biotechnologie Rony Swennen De banaanplant is een reusachtig grasachtig gewas met een gemiddelde hoogte van 3-4 m dat één- tot tweemaal per jaar kan geoogst worden. Uit de bloemen ontwikkelen zich vruchten die wij bananen noemen. Bananen zijn het belangrijkste fruitgewas in de wereld. Met een jaarlijkse productie van 125 miljoen ton op 10 miljoen hectaren, zijn bananen het vijfde belangrijkste voedselgewas in de tropen voor ongeveer 0.5 miljard mensen. De internationale handel van bananen, die berust op één enkele variëteit, vertegenwoodigt 15% van de wereldproductie. Deze dessertbanaan wordt geteeld in monoculturen op duizenden hectaren land die worden beheerd door multinationals. Het ganse jaar rond wordt er geoogst en tussen oogst en verkoop verlopen ongeveer 3 weken. De resterende 85% van de wereldproductie wordt voortgebracht door een 300-tal variëteiten die geteeld worden op kleine velden, vaak gecombineerd met vele andere teelten. Deze productie is bestemd voor lokale consumptie en bestaat uit variëteiten waarvan de vruchten bij rijpheid nog zeer veel zetmeel bevatten. Daarom worden deze bananen gebakken, gekookt, gefrituurd, verwerkt tot dranken, enz. Men noemt ze dan ook kookbananen, plantanen, bierbananen, enz. De banaanplant komt uit Zuidoost Azië en werd daar ongeveer 7-10 000 jaren geleden voor het eerst geteeld. Derhalve behoort deze plant tot één van de eerst gedomesticeerde planten. Door dit lange domesticatieproces verschillen de huidige planten sterk van de wilde variëteiten die we in de Aziatische bossen nog kunnen vinden. Immers wilde variëteiten produceren vruchten van 5g die zich pas na bestuiving ontwikkelen en bevatten alleen zaad en geen vruchtvlees. De eetbare bananen produceren vruchten van 50 to 500g zonder bestuiving. Aangezien de bloemen steriel zijn produceren deze vruchten ook geen zaad. Oorspronkelijk (en nog steeds) werd gebruik gemaakt van andere delen van de banaanplanten dan zijn vruchten, nl. de bladeren als dakbedekking en inpakmateriaal van Gewoon Hoogleraar, Laboratorium Tropische Plantenteelt, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Groep Wetenschap en Technologie 2 voedsel, de vezels voor koorden en klederen, de ondergrondse knol voor zetmeel, de (schijn)stam en bloemen als groenten, enz. De banaanplant is dus meer dan een fruitgewas. Vanuit Zuidoost Azië werden de banaanplanten verspreid naar de rest van de wereld en worden ze nu in een 120-tal landen aangebouwd. Grosso modo produceert Azië, LatijnsAmerika en Afrika elk een derde van de globale productie. De mens teelt nu vooral steriele polyploide variëteiten omdat die grote vruchten voortbrengen zonder zaad (wat aangenamer is om te eten). Deze bananenplanten worden vegetatief vermenigvuldigd via ondergrondse stekken. Dit houdt in dat de boeren werken met klonen (identieke planten) die niet verder evolueren en het plantgoed meestal besmet is met ziekten en plagen. Dit verklaart waarom ziekten en plagen zich ook gemakkelijk kunnen verspreiden. Het gevolg is dat de kleine boeren om de 2-3 jaar steeds op zoek moeten gaan naar nieuwe velden terwijl de multinationals pesticiden op grote schaal toepassen. Bijvoorbeeld om de wijd verspreidde zwarte Sigatoka ziekte te bestrijden, bespuiten de multinationals hun bananenvelden om de 1-2 weken. Door hun steriliteit zijn banaanplanten, meer nog dan andere gewassen, gebaat bij vele verschillende biotechnologische ingrepen. We overlopen ze. De in vitro kweek laat toe vanuit 1 geselecteerde plant miljoenen ziektevrije planten aan te maken in het laboratorium. Aldus beschikken nu de telers over gezond plant materiaal. De gezondheidstatus van deze planten wordt dan nog eens nagekeken met de modernste moleculaire technieken waardoor producenten van planten nu kunnen garanderen dat deze planten niet besmet zijn met virussen, bacteriën, enz. Immers deze pathogenen kan men met het blote oog niet zien. Het Laboratorium Tropische Plantenteelt (LTP) en het Rega Instituut hebben trouwens een techniek uitgewerkt om een bepaald virus bij banaan te elimineren door toevoeging van antivirale componenten in het in vitro medium. De in vitro kweektechniek laat dus toe dat planten internationaal kunnen getransporteerd worden zonder dat men terzelfdertijd ziekten en plagen verspreidt. Gewoon Hoogleraar, Laboratorium Tropische Plantenteelt, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Groep Wetenschap en Technologie 3 Het LTP gebruikt de in vitro techniek om een bananencollectie in stand te houden. Deze collectie werd opgestart in 1985 en werd in 1992 erkend door de Verenigde Naties. Dit is niet alleen de grootste collectie in de wereld maar bevat het werelderfgoed van de banaan. Bij 15°C en weinig licht worden zowat 1300 variëteiten in vitro bewaard. Vanuit de KULeuven vertrekken er dagelijks een 5-7 variëteiten waarvan 75% wordt gebruikt voor onderzoek en de overige 25%voor productie. Leuven speelt tevens een sleutelrol in bv. het internationaal evaluatie programma dat in een 50tal locaties wordt uitgevoerd. Deze internationale collectie wordt nu meer en meer geïnformatiseerd en de variëteiten gedocumenteerd. Omdat planten in vitro kunnen gecontamineerd raken maar ook genetische wijzigingen onderdergaan, werden in het LTP technieken uitgewerkt om de bananenplanten in te vriezen. Na jarenlang fundamenteel onderzoek is het nu mogelijk alle variëteiten in vloeibare stikstof, bij -196°C, op te slaan. Ongeveer 800 variëteiten zijn al ingevroren waardoor deze collectie tot op heden de grootste ingevroren plantencollectie is in de wereld. Dankzij onze fundamentele kennis, hebben we mits wat aanpassingen, nu die techniek kunnen gebruiken voor het invriezen van een 20tal andere plantenfamilies gaande van gematigde tot tropische gewassen, van kruiden over palmen tot bomen, van knol- tot siergewassen. Daarom kregen we de titel van Centre of Excellence in Plant Cryobiology. Via de cryopreservatie hebben we nu ook een nieuwe techniek beschikbaar om virusbesmette variëteiten weer gezond te maken. Aangezien de meeste eetbare bananen genetisch weinig van elkaar verschillen, zijn ze bijna allemaal onderhevig aan wortel- en bladschimmels. Kleine boeren kunnen geen bestrijdingsmiddelen aankopen en bovendien bestaan er enkel middelen tegen de bladschimmels. De bodemschimmel (Fusarium) doodt de planten en indien deze schimmel zich in de grote plantages zou gaan verspreiden, zou dit bedreigend zijn voor de exporthandel. Veredeling is dus aangewezen maar aangezien de gecultiveerde variëteiten steriel zijn, is genetische manipulatie een noodzaak geworden. Bij genetische manipulatie worden er één tot meerdere genen binnengebracht in één enkele cel waarna uit deze embryogene cel een volledige plant wordt opgekweekt. Het Gewoon Hoogleraar, Laboratorium Tropische Plantenteelt, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Groep Wetenschap en Technologie 4 LTP is tot heden het enige labo dat uit de groeipunt van een banaanplant een embryogene cel suspensie kan aanmaken. Dit onderzoek heeft een 15-tal jaren gevergd maar nu kunnen we uit 1ml celsuspensie tot 100 000 planten produceren. We waren dan ook de eersten die via deze cellen, genetisch gemodificeerde planten konden aanmaken. De eerste transgene banaanplanten dateren trouwens van 1993. Aangezien de banaangenoomcode nog steeds niet gekend is, heeft dit labo deze technieken gebruikt om genen en promotors via tagging te identificeren. In essentie worden DNA constructen in de cellen binnengebracht die eens ze in een bepaalde genetisch gebied terechtkomen of wanneer de planten onder een bepaalde stress komen te staan, lichtreacties vertonen. Omdat de onderzoeker de genetisch code van de binnengebrachte DNA constructen kent, gebruikt hij/zij dan die informatie om de genetische code van banaan te ontcijferen in de buurt van het ingebrachte gen. Ook werden er nu genen ontdekt op basis van de kennis van genen bij andere planten. Recentelijk werden een reeks banaanplanten gemodificeerd in het LTP die nu genen van de banaan dragen. Daarmee is de weg ingeslagen naar cisgenese. Deze planten zullen nu in Brazilië getest worden voor resistentie tegen schimmels. In 2009 werd een jarenlange veldstudie van transgene banaanplanten afgesloten wat ons toeliet een patent aan te vragen. Er is nog een hele weg af te leggen. Daarom doen we momenteel ook onderzoek naar de aanmaak van genetisch gemodificeerde banaanplanten zonder een selectiemerkergen, omdat dit vaak codeert voor antibioticum resistentie. We doen ook onderzoek naar resistentiegenen die een verschillende actie hebben op pathogenen om aldus een duurzame resistentie te bekomen. Ook moeten die genen een hoge expressie vertonen en liefst alleen in het weefsel dat door de ziekteverwekker wordt aangevallen. Na dit jarenlange monnikenwerk is het daarom een plezier dat de technieken die we hebben uitgewerkt de basis vormen voor samenwerkingen met 5 andere laboratoria aan de KULeuven en vele andere laboratoria in de wereld. Gewoon Hoogleraar, Laboratorium Tropische Plantenteelt, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Groep Wetenschap en Technologie