Thema IPM in erwtenteelt moeilijk sinds het wegvallen van Cruiser co py rig ht Pro eft uin nie uw s Sinds het wegvallen van de zaadbehandeling met Cruiser (thiamethoxam) in de erwtenteelt steken een aantal soorten insecten opnieuw de kop op. De beschikbare insecticiden om deze insecten te bestrijden behoren vaak tot de groep van de pyrethroïden. Deze middelen zijn niet selectief en vaak zijn meerdere behandelingen nodig voor een goede bestrijding van onder meer bladluizen. Geïntegreerd telen wordt dan een moeilijke opgave. hangt het voorkomen van bladluizen eerder af van de zaaidatum en de weersomstandigheden. In 2011 werd het ras Cher (Agroseeds) gezaaid en in 2014 het ras Spandimo (Seminis) (Tabel 1). In 2011 werd er pas behandeld toen er al een matige druk van bladluizen aanwezig was op het perceel, namelijk op 12 juni. In deze proef werden zes verschillende insecticiden vergeleken. In 2014 werd op 13 juni behandeld; de druk van bladluizen was toen zeer laag. In deze proef werden vier erkende insecticiden getest, maar ook enkele nieuwe nog niet erkende middelen met een gunstiger bestrijdingsprofiel voor de nuttigen werden opgenomen in deze proef. In beide proeven was het zaad niet behandeld met Cruiser (in 2011 was dit wel nog toegelaten). Er werd slechts eenmaal behandeld tegen bladluizen, om zowel de onmiddellijke werking als de nawerking van enkele middelen te achterhalen. Op 24 juni 2011 en op 3 juli 2014 werd het aantal bladluizen geteld (20 planten per veldje). Bladrandkevers en bladluizen In het vroege voorjaar kan de bladrandkever kort na opkomst al flink wat schade aanrichten. Het schadebeeld van dit kevertje is zeer typisch: kleine hapjes genomen uit de pas ontloken blaadjes. Soms kan men ook het kevertje zelf zien rondlopen op het veld. Een zaadbehandeling met Cruiser schakelde deze eerste, belangrijkste generatie bladrandkevers praktisch volledig uit. Door het wegvallen van Cruiser ben je als teler opnieuw genoodzaakt om een volleveldsbespuiting met een pyrethroïde toe te passen. Uit proefresultaten van Inagro blijkt dat Decis 2,5 EC een uitstekende werking heeft tegen de bladrandkever; één tot twee behandelingen zijn nodig voor een goede bestrijding. Lastiger wordt het om de bladluizen te bestrijden in de erwtenteelt, aangezien deze bij gunstige weersomstandigheden exponentieel kunnen toenemen waardoor één behandeling vaak onvoldoende is. De erwtenbladluis (Acyrthosiphon pisum) is de meest voorkomende soort. Hoewel natuurlijke vijanden (nuttigen) van de bladluizen een belangrijke rol kunnen spelen in de bestrijding ervan, is het toch belangrijk om de populatie bladluizen onder controle te houden. Zeker tijdens de bloei en de peulvorming is de tolerantie voor bladluizen laag. Bladluizen zuigen sap uit alle delen van de plant, met een voorkeur voor de bloembasis en jonge blaadjes en scheuten. De zuigschade van de bladluizen mag dan meestal amper zichtbaar zijn, het gevaar zit hem in de virusziekten die ze overbrengen. Hierdoor worden de bloemen en de peulen zwaar aangetast en misvormd (typische topvergeling en gekrulde peulen), wat kan leiden tot grote opbrengstverliezen. Proefverloop Voor bepaalde ziekten (o.a. valse meeldauw) is de rassenkeuze bij een middelenproef belangrijk. Voor een bladluizenproef is dat minder het geval, hoewel bladluizen soms ook wel een voorkeur schijnen te hebben voor bepaalde rassen in een rassenproef. Echter, als een partij volledig is ingezaaid met een bepaald ras, dan Middelkeuze (sterk) afhankelijk van de weersomstandigheden en het behandelingstijdstip De weeromstandigheden tijdens de teeltperiode waren vrij verschillend in beide proeven (Figuur 1). Dit verklaart niet alleen het verschil in bladluisdruk, maar ook de verschillen in werking van de geteste middelen. In 2011 was de bladluisdruk zeer hoog (meer dan 1.000 bladluizen per 20 planten, Tabel 2) en was de temperatuur matig op het moment van behandelen (19°C, 70% bewolking). Vijf dagen na behandelen werd een matige werking van respectievelijk 45% en 46% vastgesteld bij de pyrethroïden Decis 2,5 EC en Fastac. Beide contactinsecticiden hebben geen damp- of translaminaire werking waardoor het raken van de bladluizen cruciaal is voor een goede werking; wellicht was dit onvoldoende in deze proef. Een week later was deze werking afgenomen tot respectievelijk 21% en 32%: deze middelen hebben dus geen duurwerking. Tabel 1. - Proefopzet en teeltverloop Proefnemer Proefjaar 2014 Proeflocatie Waarmaarde Waarmaarde Voorvrucht wintertarwe suikerbiet Variëteit Cher (Agroseeds) Spandimo (Seminis) Parallellen 4 4 Zaaidatum 21/4/2011 22/4/2014 Rijafstand 21 cm 20 cm 100 zaden/m² 100 zaden/m² Zaaidichtheid Bladrandkever op erwt | 22 | Proeftuinnieuws 7 | 3 april 2015 Schade bladrandkever Inagro – Rumbeke-Beitem 2011 25 25 20 20 15 15 10 10 5 5 0 0 Score bloei (1-9) 30 Neerslag (mm) Neerslag 2014 Gemiddelde temperatuur 2014 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Figuur 1. - Weersomstandigheden in 2011 en 2014 10 /7 3/ 7 26 /6 19 /6 12 /6 5/ 6 29 /5 22 /5 15 /5 10 /7 3/ 7 26 /6 19 /6 12 /6 co py rig ht Pro eft uin nie uw s Temperatuur (°C) Neerslag 2011 Gemiddelde temperatuur 2011 5/ 6 0 29 /5 0 22 /5 T 5 15 /5 5 Onbehandeld Biscaya 240 OD Decis 2,5 EC 0,4 l/ha 0,25 l/ha Score bloei (1-9) % werking Biscaya 240 OD 0,4 l/ha 88 99 Decis 2,5 EC 0,25 l/ha 45 21 37 - Okapi 1,25 l/ha 100 100 95 Karate Zeon 0,1 l/ha 46 67 10 Pirimor 0,4 l/ha 99 100 98 Fastac 0,25 l/ha 46 32 - Karate Zeon had een gelijkaardige werking vijf dagen na behandelen, maar later werd nog een toename in werking vastgesteld tot 67%. Door de speciale capsule-suspensie-formulering is dit middel iets stabieler (betere weerstand tegen afregenen en UV-straling) en het heeft naast een contactwerking ook een repellentwerking. In 2014 was het extreem warm en zonnig (25°C, 10% bewolking) waardoor zelfs de werking van Karate Zeon ondermaats was met slechts 10% bij deze extreem lage bladluisdruk (amper 50 bladluizen per 20 planten). Karate Zeon is minder gevoelig voor UV-afbraak, maar de werking neemt snel af met toenemende temperaturen. Karate Zeon 0,1 l/ha Pirimor 0,4 l/ha Fastac 0,25 l/ha Figuur 2. - Felheid van bloei op 24/6/2011 (1 = einde bloei, 9 = volle bloei) 9 8 7 2. - Resultaten van de bladluistellingen en In 2011 scoorde Biscaya 240 OD een stuk beTabel 6 de behandelingen in 2011 en 2014 ter dan in 2014; ook dit kan verklaard worden 5 door het verschil in weersomstandigheden. Proefjaar 2011 2014 4 In 2011 viel in deze periode en op dit perceel 12 juni 12 juni 13 juni Datum 3 behandeling voldoende neerslag waardoor Biscaya 240 OD 2 telling Datum 17 juni 24 juni 3 juli goed werd opgenomen door de actief groei1 Aantal bladluizen/20 Onbehandeldplanten Biscaya 240 OD1.264Decis 2,5 EC 973 Okapi 50 Karate Zeon Pirimor Fastac planten0,25(systemisch insecticide). In 2014 in de onbehandelde 0,4 l/ha 0,25 l/ha 1,25 l/ha 0,1 l/ha ende 0,4 l/ha l/ha Behandeling Okapi 1,25 l/ha was het droog en schraal weer in de periode van behandelen. In de praktijk is ook al gebleken dat dit geen ideale omstandigheden zijn om middelen zoals Biscaya 240 OD in te zetten. Tijdens beide jaren werden uitstekende resultaten bekomen met zowel Okapi als Pirimor. Dit is vooral te verklaren door de actieve stof pirimicarb die in beide producten voorkomt: voor een goede werking van dit middel zijn juist temperaturen hoger dan 18°C nodig. Deze actieve stof spaart tevens de natuurlijke vijanden van de bladluizen. In 2011 werd een duidelijk langere bloeiperiode vastgesteld bij de producten die een goede bladluiswerking hadden, waardoor ook meer peulen werden gevormd (Figuur 2). De onbehandelde en de planten behandeld met de middelen met een slechte werking waren op 24 juni nog amper in bloei. Naast een opbrengstderving door de verkorte bloeiperiode door rechtstreekse bladluisschade, kan ook virusaantasting nog een probleem vormen. In zo’n jaar is een behandeling of zelfs meerdere behandelingen noodzakelijk om een goede opbrengst te verzekeren. In 2014 was de druk van bladluizen zo laag dat er geen verschillen in bloei en virusaantasting werden vastgesteld. Indien de aantasting minder zwaar is, is het beter om een behandeling even uit te stellen of zelfs niet te behandelen, zodat de natuurlijke vijanden de kans krijgen om de plaag onder controle te krijgen. In verschillende proeven werd namelijk een grote daling van het aantal bladluizen waargenomen in de onbehandelde veldjes door de zeer hoge aantallen natuurlijke vijanden, die kort op de plaag volgen. Het gaat hier dan voornamelijk om de larven van lieveheersbeestjes, zweefvliegen en gaasvliegen die elk tot 20 bladluizen per dag kunnen opeten. Tot nu toe zijn de meeste beschikbare insecticiden jammer genoeg weinig selectief, maar in de nabije toekomst zal dit veranderen. In de proef in 2014 werden ook enkele nieuwe, nog niet erkende middelen met een gunstiger bestrijdingsprofiel voor de nuttigen opgenomen. En zij vertoonden een redelijke tot goede werking tegen bladluizen in deze proef. Besluit Met het oog op de veiligheid van bijen en hommels is het actieve bestanddeel van Cruiser, thiamethoxam, niet meer erkend in bloeiende gewassen zoals erwt. De teler is nu genoodzaakt om verschillende types insecten zoals de bladrandkever en bladluizen, die vroeger vrij goed onder controle werden gehouden met Cruiser, te bestrijden met niet-selectieve pyrethroïden. Hierdoor wordt één toepassing op het zaad (zaadcoating) vervangen door wel twee tot vier volleveldsbespuitingen, afhankelijk van de insectendruk en de weersomstandigheden. En uiteraard heeft dat ongunstige gevolgen voor de populatie natuurlijke vijanden. Enkel Pirimor heeft naast een uitstekende werking op de bladluizen, ook een gunstiger profiel voor de nuttigen. S. Darwich & D. Callens Inagro, Rumbeke-Beitem Virusaantasting: topvergeling en gekrulde peulen Zweefvlieglarve die een bladluis eet Proeftuinnieuws 7 | 3 april 2015 | 23 |