Hydromechanica HZS-OE5-GN240 - C. Reynaerts 3-1 3 Inleiding tot de hydrodynamica In dit hoofdstuk leer je diverse stromingsvormen onderscheiden, modellen voor vloeistoffen hanteren, het begrip debiet kennen en het gebruiken om het behoud van massa in een geschikte vorm te gieten voor de hydrodynamica, het begrip viscositeit kennen en het belang ervan voor de stroming van vloeistoffen onderkennen, bewust worden van het gevaar van het verschijnsel waterslag en van mogelijke maatregelen om het te vermijden. Versie 7.0 December 2011 3-2 Hydromechanica HZS-OE5-NW240 - C. Reynaerts 3.1 Soorten stromingen 3.1.1 Eendimensionale vs. tweedimensionale stroming Men spreekt van eendimensionale stroming als zowel de eigenschappen van het stromende fluïdum als van de stroming slechts in één enkele richting variëren. In de praktijk komt dit geïdealiseerde geval slechts zelden voor. Vaker variëren de parameters in twee richtingen, met andere woorden heeft men te maken met tweedimensionale stroming. In het geval van tweedimensionale stroming is het vaak zinvol om te werken met gemiddelde waarden van grootheden over een doorsnede loodrecht op de stroomrichting. Op die manier wordt het tweedimensionale probleem vereenvoudigd tot een eendimensionaal. 3.1.2 Stationaire of permanente stroming De stroming wordt stationair of permanent genoemd als de parameters die de stroming beschrijven niet expliciet van de tijd afhangen, maar enkel van de ruimtelijke coördinaten. 3.1.3 De begrippen stroomlijn, stroombaan en stroombuis Een stroomlijn is een dusdanige kromme dat op een gegeven tijdstip de snelheid van een fluïdumdeeltje dat zich in een punt van de kromme bevindt, rakend is aan de kromme. Bij niet permanente stroming zal zich over het algemeen op een ander tijdstip in een punt een vloeistofdeeltje bevinden met een verschillende snelheidsvector en heeft de stroomlijn een andere vorm. In geval van permanente stroming echter zijn de banen gevolgd door vloeistofdeeltjes, de zogenaamde stroombanen, onafhankelijk van de tijd. Stroomlijnen en stroombanen vallen samen en hun vorm is tijdsonafhankelijk. Versie 7.0 December 2011 Hydromechanica HZS-OE5-GN240 - C. Reynaerts 3-3 Een bundel stroomlijnen wordt een stroombuis genoemd. Merk op dat een dergelijke stroombuis schijnbaar omhuld is door een ondoordringbare wand: de snelheidsvectoren van de vloeistofdeeltjes zijn immers rakend aan die wand, met andere woorden er lekt geen vloeistof doorheen. De doorsnede van een stroombuis loodrecht op de stroomlijnen, wordt een stromingsdoorsnede of stroombuisdoorsnede genoemd. 3.1.4 Laminaire vs. turbulente stroming Men spreekt van laminaire stroming indien de vloeistof in laagjes naast elkaar glijdt zonder dat er menging optreedt tussen de vloeistoflagen. Indien er in meerdere of mindere maten wervelingen optreden, wordt de stroming turbulent genoemd. 3.2 Ideale vs. reële vloeistof Zoals in de mechanica van starre lichamen in eerste instantie het ideaalmodel van het conservatieve systeem wordt gehanteerd, zal de fundamentele vergelijking voor de hydrodynamica eerst opgesteld worden voor een ideaal fluïdum. Een ideaal fluïdum voldoet aan elk van de volgende voorwaarden: Versie 7.0 December 2011 3-4 Hydromechanica HZS-OE5-NW240 - C. Reynaerts er treedt geen wrijving op tussen de fluïdumdeeltjes onderling, er treedt evenmin wrijving op tussen de fluïdumdeeltjes en eventuele vaste wanden waarmee het in contact staat, het fluïdum is onsamendrukbaar, met andere woorden het heeft een constante dichtheid , de stroomsnelheid is constant in een stroombuisdoorsnede. In het geval van reële vloeistoffen moet doorgaans vanzelfsprekend wel rekening gehouden worden met wrijvingsverliezen. Het is bovendien meestal ook zo dat de stroomsnelheid wel varieert doorheen een stroombuisdoorsnede. Dat euvel kan echter simpelweg omzeild worden door te werken met de gemiddelde waarde van de stroomsnelheid over de doorsnede. In het geval van gassen zal over het algemeen de dichtheid allerminst als constant kunnen beschouwd worden. 3.3 Debiet 3.3.1 Het massadebiet Het massadebiet dat door een stromingsdoorsnede stroomt, wordt gedefinieerd als de massa fluïdum die per tijdseenheid door de doorsnede passeert. Qm dm dt [Qm] = kgs-1 3.3.2 Het volumedebiet Het volumedebiet dat door een stromingsdoorsnede stroomt, wordt gedefinieerd als het volume fluïdum dat per tijdseenheid door de doorsnede passeert. Qv Q Indien de index bedoeld. V dV dt [QV] = m3s-1 weggelaten is en men kortweg over debiet spreekt, wordt in de regel volumedebiet 3.4 De continuïteitsvergelijking van Castelli De wet van behoud van massa, die in de hydrodynamica beter bekend staat als de continuïteitsvergelijking van Castelli, kan voor een stromend fluïdum uitgedrukt worden door te stellen dat door eender welke doorsnede van een welbepaalde stroombuis per tijdseenheid dezelfde massa vloeistof stroomt. A1 A2 v1 v2 Met andere woorden, het massadebiet Qm is constant: dm Q m 1 A 1 v 1 2 A 2 v 2 . dt Versie 7.0 December 2011 3-5 Hydromechanica HZS-OE5-GN240 - C. Reynaerts Deze vorm is toepasbaar zowel voor vloeistoffen als voor gassen. Voor onsamendrukbare fluïda, dus voor vloeistoffen in de meeste omstandigheden, kan een afgeleide vorm gebruikt worden, die wordt bekomen door in bovenstaande uitdrukking de constante dichtheid = 1= 2 weg te delen. Het volumedebiet QV is constant: Q dV QV m A1 v1 A 2 v 2 . dt In bovenstaande uitdrukkingen stellen de v’s gemiddelde waarden van de stroomsnelheid over een stroombuisdoorsnede voor. Soortgelijke uitdrukkingen zijn van toepassing voor de lokale stroomsnelheden op voorwaarde dat de macroscopische oppervlaktes A vervangen worden door elementaire oppervlaktes dA. 3.5 Viscositeit 3.5.1 De absolute of dynamische viscositeit De viscositeit of dikvloeibaarheid van een vloeistof is een maat voor haar stroperigheid. Bekijken we een hoeveelheid vloeistof ingesloten tussen twee evenwijdige vlakke platen, elk met een oppervlakte A en met een onderlinge tussenafstand x. v A F// x 0 Om de bovenste plaat met een constante snelheid in beweging te houden ten op zichte van de onderste, blijkt het nodig te zijn om er evenwijdig met het het plaatvlak een kracht op uit te oefenen waarvan de grootte F// : recht evenredig is met de oppervlakte A recht evenredig is met de snelheid v omgekeerd evenredig is met de tussenafstand x. Met andere woorden de schuifspanning F// A is recht evenredig met de dv , waarbij de evenredigheidscoëfficiënt de absolute of dx dynamische viscositeitscoëfficiënt van het fluïdum wordt genoemd: snelheidsgradiënt Versie 7.0 F// dv . A dx December 2011 3-6 Hydromechanica HZS-OE5-NW240 - C. Reynaerts De SI-eenheid van de absolute viscositeit is dv dx Pa Pa 1 Pa s . 1 ms s m 3.5.2 De relatieve of kinematische viscositeit Naast de absolute viscositeit wordt in de hydrodynamica ook vaak de eruit afgeleide relatieve of kinematische viscositeitscoëfficiënt gebruikt De SI-eenheid van de absolute viscositeit is Pa s kg m 1 s 1 m 2 s 1 . 3 3 kg m kg m Indien men over viscositeit zonder meer spreekt, wordt in de regel de absolute viscositeit bedoeld. 3.6 Het dimensieloze kental van Reynolds Het dimensieloze kental van Reynolds, of kortweg getal van Reynolds, wordt als volgt gedefinieerd: Re met v d v : de (gemiddelde) stroomsnelheid in de stroombuis d : de diameter van de stroombuis (of een andere karakteristieke afmeting voor de stroming) : de relatieve/kinematische viscositeitscoëfficiënt v.h. fluïdum : de absolute/dynamische viscositeitscoëfficiënt v.h. fluïdum : de dichtheid v.h. fluïdum Verifiëren we even dat het inderdaad om een dimensieloze grootheid gaat: Re v d v d m 2s 1m m2 s 1 m s m s 1 2 1 . Zoals we verder in de cursus zullen zien, speelt dit getal een belangrijke rol bij de berekening van wrijvingsverliezen bij de stroming van een reële vloeistof. In eerste instantie vormt dit getal de basis van een criterium om te bepalen of stroming laminair dan wel turbulent verloopt: Re < 2000 Re > 2000 Versie 7.0 laminaire stroming turbulente stroming . December 2011 Hydromechanica HZS-OE5-GN240 - C. Reynaerts 3-7 3.7 De waterslag (E: water hammer, Fr: coup de bélier) De waterslag is een verschijnsel dat optreedt wanneer de stroming in een leiding plotseling gestopt of gestart wordt, bijvoorbeeld door het abrupt sluiten van een afsluitkraan of stilvallen van een pomp, of door het abrupt starten van een pomp. De energie van de stromende vloeistof wordt daarbij omgezet in een lopende drukgolf waardoor de leiding mogelijks kan breken. De waterslag is een niet permanent stromingsverschijnsel. De berekening ervan is een onderwerp dat buiten het bestek van deze basiscursus valt, maar zonder ingewikkelde berekeningen is het mogelijk om inzicht in het verschijnsel te verwerven. Zoals eerder gezegd, mag een vloeistof in de meeste toepassingen die in volgende hoofdstukken aan bod komen als een onsamendrukbaar fluïdum beschouwd worden. Om de waterslag te begrijpen moet je wel rekening houden met de – weliswaar geringe – samendrukbaarheid van een vloeistof. Beschouw een leiding die aangesloten is op een vloeistofreservoir. Aanvankelijk stroomt de vloeistof met snelheid v door de leiding. Plots (op t = 0 s) wordt de leiding door middel van een afsluitklep op een afstand L van de instroomopening afgesloten. Tengevolge van haar traagheid blijft de vloeistof nog verder bewegen naar de afsluiter toe waardoor de druk daar begint te stijgen. Er ontstaat een drukgolf die zich in tegenovergestelde zin verplaatst met een voortplantingssnelheid v wave (= de geluidsnelheid in de vloeistof). De drukgolf veroorzaakt een uitzetting van de leiding (overdreven groot getekend). Op het tijdstip t = L/vwave staat het hele stuk leiding op overdruk en het instromen van vloeistof valt stil. De drukgolf bereikt het reservoir en de vloeistof in de leiding kan zich opnieuw beginnen ontspannen (je kunt de kolom vloeistof in de leiding vergelijken met een veer die werd samengedrukt en zich dan weer begint te ontspannen). Vloeistof stroomt nu met snelheid v uit de leiding, dus weg van de afsluiter en de druk in de leiding daalt. Er ontstaat een drukgolf die zich met voortplantingssnelheid vwave naar de afsluiter verplaatst, dus weerom in tegenovergestelde zin als waarin de vloeistof stroomt. Op het tijdstip t = 2•L/vwave staat het hele stuk leiding opnieuw op de druk die er heerste voor het afsluiten. Tengevolge van haar traagheid gaat de vloeistof nog door met uitstromen uit de leiding waardoor de druk begint te dalen. Er ontstaat een drukgolf die zich met voortplantingssnelheid vwave weg van de afsluiter verplaatst, dus nu in dezelfde zin als waarin de vloeistof stroomt. Op het tijdstip t = 3•L/vwave staat het hele stuk leiding op onderdruk en het uitstromen van vloeistof valt stil. De drukgolf bereikt het reservoir en de vloeistof in de leiding kan opnieuw beginnen ontspannen (je kunt de kolom vloeistof in de leiding vergelijken met een veer die werd uitgerekt en dan weer begint samen te trekken). Vloeistof stroomt nu weer met snelheid v in de leiding, dus naar de afsluiter en de druk in de leiding stijgt. Er ontstaat een drukgolf die zich met voortplantingssnelheid vwave naar de afsluiter verplaatst, dus andermaal in dezelfde zin als waarin de vloeistof stroomt. Op het tijdstip t = 4•L/vwave staat het hele stuk leiding opnieuw op de druk die er heerste voor het afsluiten. Het systeem is weer aanbeland in de initiële toestand (zoals bij het tijdstip t = 0s) en het hele proces begint van voor af aan. In werkelijkheid blijft de golf natuurlijk niet eeuwig heen en weer lopen, maar sterft het verschijnsel uit ten gevolge van de viskeuze demping. Versie 7.0 December 2011 3-8 Hydromechanica HZS-OE5-NW240 - C. Reynaerts L Legende v t=0 Vloeistof in reservoir Vloeistof in leiding v vwave 0 < t < L/vwave t = L/vwave op normale druk op overdruk op onderdruk Wand van de leiding onvervormd uitgerekt samengetrokken Afsluiter Stroomsnelheid in de leiding Golfvoortplantingssnelheid v vwave L/vwave < t < 2•L/vwave v t = 2•L/vwave v vwave 2•L/vwave < t < 3•L/vwave t = 3•L/vwave v vwave 3•L/vwave < t < 4•L/vwave v t = 4•L/vwave Versie 7.0 December 2011 Hydromechanica HZS-OE5-GN240 - C. Reynaerts 3-9 Men kan aantonen dat de amplitude p van de drukgolf evenredig is met de initiële stroomsnelheid v van de vloeistof en met de geluidsnelheid vwave. De voortplantingssnelheid van een drukgolf zoals geluid hangt onder meer af van de elasticiteitsmoduli van de materialen waarin de voortplanting gebeurt (zie cursus golven HZS-OE5-NW242). In het hier beschouwde geval spelen zowel de elasticiteit van de vloeistof als de elasticiteit van de wand van de leiding een rol, evenals de samendrukbaarheid van eventueel niet opgelost gas dat in het systeem aanwezig is: v wav e met Ef E d Bg 1 d 1 Ef E Bg de dichtheid van de vloeistof de elasticiteitsmodulus van Young van de vloeistof de elasticiteitsmodulus van Young van het leidingmateriaal de diameter van de leiding de wanddikte van de leiding een maat voor de samendrukbaarheid van eventueel niet opgelost gas. Om het optreden van een waterslag te proberen vermijden of op zijn minst het effect te temperen, kan je een aantal voorzorgsmaatregelen treffen. Versie 7.0 Een eerste voor de hand liggende eenvoudige vuistregel is: vermijd ten alle prijzen om afsluiters bruusk te sluiten of te openen of om pompen (turbines) abrupt in- of uit te schakelen! Nauwgezet goede start-up en shut-down procedures volgen is een must! Het plaatsen van een vliegwiel op een pomp is een mogelijkheid om het plots stoppen of starten te vermijden. Het plaatsen van een UPS (uninterruptible power supply) om het plots uitvallen van een pomp te vermijden. Het plaatsen van een bypass over een pomp (turbine) om de eventuele drukgolven opvangen. Het plaatsen van luchtinlaatkleppen en overdrukkleppen die lucht in of vloeistof uit de leiding laten. Het voorzien van een bufferende waterkolom of een luchtreservoir. Het gebruik van traag sluitende/openende afsluiters. Gebruik van flexibele leidingen (kleine elasticiteitsmodulus E). Een grote leidingdiameter en een kleine stroomsnelheid van de vloeistof. December 2011