Artikel: De incorporatie van `het dier` in de geschiedenis. De invloed

advertisement
Artikel: De incorporatie van ‘het dier’ in de geschiedenis. De invloed van het nieuwe
vakgebied animal studies op historici
Auteur: Rosa Deen
Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 36.1, 12-23.
© 2015 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam
ISSN 0165-7518
Abstract:
The field of Animal Studies, in which the human-animal dichotomy is
questioned, has seen an increasing interest in recent years. Subsequently, researchers in the
humanities have attempted to incorporate the animal as an object of study in their own field.
This article looks at the ways in which historians have done so, and the developments this new
approach passed through. This is done through an analysis of different reviews, published in
the American Historical Review, of books concerning historical research and animals. From
this emerges a shift from historians’ emphasis on animals and culture, to an interest in humananimal interactions in the past. The article argues that historians’ recent interest in this topic
means that animals are increasingly recognized as a formative force in human history, and that
this recognition should lead to epistemological questions regarding the historical profession.
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van
de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar
verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele
historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder
publiek te presenteren.
Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het
machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de
redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar
bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam •
www.skript-ht.nl • [email protected]
De incorporatie van ‘het dier’ in de
geschiedenis
De invloed van het nieuwe vakgebied animal
studies op historici
recensie genoemd.4 Hoewel animal studies steeds meer geïnstitutionaliseerd raakte, is
er over de relatie tussen animal studies en de geschiedschrijving nog maar weinig geschreven. Waar dit wel is gedaan, is dit vooral gebeurd door historici die al werkzaam
zijn binnen animal studies. Om een algemene indicatie te krijgen van de integratie van
dieren in historisch onderzoek heb ik daarom gekeken naar hoe dieren worden benaderd in de recensies gepubliceerd in de ahr. Langs deze weg hoop ik historici bekend
te maken met animal studies en te laten zien op welke manieren dieren een plaats in
historisch onderzoek kunnen hebben.
Rosa Deen
Waar dieren voorheen alleen op antropocentrische manier werden bestudeerd,
probeert het opkomende onderzoeksgebied van animal studies het dier als
een ‘wezen op zichzelf’ te begrijpen. In dit artikel onderzoekt Rosa Deen, de
winnares van de Scriptieprijs 2014, hoe deze ontwikkeling zijn weerslag heeft
op de geschiedschrijving. Hierbij schenkt ze aandacht aan de context waarin
animal studies is opgekomen, de plaats die er binnen verschillende historische
disciplines traditioneel aan het dier wordt toegekend, en behandelt ze zowel
de mogelijkheden als moeilijkheden van dit nieuwe onderzoeksgebied.
Volgens de historica Harriet Ritvo, verbonden aan het Massachusetts Institute of Technology, vindt er momenteel binnen de academische wereld een animal turn plaats.1 Waar
dieren voorheen het studieobject binnen de natuurwetenschappen waren, is er heden ten
dagen sprake van een groeiende aandacht voor dieren binnen de geesteswetenschappen
(onder andere binnen antropologie, linguïstiek, sociologie en literatuurwetenschappen).
Dit heeft te maken met de institutionalisering van animal studies, een recentelijk ontstaan
vakgebied voortgekomen uit het dierenactivisme zoals dat begon in de jaren zeventig.2
Sindsdien heeft animal studies ook binnen andere disciplines invloed gekregen, waaronder nu ook de geschiedenis. Voorheen waren voor historici mensen primair de historische actoren die bestudeerd dienden te worden. Nu lijken dieren echter langzaamaan
te verschuiven van ‘de periferie naar een zichtbaardere plaats in de geschiedschrijving.’3
In dit artikel zal ik kijken naar op welke verschillende manieren historici dieren bestuderen. In de eerste paragraaf zal ik kort behandelen wat het nieuwe vakgebied animal studies inhoudt. Vervolgens zal ik dieper ingaan op de verhouding
tussen historici en dieren. In de tweede paragraaf zal ik kijken hoe de interesse van
historici voor dieren is ontstaan om vervolgens in de derde paragraaf aandacht te
besteden aan hoe dit zich verder heeft ontwikkeld. Ook verschillende vraagstukken binnen animal studies zelf zullen behandeld worden omdat ze van invloed zijn
op de plek die dieren binnen het historisch onderzoek krijgen toegekend. Een van
deze vraagstukken is de kwestie hoe het mogelijk is om beyond the document te
komen. Hiermee wordt bedoeld: hoe kunnen de door mensen geproduceerde bronnen ons iets vertellen over de levens van dieren uit het verleden?
In hetzelfde jaar (2007) dat Ritvo de term animal turn introduceerde, werd in de
American Historical Review (hierna ahr) het nieuwe vakgebied animal studies in een
12
Animal Studies en de mens-dier dichotomie
In deze paragraaf zal ik animal studies introduceren aan de hand van een voorbeeld
en zal ik kijken hoe het vak zich heeft geïnstitutionaliseerd. In 2011 werd de Great
Ape Protection and Cost Savings Act aangenomen door het Huis van Afgevaardigden
van de Verenigde Staten. Hiermee werd besloten dat er geen invasief onderzoek meer
mocht worden uitgevoerd op mensapen om de volgende reden: ‘research laboratory
environments involving invasive research cannot meet the complex physical, social,
and psychological needs of great apes.’5 De Act is gebaseerd op een rapport van de
National Research Council waarin werd geoordeeld dat er een morele verantwoordelijkheid bestaat voor de zorg op lange termijn voor de apen die in wetenschappelijk
onderzoek worden gebruikt. Ook zou euthanasie niet mogen worden ingezet om de
grootte van de populatie te beheren.6 Door deze ontwikkelingen veranderde de ontologische status van mensapen in de Verenigde Staten: van ‘dingen’ werden ze personen.
Evenwel zijn mensen steeds bewuster van hun neiging om aan dieren menselijke eigenschappen toe te kennen (die ze niet hebben). Het voormalige gebruik van dierentuinen
om chimpansees aan te kleden als mensen en thee te laten drinken, vinden veel mensen
nu achterhaald.
Deze twee voorbeelden laten zien hoe de mens-dier grens en de waarde die mensen daar aan toekennen veranderlijk is. De tweedeling tussen mens en dier, en dat
wat gezien wordt als het verschil tussen beide, heeft vergaande consequenties op hoe
mensen dieren behandelen en hoe de interactie met dieren vorm wordt gegeven. Hoe
kan het dat we het nu achterhaald vinden om apen als mensen aan te kleden? Waarom
heeft de Amerikaanse overheid bovenstaand besluit genomen over mensapen? Met
precies dit soort vragen houdt het nieuwe vakgebied animal studies zich bezig: de herevaluatie van de verschillende ethische en epistemologische categorieën met betrekking
tot dieren die door mensen wordengebruikt, waarbij deze categorisering moet worden
gezien als een manier om de werkelijkheid te begrijpen en er betekenis aan te verlenen.
Ongeacht het feit dat mensen ook dieren zijn, zorgt de tweedeling mens-dier voor
een scheiding van beide. Wat mensen ‘het dier’ noemen heeft betrekking op een heel
scala aan soorten, van de orang-oetan tot aan het kleinste insect. Hoewel er dus veel
verschillende soorten dieren onder één noemer worden gestopt en als ‘dingen’ worden
geduid, worden verschillende soorten dieren toch op moreel, juridisch en politiek vlak
op verschillende wijze door mensen behandeld. Het criterium voor hoe we verschilSkript Historisch Tijdschrift 36.1
13
lende soorten dieren behandelen, berust vaak op hun gelijkenis met ons.7 De tweedeling mens-dier zorgt namelijk voor een scheiding tussen ‘ons’ en ‘hen’. Het dier kan
ook wel worden gezien als ‘de ander’. Deconstructie is één van de methoden waarmee
het functioneren van deze tweedeling kan worden onderzocht.
In de geschiedenis zijn namelijk veel voorbeelden te vinden van hoe mensen hun
radical difference van dieren onderbouwden. De grens tussen mens en dier werd vaak
getrokken aan de hand van een eigenschap die mensen zouden bezitten maar dieren
niet. Zo zouden dieren geen onsterfelijke ziel hebben, geen rede, geen empathie of
gevoelens, of niet het vermogen hebben om gereedschap te maken en te gebruiken,
niet in staat altruïstisch te zijn, of niet in het bezit van taal zijn.8 Er zijn verschillende
momenten in de geschiedenis geweest dat het verschil tussen mensen en dieren toch
niet zo beslissend bleek als gedacht.9 Zo dacht René Descartes bijvoorbeeld dat de
pijnappelklier in de hersenen van de mens de ‘ziel’ bevatte (iets dat dieren niet zouden
hebben) waarmee lichaam en geest werden verbonden. Dieren zouden alleen instinctief
handelen, zonder gedachten. Geluiden die dieren maken, zoals blaffen, zouden te vergelijken zijn met het ontsnappen van gas bij machines. Een hedendaags voorbeeld van
onderzoek met betrekking tot een kenmerk dat mensen van dieren zou scheiden, wordt
gedaan door de primatoloog Frans de Waal in zijn studie naar het moreel handelen
van bonobo’s. Dit soort onderzoek binnen de biologie en disciplines als ethologie en
cognitieve wetenschappen is voor het ontstaan van animal studies van belang geweest.
Mede hierdoor is het vakgebied nog steeds sterk interdisciplinair van aard.
Descartes’ ideeën rechtvaardigden het uitvoeren van vivisectie (het levend ontleden) op dieren in zijn tijd. Het vaststellen van de grens tussen mens en dier kan dan
ook worden gezien als een vorm van machtsuitoefening. Zoals de Britse historica Joanne Bourke het stelt: ‘Marking these boundaries is not a neutral exercise in establishing
the facts – it is an exercise of power, which can be contested.’10 Zo laat Bourke in haar
boek What it means to be human: Reflections from 1791 to the present zien hoe de
‘competing ways in which “the human” and “the animal” have been imagined’.11 Dit
doet ze door te kijken naar hoe de mens in de geschiedenis meestal als mannelijk gezien
werd. Ook de filosoof Jacques Derrida ziet het vaststellen van de mens-dier dichotomie
niet als een neutral excercise. Zoals hij stelt in zijn essay The animal that therefore I am
(more to follow) (2002):
“The animal, what a word! The animal is a word, it is an appellation that men have instituted, a name they have given themselves the right and the authority to give to another living creature.”12
Dit essay van Derrida wordt wel beschreven als ‘the single most important event in
the brief history of animal studies’.13 De institutionalisering van animal studies is namelijk nog maar relatief kort aan de gang. Sinds de jaren zeventig en vooral vanaf
de jaren negentig, na de critical turn van animal studies, zijn er een groeiend aantal
boekenseries, wetenschappelijke tijdschriften en netwerken opgezet over dieren binnen
de geesteswetenschappen. Animal studies wordt het meest beoefend in de Angelsaksische wereld (vooral de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland).14 In Europa is
14
Duitsland het eerste land dat vakken binnen animal studies aanbiedt. In 2010 werden
er volgens het Animals & Society Institute meer dan 300 vakken in animal studies binnen 29 disciplines bij 2000 hogescholen en universiteiten gegeven.15 De aandacht voor
dieren binnen de geesteswetenschappen heeft zijn oorsprong in de opkomst van de
dierenbeweging(en) in de jaren zeventig. De publieke bezorgdheid om het welzijn werd
groter en er ontstond een groter bewustzijn over milieukwesties. Gelijktijdig begonnen filosofische werken zoals Animal liberation (1975) van Peter Singer het protest dat
buiten de academische wereld was ontstaan te ondersteunen.
Historici en ‘het dier’
In deze paragraaf zal ik beschrijven hoe de interesse van historici voor dieren is ontstaan. In 2002 schreef de historica Harriet Ritvo in haar artikel ‘History and animal
studies’ hoe dieren binnen de geschiedschrijving steeds meer aandacht kregen als gevolg van twee (interne) veranderingen. Ten eerste kregen dieren meer aandacht in ‘analogy to a set of earlier expansions of historical perspective’.16 Op dezelfde wijze als
vrouwen (en gender in het algemeen) een plaats in de geschiedschrijving kregen, begon
dat ook langzaamaan bij dieren als gevolg van de dierenrechtenbeweging(en). Dieren
kunnen worden gezien als ‘the latest beneficiaries of this increasingly inclusive or democratic trend (sometimes called “history from the bottom up”) within the historical
profession.’17 Toen er door de dierenrechtenbeweging(en) meer populaire en politieke
steun voor het welzijn van dieren ontstond, werden dieren steeds meer als een serieus en legitiem studieonderwerp beschouwd, zo stelt Ritvo.18 Ethische vragen over de
behandeling van dieren leidden tot vragen als ‘waarom denken we over dieren op de
manier dat we dit doen?’ In de recensies van de ahr is dit ook te zien: de aandacht voor
dierenwelzijn buiten de universiteit lijkt historisch onderzoek naar dieren te hebben gestimuleerd. Vaak wordt dit ook in de recensies expliciet genoemd, zoals in de recensie
Reckoning with the beast: Animals, pain, and humanity in the Victorian mind uit 1981
van James Turner: ‘this brief study is useful background reading for those interested
in the current philosophical concerns of Peter Singer and Stephen Clark regarding the
moral relationships of humans and animals.’19
De tweede verandering binnen het vak geschiedenis dat volgens Ritvo de weg
effende voor het opnemen van dieren in historisch onderzoek was het ontstaan van
de milieugeschiedenis: ‘Door het ontstaan van milieugeschiedenis werd het milieu (en
dieren, die daar een onderdeel van uitmaken) steeds meer, niet slechts gezien als een
passieve achtergrond, een decor, maar als een vormende kracht van de geschiedenis.
Milieugeschiedenis ziet dieren als onderdeel van het milieu dat van invloed is op de
geschiedenis van mensen. Het erkent dieren als een onderdeel van het milieu. Minder
aandacht wordt echter besteed aan de interactie tussen mensen en dieren in het verleden. Milieugeschiedenis verzet zich dan ook niet zozeer tegen de tweedeling waarbij
mensen cultuur hebben en dieren deel zijn van de natuur. In animal studies, en de
geschiedschrijving die hierop is geïnspireerd, worden mensen en dieren daarentegen
samengebracht: ‘animals and humans no longer exist in separate realms; in which naSkript Historisch Tijdschrift 36.1
15
ture and culture coincide’.20
Hoewel de term animal studies in 2007 voor het eerst werd gebruikt door de ahr
werden er in een recentelijk nummer (april 2013) zelfs twee artikelen aan de mensdierrelatie gewijd. De artikelen worden als volgt geïntroduceerd: ‘The first two articles share an interest in the relationship of humans to animals – a burgeoning field
in present-day historical studies.’21 Tekenend voor de institutionalisering van animal
studies en voor hoe animal studies als vakgebied binnen andere vakgebieden (zoals
geschiedenis) wordt geïntegreerd, is dat de ahr twee van de vier artikelen hier aan
wijdt. Het eerste artikel over het Ottomaanse rijk toont het belang aan van ‘nonhuman
histories in understanding global economic, energetic, and political transformations’.22
Het tweede artikel, getiteld Running into whales: The history of the North Pacific from
below the waves, geeft aan hoe enkel door te kijken naar de veranderlijke culturen van
de verschillende diersoorten in de Noordelijke Stille Oceaan de interactie tussen mensen en dieren beter begrepen kan worden.23
Hoe kan deze toegenomen aandacht van historici voor dieren verklaard worden?
Volgens Ritvo reflecteert het twee ‘convergent tendencies’. Ten eerste geeft het de bereidheid van verschillende historici aan om ‘de historische significantie van dieren’ te
erkennen.24 De tweede tendens is volgens Ritvo de ‘inclination of historians who work
on animal-related topics to present them as part of the general history of a given time
and place rather than isolating them in peripheral, or even antiquarian, sub-fields.’25
Er komt steeds meer erkenning voor het idee dat dieren ook een vormende kracht in
de geschiedenis zijn geweest en daarom hoort hun rol ook in historisch onderzoek te
worden vertegenwoordigd.
In ons leven doen dieren zich namelijk in verschillende gedaantes aan ons voor:
als ons eten, als grondstoffen voor producten, als gezelschapsdieren, als vervoersmiddelen, als werkers, als objecten van bewondering, als studieobjecten, als trofeeën, als
plagen, in onze verbeelding, in onze spreekwoorden, in dierentuinen en in het wild.
Voorafgaand aan de animal turn werden dieren vooral in de vorm van verhalen in
de kantlijn in historisch onderzoek opgenomen; ‘als objecten in de marge en zonder
eigen verhaal.’26 Dieren werden meestal enkel in verhouding tot mensen bestudeerd,
maar wat de interactie betekende voor dieren werd niet behandeld. In drie vormen
van historisch onderzoek zijn dieren al van belang geweest voor de animal turn. Ten
eerste kwamen en komen dieren al naar voren binnen economische geschiedenis over
landbouw, handel en industrie. Binnen dergelijk onderzoek worden dieren net als producten op kwantitatieve manier benaderd. Een tweede vorm is de ideeëngeschiedenis.
Hierin werd ingegaan op de vraag hoe mensen in het verleden over dieren dachten.
Een voorbeeld is het boek From beast-machine to man-machine: Animal soul in French
letters from Descartes to LaMettrie (1940) van L.C. Rosenfield. Ten derde is er het
onderzoek naar geïnstitutionaliseerde vormen van het contact tussen mens en dier:
(1) de relatie tussen wetenschappers (bijvoorbeeld zoölogen en naturalisten) en hun
studieobjecten, (2) dier-gerelateerde instellingen (zoals dierentuinen), en tenslotte (3)
verschillende gebruiken met betrekking tot dieren (bijvoorbeeld vivisectie).27 Deze verschillende onderwerpen hebben gemeen dat ze allemaal betrekking hebben op zowel
de representatie van dieren als de daadwerkelijke interactie zoals deze tussen mens en
dier heeft plaatsgevonden.
16
‘Tea party’ voor chimpansees gehouden door de Zoological Society of London begin jaren
dertig. Fotografen: Seth Smith en F.W. Bond.
(Bron: eigen collectie)
Skript Historisch Tijdschrift 36.1
17
Binnen deze derde groep van historisch onderzoek is een ontwikkeling te zien
naarmate animal studies zich meer institutionaliseerde. De animal turn binnen de geschiedschrijvig is hier begonnen. Een voorbeeld hiervan (dat tegelijkertijd ook de ontwikkeling van animal studies stimuleerde) is Donna Haraway’s Primate visions: Gender, race, and nature in the world of modern science (1989). In dit boek kijkt Haraway
naar de relatie tussen primatologen en de primaten die zij onderzoeken om de volgende
reden: ‘Primatology, a science that defines the border between humans and animals,
has from its beginnings been embedded in the realities of industrial capitalism, colonialism, and patriarchy.’28 Haraways boek is archetypisch voor het onderzoek dat binnen gender studies (maar ook cultuurgeschiedenis) ontstond naar dieren. Zoals in de
eerste paragraaf is aangegeven is de markering van de mens-dier grens een vorm van
machtsuitoefening. Gender (net zoals klasse- en rassenscheiding) ‘[gets] played out and
negotiated through the symbolic currency of animality and species difference.’29 De
oppressie van een bepaalde groep kruist met die van een andere groep. Zo wordt een
bepaalde groep vaak gedehumaniseerd door deze groep te animaliseren. Een voorbeeld
met betrekking tot gender is als vrouwen ‘chick’, ‘bitch’ of ‘bunny’ worden genoemd.
We begrijpen bovendien allemaal wat het betekent als iemand zegt ‘maar ik ben toch
een mens!’ Vanuit genderstudies (maar ook vanuit cultural studies in het algemeen)
ontstond op deze manier aandacht voor dieren. Een voorbeeld is Londa Schiebingers
werk Why mammals are called mammals. Gender politics in eighteenth-century natural history (1993) waarin ze kijkt naar de genderpolitiek die van invloed was op de
manier waarop Carolus Linnaeus zijn taxonomie opbouwde. Als één van de eersten
kijkt Haraway met haar boek Primate Visions ook naar hoe deze intersectionaliteit
van invloed is op de behandeling van dieren.
Getting beyond the document: het daadwerkelijke dier in het verleden
In deze paragraaf zal ik, aan de hand van de ahr, beschrijven hoe de interesse van
historici voor dieren door de tijd heen veranderde. Daarnaast zal ik benoemen welke
verschillende benaderingen er ten opzichte van dieren onder historici bestaan. In deze
paragraaf zal ik ook twee belangrijke vraagstukken binnen animal studies behandelen
omdat deze van invloed zijn op hoe historici dieren deel kunnen laten zijn van hun onderzoek. Zoals al eerder genoemd werd in 2007 de term ‘animal studies’ voor het eerst
gebruikt in de ahr. Dit was in een recensie van een cultuurhistorisch werk getiteld Pets
in America: A history, geschreven door Katherina C. Grier.30 Een voorbeeld van een
ouder vergelijkbaar cultuurhistorisch werk is The beast in the boudouir: Petkeeping
in nineteenth-century Paris (1995) van Kathleen Kate. In dit boek wordt het gebruik
van het houden van huisdieren in de negentiende eeuw gebruikt als een soort raam
om te kijken naar de culturele en sociale constructies die er door aan het licht komen.
Volgens de auteur kan er namelijk mee onderzocht worden hoe de bourgeoisie met het
moderne stedelijke leven omgaan. Katherine Griers boek heeft daarentegen als einddoel de interactie tussen mensen en huisdieren te reconstrueren (ook al doet ze dit via
18
de representaties die mensen ervan geven). De vergelijking tussen deze boeken dient te
illustreren hoe de focus binnen het cultuurhistorisch onderzoek is verschoven van de
representatie van dieren (hoe dachten mensen over dieren, welke waarden hechtten ze
hier aan, en wat zegt dit over de tijdsgeest van deze mensen) naar de daadwerkelijke
interactie tussen mens en dier in het verleden (ook al vindt deze reconstructie vaak op
basis van representaties plaats). Deels als gevolg van de institutionalisering van animal
studies worden de boeken gerecenseerd in de ahr in toenemende mate beoordeeld op
hun bijdrage aan het inzicht in mens-dier interacties zoals deze in het verleden hebben
plaatsgevonden.
Binnen animal studies bestaat er een fel debat over de manier waarop cultuurwetenschappers onderzoek naar dieren zouden moeten uitvoeren. Een deel van de
onderzoekers vindt namelijk dat het vakgebied de weg is ‘[to] provide the representative voices for non-human animals in an institutional structure that considers them
voiceless.’31 Deze onderzoekers bekritiseren het historisch onderzoek waarin dieren
alleen als representaties worden behandeld zonder de praktische consequenties van
deze representaties te bespreken. Zo schrijft een van de aanwezigen bij een conferentie
gehouden in 2000 het volgende:
“(..) the participants talked almost exclusively about what representations
of animals mean to us. They said virtually nothing about how our representations affect the animals, or the ethical issues involved in representation.
The actual animals seemed almost an embarrassment, a disturbance to the
symbolic field.”32
Naast de bovengenoemde kritiek vraagt Ritvo zich af in hoeverre representaties een ‘adequate basis for historical generalization’ vormen.33 Dit wordt ook wel het probleem van
getting beyond the document genoemd.34 De critici vinden namelijk dat het daadwerkelijke dier in dit soort onderzoek niet aanwezig is. Binnen cultuurgeschiedenis worden
dieren onderzocht als representaties van dieren in de menselijke cultuur, in tegenstelling
tot de ‘echte’ dieren . Dit wordt ook wel beschreven als het debat over animals-as-constructed versus animals-as-such.35 Deze tweedeling is gerelateerd aan het tweede probleem binnen animal studies omtrent de epistemologische vraag in hoeverre we in staat
zijn om dieren te kennen. In hoeverre is het mogelijk om via teksten dieren daadwerkelijk te kennen? Binnen de geesteswetenschappen wordt gekeken naar teksten (in de
breedste zin van het woord, dus inclusief artefacten, kunst, muurschilderingen, etcetera)
geproduceerd door mensen.36 Aangezien dieren geen teksten overleveren zijn historici
toegewezen op bronnen geproduceerd door mensen. De vraag is dan: hoe kunnen manmade records uit het verleden het perspectief van dieren in de interactie met mensen representeren?37 Oftewel: kunnen dieren meer zijn dan ‘what we construct them to be’?38
Dit probleem van getting beyond the document wordt onder ander behandeld in
Beastly natures: Animals, humans, and the study of history, gerecenseerd door Fudge
in de ahr. In deze bundel wordt beargumenteerd dat ontmoetingen met daadwerkelijke dieren altijd in cultuur zijn ingebed. In één van de essays, van de antropoloog
Garry Mavin, over de relatie tussen mensen en wolven in Albania, wordt het volgende
Skript Historisch Tijdschrift 36.1
19
punt gemaakt: ‘the real animal is the cultural animal’.39 De representatie van dieren
binnen culturele kaders is integraal aan de interactie tussen mensen en dieren. Dit betekent dat ‘the opposition between real and representation is a false one; real day-to-day
human-animal encounters are, and have always been, constructed.’40 Deze conclusie
rechtvaardigt dus het onderzoek naar mens-dier interactie in het verleden puur op
basis van tekstuele representaties (in de ruime zin).
Naast het kijken naar representaties in teksten bestaan er ook andere manieren om
te proberen de mens-dier interactie in het verleden te reconstrueren. Zo kan er worden
gekeken naar de materiële sporen die dieren hebben achtergelaten, of kan er onderzoek worden gedaan naar wat dieren voor mensen betekenden. Ook de bevindingen
binnen de archeologie zijn hierbij van belang. In de ahr wordt een opvallend aantal
historische onderzoeken naar de rol van een specifieke diersoort in de geschiedenis gerecenseerd die op deze manier werken. Voorbeelden hiervan zijn The horse in the city:
Living machines in the nineteenth century en het boek Mule South to tractor South:
Mules, machines, and the transformation of the cotton South.41 Soortgelijk onderzoek
wordt gedaan naar bijvoorbeeld de Tasmaanse tijger in de geschiedenis, of de rol van
de bizon in de geschiedenis van Noord-Amerika. In deze vorm van geschiedschrijving
worden dieren niet zozeer gebruikt als een middel dat ons in staat stelt een cultuur
beter te begrijpen, maar worden ze als integraal onderdeel van de geschiedenis gezien.
Dit soort werk vertrekt vanuit de erkenning dat de wisselwerking tussen mensen en
dieren de geschiedenis vorm heeft gegeven. De historica Sandra Swart, verbonden aan
de Stellenbosch Universiteit, heeft op deze manier geprobeerd dieren in de geschiedenis
te integreren. In haar artikel getiteld “The world the horses made”: A South African
case study of writing animals into social history beargumenteert ze hoe ‘even a heavily
analysed historical phenomenon can gain fresh insights from taking animals seriously.’42 Swart werkt zelf het voorbeeld van de Tweede Boerenoorlog (1899-1902) uit. Ook
de recensenten van de ahr geven aan hoe dit soort historisch onderzoek naar dieren
inzicht in de algemene geschiedenis van een cultuur of tijdsperiode kan verlenen. Het
is namelijk niet alleen een kwestie van het ‘toevoegen’ van dieren: ‘cataloguing the material difference horses made to human settlement patterns, transport networks, and
military capacity (..), social life, and even the human sensory experience, makes it clear
that horses changed history.’43 De eerder genoemde Fudge stelt dan ook het volgende:
“If history traces change, (..) then the beings that create the change would lo
gically be central to those histories. In the past those change-making beings
have been in particular those with the power to make changes (..) More recently, workers, women, homosexuals, and ethnic minorities have been recognised
by historians as having roles in creating social change. But can animals be
likewise recognised as change-making creatures; do animals, in short, have
agency?”44
Conclusie
De term animal studies lijkt net zoals bij andere ‘studies’, niet zozeer een gedeelde
methodologie te benadrukken alswel een gedeeld onderwerp. Hoe wetenschappers
binnen verschillende disciplines kiezen om met animal studies om te gaan, zorgt vervolgens voor de plek die dieren binnen hun eigen onderzoek krijgen toegekend. De
institutionalisering van animal studies heeft er voor gezorgd dat ook dieren binnen de
geschiedschrijving steeds zichtbaarder zijn geworden. Het ontstaan van milieugeschiedenis heeft hiervoor mede de weg geëffend. Op basis van de ontwikkeling in de ahr is
te zien hoe er binnen de geschiedschrijving een verschuiving plaatsvond van onderzoek
naar dieren op basis van (culturele) representaties naar onderzoek waarin er werd
gekeken naar de mens-dier interactie zoals die daadwerkelijk in het verleden heeft
plaatsgevonden. Veel cultuurhistorisch werk naar dieren onthult namelijk meer over
mensen dan dat het inzicht verleent in dieren in het verleden. Sinds 2007 worden in de
ahr bepaalde historische werken als een bijdrage aan animal studies beschouwd. Het
is opvallend dat dit gebeurd in recensies van boeken die kijken naar daadwerkelijke
dieren in het verleden. Daarnaast is te zien dat de mate van inzicht dat het onderzoek
verleent in de mens-dier interactie zoals die plaatsvond in het verleden een steeds belangrijker criterium lijkt te worden.
De toegenomen aandacht voor dieren van historici betekent dat dieren steeds
meer erkend worden als integraal deel van de geschiedenis; niet los te zien van de geschiedenis van mensen. Door deze erkenning van hun historische significantie behoren
dieren niet langer alleen maar thuis in de natuurwetenschappen maar ook binnen de
geesteswetenschappen. Langzaamaan lijkt dit tot een herevaluatie van het antropocentrische paradigma van de geschiedenis te leiden. Daarnaast leidt het tot de epistemologische vraag: in hoeverre is het mogelijk om dieren te kennen? Andere disciplines
(zoals bijvoorbeeld neurowetenschappen) die ook animal studies beoefenen kunnen
historici in de toekomst mogelijk voorzien van geheel nieuwe methodes om naar dieren te kijken, los van de door mensen geproduceerde teksten over dieren. Of de trend
zoals deze te bespeuren is in de ahr door zal zetten is nog onduidelijk. Desalniettemin
hoop ik dat dit artikel heeft bijgedragen aan verduidelijking van de positie van dieren
binnen historisch onderzoek, opdat het historici de moed mag geven de grommende,
blaffende, brullende maar nimmer pratende dieren te benaderen.
Rosa Deen volgt de onderzoeksmaster Geschiedenis aan de uva na haar bachelor aan
de Rijksuniversiteit Groningen te hebben behaald. Ze is met name geïnteresseerd in
theoretische- en cultuurgeschiedenis en in biologie.
Het feit dat de vraag of dieren agency hebben überhaupt gesteld wordt laat zien hoe
onderzoek naar de rol van dieren in het verleden leidt tot (een begin van) het herevalueren van het heersende antropocentrische paradigma binnen de geschiedschrijving.
20
Skript Historisch Tijdschrift 36.1
21
Noten
Animals 18 (2010) 309.
H. Ritvo, ‘History and Animal Studies’,
Society & Animals 10:4 (2002) 404.
17
Ibidem.
18
Ibidem.
19
John V. Crangle, ‘James Turner, Reckoning
with the beast. Animals, pain, and humanity in the Victorian mind,’ ahr 86:5 (1981)
1091.
20
Erica Fudge, ‘The history of animals’, Ruminations 1 (2006).
21
‘In this Issue’, ahr 118:2 (2013) xiii.
22
Ibidem. Naam artikel: ‘Unleashing the
beast: animal, energy, and the economy of
labor in Ottoman Egypt’.
23
‘In this Issue’, xiv.
24
Ritvo, ‘History and animal studies’, 405.
25
Ibidem.
26
Van Molle, ‘Inleiding’, 465.
27
Ritvo, ‘History and Animal Studies’, 403406. Voorbeelden hiervan (gerecenseerd
door de ahr) zijn Nicolaas Rupke’s boek
Vivisection in historical perspective (1990)
en Nigel Rothfels boek Savages and beasts.
The birth of the modern zoo (2002).
28
Elvira Scheich, ‘Donna Haraway, Primate
visions. Gender, race, and nature in the
world of modern science,’ ahr 96:3 (1991)
830.
29
Wolfe, ‘Human, all too human’, 567.
30
Kathleen Kete, ‘Katherina C. Grier, Pets in
America: A History’, ahr 112:3 (2007) 899.
31
Sandra Swart, ‘“The world the horses
made”: a South African case study of writing animals into social history’, International Review of Social History 55 (2010)
251.
32
Julie Ann Smith, ‘Conference report’, Society & Animals 9:3 (2001) 294. Dit is geschreven door Charles Bergman, een professor aan de Pacific Luterhan University.
33
Ritvo, ‘Linda Kalof, Looking at Animals in
Human History’, Journal of Interdisciplinary History 39:2 (2008) 246.
34
Erica Fudge, ‘Dorothee Brantz ed., Beastly
16
Dit artikel is een bewerking van de scriptie Approaching the barking, purring,
growling but never speaking animal: The
influence of animal studies on historians
geschreven aan de Universiteit van Groningen onder begeleiding van prof.dr. Mineke
Bosch en dr. Monika Baár. Bij deze zou
ik hen graag willen bedanken voor hun
begeleiding. Speciale dank gaat uit naar
dr. Fiona Probyn-Rapsey (verbonden aan
de University of Sydney) die mij door haar
collegereeks ‘Human-Animal Cultures’
enthousiast maakte over dit nieuwe vakgebied. H. Ritvo, ‘On the animal turn’, Daedalus 136:4 (2007) 118-122.
2
De term animal studies wordt in dit artikel deels anachronistisch gebruikt omdat
ik enkele werken zal bespreken die het
vakgebied hebben vorm gegeven waarbij
de auteurs zelf niet de term animal studies
gebruiken omdat het indertijd nog niet als
vakgebied bestond.
3
Leen van Molle, ‘Inleiding: Een geschiedenis van mensen en (andere) dieren’,
Tijdschrift voor Geschiedenis 125:4 (2011)
465. Voor een uitgebreidere behandeling
hiervan met betrekking tot Nederland raad
ik dit themanummer aan.
4
Ik heb gekozen voor een analyse van de
American Historical Review (verder ahr)
omdat het van alle wetenschappelijke
historische tijdschriften de meeste invloed
heeft gebaseerd op de ‘impact factor’ die
wordt gemeten aan de hand van het aantal
keren dat publicaties uit het tijdschrift
geciteerd worden in andere werken. ‘Top
20 Journals in History’. 13 januari 2011.
http://www.timeshighereducation.co.uk/
news/top-20-journals-in-history/414798.
article (20 mei 2013).
5
‘H.R.1513 Great Ape Protection and Cost
Savings Act of 2011’, Bill Text 112th Congress (2011-2012) H.R.1513.IH.
1
22
http://thomas.loc.gov/cgi-bin/query/
z?c112:H.R.1513: (10 juni 2013). Dit is
een voorbeeld overgenomen van dr. Fiona
Probyn-Rapsey.
6
Ibidem.
7
H. Ritvo, ‘Animal planet’, Environmental
History 9:2 (2004) 217.
8
Ritvo, ‘On the animal turn’, 119.
9
Cary Wolfe, ‘Old order for new: Ecology,
animal rights and the poverty of humanism’, Diacritics 28:2 (1998) 37.
10
John Gray, ‘review of What it means to
be human by Joanne Bourke – review: A
book that takes on the biggest subject of
all’, The Guardian. 26 oktober 2011. http://
www.guardian.co.uk/books/2011/oct/26/
what-it-means-human-review (2 maart
2013).
11
Joanne Bourke, What it means to be human. Reflections from 1791 to the present
(Londen 2011) 5.
12
Jacques Derrida, ‘The animal that therefore I am (more to follow)’, Critical
Inquiry 28:2 (2002) 392. Dit is ook wel te
duiden als ‘antropocentrisme’, het idee dat
de mens het middelpunt van het bestaan
is en dat dieren alleen van belang zijn in
referentie tot mensen.
13
Cary Wolfe, ‘Human, all too human: ‘animal studies’ and the humanities’, pmla
124:2 (2009) 570.
14
‘Courses’, Human-Animal Studies. http://
www.animalsandsociety.org/pages/courses
(16 mei 2013). Binnen animal studies wordt
een onderscheid gemaakt tussen: humananimal studies, critical animal studies en
animal studies. Veel auteurs maken zelf
niet het onderscheid tussen de verschillende richtingen. Over het algemeen wordt
er binnen geschiedenis vooral aan humananimal studies gedaan.
15
Kenneth Shapiro en Margo DeMello, ‘The
state of human-animal studies’, Society &
Natures: Animals, Humans, and the Study
of History’, ahr 116:4 (2011) 1075.
35
Shapiro en DeMello, ‘The state of humananimal studies’, 312.
36
Geoffrey Galt Harpham, ‘Beneath and beyond the “crisis in the humanities”’, New
Literary History 36:1 (2005) 23.
37
Van Molle, ‘Inleiding’, 470.
38
Smith, ‘Conference report’, 295.
39
Garry Marvin zoals geciteerd door Fudge.
Fudge, ‘Dorothee Brantz ed., Beastly Natures’, 1075.
40
Fudge, ‘Dorothee Brantz ed., Beastly Natures’, 1075.
41
John H. Hepp, ‘Clay McShane en Joela
Tarr, The horse in the city. Living machines
in the nineteenth century’, ahr 113:3 (2008)
844; Debra A. Reid, ‘George B. Ellenberg,
Mule South to tractor South. Mules, machines, and the transformation of the cotton South’, ahr 114:1 (2009) 171-172.
42
Swart, ‘The world the horses made’, 258.
43
Ibidem, 248.
44
Fudge, ‘The history of animals’.
Skript Historisch Tijdschrift 36.1
23
Download