Read more on this subject - sherppa

advertisement
Openbare verdediging tot het behalen van de academische graad van
DOCTOR IN DE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN
van Dieter Verhaest
“Overeducation in the labour market”
Promotor: Prof.dr. Eddy Omey
Donderdag 4 mei 2006 om 17 uur
in “Het Pand”, zaal Rector Vermeylen,
Onderbergen 1 te Gent
EXAMENCOMMISSIE
Prof.dr. Roland Paemeleire
Decaan-Voorzitter, Universiteit Gent
Prof.dr. Gerdie Everaert
Universiteit Gent
Prof.dr. Eddy Omey
Promotor, Universiteit Gent
Prof.dr. Wim Groot
Universiteit Maastricht
Prof.dr. Dirk Van de gaer
Co-promotor, Universiteit Gent
Prof.dr. Bart Cockx
Université Catholique de Louvain
Prof.dr. Rolf van der Velden
Universiteit Maastricht
Dr. Walter Van Trier
Universiteit Antwerpen – KU Leuven
______________________________________________
Faculteit Economie en Bedrijfskunde - Universiteit Gent
Hoveniersberg 24, B-9000 Gent Belgium
+32 (0)9 264 34 61 +32 (0)9 264 35 92
e-mail: [email protected]
website: http://www.feb.UGent.be
Korte voorstelling van het proefschrift
Het gemiddeld scholingsniveau van de beroepsbevolking is de voorbije decennia stelselmatig gestegen. Hiertegenover
staat de vaststelling dat heel wat mensen ‘overgeschoold’ zijn : ze zijn tewerkgesteld in jobs waarvoor hun
scholingsniveau strikt genomen niet noodzakelijk is. In dit proefschrift komen twee aspecten met betrekking tot
overscholing aan bod. Een eerste topic betreft het meten van overscholing. Ondanks de substantiële hoeveelheid
literatuur omtrent dit onderwerp, bestaat er geen uniforme manier om dit concept te meten. We onderzoeken in welke
mate de keuze van de maatstaf de resultaten van de analyse beïnvloedt. Verder gaan we dieper in op de mogelijke
negatieve consequenties van overscholing voor de individuele werknemer. De relevantie van het overscholingsconcept
kan immers in vraag worden gesteld indien deze consequenties onbestaande blijken te zijn. Voor het beantwoorden van
de onderzoeksvragen maken we gebruik van de SONAR-data. Deze data brengen de transitie van onderwijs naar
arbeidsmarkt in kaart aan de hand van grootschalig survey-onderzoek onder Vlaamse schoolverlaters.
In een eerste hoofdstuk meten we over- en onderscholing op basis van de zes gangbare methodes uit de literatuur.
Voor de bestudeerde steekproef van schoolverlaters varieert de mate van overscholing in de eerste job van 8% tot 51%.
De mate van onderscholing varieert van 3% tot 21%. Ook de mate waarin over- en onderscholing verschilt naar
geslacht, onderwijsniveau of regio is afhankelijk van de toegepaste meetmethode. Deze bevindingen onderstrepen
duidelijk de beperkingen van de literatuur over dit onderwerp. Anderzijds tonen we dat het meten van overscholing op
verschillende manieren ons toelaat om een aantal alternatieve concepten af te leiden. Zo vinden we een ondergrens van
20% voor het aantal schoolverlaters dat werkelijk overgeschoold is.
Vervolgens onderzoeken we de invloed van overscholing op arbeidstevredenheid, mobiliteit, opleidingsparticipatie en
verloning. Alhoewel ook hier de resultaten ten dele afhangen van de toegepaste meetmethode, laat de analyse ons toch
toe om enkele duidelijke conclusies te formuleren. We vinden dat overgeschoolden minder tevreden zijn, vlugger hun
job verlaten, minder participeren in opleidingen en minder verdienen dan adequaat geschoolde schoolverlaters met
eenzelfde scholingsniveau. Overgeschoolden zijn ook mobieler dan hun adequaat geschoolde collega’s die een
gelijkaardige job uitoefenen, maar worden wel beter verloond.
Het derde hoofdstuk is methodologisch van aard. We evalueren de verschillende maatstaven binnen de context van een
analyse naar de impact van overscholing op een te verklaren variabele. We stellen dat een bepaalde methode kan
geprefereerd worden indien deze methode in staat is de resultaten van een andere maatstaf te ‘omvatten’. Zowel de
subjectieve maatstaf als de objectieve ‘job analyse’ maatstaf kunnen boven andere meetmethodes geprefereerd
worden. Onze test is evenwel niet in staat om tussen deze twee maatstaven te discrimineren. Dit wijst er mogelijks op
dat deze maatstaven substantiële meetfouten hebben of een ander onderliggend concept meten.
In een laatste hoofdstuk gaan we dieper in op de relatie tussen objectieve overscholing en arbeidstevredenheid. We
berekenen onder meer de schaduwprijs van een jaar overscholing. We vinden dat overscholing in het begin van de
arbeidsmarktcarrière substantiële nutskosten met zich meebrengt, die niet te betalen zijn door middel van een
realistische loonstijging: om zowel de directe als indirecte nutskosten van overscholing te compenseren zou een
nettoloonstijging van ongeveer 30% vereist zijn. Deze bevindingen tonen aan dat overscholing onder schoolverlaters in
hoge mate onvrijwillig is. Wel lijken de negatieve consequenties van overscholing voor de tevredenheid van deze
werknemers af te nemen naarmate het aantal jaren werkervaring toeneemt.
De samenhang tussen de verschillende maatstaven van overscholing is beperkt. Het is dan ook niet verrassend dat de
toepassing van alternatieve maatstaven soms tot andere resultaten leidt in econometrische analyses. Niettemin kunnen
we stellen dat overscholing, ongeacht de toegepaste meetmethode, duidelijke negatieve consequenties heeft voor de
individuele werknemer.
Curriculum vitae
Dieter Verhaest (Roeselare, 1978) behaalde in 2000 het diploma van licentiaat in de Economische Wetenschappen aan
de Universiteit Gent. Sinds oktober 2000 is hij verbonden aan de vakgroep Sociale Economie. Tijdens de periode 20002002 was hij tewerkgesteld als wetenschappelijk medewerker op het SONAR-project. Sinds oktober 2002 is hij
aspirant van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen. Zijn academisch engagement resulteerde in
verschillende deelnames aan internationale conferenties en publicaties in nationale en internationale vaktijdschriften.
Delen van dit proefschrift zijn onder meer goedgekeurd voor publicatie in Social Indicators Research, Applied
Economics en Quality & Quantity.
Download