DEEL II Wat zijn aftrekbare kosten? 1. Aandelenoptieplan Wat is een aandelenoptie? Een optieplan is een plan bestemd voor de personeelsleden of de bedrijfsleider(s) van de vennootschap waarbij zij opties verkrijgen, hetzij op het aandeel van de vennootschap zelf (de werkgever), hetzij op een derde vennootschap (bv. een bevek). Met deze opties heeft men het recht om het onderliggende aandeel tijdens een afgesproken periode tegen een reeds bepaalde prijs te verkrijgen. De bedoeling is natuurlijk dat het aandeel nadien voor een hogere waarde verkocht kan worden. De winst wordt dan niet langer belast. Veel aandeelhouders van KMO’s voelen er echter weinig voor dat het personeel op termijn zou deelnemen in de besluitvorming van de vennootschap. Zij willen dus niet dat de beslissingsmacht gedeeld wordt. Dit hoeft echter geen beletsel te zijn voor de implementatie van een aandelenoptieplan. De mogelijkheid bestaat om zgn. OTC-opties toe te kennen. Dit zijn geen opties op de aandelen van de vennootschap (de werkgever) zelf, maar op de aandelen van bv. een bevek. De vennootschap/werkgever koopt de opties aan bij een financiële instelling en keert die kosteloos uit aan haar personeel of haar bedrijfsleider. In de praktijk stelt men (op basis van een uitspraak van de Rulingcommissie) dat er een minimale blokkeringsperiode van één jaar vanaf de datum van het aanbod gerespecteerd moet worden. Na afloop van deze periode kunnen de begunstigde werknemers of de bedrijfsleider de OTC-opties terug verkopen aan de financiële instelling of de OTC-opties verder aanhouden en later uitoefenen (en zo een meerwaarde realiseren als de marktwaarde van de onderliggende aandelen hoger ligt dan de uitoefenprijs van de opties). Het krijgen van aandelenopties resulteert voor de genieter in een belastbaar voordeel dat forfaitair bepaald wordt. De raming is afhankelijk van de waarde van de onderliggende aandelen. Het voordeel wordt belast bij de toekenning van de opties aan de werknemer of de bedrijfsleider. De waarde van het belastbaar voordeel wordt forfaitair geraamd op 15% van de waarde van de onderliggende aandelen. Wanneer de optietermijn (de periode waarbinnen de optie uitgeoefend kan worden) meer dan vijf jaar bedraagt, wordt er bij dit forfaitaire voordeel 1% per jaar of per gedeelte van één jaar boven het vijfde jaar bijgeteld. Mocht de uitoefenprijs van de optie lager uitvallen dan de op het ogenblik van het aanbod geldende waarde van de aandelen waarop de optie betrekking heeft, dan wordt dat verschil bijkomend beschouwd als een bezoldiging. Als de vennootschap geen probleem heeft met het toekennen van opties op haar eigen aandelen ten gunste van de werknemers, dan worden de percentages gehalveerd tot respectievelijk 7,5% en 0,5%. Aan deze gunstigere voordelen zijn de volgende voorwaarden verbonden: de uitoefenprijs van de optie is definitief vastgesteld op het ogenblik van het aanbod; de optie mag niet uitgeoefend worden vóór het einde van het derde jaar en niet ná het einde van het tiende jaar na het jaar waarin het aanbod plaatsgevonden heeft; de optie is niet overdraagbaar onder levenden; het risico van de waardevermindering van de aandelen waarop de optie betrekking heeft, mag niet gedekt worden door de persoon die de optie toekent of door een persoon met wie de uitgever een band van wederzijdse afhankelijkheid heeft; de optie moet betrekking hebben op de aandelen van de vennootschap zelf of op de aandelen van een andere vennootschap die een rechtstreekse of een onrechtstreekse deelneming heeft in de eerstgenoemde vennootschap. Volledig aftrekbaar? De toekenning van de opties maakt een belastbare bezoldiging uit, wat betekent dat de vennootschap de kosten voor de toekenning ervan in aftrek kan nemen (uiteraard mits het vermelden van het voordeel op de fiscale fiches). Kosten of afschrijving? Geen specifieke vermeldingen. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Het voordeel van het aandelenoptieplan is dat de belastingdruk zeer laag of toch gevoelig lager kan zijn. Het nadeel van het systeem is dat de werknemer of de bedrijfsleider ‘vandaag’ belastingen moet betalen, terwijl het onzeker is of er wel sprake zal zijn van enig voordeel. De evolutie van de opties en dus het achterliggende aandeel zijn hierbij immers van belang. Het volgende voorbeeld maakt het verschil tussen een courante bezoldiging en een aandelenoptieplan duidelijk. VOORBEELD Uw vennootschap overweegt om aan de werknemers een bonus van € 10.000 toe te kennen. Wat is het uiteindelijke verschil indien er gewerkt wordt met een courante bezoldiging of met een optieplan? Het betreft opties op aandelen die een waarde kennen van € 200. De kostprijs van de optie bedraagt € 100. Dit betekent dat er in totaal 135 opties (€ 13.500 / € 100) toegekend worden. De werknemer ontvangt 135 opties die hij kan uitoefenen tegen € 200 met een looptijd van (bv.) tien jaar. Twee jaar later beslist de werknemer om de opties te verkopen tegen € 90 per optie, ofwel € 12.150 (€ 90 x 135) in totaal. Hij houdt hiervan € 9.261 (€ 12.150 - € 2.889) netto over. In het geval van een courante bezoldiging houdt de werknemer amper 30% van de bruto kostprijs van de bonus over. Bij de OTC-opties is dit percentage 69%, ofwel meer dan het dubbele, weliswaar na twee jaar. OTC- SCHEMA BONUS Kostprijs vennootschap € 13.500 € 13.500 Sociale bijdrage werkgever (35%) - € 3.500 €0 Bruto € 10.000 € 13.500 Sociale bijdrage werknemer (13,07%) - € 1.307 €0 Belastbaar € 8.693 € 5.400 (*) Personenbelasting (50% + 7% gemeentebelastingen) - € 4.650 - € 2.889 Verkoopprijs van de opties (na twee jaar) Netto werknemer OPTIES € 12.150 € 4.042 € 9.261 (*) Het belastbaar voordeel bedraagt: (15% + 5%) x 135 x 200 = € 5.400. Als de beurzen laag staan, is dit voor veel beleggingsportefeuilles een drama. Wie echter gelooft dat de beurs binnen enige tijd zal stijgen, kan overwegen om hier extra van te profiteren d.m.v. aandelenopties. Let natuurlijk wel op, want het risico bestaat altijd dat het veel langer duurt dan u gepland heeft, waarna uw opties niets meer waard zijn. De personenbelasting op het voordeel van alle aard bent u trouwens altijd kwijt… Toch blijft het een interessant gegeven, zeker voor wie privé toch in aandelen wenst te beleggen. Deze manier van werken is dus toch het overwegen waard. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 2. Aankoop onroerend goed Volledig aftrekbaar? Koopt uw vennootschap een onroerend goed, dan zijn de kosten van dit onroerend goed fiscaal aftrekbaar. Het heeft in principe geen belang of dit onroerend goed aangewend wordt voor de eigenlijke exploitatieactiviteit van de vennootschap of verhuurd wordt, hetzij aan derden, hetzij aan de bedrijfsleider. Kosten of afschrijving? De aankoop van een handelspand of een kantoor is een af te schrijven investering. Een kleine vennootschap (art. 15 W. Venn.) kan wel de zgn. beschrijfkosten (de registratierechten, de notariskosten, de hypotheekkosten, ...) in één keer of volgens een ander ritme afschrijven in het jaar van de aankoop. De bijkomende kosten (zoals de registratierechten) op het grondgedeelte kunnen door iedere vennootschap in aftrek genomen worden door een waardevermindering te boeken (instructie Ci.RH. 421/537.245 (AOIF nr. 53/2004) d.d. 15.07.2004). Een praktijkwoning waar werken en wonen gecombineerd wordt, is afschrijfbaar op 33 jaar. Een magazijn of een atelier kan op 20 jaar afgeschreven worden (lineair of eventueel degressief) door de vennootschap. Afbraak en wederopbouw. Als de vennootschap een vervallen woning aankoopt, laat afbreken en een nieuwe woning laat bouwen, dan mag zij de voor die oude woning betaalde prijs ineens afschrijven in het jaar van de afbraak. Ook de afbraakkosten trekt ze dan volledig af. Wat met de BTW? BTW of registratierechten? De aankoop van een pand kan onder bepaalde voorwaarden gebeuren met toepassing van BTW i.p.v. registratierechten. Het moet in de eerste plaats dan wel gaan om een nieuw pand. Volgens de BTW-wetgeving wordt een gebouw geacht ‘nieuw’ te zijn tot uiterlijk 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming. Stel dat een pand voor het eerst in gebruik genomen wordt in de loop van 2009, dan blijft dit nieuw tot en met 31 december 2011. Elke aankoop tot en met 31 december 2011 kan dus gebeuren met toepassing van BTW. In de tweede plaats speelt de hoedanigheid van de verkoper een rol. Gaat het om een beroepsoprichter (bv. een aannemer of een projectontwikkelaar), dan moet het nieuwe gebouw steeds met BTW verkocht worden. Als iemand anders (bv. een particulier of een belastingplichtige waarvan de economische activiteit niet bestaat in de geregelde verkoop van nieuwe gebouwen met voldoening van de BTW) een nieuw gebouw verkoopt, dan kan hij ervoor opteren om te verkopen met BTW. Hij heeft echter evengoed het recht om te verkopen met registratierechten. Bij de verkoop van een nieuw gebouw met BTW wordt sinds 1 januari 2011 ook de verkoop van de bijbehorende grond in principe aan de BTW onderworpen. LET OP! Als de vennootschap het pand aankoopt met toepassing van BTW, zal u vanaf 1 januari 2011 ook op het grondgedeelte in principe 21% BTW (i.p.v. registratierechten) verschuldigd zijn. Is de BTW terugvorderbaar? Als een pand aangekocht is met toepassing van BTW, kan die gerecupereerd worden als en in de mate waarin het pand aangewend wordt voor de uitoefening van de economische activiteit van de belastingplichtige. Wordt (een deel van) het pand privé gebruikt of verhuurd met vrijstelling van BTW, dan kan de BTW (voor dit deel) niet gerecupereerd worden. De vraag rijst dan hoe de waarde van het beroepsmatige gedeelte bepaald moet worden om de aftrekbare BTW te berekenen. Volgens de BTW-Administratie moet er hierbij in principe uitgegaan worden van de oppervlakte van het beroepsmatige gedeelte. Volgens de rechter daarentegen is de oppervlakte maar één mogelijk criterium om de aftrekbare BTW te berekenen. U kunt dit bv. ook doen op basis van de huurwaarde van het beroepsmatige gedeelte (Gent, 19 januari 2010). TIP. Voor het bepalen van die huurwaarde kunt u een beroep doen op een expert. Zo vermijdt u eventuele discussies achteraf. De zgn. Seeling-aftrek, dit is de aftrek van de volledige BTW bij de aankoop van een gemengd pand mits latere correcties voor het privégedeelte, kan sinds 2007 niet meer toegepast worden. LET OP 1! Als de vennootschap het aanvankelijke 100% beroepsmatig aangekochte nieuwe pand naderhand ook privé zal gebruiken, moet de oorspronkelijk gerecupereerde BTW op de aankoopprijs herzien worden en teruggestort worden aan de schatkist. De herzieningsperiode bedraagt 15 jaar en begint te lopen vanaf 1 januari van het jaar waarin het recht op aftrek ontstaan is. De herziening wordt verricht ten belope van 1/15 van de oorspronkelijk gerecupereerde BTW, voor ieder jaar waarin er een wijziging in het gebruik optreedt. LET OP 2! Ook wanneer de belastingplichtige het pand verkoopt met toepassing van registratierechten, moet er een herziening gebeuren. Waarop moet u zeker letten? Zoals reeds vermeld, kan de grondprijs niet afgeschreven worden. Bij de aankoop van een onroerend goed is het dus belangrijk om de grondprijs af te zonderen van het gebouwde gedeelte. Zo’n opsplitsing geeft meermaals problemen. De fiscus heeft dikwijls de neiging om van de volledige prijs voor het onroerend goed de grondprijs af te trekken. Hiervoor werd hij ook al veroordeeld. De verdeling moet nl. gebeuren door middel van een schatting waarbij zowel de waarde van de grond als de waarde van het gebouw vastgelegd wordt (Antwerpen, 25 november 1997 en Brussel, 14 maart 1989). Ook de minister van Financiën deelt die mening intussen (parl. vr. nr. 1.848 Vanlerberghe, 25 januari 2002, V&A, Senaat, 2002-2003, nr. 2-70, p. 3.921). Stel dat uw vennootschap de aankoop van een gebouwd onroerend goed ter waarde van € 500.000 overweegt. Om een correcte verdeling te verkrijgen, moet er op de volgende manier te werk gegaan worden. De waarde van het terrein wordt geïsoleerd gewaardeerd op € 200.000, maar het gebouw mag dan niet zomaar op € 300.000 gewaardeerd worden. We moeten dus evenzeer de geïsoleerde waarde van het gebouw hanteren. Stel dat dit gebouw een bedrag geeft van € 400.000. Om de correcte verdeling te verkrijgen, nemen we de verhouding, namelijk: grond: € 200.000 / € 600.000 x € 500.000 = € 166.667; gebouw: € 400.000 / € 600.000 x € 500.000 = € 333.333. Een onroerend goed heeft duidelijk een aantal voordelen in een vennootschap. Houd er wel rekening mee dat er ook een aantal nadelen aan verbonden zijn. Wanneer een onroerend goed, dat eigendom is van de vennootschap, afgeschreven wordt en later verkocht wordt, zal dit meestal resulteren in een belastbare meerwaarde op dit onroerend goed. Ook het gebruik door u privé heeft een fiscaal gevolg. Het stuk waarin de bedrijfsleider met zijn gezin woont, zal ofwel verhuurd worden door de vennootschap, ofwel zal er een voordeel van alle aard privé belast worden bij de bedrijfsleider. Dit voordeel van alle aard wordt op een forfaitaire wijze berekend afhankelijk van het niet-geïndexeerde kadastraal inkomen. Het niet-geïndexeerde KI is niet groter dan € 745: VOORDEEL = 1,25 X 100/60 X GEÏNDEXEERD KI (VOOR AJ. 2011 BEDRAAGT DE INDEX. COËFFICIËNT 1,5461) Het niet-geïndexeerde KI is groter dan € 745: VOORDEEL = 2 X 100/60 X GEÏNDEXEERD KI (VOOR AJ. 2011 BEDRAAGT DE INDEX. COËFFICIËNT 1,5461) Indien de ter beschikking gestelde woning gemeubileerd is, moet het vastgestelde voordeel nog verhoogd worden met 2/3. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Het is voldoende dat de aankoopakte van de woning bijgehouden wordt samen met alle bijbehorende stukken, zoals de hypotheekakte, de betaling aan de notaris, enz. 3. Aanvullende collectieve verzekering inzake gezondheidszorg Volledig aftrekbaar? In de praktijk sluiten veel vennootschappen een hospitalisatieverzekering en/of een verzekering voor ambulante medische zorgen af ten gunste van het personeel en/of de bedrijfsleider(s). Een hospitalisatieverzekering is een verzekering voor medische kosten die te maken heeft met een ziekenhuisopname. Een verzekering voor ambulante medische zorgen dekt de courante medische kosten, zoals doktersbezoeken, geneesmiddelen, enz. De premies van hospitalisatieverzekeringen (individueel of collectief) zijn niet aftrekbaar bij de vennootschap. De uitkering is niet belastbaar bij de genieter. Bij een collectieve verzekering voor ambulante zorgen gelden dezelfde regels als bij een hospitalisatieverzekering. De premie is niet aftrekbaar, terwijl de uitkering belastingvrij blijft. Een gelijkaardige regeling geldt voor collectieve verzekeringen die uitsluitend de vergoeding beogen van een fysiologische en/of economische invaliditeit zonder dat er een verband is met enig inkomensverlies. Hiervoor geldt er dus ook geen premieaftrek. Bij een individuele ambulante verzekering zijn de premies wel aftrekbaar bij de vennootschap, maar maakt de betaalde premie ook een belastbare bezoldiging uit. Verdere commentaar van de fiscus vindt u in een circulaire (Ci.RH. 332/583.327 (AOIF 42/2010) d.d. 20 mei 2010). Kosten of afschrijving? We verwijzen naar hetgeen hierboven reeds vermeld werd. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 4. Advocaat (ereloon) Volledig aftrekbaar? Advocaatkosten zijn aftrekbaar voor procedures die uw vennootschap in haar eigen belang voert. Wanneer de vennootschap de advocaatkosten betaalt voor de echtscheiding van haar bedrijfsleider, dan zullen deze kosten alsnog in aftrek genomen kunnen worden, maar dan zullen ze voor de bedrijfsleider als een voordeel van alle aard (een bezoldiging) belast worden. In de praktijk zal het echter meestal zo zijn dat deze kosten verworpen worden (zie verder). Kosten of afschrijving? Het betreft kosten die ineens afgetrokken kunnen worden van de winst. Er is dus geen sprake van een afschrijving. Wat met de BTW? Op erelonen van advocaten is in principe geen BTW verschuldigd. Advocaten zijn immers vrijgestelde BTW-belastingplichtigen. Waarop moet u zeker letten? De individuele fiches 281.50 moeten opgesteld worden opdat de advocaatkosten aftrekbaar zijn. Wanneer de vennootschap advocaatkosten ten laste neemt ten voordele van haar bedrijfsleider, dan maakt dit een belastbaar voordeel uit voor deze bedrijfsleider. Ook hier is het belangrijk dat het voordeel van alle aard op een individuele fiche 281.20 vermeld wordt. Geen fiche betekent in het slechtste geval een taxatie geheime commissielonen (zie verder). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ereloonnota vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 5. Anciënniteitspremie Volledig aftrekbaar? De kosten zijn in principe niet aftrekbaar bij de vennootschap . Een vennootschap kan aan haar werknemer een premie in geld, in natura of in cadeaubons toekennen als beloning voor een bepaald aantal jaren dienst bij dezelfde werkgever (Ci.RH. 242/601.490 (AOIF 18/2010) d.d. 25 februari 2010 brengt hierover o.a. meer duidelijkheid). Een vennootschap kan aan een werknemer maximaal twee keer een vrijgestelde anciënniteitspremie toekennen: een eerste keer naar aanleiding van en ten vroegste in het kalenderjaar waarin de werknemer 25 jaar in dienst is bij die werkgever. Het bedrag van de premie mag dan niet meer bedragen dan eenmaal het brutobedrag van de maandwedde van de werknemer; de tweede toekenning mag plaatsvinden naar aanleiding van en ten vroegste in het kalenderjaar waarin de werknemer 35 jaar in dienst is bij die werkgever. Het bedrag van de premie mag dan niet meer bedragen dan tweemaal het brutobedrag van de maandwedde van de werknemer. In plaats van eenmaal of tweemaal de bruto maandwedde van de betrokken werknemer te nemen, mag de vennootschap ook de maximaal toegelaten premie baseren op het gemiddelde brutobedrag van een maandloon in de onderneming. Dat gemiddelde is dan gestoeld op de verhouding tussen de uitbetaalde lonen en het aantal voltijdse equivalenten tijdens het voorgaande kalenderjaar (Ci.RH. 242/601.490 (AOIF nr. 18/2010) d.d. 25 februari 2010). De premie mag toegekend worden in geld, maar ook in de vorm van een geschenk of in cadeaubons. Te hoge premie. Indien de maximumbedragen overschreden zijn, dan is enkel het te grote deel van de anciënniteitspremie te beschouwen als een voordeel van alle aard en zijn er sociale bijdragen op verschuldigd. Het gedeelte van de premie dat binnen de toegelaten maximumgrens blijft, is bijgevolg een verworpen uitgave in hoofde van de vennootschap (Ci.RH. 242/601.490 (AOIF nr. 18/2010) d.d. 25 februari 2010). LET OP 1! Voor de vennootschap zijn de gemaakte kosten niet aftrekbaar. Ze is evenwel geen sociale bijdragen verschuldigd op de premie. Voor de werknemer valt deze regeling zeer voordelig uit omdat de ontvangen premie niet onderworpen is aan de personenbelasting. LET OP 2! Indien de anciënniteitspremie echter te vroeg toegekend wordt (bv. na 20 jaar dienst), dan wordt de volledige premie behandeld als een belastbaar voordeel van alle aard voor de werknemer waarop sociale lasten en personenbelasting verschuldigd zijn. Bij de werkgever is deze premie dan aftrekbaar mits de ficheplicht (lees: de vermelding op fiche 281.10) nageleefd wordt. LET OP 3! Werkgevers mogen de twee verschillende berekeningswijzen (individuele of gemiddelde maandwedde) niet combineren in één en hetzelfde kalenderjaar, anders vervalt de belastingvrijstelling voor alle tijdens dat jaar toegekende anciënniteitspremies en worden de premies behandeld als een belastbaar voordeel van alle aard. In dat geval zijn de gemaakte kosten bij de vennootschap dan wel aftrekbare beroepskosten mits rapportering op de loonfiches 281.10. Kosten of afschrijving? Het betreft kosten. Wat met de BTW? Wordt de anciënniteitspremie toegekend in geld of in de vorm van een cadeaubon, dan zijn er geen BTW-aspecten waarmee men rekening moet houden. Gebeurt de toekenning in de vorm van een geschenk, dan is de BTW niet recupereerbaar (zie 36. Geschenken en geschenkcheques). Waarop moet u zeker letten? Anciënniteitspremies zijn in principe vrijgesteld van sociale bijdragen. Zorg ervoor dat u de premie niet vroeger toekent dan op de toegelaten tijdstippen. Een bedrijfsleider kan geen anciënniteitspremies ontvangen onder dit regime. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? In geval van een geldelijke premie moet u de betalingsdocumenten bijhouden. Voor een premie in natura moet u de aankoopfacturen bijhouden. 6. Antiek Volledig aftrekbaar? Er is steeds discussie geweest over de vraag in welke mate antiek dat uw vennootschap bv. in haar praktijk of in de wachtzaal zet fiscaal aftrekbaar is. Veel belastingcontroleurs vinden dat het kosten zijn die op een zgn. onredelijke wijze de beroepsbehoeftes overtreffen. Daarom komt het erop neer om de belastingambtenaar ervan te overtuigen (dit is dus weer voor een stuk een feitenkwestie) dat de antieke stukken in uw bedrijf noodzakelijk zijn voor de standing en de uitstraling van uw bedrijf. Kosten of afschrijving? De cruciale vraag is of er afgeschreven mag worden op kunstvoorwerpen. In principe zijn kunstwerken nl. niet onderworpen aan enige waardevermindering, met als gevolg dat de afschrijving niet aanvaard wordt. Kunstwerken die in bestaande ondernemingsgebouwen ingewerkt worden, zoals beelden, mogen echter wel afgeschreven worden indien ze een integrerend deel uitmaken van die gebouwen. Hoeveel kunt u afschrijven? De aanschaffingsprijs van die kunstwerken mag in één of meerdere keren afgeschreven worden ten belope van 2% van de aanschaffingswaarde van het beroepsgedeelte van het nijverheids- of het handelsgebouw waarin ze ingewerkt zijn. Het gedeelte dat meer bedraagt dan deze limiet van 2%, mag afgeschreven worden volgens het afschrijvingsritme van het gebouw (Comm. IB 61/233). Volgens de fiscus zijn antieke kantoormeubelen niet afschrijfbaar omdat ze geen waardevermindering ondergaan. Volgens de rechtspraak kunnen antieke meubelen toch gedeeltelijk afgeschreven worden omdat ze door het gebruik als kantoormeubilair ook verslijten (rb. Antwerpen, 2 mei 2007). Als bedrijfsleider kunt u het antiek privé kopen en dit dan verhuren aan uw vennootschap. Als uw vennootschap de kunstwerken huurt, dan kan ze de huur aftrekken. Huur heeft immers niets te maken met een daling in waarde. Ook dan moet er echter sprake zijn van een beroepsmatige aanwending van het kunstwerk, anders zal ook de huur niet fiscaal aftrekbaar zijn. De privé ontvangen huur van de vennootschap voor antiek meubilair wordt trouwens zeer gunstig belast in de personenbelasting. De ontvangen vergoeding wordt beschouwd als een roerend inkomen en is slechts belastbaar tegen 15% (na aftrek van een kostenforfait van 50%). Wat met de BTW? De BTW op de aankoop van kunstwerken (schilderijen, beeldhouwwerken, enz.) die door de vennootschap gekocht worden zonder de bedoeling om ze door te verkopen, maar als belegging en waarvan de waarde niet vermindert, is niet recupereerbaar, ook al bevinden ze zich in de beroepslokalen van de belastingplichtige (Beslissing nr. ET 13.210 van 19 januari 1973). Dezelfde oplossing geldt ook voor de aankoop van lijsten, voetstukken en andere houders of steunen bestemd om de bovenbedoelde kunstwerken te beschermen of tentoon te stellen. De eventuele latere verkoop van de goederen is een handeling die buiten de werkingssfeer van de BTW valt. Huurt uw vennootschap kunstwerken die beroepsmatig gebruikt worden, dan is de betaalde BTW op de huur integraal terugvorderbaar. Waarop moet u zeker letten? Als u als bedrijfsleider antiek verhuurt aan uw vennootschap, stel dan zeker een huurcontract op dat u eventueel laat registreren. Betaal de huur dan via overschrijving. Vraag geen té hoge huurprijs, want anders zal de fiscus een deel van de kosten verwerpen als ‘overdreven’. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 7. Autokosten Met autokosten bedoelen we alle kosten die gepaard gaan met de aanschaf en het gebruik van een personenwagen. Hiermee bedoelen we onder andere de brandstof, de aanschaf van de wagen, de BIV, de verzekering, enz. NOOT. Het aftrekpercentage van kosten voor personenwagens verschilt in de vennootschapsbelasting duidelijk ten opzichte van de personenbelasting. Personenwagen? Of de wagen al dan niet een personenwagen is, is hier zeker van belang. Sinds 1 januari 2006 is er een autonome en uniforme definitie voor ‘lichte vrachtwagen’ gekomen in de fiscale wetboeken. Deze definitie is strenger dan de definitie die van toepassing is wat de inschrijving ervan betreft. Wel is er een uitzondering voorzien voor taxi’s, lesvoertuigen voor erkende rijscholen, wagens besteld voor ‘just in time delivery’leveringen van klein materiaal aan assemblage- en fabricatielijnen en voor de koeriersdiensten. Volledig aftrekbaar? In het verleden waren autokosten aftrekbaar tegen 75%. Sinds 1 april 2008 is de aftrek van autokosten beperkt in functie van de CO2-uitstoot van de wagen en het type van motor (benzine of diesel). Bij de aanschaf van een personenwagen na 1 april 2007 was de CO2-gekoppelde aftrek ook meteen van toepassing. Aftrekpercentages tot en met 31.12.2009 CO2-UITSTOOT (PER KM) CO2-UITSTOOT (PER KM) Diesel Benzine Minder dan 105 gr. AFTREKPERCENT AGE Minder dan 120 gr. 90% 105 gr. - 115 gr. 120 gr. - 130 gr. 80% 115 gr. - 145 gr. 130 gr. - 160 gr. 75% 145 gr. - 175 gr. 160 gr. - 190 gr. 70% Meer dan 190 gr. (of indien CO2-uitstoot niet gekend) 60% Meer dan 175 gr. (of indien CO2-uitstoot niet gekend) Sinds 1 januari 2010 is de CO2-tabel vervangen door een nieuwe versie. Voor de sterkst vervuilende personenwagens bedraagt de aftrek nog maar 50%. Anderzijds stijgt de aftrekbaarheid tot 100% voor de zeer propere wagens (met een CO2-uitstoot van maximaal 60 gr.). De kosten van elektrische auto’s (zonder CO2-uitstoot) kan men nu zelfs voor 120% aftrekken. Aftrekpercentages sinds 01.01.2010 CO2- UITSTOOT (PER KM) CO2- UITSTOOT (PER KM) Diesel Benzine 0 gr. AFTREKPERCENTA GE 0 gr. 120% Minder dan 60 gr. 100% 60 gr. - 105 gr. 60 gr. - 105 gr. 90% 105 gr. - 115 gr. 105 gr. - 125 gr. 80% 115 gr. - 145 gr. 125 gr. - 155 gr. 75% 145 gr. - 170 gr. 155 gr. - 180 gr. 70% Minder dan 60 gr. 170 gr. - 195 gr. Meer dan 195 gr. (of indien CO2-uitstoot niet gekend) 180 gr. - 205 gr. Meer dan 205 gr. (of indien CO2-uitstoot niet gekend) 60% 50% Taxikosten blijven wel voor 75% aftrekbaar (Kamercommissie Financiën en Begroting - 17 juni 2008, nr. 52, Comm. 263, p. 3). Ook de brandstofkosten van personenwagens, breaks of minibussen zijn voor 75% aftrekbaar sinds 1 januari 2010. De brandstofkosten van een lichte vracht (bv. een camionette) blijven wel voor 100% aftrekbaar. De meerwaardes of minderwaardes volgen in principe dezelfde percentages. Een meerwaarde die gerealiseerd wordt bij de verkoop van een wagen waarvan de aftrekbaarheid altijd beperkt werd tot 70%, zal ook maar voor 70% belastbaar zijn. Als de verkochte wagen echter onderworpen geweest is aan verschillende aftrekpercentages (75% en CO2 gekoppeld en/of CO2 gekoppeld met een verschillend aftrekpercentage vóór en na 1 januari 2010), dan moet de belastbare meerwaarde en de aftrekbare minderwaarde fiscaal gezien berekend worden aan de hand van een gewogen gemiddelde. VOORBEELD Stel, een kleine vennootschap (zonder BTW-aftrek) verkoopt in 2011 een personenwagen (een diesel met een CO2-uitstoot van 210 gr./km) die zij zich op 7 maart 2007 aangeschaft heeft voor € 30.000 (incl. 50% BTW). Zij heeft deze wagen gedurende vier jaar afgeschreven (afschrijving aan 20%) ofwel 4 x € 6.000 = € 24.000. De boekwaarde van de wagen bedraagt dus nog € 6.000. De vennootschap verkoopt deze wagen voor € 11.000 en realiseert een meerwaarde van € 5.000. De vraag is echter hoe deze meerwaarde belast zal worden. De vennootschap heeft de wagen immers gedurende één jaar afgeschreven onder de 75%-regeling, twee jaar onder de 60%-regeling en één jaar onder de 50%-regeling. Zoals reeds vermeld, zal er gewerkt moeten worden met gewogen gemiddelden: Fiscaal gezien aangenomen afschrijvingen: € 30.000 x 20% = € 6.000 x 75% (2007) = € 4.500 € 30.000 x 20% = € 6.000 x 60% (2008) = € 3.600 € 30.000 x 20% = € 6.000 x 60% (2009) = € 3.600 € 30.000 x 20% = € 6.000 x 50% (2010) = € 3.000 Totaal: € 14.700 Geboekte afschrijvingen: € 30.000 x 20% x 4 = € 24.000 Gewogen gemiddelde: Het gaat hier om een percentage van € 14.700 / € 24.000 = 61% of m.a.w. 61% van de meerwaarde zal belast worden, namelijk € 3.050. Eenzelfde redenering is van toepassing op de aftrekbare minderwaarde. Hieronder vindt u de kosten die vallen onder de beperkte aftrek: de afschrijvingen van het voertuig en van alle toebehoren en uitrusting; de verkeersbelasting; de belasting op de inverkeerstelling (BIV); de kosten van het onderhoud; de herstellingskosten; de jaarlijkse verzekering; de pechverhelping; de carwash; de parkeerkosten; de huur van garages, met als uitzondering de huur van parkeerplaatsen die voorbehouden zijn voor het cliënteel en de eigen wagens van het personeel; de niet-aftrekbare BTW; de minderwaarden; enz. Deze beperkte aftrekbaarheid is niet van toepassing op de volgende kosten: Brandstofkosten tot en met 31.12.2009 Ongeacht de gebruikte soort brandstof waren de ermee verband houdende beroepskosten vroeger voor 100% aftrekbaar. Sinds 1 januari 2010 zijn de brandstofkosten van personenwagens echter slechts voor 75% aftrekbaar. Mobilofoonkosten Zowel de afschrijvingen op het toestel als de installatie ervan en de abonnementskosten zijn volledig aftrekbaar. Ook een handsfreekit is volledig aftrekbaar. Financieringskosten Financieringskosten zijn: de interesten en de andere financiële kosten die inbegrepen zijn in de annuïteiten van een contract van financiering bij de aankoop van een wagen; de interesten van een lening voor de aankoop van een wagen; de financieringskosten die deel uitmaken van een leasingcontract; de financiële lasten die in bepaalde rentingcontracten op lange termijn inbegrepen zijn indien het contract onder andere een looptijd van ten minste 24 maanden heeft. Parkeergelegenheid voor het cliënteel en het personeel Wanneer een vennootschap een garage of een parking koopt of huurt voor het cliënteel, de leveranciers en/of de eigen wagens van de personeelsleden, dan zijn deze kosten volledig aftrekbaar. De aftrekbeperking geldt enkel wanneer de garage of de parking door de vennootschap zelf gebruikt wordt voor haar eigen personenwagens. De aftrekbeperking van 50% inzake de BTW is hierop ook niet van toepassing (zie verder). Kosten of afschrijving? De aanschaf van de wagen met alle toebehoren moet afgeschreven worden. De fiscus stelt klassiek dat de afschrijvingsduur van een nieuwe personenwagen vijf jaar bedraagt. Dit is echter geen vaste regel, wat betekent dat de wagen mogelijk over een kortere of een langere periode dan vijf jaar afgeschreven kan worden. Het type van de wagen en het gebruik ervan kunnen elementen zijn die de afschrijvingsduur mee beïnvloeden. Kosten zoals de carwash, de verzekering, enz. kunnen onmiddellijk in aftrek genomen worden. De bij de aankoopprijs komende kosten moeten op dezelfde wijze afgeschreven worden als de aanschaffingswaarde van de voertuigen zelf (bv. de niet-aftrekbare BTW). De kosten die op een onredelijke wijze de beroepsbehoeftes overtreffen, zijn niet aftrekbaar. Hierover bestaat er uitgebreide rechtspraak, die ons echter te ver zou leiden. Wel is het zo dat de aanschaf van de auto in zijn geheel bekeken moet worden (rekening houdend met omzetcijfer, aard van de activiteit, prestige, e.d.). Een dure Mercedes kan voor de ene vennootschap overdreven beroepskosten uitmaken, maar dit betekent nog niet dat dit ook het geval hoeft te zijn voor een andere vennootschap. Ook hierover bestaat er rechtspraak die stelt dat de specifieke beroepswerkzaamheid met de nodige uitstraling van de belastingplichtige ook een criterium uitmaakt (rb. Gent, 5 januari 2005). LET OP! Overdreven beroepskosten hebben voor de vennootschap twee negatieve effecten. Enerzijds worden de kosten gedeeltelijk of volledig verworpen en anderzijds wordt de notionele interestaftrek negatief beïnvloed. VOORBEELD Een kleine vennootschap (die geen recht heeft op BTW-aftrek) heeft in 2010 een nieuwe Ferrari gekocht voor € 200.000 (+ € 42.000 BTW). De BVBA boekt een eerste, jaarlijkse afschrijving van € 48.400 (€ 242.000 x 20%). De netto boekwaarde van de wagen bedroeg € 193.600 (€ 242.000 - € 48.400) op 31 december 2010. De fiscus stelt dat de Ferrari in zijn geheel een onredelijke uitgave betreft. De notionele interestaftrek voor aanslagjaar 2011 wordt dan ook berekend op het eigen vermogen verminderd met € 193.600. Het gevolg voor de notionele interestaftrek is (€ 193.600 x 4,3% x 33,99%) dat men € 2.829,60 meer vennootschapsbelasting moet betalen en dat de uitgave (stel, enkel de afschrijving) verworpen wordt: € 48.400 x 33,99% = € 16.451. In totaal moet de BVBA dus € 19.280,60 meer vennootschapsbelasting betalen als de Administratie de Ferrari als overdreven aanmerkt. Terugbetaling van autokosten aan de werknemer/bedrijfsleider De vennootschap kan autokosten terugbetalen aan haar bedrijfsleider of aan een werknemer die met zijn eigen wagen verplaatsingen aflegt voor de vennootschap. Technisch gezien spreken we over ‘kosten eigen aan de werkgever/vennootschap’. Dikwijls gebeurt de terugbetaling op basis van een forfaitair bedrag per kilometer. De forfaitaire vergoedingen voor dienstreizen worden als normaal beschouwd indien het werkelijke aantal gereden kilometers wordt vermenigvuldigd met de kilometervergoeding die de overheid zelf aan haar personeel toekent. Deze administratieve forfaits worden jaarlijks bepaald en gelden telkens vanaf 1 juli: sinds 1 juli 2008: € 0,3169/kilometer (Ci.RH. 241/595.810 (AOIF 1/2009) d.d. 12 januari 2009); sinds 1 juli 2009: € 0,3026/kilometer (omzendbrief d.d. 18 juni 2009, Belgisch Staatsblad d.d. 29 juni 2009). sinds 1 juli 2010: € 0,3178/kilometer (omzendbrief nr. 604 d.d. 14 juni 2010, Belgisch Staatsblad d.d. 17 juni 2010). De fiscus gaat echter slechts akkoord met het gebruik van deze vergoedingen op voorwaarde dat het aantal kilometers niet hoger ligt dan 24.000 (kilometer) per jaar. De rechtspraak negeert deze beperking (Antwerpen, 2 april 2002) echter. Vennootschappen die een hogere vergoeding willen uitbetalen dan deze forfaitaire kilometerbedragen, moeten aantonen dat de hogere kilometervergoeding overeenstemt met de gemiddelde kostprijs per kilometer. Hoe verloopt de aftrekbaarheid van deze vergoeding? Indien de terugbetaling gebeurt op forfaitaire basis, gaat de fiscus ervan uit dat 70% van deze vergoeding een terugbetaling is van kosten die vallen onder de beperkte aftrekbaarheid in functie van de CO2-uitstoot. Het brandstofgedeelte wordt geraamd op 30%, ongeacht de aard van de brandstof, en is voor 75% aftrekbaar. Invloed van privégebruik wagen op de aftrekbaarheid van de autokosten Het gedeelte van de kosten met betrekking tot het gebruik van een personenwagen van de vennootschap door een bedrijfsleider of een werknemer wordt niet beperkt wanneer het overeenstemmende voordeel van alle aard een belastbaar bestanddeel vormt voor die genieter. In de mate waarin de autokosten aanleiding geven tot belastbare voordelen van alle aard, vallen zij niet onder de fiscale aftrekbeperking en zijn ze dus volledig aftrekbaar voor de vennootschap. Dit is een administratieve toegeving. Bezoldigingen zijn immers voor 100% aftrekbaar in de vennootschap. LET OP! De correctie is enkel toegelaten bij een voordeel van alle aard en niet wanneer de werknemer of bedrijfsleider een bijdrage betaalt (parl. vr. nr. 1.206, Alfons Borginon, 27 maart 2006, V&A, 2005-2006, 15 mei 2006, p. 23.475 en rb. Antwerpen, 9 november 2005). De rechtspraak is hier opvallend streng en oordeelt dat er zelfs in beide gevallen geen correctie toegepast mag worden (rb. Antwerpen, 16 april 2008 en bevestigd door het Hof van beroep van Antwerpen, 24 november 2009). Voordeel van alle aard voor het privégebruik van een personenwagen Het voordeel van alle aard voor het privégebruik van een gratis ter beschikking gestelde personenwagen of een wagen voor dubbel gebruik wordt forfaitair berekend door het aantal privékilometers te vermenigvuldigen met een CO2-coëfficiënt en met de CO2-uitstoot van de wagen. Dit voordeel wordt onweerlegbaar vermoed 5.000 km te bedragen voor zover er een privégebruik is en de woon-werkafstand maximaal 25 km bedraagt. Bij een woon-werkafstand van meer dan 25 km, dan bedraagt het aantal weerhouden kilometers 7.500 km, onafgezien hoeveel kilometer er privé met de wagen gereden wordt. Voor een uitgebreide bespreking over de firmawagens verwijzen we naar het desbetreffende item. In de mate waarin de autokosten aanleiding geven tot belastbare voordelen van alle aard, zijn ze volledig aftrekbaar voor de vennootschap. Het zijn dan geen autokosten meer, maar loonkosten en die zijn voor 100% aftrekbaar in de vennootschap. LET OP! De toegeving vanwege de Administratie is enkel mogelijk bij een voordeel van alle aard en niet wanneer de werknemer een bijdrage betaalt (parl. vr. nr. 1.206, Alfons Borginon, 27 maart 2006, V&A, 2005-2006, 15 mei 2006, p. 23.475 en rb. Antwerpen, 9 november 2005). Wat met de BTW? 50%-regel De BTW op autokosten (bv. aankoop, huur- en leasingkosten, brandstof, onderhouds-, herstellings- en reinigingskosten, …) kan in principe voor maximaal 50% gerecupereerd worden. Dat is de algemene regel. TIP. Parkeerkosten, tolgeld en taxikosten vallen niet onder de 50%-regel (zie 71. Parkeerkosten). De volgende categorieën van auto’s zijn onderworpen aan de aftrekbeperking van 50%: gewone personenauto’s; auto’s voor dubbel gebruik (stationwagens en breaks); minibussen met maximaal acht zitplaatsen (de zitplaats van de bestuurder is niet inbegrepen); 4x4’s die sinds 1 januari 2006 niet ingeschreven zijn bij de DIV als lichte vracht; 4x4’s die vóór 1 januari 2006 wel ingeschreven zijn bij de DIV als lichte vracht, maar die sinds begin 2006 fiscaal gezien niet meer als dusdanig aanvaard worden; rallywagens die ook op de openbare weg mogen rijden; auto’s voor autorijscholen of slipscholen; auto’s die enkel binnen de onderneming gebruikt worden en die niet op de openbare weg rijden; volgwagens voor wielerkoersen (Gent, 16 september 2003). Voor de volgende auto’s is de BTW-aftrek niet beperkt tot 50%. De BTW op de kosten van deze auto’s kan dus gerecupereerd worden als en in de mate waarin u het beroepsgebruik aantoont, zonder dat u rekening moet houden met de 50%-regel. Het gaat om: voertuigen die ingeschreven zijn bij de DIV als lichte vracht én die ook fiscaal gezien als dusdanig erkend worden; vrachtwagens; voertuigen voor personenvervoer met meer dan acht zitplaatsen (de zitplaats van de bestuurder is niet inbegrepen); voertuigen die speciaal ingericht zijn voor het vervoer van zieken, gewonden, gevangenen of lijken; voertuigen die wegens hun structuur alleen in sportwedstrijden gebruikt kunnen worden (bv. Formule 1-wagens); campingauto’s (mobilhomes, motorhomes, enz.); takelwagens; kraanauto’s; ladderwagens; tractors; aanhangwagens; werfvoertuigen; vorkheftrucks; bromfietsen en motorfietsen (zie 65. Motorfiets); auto’s bestemd om verkocht te worden door een belastingplichtige die een economische activiteit uitoefent die bestaat uit de verkoop van auto’s, m.a.w. auto’s die door een garage aangekocht worden om daarna verkocht te worden; auto’s bestemd om uitsluitend gebruikt te worden voor bezoldigd personenvervoer (bv. taxibedrijven). Wordt een taxi ook gebruikt voor het vervoer van kleine voorwerpen (pakjes, documenten, enz.), dan aanvaardt de fiscus dat de aftrekbeperking ook niet toegepast moet worden op voorwaarde dat het vervoer van pakjes bijkomstig is. Dit laatste betekent dat de omzet die uit het vervoer van pakjes voortkomt niet meer mag bedragen dan 15%. De personenauto’s van een koeriersbedrijf vallen dus wel onder de 50%-regel. auto’s bestemd om verhuurd te worden door een belastingplichtige die een economische activiteit uitoefent die bestaat in de verhuur van auto’s aan een onbegrensd cliënteel (m.a.w. aan om het even wie). Die laatste voorwaarde gaf in het verleden weleens aanleiding tot discussie (bv. “ik verhuur één auto, heb ik dan een verhuuractiviteit en geniet ik dus een BTW-aftrek van 100% of moet ik bekendstaan als autoverhuurder?”). Volgens het Hof van cassatie (19 januari 2007) is er sprake van autoverhuur indien de volgende voorwaarden vervuld zijn: de verhuuractiviteit moet gericht zijn op het publiek, hetgeen niet noodzakelijk inhoudt dat er hiervoor geadverteerd moet worden; de verhuuractiviteit is regelmatig en dus niet toevallig. Niet vereist hiervoor is: dat de autoverhuur de enige of de belangrijkste activiteit is van de belastingplichtige; dat de auto’s te huur aangeboden worden aan een onbegrensd cliënteel of m.a.w. aan iedereen. De BTW heeft zich neergelegd bij deze rechtspraak (Beslissing nr. ET 113.611 van 7 november 2007). Het concrete gevolg hiervan is dat de BTW-aftrek evenmin tot 50% beperkt moet worden voor vervangwagens die een garagist verhuurt aan zijn klant in afwachting van de herstelling of het onderhoud van diens auto of in afwachting van de levering van een nieuwe auto. Bijkomende vermeldingen op de factuur Om de BTW (gedeeltelijk) te kunnen recupereren, moeten er bij de aankoop van een auto een aantal specifieke vermeldingen voorkomen op de factuur. Concreet moet een factuur voor de levering van een auto de volgende bijkomende gegevens vermelden: het merk; het model; het jaartal; de cilinderinhoud; de motorsterkte; het carrosseriemodel; het chassisnummer; de datum van de eerste ingebruikneming. Voor onderhouds- en herstellingswerken aan de auto moet er expliciet melding gemaakt worden van de nummerplaat. BTW op het voordeel van alle aard van een firmawagen Hiervoor verwijzen we naar de desbetreffende kostenpost (zie 32. Firmawagen). Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De facturen van de aankoop, de brandstof, ... zullen als bewijs en als boekhoudkundig verantwoordingsstuk dienen. 8. Bankkosten Volledig aftrekbaar? De kosten zoals de interesten die banken aanrekenen voor de diensten die ze aanbieden, zijn aftrekbaar in de mate waarin de link met de beroepsactiviteit aanwezig is. Dit zal geen problemen opleveren bij een vennootschap. Kosten of afschrijving? Het betreft kosten die ineens afgetrokken kunnen worden van de winst. Wat met de BTW? De vennootschap mag de BTW die desgevallend geheven wordt op de bankkosten terugvorderen van de BTW-Administratie. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De bankuittreksels zullen hier het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk vormen. 9. Belastingen Volledig aftrekbaar? Belastingen zijn in principe niet aftrekbaar. De vennootschapsbelasting is dus niet aftrekbaar als beroepskosten. Er bestaan echter een aantal uitzonderingen op deze regel. Zo blijven onder meer aftrekbaar: de onroerende voorheffing, de verkeersbelasting, de registratierechten, het eurovignet, de belasting op spelen en weddenschappen en de provinciale en de gemeentelijke belastingen. Bepaalde gewestelijke belastingen zijn niet aftrekbaar in de vennootschapsbelasting zoals bv. milieuheffingen. Belastingverhogingen alsook nalatigheidsinteresten volgen de belasting zelf waarop ze drukken. Een belastingverhoging op de vennootschapsbelasting is dus ook niet aftrekbaar. BTW-nalatigheidsinteresten zijn wel aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten naargelang van de aard van de belasting. Wat met de BTW? Belastingen, rechten en heffingen behoren in principe tot de maatstaf van heffing inzake BTW (art. 26, derde lid W. BTW). Dat wil zeggen dat er hierop BTW aangerekend moet worden. Dit geldt in principe zelfs wanneer de belastingen, rechten en heffingen afzonderlijk en voor het juiste bedrag doorgerekend worden aan de klant (parl. vr. nr. 923, 21 februari 1994, Duquesne). Het maakt hierbij niet uit of die belastingen samen met de hoofdhandeling doorgefactureerd worden dan wel of er voor die kosten een tweede aparte factuur opgemaakt wordt (art. 26, tweede lid W. BTW). Zo moet er onder meer in principe BTW aangerekend worden op de volgende belastingen, rechten en heffingen: de milieuheffing die verschuldigd is voor het verwijderen en vernietigen van afvalstoffen ten aanzien van de dienstprestatie inzake het ophalen, inzamelen, storten, verwijderen, vernietigen en verwerken van afvalstoffen; de recyclagetaks of de zgn. Recupel-bijdrage die verschuldigd is bij de verkoop van de meeste elektrische en elektronische toestellen (parl. vr. nr. 745, 5 juli 2001, Pieters); accijnzen bij de verkoop van accijnsproducten (parl. vr. nr. 47, 15 april 2008, D’haeseleer); de onroerende voorheffing die door de verhuurder van een magazijn doorgerekend wordt aan de huurder, op voorwaarde dat er ook op de verhuur van het magazijn BTW aangerekend moet worden (zie 98. Voorheffingen). De BTW op deze belastingen, rechten en heffingen kan door de vennootschap gerecupereerd worden op voorwaarde dat de gemaakte kosten verband houden met de uitoefening van haar economische activiteit. Maken daarentegen geen deel uit van de maatstaf van heffing inzake BTW: de BTW zelf (art. 28, 6°W. BTW); belastingen, rechten en heffingen die de leverancier of de dienstverrichter voorgeschoten heeft in naam en voor rekening van zijn medecontractant. Van een voorschot is er sprake wanneer de belasting door de leverancier of de dienstverrichter afzonderlijk en voor het juiste bedrag gefactureerd wordt aan de klant. Bovendien is vereist dat de klant persoonlijk de schuldenaar is van de belasting ten aanzien van de bevoegde overheid (art. 28, 5°W. BTW). Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 10. Beveiliging Volledig aftrekbaar? Sinds 1 januari 2009 kunnen vennootschappen drie categorieën van beveiligingskosten voor 120% aftrekken: de abonnementskosten voor de aansluiting op een vergunde alarmcentrale voor het beheer van alarmen afkomstig van systemen geïnstalleerd in onroerende goederen teneinde misdrijven tegen personen of goederen te voorkomen of tegen te gaan; de kosten om een beroep te doen op een vergunde bewakingsonderneming voor het verrichten van beveiligd vervoer van geldbiljetten (het ophalen van zgn. plofkoffers); de kosten met betrekking tot het gezamenlijk beroep door een groep van ondernemingen op een vergunde bewakingsonderneming voor de uitvoering van bewakingsopdrachten met betrekking tot het toezicht op en de bescherming van roerende en onroerende goederen (bv. een groep winkeliers uit een winkelstraat doen samen een beroep op een bewakingsonderneming tijdens drukke periodes). LET OP! De aftrekbaarheid van 120% geldt enkel voor ‘kleine’ vennootschappen (art. 15 W. Venn.) of voor vennootschappen die beantwoorden aan art. 201, 1ste lid, 1°WIB 92. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Deze kosten kunnen ineens voor 120% afgetrokken worden van de winsten of de baten. De extra aftrek van 20% wordt uitgevoerd voor het jaar waarin deze kosten gemaakt of gedragen werden. Wat met de BTW? De vennootschap mag de BTW geheven op beveiligingskosten terugvorderen wat het beroepsgebruik betreft (voor maximaal 100%). Hebben de beveiligingskosten zowel betrekking op de privéwoonst van de bedrijfsleider als op de beroepslokalen, dan kan de vennootschap de BTW alleen recupereren voor de kosten die betrekking hebben op de beroepslokalen. Zo is ook de BTW op de kosten van de aankoop, de voeding en de verzorging van een waakhond aftrekbaar a rato van het beroepsgebruik (parl. vr. nr. 228, 21 september 1992, de Clippele en parl. vr. nr. 499, 24 september 1993, Grosjean). Waarop moet u zeker letten? LET OP! Het bedrag van de 20% extra aftrek moet wel op een afzonderlijke passiefrekening geboekt worden en daar behouden blijven (de zgn. onbeschikbaarheidsvoorwaarde (art. 190 bis WIB 92)). Finaal bij de vereffening van de vennootschap zal dat gedeelte dan belastbaar worden. De abonnementen voor ‘interventie na alarm’ en de interventiefacturen komen niet in aanmerking voor de verhoogde aftrekbaarheid ten belope van 120%. Voor zover de factuur geen duidelijke opsplitsing voorziet tussen de abonnementskosten, die uitsluitend betrekking hebben op de aansluiting op een vergunde alarmcentrale en de abonnementskosten inzake assistentie of interventie na alarm, worden ook de gecombineerde abonnementskosten uitgesloten van de verhoogde aftrek ten belope van 120% (Ci.RH. 242/596.157 (AOIF nr. 26/2009) d.d. 12 mei 2009). Niets belet evenwel dat deze kosten, onder de algemene voorwaarden van artikel 49 WIB 92, voor hun volledige bedrag (100%) aftrekbaar zijn als beroepskosten. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 11. Bijscholing Volledig aftrekbaar? Bijscholingscursussen die uw vennootschap betaalt voor haar bedrijfsleider(s) of haar personeel, zijn aftrekbaar als er een verband bestaat met het uitgeoefende beroep. De aftrekbare kosten zijn uiteenlopend: het inschrijvingsgeld, het examengeld, de boeken, de verplaatsingen, enz. Er moet inderdaad een onderscheid gemaakt worden naargelang het gaat om: een specifieke beroepsopleiding: dit zijn de kosten van cursussen, stages of seminaries die rechtstreeks in verband staan met de uitgeoefende beroepswerkzaamheid van de betrokkene op het tijdstip waarop de lessen gevolgd worden. Deze kosten mogen als beroepskosten afgetrokken worden; een niet-specifieke beroepsopleiding: dit zijn de kosten van cursussen, stages of seminaries van een onafhankelijk vak of die losstaan van de door de betrokkene uitgeoefende beroepswerkzaamheid. Deze kosten zijn niet aftrekbaar voor de vennootschap (het betreft sociale voordelen). Zo is er bv. geen discussie over een boekhoudcursus voor gevorderden waarop een boekhouder zich inschrijft die zich wil bijscholen of die zijn expertise wil uitdiepen. Als een vennootschap die actief is in de bouwsector bv. een bouwvakker een kookcursus laat volgen, dan zijn die kosten echter niet aftrekbaar. De bouwvakker wordt er gelukkig ook niet op belast. He Hof van beroep te Antwerpen liet wel de aftrek toe van een opleiding postgraduaat in de bedrijfskunde die gevolgd werd door een notarisklerk (Antwerpen, 16 september 2008). De rechter te Bergen weigerde de opleidingskosten tot licentiaat in de politieke en administratieve wetenschappen die een leraar Frans gevolgd had om ook het vak sociale wetenschappen te kunnen geven. De leraar Frans volgde zijn bijkomende opleiding vóór hij het vak sociale wetenschappen gaf (Bergen, 11 september 2009). De rechter te Brugge aanvaardde de opleidingskosten van een ‘Master of Laws’ in de Verenigde Staten bij een advocaat, ook al ging die pas na zijn terugkeer naar België als advocaat-medewerker aan de slag bij de Belgische vestiging van een gerenommeerd internationaal advocatenkantoor. De kosten voor een opleiding die gevolgd wordt op vraag van een toekomstige werkgever en die de toekomstige beroepsactiviteiten positief beïnvloeden, zijn beroepskosten (rb. Brugge, 9 juni 2010). Kosten of afschrijving? Een uitgave voor een bijscholing betreft steeds kosten. Hier kan er nooit sprake zijn van een afschrijfbare investering. Wat met de BTW? Het verstrekken van onderwijs, beroepsopleidingen en -herscholingen door instellingen die geen winstoogmerk hebben (bv. klassieke onderwijsinstellingen, beroepsverenigingen, …) is vrijgesteld van BTW. Commerciële ondernemingen hebben tot op heden de keuze (Raad van State, 30 mei 2005, arrest 145.138): ofwel maken zij ook gebruik van de BTW-vrijstelling inzake onderwijs, hetgeen impliceert dat ze geen BTW aanrekenen op hun uitgaande handelingen, maar anderzijds ook geen BTW kunnen recupereren op hun inkomende handelingen; ofwel rekenen zij wel BTW aan en behouden zij hun recht op aftrek. De BTW die desgevallend aangerekend wordt op bijscholingscursussen die de zaakvoerder of de personeelsleden volgen, kan gerecupereerd worden voor zover de gevolgde opleiding verband houdt met de uitoefening van de economische activiteit van de vennootschap. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. NOOT. In de praktijk wordt er vaak de vraag gesteld of de vennootschap de keuze heeft om bepaalde kosten fiscaal gezien te verwerpen of te laten belasten als een voordeel van alle aard. Wanneer een bedrijfsleider of een werknemer een voordeel geniet uit de vennootschap dat gerelateerd is aan de uitgeoefende beroepsactiviteit, dan is dat voordeel in principe steeds belastbaar bij de genieter en zijn de gemaakte kosten aftrekbaar bij de vennootschap. Men heeft hier m.a.w. geen keuze om te opteren voor het ene of het andere. Dit wordt ook bevestigd in een aantal parlementaire vragen (vr. nr. 68 van de heer Hatry d.d. 22.03.1996 en vr. nr. 948 van de heer Ghesquière d.d. 08.03.1994). Kosten die geen beroepsmatig karakter hebben en ook geen voordeel van alle aard kunnen uitmaken omdat de genieter geen beroepsactiviteit heeft in de vennootschap, kunnen wel fiscaal gezien verworpen worden (zie verder). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 12. Boetes Volledig aftrekbaar? In principe zijn boetes niet aftrekbaar. Zo is bv. de boete voor een verkeersovertreding te verwerpen. Ook Europese kartelboetes zijn niet aftrekbaar. Sommige boetes zijn echter wel aftrekbaar door hun bijzondere aard. Het gaat hierbij om: proportionele boetes met betrekking tot aftrekbare belastingen. Die zijn aftrekbaar op basis van de regel (bijzaak volgt hoofdzaak); boetes die de werkgever betaald heeft en die als voordeel van alle aard aangerekend werden aan de begunstigde. Deze boetes zijn aftrekbaar omdat ze een vorm van loonkost betreffen; parkeerretributies geïnd door gemeentes. Dit zijn parkeerkosten en geen geldboetes; contractuele schadevergoedingen (bv. wegens een te late levering bij een klant); bijdragen wegens laattijdige neerlegging van de jaarrekening. Een proportionele boete heeft het karakter van een verhoging van de verschuldigde belasting waarop ze drukt. Aanvankelijk werd de aftrek enkel toegestaan voor proportionele boetes inzake BTW, maar in 2008 heeft de fiscus de aftrekbaarheid van evenredige boetes uitgebreid tot ‘proportionele’ boetes die slaan op een aftrekbare belasting en sociale lasten (Ci.RH. 243/588.588 (AOIF 25/2008)). Proportionele boetes inzake registratierechten of inzake het eurovignet zijn dus ook voor 100% aftrekbaar voor wat betreft de inkomstenbelastingen. Vaste BTW-boetes daarentegen zijn niet aftrekbaar en boetes inzake de inkomstenbelastingen zijn evenmin aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Het betreft kosten die ineens aftrekbaar zijn als ze voldoen aan de voorwaarden van de uitzondering. Wat met de BTW? Op boetes is er geen BTW verschuldigd en ook schadevergoedingen behoren niet tot de maatstaf van heffing inzake BTW. Onder schadevergoedingen moet verstaan worden de sommen die aangerekend worden aan de medecontractant ter herstelling van een fout die hij veroorzaakt heeft. Als schadevergoeding wordt bv. aangemerkt: de som die de opdrachtgever aan de aannemer betaalt wegens de eenzijdige verbreking van het aannemingscontract, op voorwaarde dat deze vergoeding alleen de winstderving van de aannemer dekt voor het werk dat hij niet uitgevoerd heeft (Beslissing nr. ET 18.762 van 13 september 1974); het bedrag dat de organisator van een handelsbeurs aanrekent aan een inzender die afziet van deelneming (Beslissing nr. ET 8.584 van 29 september 1971); de sommen aangerekend als herinneringskosten of kosten voor ingebrekestelling, als kosten voor verbreking wegens het niet nakomen van de contractuele verplichtingen en als vervolgingskosten voor de invordering van onbetaalde facturen (Beslissing nr. ET 84.570 van 29 mei 1997). Als er toch BTW aangerekend wordt op de schadevergoeding, dan kan die door de vennootschap niet gerecupereerd worden. Enkel de wettelijk verschuldigde BTW is immers aftrekbaar (bv. Antwerpen, 20 november 2007). Waarop moet u zeker letten? De aftrek van de boetes draait rond het verschil tussen de proportionele boetes, die als een belastingverhoging gezien worden, en de vaste boetes, die een straffend karakter hebben voor een begane overtreding. Enkel de proportionele boetes zijn aftrekbaar. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Het betalingsdocument waaruit de verschuldigdheid van de boete blijkt vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. Indien het gaat om een voordeel van alle aard, moet er een fiche opgemaakt worden door de werkgever. 13. Brandstof Volledig aftrekbaar? Brandstofkosten zijn aftrekbaar als ze dienen voor de verwarming van beroepslokalen (zoals de gasrekening, de mazout, ...). Brandstofkosten met betrekking tot personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen zijn sinds 1 januari 2010 voor 75% aftrekbaar, ongeacht het type van brandstof (tot 31 december 2009 waren de brandstofkosten nog volledig aftrekbaar). Brandstofkosten met betrekking tot andere voertuigen (zoals bv. vrachtwagens, lichte vrachtwagens, motorfietsen, e.d.) blijven wel volledig aftrekbaar. Om discussies met uw controleur te vermijden, kan het aangewezen zijn om afzonderlijke tankkaarten te hanteren voor gewone personenwagens en lichte vrachtwagens. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten die in één keer afgetrokken kunnen worden van de winst. Wat met de BTW? Is de wagen onderworpen aan de aftrekbeperking van 50% (zie 7. Autokosten), dan kan de BTW maar voor maximaal 50% gerecupereerd worden, ook al ligt het beroepsgebruik van de wagen hoger. Valt de wagen niet onder de 50%-regel, dan is de BTW-aftrek niet beperkt tot 50%. De BTW is dan in principe recupereerbaar a rato van het beroepsgebruik van de wagen. Inzake de uitoefening van het recht op aftrek van BTW heeft de vennootschap de keuze. Ofwel recupereert ze (een deel van) de BTW op basis van een (regelmatige) factuur die voor elke verkoop van brandstof opgemaakt wordt, ofwel stelt de leverancier maandelijks een verzamelfactuur op die alle aankopen van brandstof gedurende de voorbije maand omvat (Aanschrijving nr. 9 van 13 juli 1983 en Aanschrijving nr. 1 van 14 februari 1986). Verzamelfacturen om de drie maanden of per jaar kunnen dus niet. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De facturen vormen het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. Houd de bonnetjes goed bij in geval van verzamelfacturen. 14. Buitenlandse zakenreizen Volledig aftrekbaar? Kosten van zakenreizen zijn aftrekbaar als beroepskosten. Zij dragen immers bij tot het verkrijgen of het behouden van inkomsten van de vennootschap. De fiscus is altijd wantrouwig bij zakentrips naar een ‘exotische bestemming’. Het is dus belangrijk dat u er steeds in slaagt om het beroepsmatige karakter aan te tonen. Hoe? Dit kunt u bv. doen aan de hand van een folder van een seminarie, een programmaboekje, een lijst met de naam en het adres van de bezochte zakenrelaties, enz. Wat als uw partner u vergezelt op reis? Hoe zit het dan? U doet er dan goed aan om het deel van de reiskosten van uw partner niet mee in aftrek te nemen, zo vermijdt u elke discussie met de fiscus. Ook hier is de vraag echter of de aftrek toch niet toepasbaar is en belast moet worden als een voordeel van alle aard. De rechter verwierp de kosten van een toeristisch-professionele reis naar Bretagne in de maand augustus bij een zelfstandig boekhouder omdat het beroepsmatige karakter niet aangetoond was (rb. Bergen, 14 april 2010). De vennootschap kan ook een forfaitaire dagvergoeding betalen voor elke dag dat haar bedrijfsleider of werknemer in het buitenland verblijft voor een beroepsmatige dienstreis (zie verder). Kosten of afschrijving? Het betreft kosten die ineens afgetrokken kunnen worden van de winst. Wat met de BTW? De buitenlandse BTW die uw vennootschap in een ander EU-land betaald heeft voor de kosten verbonden aan opleidingen, beurzen, hotels, restaurants, brandstof, de huur van een wagen, tolheffingen, … kan niet in België in aftrek gebracht worden. Via de BTW-aangifte kan er immers enkel Belgische BTW gerecupereerd worden. Toch kan desgevallend ook deze buitenlandse BTW teruggevorderd worden, maar dan wel in het land waarin uw vennootschap de BTW betaald heeft, op voorwaarde uiteraard dat de gemaakte kosten een beroepsmatig karakter hebben (en uw vennootschap natuurlijk ook in België BTWplichtig is met recht op aftrek). Het is niet omdat de BTW op bepaalde kosten in België in principe niet (bv. geestrijke dranken, restaurantkosten en kosten van onthaal) of slechts gedeeltelijk (bv. autokosten) recupereerbaar is dat dit ook in het buitenland zo is. De mate van aftrekbaarheid van de BTW varieert immers van lidstaat tot lidstaat. Uiteraard worden de aftrekregels toegepast van de lidstaat waarin men de buitenlandse BTW terugvraagt. Om de teruggave van de in het buitenland betaalde BTW te bekomen, moet u wel een heel aantal verplichtingen en formaliteiten naleven. Met ingang van 1 januari 2010 zijn deze verplichtingen en formaliteiten echter grondig versoepeld in uw voordeel. Bovendien heeft u voortaan drie maanden extra de tijd om uw teruggaveverzoek in te dienen. Tot 31 december 2009 moest uw verzoek ingediend worden uiterlijk 30 juni van het kalenderjaar volgend op het teruggavetijdvak. Voortaan heeft u tijd tot 30 september. Tot slot zijn ook de terugbetalingstermijnen gewijzigd. Uw teruggaafverzoek moet voortaan in principe binnen de vier maanden afgehandeld worden. De terugbetaling moet vervolgens binnen de tien werkdagen verricht worden. Bij de overschrijding van deze termijn is er voorzien in de betaling van nalatigheidsinteresten. Waarop moet u zeker letten? Als uw vennootschap een toeristische reis met een beperkt beroepsmatig karakter aanbiedt aan externe verkopers, dan aanvaardt de Rulingdienst dat slechts 70% van de kostprijs van die reis een belastbaar voordeel van alle aard uitmaakt voor de genodigden. Als uw werknemers dan mee op reis gaan, moet er geen voordeel van alle aard aangegeven worden voor zover zij niet meer dan 1/5 van de aanwezigen vertegenwoordigen. Voor een zuiver beroepsmatige reis moet er geen fiche opgemaakt worden, noch voor de genodigden, noch voor de personeelsleden die meegaan. De vennootschap kan alle kosten van een dergelijke reis aftrekken, rekening houdend met de wettelijke aftrekbeperkingen voor o.a. restaurantkosten en/of receptiekosten (voorafgaande beslissing nr. 2010.045, d.d. 30 maart 2010). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen facturen of andere stukken vormen het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. Verzamel zoveel mogelijk bewijsstukken, gaande van een vliegtuigticket, een hotelfactuur, taxi-ontvangstbewijzen, restaurantbonnetjes, enz., maar ook bv. naamkaartjes en andere documenten waaruit het beroepskarakter van de zakenreis blijkt. 15. Bureau Volledig aftrekbaar? De kosten gemaakt voor de aanschaffing van een bureau, stoelen, enz. om te gebruiken in beroepsomstandigheden zijn volledig fiscaal aftrekbaar. Als het bureau natuurlijk luxe zou uitstralen of zelfs antiek is, dan heeft de controleur het hier wat moeilijker mee. U zal dan moeten aantonen dat u bv. als gerenommeerde advocaat (advocatenvennootschap) uw klanten wel moet ontvangen in een voorname omgeving. Afhankelijk van de hoogte van de uitgave en uw beroepsbezigheid zullen bepaalde kosten al dan niet geheel of gedeeltelijk aanvaard worden. Kosten of afschrijving? Het betreft kosten die afgeschreven zullen moeten worden over de vermoedelijke gebruiksduur. Gaat het om antiek kantoormeubilair, dan is er meestal een discussie met de fiscus omdat die stelt dat antieke bureaumeubelen niet afschrijfbaar zijn. De waarde van kunst en zeker van antiek vermindert volgens hem niet bij het ouder worden. Een afschrijving veronderstelt echter net een waardevermindering. De rechtspraak deelt dit standpunt evenwel niet. Volgens de rechtbank te Antwerpen verslijten ook antieke meubelen door het gebruik als kantoormeubilair en kunnen ze bijgevolg wel afgeschreven worden (rb. Antwerpen, 2 mei 2007). Wat met de BTW? De BTW betaald voor de inrichting van een bureau is volledig terugvorderbaar in de mate waarin het bureau gebruikt wordt in het kader van de beroepsuitoefening van de vennootschap. De BTW is dus in principe aftrekbaar op de aankoop van een bureau met een vijfpersoonszitsmeubel en een tafel met zes stoelen met de bedoeling om klanten te ontvangen en stafvergaderingen te houden (parl. vr. nr. 452, 11 juni 1996, Van den Eynde). De controleur mag geen rekening houden met de opportuniteit van de uitgave en de hoogte van het bedrag om de BTW-aftrek te verwerpen (Brussel, 5 oktober 2007). Enkel de band met de beroepsactiviteit moet onderzocht worden. Staat het beroepsgebruik vast, dan kan de BTW gerecupereerd worden, ook al gaat het om een zgn. luxe-uitgave. Zet de bedrijfsleider dus bv. een peperdure designkast in zijn bureau voor zijn dossiers of installeert hij in zijn bureau een hightech-flatscreen-tv om demonstratievideo’s met betrekking tot de activiteit van de vennootschap te kunnen tonen aan klanten, dan kan de controleur de BTW-aftrek niet weigeren zolang het beroepsmatige karakter aangetoond kan worden. Hetzelfde geldt bv. voor antieke kantoormeubelen en dure Oosterse tapijten voor de inrichting van het bureau van de bedrijfsleider (parl. vr. nr. 3-4164, 14 februari 2006, De Schampelaere). Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen aankoopfactuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 16. Bureaubenodigdheden Volledig aftrekbaar? Kosten gemaakt voor de aanschaffing van bureaubenodigdheden zijn volledig fiscaal aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Het betreft meestal kosten die ineens in de kosten genomen kunnen worden. De aankoop van een pc is ook een bureaubenodigdheid, maar die moet afgeschreven worden. Meestal zal men een pc afschrijven over drie jaar. Wat met de BTW? De BTW met betrekking tot de aankoop van bureaubenodigdheden is in principe aftrekbaar. Als de pc door de werknemer of de bedrijfsleider ook voor een stuk privé gebruikt wordt, dan zal de vennootschap de BTW op dit voordeel moeten afdragen (zie 72. Pc). VOORBEELD Het voordeel van alle aard voor een gratis ter beschikking gestelde pc (+ randapparatuur) bedraagt € 180 per jaar. De verschuldigde BTW bedraagt dan € 180 x 21/121 = € 31,24 BTW. Waarop moet u zeker letten? Als een pc door de werknemer of de bedrijfsleider ook voor een stuk privé gebruikt wordt, dan zal de werknemer of de bedrijfsleider hiervoor belast worden op een voordeel van alle aard. Dit wordt forfaitair bepaald op € 180 per jaar. Het is evenwel aan de fiscus om te bewijzen dat de pc ook voor privédoeleinden gebruikt wordt. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De aankoopfactuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. Soms is het niet altijd duidelijk voor de boekhouder wanneer een uitgave voor bureaubenodigdheden kosten of een investering is. Bij mogelijke twijfel voor de boekhouder schrijft u het best op de factuur zelf in potlood dat het om kosten of een investering gaat, dit vergemakkelijkt het werk van uw boekhouder. 17. Business seats Volledig aftrekbaar? Een vennootschap maakt soms kosten die gepaard gaan met het bijwonen van een wedstrijd in voetballoges of VIP-plaatsen bij andere sportmanifestaties. De kosten voor de toegang tot voetballoges of VIP-plaatsen bij andere sportwedstrijden (toegangskaarten, abonnementen, e.d.) worden aangemerkt als publiciteitskosten in de mate waarin de vennootschap aantoont dat het gebruik van die locaties gericht is op het voeren van de één of andere vorm van publiciteit voor de onderneming. In de mate waarin er voldaan is aan die publiciteitsvoorwaarde, zijn de kosten volledig aftrekbaar. De uitgaven met betrekking tot de ontvangst van klanten, leveranciers of zakenrelaties op dergelijke plaatsen, zijn receptiekosten. Het gaat om de kosten van maaltijden, snacks, versnaperingen, drank, rookartikelen, bloemen, enz. Die kosten zijn slechts voor 50% aftrekbaar als beroepskosten. Als er maaltijden geserveerd worden (al dan niet ter gelegenheid van een sportieve manifestatie) in een voor iedereen vrij toegankelijk restaurant (al dan niet gelegen in het sportcomplex zelf) en dus niet in de loge of de business seat, dan zijn dit restaurantkosten. Deze beroepsmatig gedane restaurantkosten zijn voor 69% aftrekbaar (vr. nr. 1.064 van de heer Devlies d.d. 11.01.2006, V&A, Kamer, 2005-2006, nr. 113, p. 21.557-21.560). Kosten of afschrijving? Deze kosten mogen onmiddellijk in de kosten geboekt worden. Het betreft dus kosten die ineens afgetrokken kunnen worden van de winst. Wat met de BTW? Klassiek standpunt BTW-Administratie De BTW op horecakosten (hiervoor geldt er een BTW-tarief van 12% sinds 1 januari 2010 behalve voor dranken) die gepaard gaan met de terbeschikkingstelling tegen een vergoeding van business seats en loges door voetbalclubs aan de vennootschap, kan door die laatste niet gerecupereerd worden. De BTW op andere kosten die verband houden met de terbeschikkingstelling van business seats en loges (bv. de huurprijs van een loge, de inkomkaarten - tegen een BTW-tarief van 6%) is wel recupereerbaar op voorwaarde dat de vennootschap door middel van die business seats en loges de één of andere vorm van publiciteit voert. Deze regels zijn analoog van toepassing ten aanzien van andere sportmanifestaties (tennis-, volleybalwedstrijden, enz.) en culturele manifestaties (theatervoorstellingen, bioscoopvertoningen, concerten, enz.) waarvan de organisatie onderworpen is aan BTW (parl. vr. nr. 1.064, 11 januari 2006, Devlies). Nieuwe cassatierechtspraak Gelet op de nieuwe cassatierechtspraak in verband met publicitaire evenementen (zie 67. Opendeurdagen en 77. Publiciteit (algemeen)), kunt u voortaan ook de BTW op de aangerekende horecakosten in aftrek brengen. U moet dan wel aantonen dat u effectief publiciteit voert en dat u door middel van die business seats en loges de directe verkoop van uw producten of diensten beoogt. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Een correcte opsplitsing tussen de verschillende bestanddelen is aan te bevelen, zo niet zal de opsplitsing gebeuren ter gelegenheid van de controle. De ontvangen factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 18. Commissielonen Volledig aftrekbaar? Een commissieloon is in principe fiscaal aftrekbaar. Dit wordt ook zijdelings behandeld bij de erelonen voor bv. uw boekhouder (zie 29. Ereloon van de accountant, de boekhouder of de fiscalist). Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Wel moet er een commissiefiche (281.50) opgemaakt worden. Artikel 57, WIB 92 stelt immers: “De volgende kosten worden slechts als beroepskosten aangenomen wanneer ze verantwoord worden door individuele fiches en een samenvattende opgave die overgelegd worden in de vorm en binnen de termijn die de koning bepaalt: 1° commissies, makelaarslonen, handels- of andere r estorno’s, toevallig of niet-toevallig vacatiegeld of erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard die beroepsinkomsten zijn voor de verkrijgers, behoudens de in artikel 30, 3° bedoelde bezoldigingen; 2° (...); 3° (...).” Een aantal zaken zijn hierbij van belang: Beroepsinkomen Enkel wanneer de commissie, het makelaarsloon, ... een beroepsinkomen uitmaakt voor de genieter, moet er een fiche opgesteld worden. Uitzonderingen Ondanks de algemene regel bestaan er op deze administratieve verplichtingen een aantal uitzonderingen. Zo is er geen fiche vereist voor toegekende bedragen of voordelen waarvan het totale bedrag of de totale waarde per verkrijger en per jaar de grens van € 125 niet overschrijdt (Comm. IB 57/64). Het opstellen van individuele fiches is slechts verplicht op de bedragen die betaald of toegekend worden aan de volgende genieters: ofwel aan personen die niet onderworpen zijn aan de wet van 17.07.1975 betreffende de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen (zoals bv. vrije beroepers); ofwel aan personen beoogd door diezelfde Boekhoudwet, maar die krachtens het BTW-Wetboek vrijgesteld zijn van de aflevering van facturen voor geleverde prestaties (Comm. IB 57/62), zoals advocaten, notarissen, artsen, e.d. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? De fiche 281.50 moet ook opgemaakt worden voor de commissielonen en de erelonen die de vennootschap toekent aan buitenlandse genieters die hier niet over een inrichting beschikken (art. 57 WIB 92). Het opmaken van de fiches is niet onbelangrijk. Wanneer er geen fiches opgesteld worden, riskeert de vennootschap immers een taxatie geheime commissielonen, wat resulteert in een factuur van 309% vennootschapsbelasting. Gelukkig kan de fiscus deze zware belasting niet opleggen als de genieter het ontvangen inkomen aangegeven heeft in zijn eigen belastingaangifte (art. 219, vierde lid WIB 92). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De correcte opgave van de personen is noodzakelijk opdat de fiches correct opgemaakt kunnen worden (o.a. naam, woonplaats, nationaal nummer of ondernemingsnummer). 19. Cultuurcheques Volledig aftrekbaar? De kosten voor het verstrekken van cultuurcheques aan personeelsleden en bedrijfsleiders zijn fiscaal niet aftrekbaar (art. 53, 14° WIB 92). De volgende voorwaarden moeten vervuld zijn: de toekenning van de cultuurcheque moet vervat zijn in een CAO of in een geschreven individuele overeenkomst. Indien er zelfstandige bedrijfsleiders zijn, moet voor hen dezelfde regeling gelden als voor de werknemers in het bedrijf, tenzij er geen werknemers zijn; de cheque wordt op naam van de werknemer of de bedrijfsleider afgeleverd; de cheque is maximaal 15 maanden geldig van 1 juli van het jaar van uitgifte tot 30 september van het volgende jaar; het totale bedrag van de cheques mag per werknemer of bedrijfsleider niet groter zijn dan € 100 per jaar; de cheques mogen niet verleend zijn ter vervanging van het loon. Voor de werknemer of de bedrijfsleider zijn de ontvangen cultuurcheques vrijgestelde inkomsten onder de bovenstaande voorwaarden (art. 38, § 1, al. 1, 25°WIB 92 en art. 38/1, § 1, 1° en § 3 W IB 92). Is er niet voldaan aan de vrijstellingsvoorwaarden, dan zijn de cheques een belastbaar voordeel in hoofde van de genieter. De gemaakte kosten zijn dan voor de vennootschap aftrekbare beroepskosten (indien de ficheverplichting nageleefd wordt). Kosten of afschrijving? Het betreft niet-aftrekbare kosten. Wat met de BTW? Op de beheersvergoeding is er BTW verschuldigd. Die is recupereerbaar voor de vennootschap. Waarop moet u zeker letten? Respecteer de vereiste voorwaarden. Zo wordt de werknemer er niet op belast en zijn er ook geen sociale bijdragen verschuldigd op de toekenning van cultuurcheques. Kijk na welke organisaties of evenementen cultuurcheques aanvaarden. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 20. Daguitstappen voor het personeel Volledig aftrekbaar? Een uitstap (een gezelschapsreis) van maximaal één dag voor het personeel is interessant, want de hiervoor gemaakte kosten zijn fiscaal aftrekbaar voor de vennootschap en vrijgesteld van RSZ. De werknemer betaalt er geen belastingen op (het is een zgn. sociaal voordeel). Als ook de partners meegaan, dan ligt het echter al wat gevoeliger. Als het om een trip van meerdere dagen gaat, dan zijn de kosten niet aftrekbaar. Als gepensioneerde werknemers ook meegaan, dan zijn de kosten gemaakt voor deze ex-werknemers niet aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten (Comm. IB 53/214). Wat met de BTW? De vraag of de BTW op de kosten verbonden aan een personeelsuitstap of een teambuildingactiviteit gerecupereerd kan worden, hangt af van de omstandigheden en van de vraag of al dan niet alle personeelsleden uitgenodigd zijn voor deelname aan de gezelschapsreis. Wordt er een gezelschapsreis georganiseerd voor bv. alleen de medewerkers van de boekhoudafdeling, dan gaat het om een privé sociaal voordeel en in dat geval is de BTW niet aftrekbaar. Zijn alle personeelsleden uitgenodigd voor de uitstap, dan is het een collectief sociaal voordeel en kan de BTW op de daaraan verbonden kosten wel gerecupereerd worden. Opmerkingen Het is niet vereist dat alle personeelsleden effectief deelnemen aan de gezelschapsreis. Ze moeten hiervoor wel allemaal de kans krijgen (ze moeten m.a.w. allemaal uitgenodigd worden). De BTW op hotel- en restaurantkosten kan sowieso niet gerecupereerd worden. Koopt de onderneming met het oog op de uitstap zelf eetwaren en drank aan (met uitzondering van geestrijke dranken), dan gaat het niet om restaurantkosten en kan de BTW wel gerecupereerd worden. Gaan er ook gepensioneerde werknemers mee, dan is de BTW op deze kosten niet recupereerbaar. De BTW-aftrek wordt over het algemeen wel aanvaard voor de deelname van de partners van de personeelsleden. Als de uitstap meer dan één dag duurt, dan kan de BTW op de kosten verbonden aan de gezelschapsreis onder de hierboven gestelde voorwaarden afgetrokken worden, dit in tegenstelling tot de regeling inzake de directe belastingen. Waarop moet u zeker letten? De vennootschap mag de daguitstap niet beperken tot een selectief groepje van personeelsleden. In dat geval is het immers geen collectief sociaal voordeel meer, maar een voordeel van alle aard waarop de personeelsleden belast worden. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 21. Dagvergoedingen binnenland (forfaitair) Volledig aftrekbaar? Bent u als bedrijfsleider of is één van uw personeelsleden beroepshalve op de baan in België, dan is het niet altijd evident om ’s middags terug te keren naar het bedrijf om iets te eten. Vaak eet men dan een hapje onderweg, bv. in een taverne. De vennootschap kan dan een forfaitaire dagvergoeding uitbetalen ter compensatie van die maaltijdkosten. De fiscus aanvaardt deze vergoedingen op voorwaarde dat u langer dan 5 uur buiten het bedrijf beroepsmatig bezig bent (Comm. IB 53/143). U mag echter niet meer uitbetalen dan wat de Staat aan haar ambtenaren geeft (Comm. IB 31/36). Sinds 1 oktober 2010 gelden de volgende geïndexeerde dagvergoedingen: voor directieleden: € 18,11; voor kaderleden: € 15,18; voor arbeiders/ bedienden: € 12,29. Kosten of afschrijving? Het zijn volledig aftrekbare kosten. De 69%-aftrekbeperking op restaurantkosten geldt niet voor deze dagvergoeding. Wat met de BTW? Op forfaitaire onkostenvergoedingen is er geen BTW verschuldigd. Waarop moet u zeker letten? De binnenlandse dagvergoeding dekt maaltijdkosten. Een vennootschap kan daarnaast nog andere onkosten vergoeden, zoals verplaatsingskosten. U kunt deze dagvergoedingen ook combineren met maaltijdcheques voor zover die twee samen niet meer bedragen dan € 18,11. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Aangezien het gaat om forfaitaire kosten, maakt u het best een stuk op dat als boekhoudkundig verantwoordingsstuk gebruikt kan worden. De vennootschap moet wel bewijzen hoeveel dagen de bedrijfsleider of de werknemer effectief op de baan geweest is. Het is immers een forfait per dag. Houd bijvoorbeeld in een agenda bij naar wie u geweest bent en voor hoelang. 22. Dagvergoedingen buitenland (forfaitair) Volledig aftrekbaar? Maakt u als bedrijfsleider of één van uw personeelsleden een beroepsmatige korte trip (van maximaal 30 dagen) naar het buitenland, bv. om een buitenlandse klant te bezoeken of een seminarie te volgen, dan geeft u daar heel wat uit aan zaken zoals snacks, drank, metrotickets, een taxi, fooien, enz. Om die uitgaven af te trekken als beroepskosten, moet u in principe een factuur, een bonnetje, een ticketje, enz. vragen en bijhouden. Omdat dit niet erg praktisch is, aanvaardt de fiscus dat u voor die uitgaven de forfaitaire vergoedingen gebruikt die ook toegekend worden aan de ambtenaren. Deze vergoedingen dekken alle mogelijke kleine uitgaven, waarvan de belangrijkste wellicht de maaltijdkosten zijn. Dit zijn niet alleen de maaltijden ’s middags, maar ook het ontbijt en de maaltijden ’s avonds. De lijst met de meest recente dagvergoedingen (enkel voor werknemers en bedrijfsleiders) vindt u terug in het Belgisch Staatsblad van 1 april 2010 (ministerieel besluit van 23 maart 2010). Deze bedragen variëren van land tot land. Een bedrag van € 37,18 mag als minimale dagvergoeding gehanteerd worden. Kosten of afschrijving? Het zijn aftrekbare kosten. De aftrekbeperking tot 69% op restaurantkosten geldt niet voor de dagvergoeding, die dus volledig aftrekbaar blijft. Wat met de BTW? Op forfaitaire onkostenvergoedingen is er geen BTW verschuldigd. Als u niet beschikt over een regelmatige factuur op naam van uw vennootschap, dan kan uw vennootschap de BTW op de kosten die door de forfaitaire onkostenvergoeding gedekt worden niet recupereren (zie 33. Forfaitaire onkostenvergoedingen). Dat is op zich niet erg omdat de onkostenvergoeding forfaitair is en dus vaak kosten dekt die in werkelijkheid niet of slechts in mindere mate gemaakt zijn. Waarop moet u zeker letten? Reiskosten en hotelkosten zitten niet inbegrepen in de forfaitaire dagvergoedingen. Dit betekent m.a.w. dat de kosten van bv. het vliegtuigticket en het hotelverblijf bijkomend afgetrokken kunnen worden. Die kosten zijn echter niet forfaitair aftrekbaar, u moet er dus een factuur van hebben. Wanneer de vennootschap de hotelrekening betaalt en die rekening ook maaltijden en/of kleine uitgaven omvat, dan moet de forfaitaire dagvergoeding verminderd worden met de volgende correcties: 15% voor het ontbijt; 35% voor het middagmaal; 45% voor het avondmaal; 5% voor de kleine uitgaven. Dit betekent concreet dat wanneer de hotelfactuur ook alle maaltijdkosten omvat (het ontbijt, het middag- en het avondmaal) er slechts 5% van de forfaitaire dagvergoeding als eigen kosten van de werkgever aanzien wordt (circulaire Ci.RH. 241/534.514 (AOIF 17/2006) d.d. 11.05.2006). Voor de dag van vertrek en de dag van terugkeer mag er slechts een halve dagvergoeding toegekend worden. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Het gaat om forfaitaire kosten. U maakt dus het best een stuk op dat als boekhoudkundig verantwoordingsstuk gebruikt kan worden. Vermits het een forfait betreft per dag van verblijf in het buitenland moet de vennootschap bewijzen hoeveel dagen de bedrijfsleider of de werknemer effectief in het buitenland verbleven is voor de beroepsmatige activiteit. 23. Demonstratiemateriaal Volledig aftrekbaar? Demonstratiekosten vormen aftrekbare beroepskosten. Demonstratiekosten zijn de kosten die een belastingplichtige maakt met publicitaire doeleinden en dit om zijn goederen te leren kennen en om zo de verkoop ervan te bevorderen. Demonstratiekosten worden hoofdzakelijk gemaakt door: de kosteloze uitdeling van handelsmonsters (bv. monsters van zeep - zie 64. Monsters of staaltjes); het gratis verbruik van producten aangeboden om te proeven (bv. het proeven van wijn). De bewijslast ligt echter wel bij de belastingplichtige. Het komt er dus op aan om bij belangrijke aankopen van demonstratiemateriaal de nodige bewijslast te creëren. Laat bv. op de aankoopfactuur al duidelijk vermelden dat het om demonstratiemateriaal gaat. Als demonstratiegoederen op het einde van de rit verkocht worden, zorg er dan duidelijk voor dat deze goederen op een afzonderlijke rekening geboekt worden. Zo kunt u duidelijk de aankoop- en de verkoopprijs aantonen. Wat in een dergelijk geval de residuwaarde is, is een feitenkwestie. Blijf wel redelijk. Kosten of afschrijving? Kosten van onthaal mogen niet verward worden met demonstratiekosten. Die laatste worden voor publicitaire doeleinden gemaakt door een belastingplichtige met het doel om zijn goederen te leren kennen en te waarderen én om zo rechtstreeks de verkoop ervan te bevorderen. Demonstratiekosten worden hoofdzakelijk gemaakt door de kosteloze uitdeling van handelsmonsters of door het gratis verbruik van producten die aangeboden worden om te proeven en die door een onderneming voortgebracht of verkocht worden. Wat met de BTW? De op de demonstratiekosten geheven BTW is terugvorderbaar ingeval en voor zover die kosten als aftrekbare bedrijfskosten aanvaard worden voor de toepassing van de inkomstenbelastingen. Er moet evenmin een onttrekking verricht worden wanneer de goederen uit de voorraad genomen worden. LET OP! Indien er geestrijke dranken gratis uitgedeeld worden als monster of aangeboden worden om te proeven, dan is er geen BTW-aftrek mogelijk (art. 45, § 3, 2°W. BTW). Waarop moet u zeker letten? De fiscus gaat ervan uit dat wat niet meer aanwezig is in de voorraad, verkocht is en dus deel uitmaakt van de winst. Er zal hierop trouwens ook BTW verschuldigd zijn. Het is dus van belang om het nodige tegenbewijs te hebben, zoals vernietiging, gratis uitdeling, enz. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Het bewijs van de andere bestemming dan de verkoop zal aan de boekhouder overhandigd moeten worden als verantwoordingsstuk. 24. Dividenden (het DBI-stelsel) Volledig aftrekbaar? Een uitgekeerd dividend (tevens ook een liquidatiebonus) maakt voor de uitkerende vennootschap deel uit van haar belastbare winst. Anderzijds betreft het een inkomen voor de ontvangende vennootschap, waar het in principe ook belast wordt. Dit betekent dat er twee keer vennootschapsbelasting betaald wordt op eenzelfde inkomen. Om hieraan (deels) te verhelpen, werd de zgn. DBI-aftrek ingevoerd (DBI staat voor ‘definitief belaste inkomsten’). Het DBI-stelsel zorgt ervoor dat een vennootschap die dividenden ontvangt van een andere (Belgische of buitenlandse) vennootschap onder bepaalde voorwaarden 95% van het ontvangen brutobedrag van de dividenden in aftrek kan nemen. Bij onvoldoende winst is het niet-benutte gedeelte van de aftrek overdraagbaar naar de volgende jaren (artikel 205, § 3 WIB 92). De voorwaarden om de DBI-aftrek te kunnen genieten, zijn kort gezegd de volgende: op de datum van de toekenning (of de betaalbaarstelling) van de dividenden moet de verkrijgende vennootschap in het kapitaal van de dividendtoekennende vennootschap een deelneming van ten minste 10% bezitten of een aanschaffingswaarde van ten minste € 2.500.000 sinds 1 januari 2010 (dit was € 1.200.000 tot en met 31 december 2009); de aandelen moeten de aard hebben van financiële vaste activa (het gaat dan om verbonden ondernemingen, ondernemingen waarmee er een deelnemingsverhouding bestaat of andere financiële vaste activa); de dividenden moeten betrekking hebben op aandelen die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom gehouden worden of werden. NOOT. Aan deze termijn van één jaar moet er ook voldaan zijn als deze duur nog niet bereikt is op het ogenblik van de toekenning of de betaalbaarstelling van de inkomsten. Dit is vergelijkbaar met betrekking tot de moeder-dochterrichtlijn wat betreft de vrijstelling van de roerende voorheffing. Kosten of afschrijving? Onder strikte voorwaarden is 95% van de ontvangen brutodividenden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Deze vrijstelling wordt bekomen door de voorziene rubriek op de aangifte in de vennootschapsbelasting in te vullen. Wat met de BTW? Die is niet van toepassing. Waarop moet u zeker letten? De DBI-aftrek is niet van toepassing op de volgende bestanddelen van het resultaat: het gedeelte van het resultaat dat voortkomt uit abnormale of goedgunstige voordelen die verkregen zijn van ondernemingen waarmee er een rechtstreekse of een onrechtstreekse band van wederzijdse afhankelijkheid bestaat; de grondslag van de bijzondere afzonderlijke aanslag, op niet-verantwoorde kosten; het gedeelte van de winst dat bestemd is voor uitgaven in het kader van de werknemersparticipatie; het gedeelte van de winst dat voortkomt uit de niet-naleving van de voorwaarden inzake de investeringsreserve. Dit is ook het geval voor wat betreft de giften, personeelsvrijstellingen, overgedragen verliezen, notionele interestaftrek, octrooi-aftrek en investeringsaftrek van het boekjaar zelf. NOOT 1. In geval van een wijziging van de controle van de vennootschap en indien de wijziging niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeftes, gaan de overgedragen niet-verleende notionele interestaftrek, de overgedragen verliezen en de overgedragen investeringsaftrek van de voorafgaande boekjaren verloren. NOOT 2. De oorspronkelijke Belgische DBI-regeling werd strijdig bevonden met de zgn. moeder-dochterrichtlijn omdat de vrijstelling van dividenden beperkt was tot het resterende saldo van de winst die overbleef na toepassing van de derde bewerking. Hierdoor bestond het risico dat de dividenden gedeeltelijk dubbel belast werden. Het Hof van justitie heeft België hiervoor veroordeeld (12 februari 2009 in de zaak Cobelfret). De fiscus heeft zich direct neergelegd bij deze veroordeling en de overdraagbaarheid toegegeven (Ci.RH. 421/597.150 d.d. 23 juni 2009). Ondertussen is de overdraagbaarheid van de nietbenutte DBI-aftrek uitdrukkelijk opgenomen in de wet (art. 205, § 3 WIB 92). De fiscus is nog toleranter dan wat er in de wet geregeld is en aanvaardt zelfs de DBI-overdracht voor dividenden van buiten de EER onder bepaalde voorwaarden (Ci.RH. 421/597.150 (AOIF 32/2009) d.d. 12 oktober 2009 en circulaire nr. AFZ/INTERN.IB.2006/0549 d.d. 12 oktober 2009). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 25. Drank (cliënten en personeel) Volledig aftrekbaar? De bedeling van soep, koffie, thee, bier of frisdranken tijdens de werkuren aan de personeelsleden is een collectief sociaal voordeel dat volledig aftrekbaar is bij de vennootschap en niet belast wordt bij de werknemer. De dranken die de vennootschap bedeelt bij de ontvangst van klanten of leveranciers (dranken, gerechten, rookwaren, personeel, ...), zijn maar voor 50% aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten onder bepaalde voorwaarden. Wat met de BTW? Klanten De BTW op de aankoop van dranken die bestemd zijn voor klanten, leveranciers en andere aan de onderneming vreemde bezoekers is in principe niet recupereerbaar (het betreft dus niet-aftrekbare kosten van onthaal - zie 79. Receptiekosten). Als deze kosten evenwel aangemerkt kunnen worden als publiciteitskosten (bv. naar aanleiding van een opendeurdag of een promotieevenement), wordt de BTW-aftrek wel aanvaard (zie 67. Opendeurdagen en 77. Publiciteit (algemeen)). De BTW op de aankoop van geestrijke dranken kan sowieso in principe niet gerecupereerd worden (art. 45, § 3, 2° W. BTW). De BTW op de aankoop van geestrijke dranken is alleen aftrekbaar in de volgende gevallen: de geestrijke dranken zijn bestemd om wederverkocht te worden, al dan niet na bewerking tot of verwerking in andere geestrijke dranken; de geestrijke dranken zijn bestemd om verwerkt te worden in spijzen of dranken voor verkoop; de geestrijke dranken zijn bestemd om ter plaatse verbruikt te worden of om verwerkt te worden in spijzen of dranken die ter plaatse verbruikt worden (bv. hotels, restaurants, tearooms, privéclubs, enz.). Geestrijke dranken zijn zgn. sterkedranken, zoals cognac, whisky, jenever en likeuren. Wijn, champagne en aperitieven op basis van wijn en champagne (bv. porto) worden niet beschouwd als geestrijke dranken. Personeel De bedeling van soep of dranken (koffie, thee, melk, bier, frisdranken, enz., met uitzondering van geestrijke dranken) aan de personeelsleden tijdens de werkuren wordt beschouwd als een collectief sociaal voordeel. Bijgevolg kan de BTW op deze kosten integraal gerecupereerd worden. De vermelde opsomming is wel limitatief. Het aanbieden van bv. fruit, broodjes, … tijdens de werkuren valt hier dus niet onder. De BTW op deze kosten is dus in principe niet aftrekbaar. Waarop moet u zeker letten? Er zijn ook geen sociale bijdragen verschuldigd op het geven van gratis drank tijdens de werkuren aan het personeel. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 26. Ecocheques Volledig aftrekbaar? Sinds 2009 kunnen werkgevers of ondernemingen ‘ecocheques’ toekennen aan hun werknemers of bedrijfsleiders. De kosten van de ecocheques zijn bij de vennootschap niet aftrekbaar (art. 53, 14°WIB 92). De verkreg en ecocheques zijn voor de werknemer of de bedrijfsleider wel vrijgestelde inkomsten voor zover er aan de volgende voorwaarden voldaan is (art. 38, § 1, al. 1, 25 °WIB 92 en art. 38/1, § 1, 3°en § 4 WIB 92): de toekenning van de ecocheque moet vervat zijn in een CAO of in een geschreven individuele overeenkomst; de collectieve arbeidsovereenkomst of de individuele overeenkomst bepaalt de hoogste nominale waarde van de ecocheque, met een maximum van € 10 per ecocheque, evenals de frequentie van toekenning ervan gedurende één kalenderjaar; de ecocheque wordt op naam van de werknemer of de bedrijfsleider afgeleverd; op de ecocheque staat duidelijk vermeld dat de geldigheid tot 24 maanden beperkt is, vanaf de datum van de terbeschikkingstelling aan de werknemer of de bedrijfsleider en dat de cheque enkel aangewend mag worden voor de aankoop van producten en diensten met een ecologisch karakter zoals bedoeld in een collectieve arbeidsovereenkomst die gesloten is in de Nationale Arbeidsraad. Een limitatieve lijst met bestedingen die in aanmerking komen voor het gebruik van de cheques, is opgenomen in de CAO nr. 98. Er zijn zes categorieën: energiebesparing (bv. spaarlampen en isolatiemateriaal); waterbesparing (bv. een spaardouchekop); bevordering van duurzame mobiliteit (bv. treintickets en een lpg-installatie in een auto); afvalbeheer (bv. de aankoop van oplaadbare batterijen); bevordering van ecodesign; bevordering van aandacht voor de natuur (bv. de aankoop van bloemen, planten of bomen, bemestingsstoffen voor de tuin en de aankoop van papier geproduceerd met gerecycleerde vezels). de ecocheques kunnen noch geheel, noch gedeeltelijk in geld omgeruild worden; het totale bedrag van de toegekende ecocheques mag per werknemer of bedrijfsleider niet groter zijn dan € 250 voor 2010 (€ 125 in 2009). Is er niet voldaan aan de vrijstellingsvoorwaarden, dan is de ecocheque een belastbaar voordeel van alle aard voor de werknemer of de bedrijfsleider. In dat scenario zijn de gemaakte uitgaven voor de vennootschap aftrekbare beroepskosten (indien de ficheverplichting nageleefd wordt). De fiscus heeft een speciale uitzondering gemaakt voor vennootschappen die in 2010 voor € 375 aan ecocheques toegekend hebben (€ 125 voor 2009 en € 250 voor 2010). Uitzonderlijk aanvaardt de fiscus dat zulke ecocheques géén voordeel van alle aard vormen (ze blijven verworpen uitgaven). Deze uitzondering is maar eenmalig van toepassing voor ecocheques die betrekking hebben op 2009, maar pas in 2010 uitbetaald zijn. Deze maatregel geldt dus niet voor ecocheques met betrekking tot 2010 die de vennootschap pas in 2011 betaalt (addendum d.d. 1 oktober 2010 bij de circulaire Ci.RH. 242/604.311 (AOIF 47/2010) d.d. 25 juni 2010). Kosten of afschrijving? Het betreft niet-aftrekbare kosten als een aantal voorwaarden vervuld zijn. Voor de vennootschap die een beheersvergoeding of een commissie betaalt aan de verdeler van de ecocheques, is deze vergoeding echter wel aftrekbaar. Wat met de BTW? Op de beheersvergoeding is er BTW verschuldigd. Die is recupereerbaar voor de vennootschap. Waarop moet u zeker letten? Er zijn geen sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd op ecocheques. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur van de leverancier vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 27. Elektriciteit Volledig aftrekbaar? Elektriciteitskosten zijn aftrekbaar, ook het deel van de elektriciteitsfactuur die betrekking heeft op het deel van de woning dat privé gebruikt wordt door de bedrijfsleider. De bedrijfsleider (of de werknemer) wordt hier immers op belast via een forfaitair voordeel van alle aard. Voor bedrijfsleiders is het voordeel van alle aard voor de elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan de verwarming gelijk aan: € 590 voor inkomstenjaar 2009; € 740 voor inkomstenjaar 2010; € 820 voor inkomstenjaar 2011. Voor werknemers is het voordeel van alle aard voor de elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan de verwarming gelijk aan: € 295 voor inkomstenjaar 2009; € 370 voor inkomstenjaar 2010; € 410 voor inkomstenjaar 2011. Het is niet vereist dat de woning waarin de bedrijfsleider of de werknemer woont ook eigendom is van de vennootschap. De forfaitaire raming van het voordeel uit de gratis elektriciteitsverstrekking is van toepassing ongeacht het reële verbruik en de kostprijs voor de verstrekker. Ook de rechtspraak volgt dit principe (Hof van beroep Gent, 8 september 2009). Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Het betreft kosten die ineens afgetrokken kunnen worden van de winst. Wat met de BTW? De BTW op de aankoop van elektriciteit is recupereerbaar voor wat het beroepsgedeelte betreft. In de praktijk aanvaarden de meeste BTW-controleurs dat de BTW volledig (dus ook op het privégebruik) gerecupereerd wordt, op voorwaarde dat de BTW op het aangerekende forfaitaire voordeel van alle aard in de directe belastingen doorgestort wordt aan de schatkist. Aangezien dit voordeel van alle aard inclusief BTW is, wordt de verschuldigde BTW verkregen door het bedrag van dit voordeel te vermenigvuldigen met de breuk 21/121. Waarop moet u zeker letten? De nodige facturen moeten op naam van de vennootschap staan en ze moeten de uitgave staven. Wordt het voordeel elektriciteit slechts gedurende een gedeelte van het jaar genoten, dan mag de vennootschap dit voordeel tijdsevenredig berekenen. Als beide echtgenoten bedrijfsleider zijn in dezelfde vennootschap, die de volledige elektriciteitskosten draagt van een appartement dat de twee bedrijfsleiders bewonen, dan stelt de Rulingcommissie het forfaitair geraamde voordeel slechts voor de helft belastbaar in hoofde van elk van beide echtgenoten (voorafgaande beslissing nr. 800.091 van 14 oktober 2008). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. Indien er een voordeel van alle aard mee gemoeid is, is de correcte opmaak van de loonfiche noodzakelijk. 28. Elektrisch voertuig Volledig aftrekbaar? Als de vennootschap een elektrische motorfiets, driewieler, vierwieler, personenwagen, auto voor dubbel gebruik of minibus aanschaft, dan kan ze de kosten daarvan in aftrek brengen. Uitsluitend elektrisch aangedreven personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen hebben géén CO2-uitstoot. Hun kosten zijn voor 120% aftrekbaar sinds 1 januari 2010. Kosten of afschrijving? De voertuigen zijn afschrijfbaar in functie van hun vermoedelijke gebruiksduur. Wat met de BTW? Is het elektrische voertuig onderworpen aan de aftrekbeperking van 50% (zie 7. Autokosten), dan kan de BTW maar voor maximaal 50% gerecupereerd worden, ook al ligt het beroepsgebruik van de wagen hoger. De BTW volgt m.a.w. niet de regeling van de directe belastingen, maar volgt voor elektrische voertuigen gewoon dezelfde regels als voor gewone wagens. Valt het elektrische voertuig niet onder de 50%-regel, dan is de BTW-aftrek niet beperkt tot 50%. De BTW is dan in principe recupereerbaar a rato van het beroepsgebruik van de wagen. Waarop moet u zeker letten? Voor elektrische personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen (zonder CO2-uitstoot) kan de vennootschap een extra kostenaftrek krijgen van 20% op voorwaarde dat ze 20% van de gemaakte kosten boekt op een vrijgestelde reserverekening (dit is de zgn. onaantastbaarheidsvoorwaarde van art. 190 bis WIB 92). Bovendien komen de investeringen in oplaadstations voor elektriciteit voor elektrische voertuigen in aanmerking voor de verhoogde investeringsaftrek. Deze oplaadinstallaties mogen op twee jaar afgeschreven worden. Beide maatregelen gelden voorlopig alleen voor investeringen die gedaan worden in de jaren 2010 tot 2012, maar kunnen verlengd worden bij Koninklijk Besluit (wet van 19 mei 2010, Belgisch Staatsblad van 26 mei 2010). De kosten van zgn. hybride voertuigen (bv. de Opel Ampera) zijn niet aftrekbaar voor 120%, maar voor 100%. Deze hybride auto’s worden weliswaar elektrisch aangedreven, maar niet uitsluitend. Ze hebben ook een benzinemotor en stoten minder dan 60 gr. CO2 uit per kilometer. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 29. Ereloon van de accountant, de boekhouder of de fiscalist Volledig aftrekbaar? De kosten die de boekhouder aanrekent aan uw vennootschap zijn aftrekbaar. Er moet wel een fiche 281.50 opgemaakt worden voor deze kosten als de externe boekhouder werkt als zelfstandig vrij beroeper (ook al heeft hij gefactureerd). Werkt de externe boekhouder via een vennootschap, dan volstaat de ontvangen factuur als verantwoording en hoeft men als klant geen fiche 281.50 op te stellen. Kosten of afschrijving? De activiteiten van een boekhouder, een accountant of een bedrijfsrevisor kunnen in de kosten geboekt worden. Wat met de BTW? De BTW (21%) op het ereloon van de boekhouder, fiscalist, bedrijfsrevisor, … is in principe recupereerbaar. LET OP! Gaat het bv. om het verlenen van advies aan de bedrijfsleider inzake successieplanning dat gefactureerd wordt aan de vennootschap, dan houdt dit geen verband met de economische activiteit van de vennootschap en is de BTW dus niet recupereerbaar. Waarop moet u zeker letten? Zowel voor de zelfstandig accountant, fiscalist als boekhouder (vrije beroepers zonder vennootschap) moet de fiche 281.50 opgesteld worden. Zonder opmaak van fiches riskeert de vennootschap de taxatie als geheime commissielonen (309% vennootschapsbelasting op het bedrag van het niet-vermelde ereloon). Gelukkig blijft die zware aanslag achterwege als de zelfstandig accountant, fiscalist of boekhouder zijn ontvangen ereloon aangegeven heeft in zijn eigen belastingaangifte (art. 219, vierde lid WIB 92). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 30. Failliete klant Volledig aftrekbaar? De opbrengst van een uitgeschreven factuur behoort tot de winst van het boekjaar waarin deze factuur uitgereikt werd door uw vennootschap. Wanneer de klant precies betaalt, doet hier niet ter zake. Wat echter indien de klant nooit betaalt? Dan wordt men belast in het boekjaar van de uitreiking van de factuur zonder dat er ooit effectief een opbrengst genoten is. Bijgevolg aanvaardt de fiscus dat een dergelijke oninbare factuur afgeboekt wordt, dit wil zeggen afgetrokken mag worden als beroepskosten. De voorwaarde is echter dat de oninbaarheid ‘zeker en vaststaand’ is. Vrije beroepers worden in de personenbelasting pas belast wanneer het geld effectief ontvangen is (het zgn. kasstelsel). Deze regel vervalt echter wanneer zij een professionele vennootschap opgericht hebben. Het overboeken van de vordering naar de rekening ‘dubieuze debiteuren’ geeft de vennootschap dus nog geen recht om deze factuur definitief af te boeken aangezien de vordering nog niet definitief verloren geacht wordt te zijn. Als tijdens het boekjaar blijkt dat een vordering waarschijnlijk niet meer geïnd zal kunnen worden, maar als dit nog niet zeker is, kan men tijdens het boekjaar een waardevermindering als kost boeken. Als het verlies dan definitief is (mits een attest), kan men de factuur definitief wegboeken. Als later blijkt dat de factuur vooralsnog (gedeeltelijk) geïnd kan worden, moet de geboekte waardevermindering eventueel teruggenomen worden. Als het voor de vennootschap vaststaat dat haar klant haar factuur niet meer zal kunnen innen, maar er nog geen vonnis van faillietverklaring van de rechter is en ook nog geen een attest van de curator, dan kan de vennootschap eventueel vrijwillig afzien (Gent, 20 november 2001) van het innen van deze vordering door een creditnota uit te reiken. Het gevolg hiervan is dat men geen rechten meer kan inroepen op de oorspronkelijke factuur. Het voordeel is dat men de doorgestorte BTW op de openstaande factuur zo sneller kan recupereren via de BTW-aangifte. Via de Wet op de continuïteit van ondernemingen (WCO) heeft de wetgever sinds 1 april 2009 een regeling uitgewerkt voor vennootschappen die in het kader van een gerechtelijke reorganisatie een ‘herstelplan’ afsluiten onder toezicht van de rechter (Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen van 31 januari 2009, Belgisch Staatsblad van 9 februari 2009). De vennootschap kan dan haar vordering op klanten in financiële moeilijkheden afboeken via een waardevermindering vanaf het moment waarop de rechter zo’n herstelplan met de schuldeisers goedgekeurd heeft (art. 48, tweede lid WIB 92). Kosten of afschrijving? Het attest van de curator blijft van belang inzake de inkomstenbelastingen. In geval van faillissement van de klant is het zeer onwaarschijnlijk dat de vennootschap de nog niet betaalde factuur ooit nog zal kunnen innen. Het in de kosten nemen van deze factuur mag echter slechts gebeuren op het tijdstip waarop de vennootschap over een attest beschikt van de curator (Comm. IB 24/118) dat bevestigt dat de vordering definitief beschouwd mag worden als verloren. Wat met de BTW? De BTW op een onbetaalde factuur kan door de vennootschap teruggevraagd worden aan de staat zodra het geheel of gedeeltelijk verlies van de schuldvordering vaststaat. In geval van faillissement mag de belastingplichtige de BTW terugvragen zodra de klant failliet verklaard werd door een vonnis van de rechter. Indien de schuldenaar in het kader van de vereffening van het faillissement (een gedeelte van) de niet invorderbaar gewaande som terugbetaalt aan de vennootschap, moet de laatstgenoemde de BTW terugstorten aan de staat die overeenstemt met het ingevorderde bedrag waarvan ze voorheen de teruggave bekomen heeft. Waarop moet u zeker letten? We verwijzen naar hetgeen reeds vermeld werd. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Een uittreksel van het vonnis van faillietverklaring of een melding in de pers dat uw klant failliet verklaard is, vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 31. Fiets Volledig aftrekbaar? Om het woon-werkverkeer per fiets aan te moedigen kan de vennootschap de volgende kosten sinds 1 januari 2009 voor 120% aftrekken (art. 64 ter, 1ste lid, 3°WIB 92): de verwerving, de bouw of de verbouwing van een onroerend goed gebruikt door de personeelsleden als fietsenstalling, kleedruimte of sanitair, al dan niet met douches; de verwerving, het onderhoud en de herstelling van fietsen en hun toebehoren die ter beschikking gesteld worden van de personeelsleden. Het aftrekbare bedrag van de afschrijving op het onroerend goed en de fietsen wordt bekomen door het normale bedrag van de afschrijvingen met 20% te verhogen (art. 64 ter, 3de lid WIB 92). Voor de bepaling van de latere meer- of minderwaarden moet er slechts rekening gehouden worden met de normale afschrijving, dus niet met de verhoogde afschrijving van 20%. Het gratis gebruik van een bedrijfsfiets is géén belastbaar voordeel van alle aard voor de werknemer. Bovendien kan de vennootschap een fietsvergoeding van € 0,21 per kilometer voor aanslagjaar 2012 (€ 0,20 per kilometer voor aanslagjaar 2011) (niet-geïndexeerd bedrag € 0,145 per kilometer) uitbetalen aan de personeelsleden die met de fiets van hun woonplaats naar het werk rijden en omgekeerd. Deze fietsvergoeding is volledig aftrekbaar als beroepskost en wordt niet belast bij de werknemer. Kosten of afschrijving? Het onroerend goed dat gebruikt wordt als fietsenstalling, kleedruimte en/of sanitair moet afgeschreven worden over 33 jaar. De bedoelde fietsen moeten lineair afgeschreven worden over ten minste drie jaar (art. 64 ter, 3de lid WIB 92). De onderhouds- en herstellingskosten van de fietsen mogen ineens als kosten beschouwd worden. Wat met de BTW? De BTW op de verwerving, de bouw of de verbouwing van een onroerend goed gebruikt door de personeelsleden als fietsenstalling tijdens de werkuren, als kleedruimte of sanitair, al dan niet met douches, kan volgens de algemene regels (voor maximaal 100%) gerecupereerd worden. De BTW op de aankoop, het onderhoud en de herstelling van fietsen die door het personeel gebruikt worden voor verplaatsingen tussen de woonplaats en de werkplaats, kan in principe niet gerecupereerd worden. Worden de fietsen ook gebruikt voor beroepsverplaatsingen, dan kan de BTW voor dat gedeelte wel teruggevorderd worden. Waarop moet u zeker letten? Er zijn geen sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd op het geven van een gratis bedrijfsfiets aan het personeel. LET OP! De vennootschap moet een vrijgestelde reserve boeken ten belope van 20% boven op het betaalde bedrag (volgens de onaantastbaarheidsvoorwaarde - art. 190 bis WIB 92). Dat bedrag moet op een afzonderlijke passiefrekening geboekt worden en daar behouden blijven. Dit betekent dat die extra aftrek van 20% bij de vereffening van de vennootschap toch nog finaal belast zal worden. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 32. Firmawagen Volledig aftrekbaar? Over de firmawagen hebben we reeds kort een paar principes vermeld wanneer we het hadden over de autokosten in het algemeen (zie 7. Autokosten). Hier gaan we in op de details wat betreft de firmawagen. Het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit de beschikking over een personenwagen, wordt forfaitair bepaald afhankelijk van de enkele afstand tussen de woonplaats van de gebruiker en de werkplaats, de jaarlijks indexeerbare CO2-brandstofcoëfficiënt (diesel of benzine) en de theoretische CO2-uitstoot van de wagen. Het aantal privékilometers is gelijk aan: maximaal 5.000 privékilometers per jaar als de woon-werkafstand niet meer dan 25 km bedraagt; maximaal 7.500 privékilometers per jaar als de woon-werkafstand groter is dan 25 km. Sinds 1 januari 2010 worden deze vaste kilometeraantallen dus eerst vermenigvuldigd met een CO2-coëfficiënt en vervolgens met het aantal gram aan CO2-uitstoot per kilometer van de firmawagen. Voor het jaar 2010 bedroeg de CO2-coëfficiënt 0,0023 voor dieselauto’s en 0,0021 voor benzine-auto’s. Voor het jaar 2011 is de CO2-coëfficiënt gelijk aan 0,00237 voor dieselauto’s en 0,00216 voor benzine-auto’s. VOORBEELDEN - Firmawagen: Audi A4 2.0 TDI100e4 S Line Diesel CO2-uitstoot: 144 gr. 11 fiscale pk De werknemer woont op 22 km (enkele afstand) van het werk Voordeel voor inkomstenjaar 2011: 5.000 km x 144 x 0,00237 = € 1.706,40 - Firmawagen: BMW3 Touring 318D CO2-uitstoot: 125 gr. 11 fiscale pk De bedrijfsleider woont op 34 km (enkele afstand) van de vennootschap Voordeel voor inkomstenjaar 2011: 7.500 km x 125 x 0,00237 = € 2.221,88 Welke CO2-uitstoot? De CO2-uitstoot van de wagen staat vermeld op het gelijkvormigheidsattest en op het inschrijvingsbewijs, maar ook op verschillende websites. Meestal is dat bedrag overal hetzelfde, maar soms kunnen er lichte verschillen zijn. Voor de berekening van het autovoordeel kijkt de fiscus enkel naar de CO2-uitstoot die bekend is bij de Dienst voor Inschrijving van Voertuigen (DIV) en die vermeld staat op het inschrijvingsbewijs van de auto. Die uitstoot is dus bepalend voor de berekening van het voordeel van alle aard (Ci.RH. 241/603.298 (AOIF nr. 22/2010) d.d. 9 maart 2010). Als de DIV geen gegevens heeft, dan werkt de fiscus met een CO2-uitstoot van 205 gr./km voor een benzinewagen en 195 gr./km voor een dieselwagen, ook wanneer het gelijkvormigheidsattest een lagere CO2-uitstoot zou vermelden. Eigen bijdrage De eigen bijdrage die de gebruiker zelf betaalt, mag in mindering gebracht worden van het berekende voordeel van alle aard. Stel dat een vennootschap een bedrijfswagen ter beschikking stelt aan één van haar werknemers en aan de werknemer toelaat om o.a. bijkomende optie(s) te kiezen, maar dan wel op eigen kosten. De vraag is dan hoe de eigen bijdrage voor deze bijkomende optie(s) fiscaal gezien behandeld wordt. Bijkomende opties verhogen de waardering van het forfaitaire voordeel niet, behalve indien de ‘optie’ zou resulteren in een zwaardere motorversie met een hogere CO2-uitstoot tot gevolg. Het voordeel wordt wel verminderd met elke bijdrage die de werknemer zelf betaalt, dus ook met een bijdrage die betrekking heeft op bijkomende opties. Indien de bijdrage voor opties op de bedrijfswagen door een leasingmaatschappij gefactureerd wordt aan de werknemer, dan mag de werknemer dit bedrag in zijn aangifte rechtstreeks in mindering brengen van het vermelde voordeelbedrag op de loonfiche 281.10 met betrekking tot de wagen. Wanneer de betaalde bijdrage voor de bijkomende opties echter hoger uitvalt dan het vastgestelde forfaitaire bedrag van het voordeel, dan moet de aftrek beperkt worden tot het vastgestelde voordeel. Een eventueel negatief bedrag - indien de optie meer bedraagt dan het voordeel van alle aard - mag niet in mindering komen van de belastbare bezoldigingen, noch van andere voordelen van alle aard. Het zgn. annaliteitsbeginsel laat niet toe dat de eenmalige betaling over meerdere jaren gespreid wordt, aldus de minister (vr. nr. 186 van H. Bogaert van 22 mei 2008, V&A, Kamer, 2008-2009, nr. 25 van 7 juli 2008, 5.845 - 5.846). Invloed van het voordeel op de niet-aftrekbare autokosten Het gedeelte van de kosten die betrekking hebben op het privégebruik van een personenwagen (ter beschikking gesteld door de vennootschap), wordt niet beperkt in aftrek in de mate waarin het overeenstemmende voordeel van alle aard een belastbaar bestanddeel vormt voor die gebruiker. Dit is niet verwonderlijk aangezien een bezoldiging voor 100% aftrekbaar is in een vennootschap ongeacht het feit of de betaling in speciën of in natura gebeurt. Hoe gebeurt in de praktijk de fiscale aftrek van de wagen door de vennootschap wanneer het voordeel belast wordt bij de werknemer of de bedrijfsleider? De fiscus (Comm. IB 66/41) laat toe dat de vennootschap 70% van het bij de werknemer/bedrijfsleider belastbaar voordeel van alle aard (exclusief BTW - voor een volledige BTW-plichtige wordt het voordeel gedeeld door 1,0855) aftrekt van de autokosten die de aftrekbeperking inzake de CO2-uitstoot ondergaan. De overige 30% van het voordeel wordt geacht het brandstofgedeelte te vertegenwoordigen en dat bedrag mag de vennootschap voortaan aftrekken van haar brandstofkosten die voor 25% verworpen moeten worden. Bijdrage voor privégebruik van de bedrijfswagen Als de vennootschap een financiële bijdrage vraagt aan de werknemer of de bedrijfsleider, dan is de hierboven vermelde 70%- en de 30%regeling niet toegelaten. De administratieve toegeving op de aftrekbeperking voor autokosten is dus niet van toepassing in deze situatie. De werkgever mag de bijdrage van de werknemer/bedrijfsleider m.a.w. niet aftrekken van de te beperken autokosten (vr. nr. 1.206, Alfons Borginon, 27 maart 2006, V&A, 2005-2006, 15 mei 2006, p. 23.475, alsook rb. Antwerpen, 9 november 2005, rb. Antwerpen, 16 april 2008 bevestigd door het Hof van beroep te Antwerpen, 24 november 2009). Solidariteitsbijdrage De solidariteitsbijdrage die verschuldigd is op het verstrekte voordeel van alle aard of de aangerekende vergoeding aan werknemers, vormt voor de vennootschap een integraal aftrekbare beroepskost (vr. nr. 56, Devlies, 11 januari 2008, V&A, Kamer, 2007-2008, 011, p. 1.609). Sinds 1 januari 2005 wordt de maandelijkse solidariteitsbijdrage forfaitair berekend in functie van de CO2-uitstoot en het brandstoftype van het ter beschikking gestelde voertuig. De solidariteitsbijdrage wordt per maand vastgesteld met een minimum van € 23,53 en per kwartaal betaald. De maandelijkse berekening ziet er als volgt uit: benzinewagens: ((CO2-uitstoot in gr./km x € 9) - 768) / 12; dieselvoertuigen: ((CO2-uitstoot in gr./km x € 9) - 600) / 12; lpg-voertuigen: ((CO2-uitstoot in gr./km x € 9) - 990) / 12; elektrische voertuigen: minimale maandelijkse bijdrage van € 23,53. Het bedrag van de via deze formules bekomen solidariteitsbijdrage moet nog geïndexeerd worden. Voor het jaar 2011 bedraagt de indexatiecoëfficiënt 1,1298. Voor een dieselwagen met een CO2-uitstoot van 140 gr./km bedraagt de maandelijkse solidariteitsbijdrage bv.: ((140 x € 9) - 600) / 12 = € 55 x 1,1298 = € 62,14. NOOT. Voor zelfstandige bedrijfsleiders is deze solidariteitsbijdrage echter niet verschuldigd. Die wordt geacht inbegrepen te zijn in de sociale bijdragen van zelfstandigen. Kosten of afschrijving? We verwijzen naar hetgeen reeds vermeld werd. Wat met de BTW? Algemeen Als een vennootschap een firmawagen ter beschikking stelt aan een werknemer of een bedrijfsleider voor privédoeleinden, moet er in principe ook BTW betaald worden. Om de verschuldigde BTW te bepalen, moet er uitgegaan worden van het forfaitaire ‘voordeel auto’ in de directe belastingen. Dit voordeel wordt geacht inclusief BTW te zijn. Dit is in principe ook zo voor de eventuele bijdrage die gevraagd zou worden aan de werknemer voor het privé-gebruik van de auto (Beslissing nr. ET 13.943 van 4 december 1973 en Beslissing nr. ET 29.256 van 10 augustus 1978). De BTW moet daar dus uit gehaald worden en afgedragen worden via de BTW-aangifte. Hoe dat moet gebeuren, hangt af van de volgende hypotheses: de werknemer/bedrijfsleider betaalt geen bijdrage voor het privégebruik; de werknemer/bedrijfsleider betaalt een bijdrage die minstens gelijk is aan het forfaitaire ‘voordeel auto’ in de directe belastingen; de werknemer/bedrijfsleider betaalt een bijdrage die lager is dan het forfaitaire ‘voordeel auto’ in de directe belastingen. Er wordt geen eigen bijdrage betaald Op BTW-vlak wordt de gratis terbeschikkingstelling van een firmawagen gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel, als er voor die wagen een recht op (gehele of gedeeltelijke) BTW-aftrek ontstaan is (art. 19, § 1 W. BTW). Er moet dus een correctie gebeuren op de BTW-aftrek die de vennootschap genoten heeft. Op iets dat gratis ter beschikking gesteld wordt, kan de BTW immers niet gerecupereerd worden, vandaar de correctie. In de praktijk wordt de verschuldigde BTW evenwel als volgt berekend: Voordeel auto incl. BTW / 1,0855 = voordeel auto excl. BTW. Voordeel incl. BTW - voordeel excl. BTW = verschuldigde BTW (Aanschrijving nr. 4 van 9 mei 1996, nr. 23). Om onmiddellijk de verschuldigde BTW te berekenen (in plaats van eerst het voordeel auto exclusief BTW), wordt de volgende berekening gehanteerd: voordeel auto incl. BTW x 0,078766. In principe moet deze verschuldigde BTW opgenomen worden in rooster 61 van de BTW-aangifte van december (voor maandaangevers) of in die van het laatste kwartaal van het jaar (voor kwartaalaangevers), in te dienen tegen uiterlijk 20 januari van het daaropvolgende jaar. In de praktijk wordt er echter wel getolereerd dat de BTW opgenomen wordt in de eerste BTW-aangifte van het jaar, d.w.z. de aangifte van januari (voor maandaangevers - in te dienen uiterlijk 20 februari) of die van het eerste kwartaal (voor kwartaalaangevers - in te dienen uiterlijk 20 april). TIP. De BTW die u zo verschuldigd bent, is in principe wel aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Het voordeel wordt volledig betaald Indien de vennootschap een vergoeding aanrekent (via bv. een inhouding op het loon) voor het voordeel auto, is er sprake van een belastbare dienst onder bezwarende titel, nl. de verhuur van een roerend goed. Dit betekent dat de BTW verschuldigd is op de tegenprestatie, nl. de vergoeding die de werknemer of de bedrijfsleider betaalt. De BTW wordt geacht inbegrepen te zijn in die vergoeding. De verschuldigde BTW wordt dan bekomen op de klassieke manier, nl. door het betaalde bedrag te vermenigvuldigen met 21/121. Voor de verhuur heeft de vennootschap de keuze: ofwel wordt de verhuur gefactureerd, ofwel wordt die zonder factuur geboekt bij de ontvangsten. De betaalde vergoeding (exclusief BTW) moet opgenomen worden in rooster 03 van de BTW-aangifte en de verschuldigde BTW in rooster 54. Het voordeel wordt gedeeltelijk betaald Wordt het voordeel slechts gedeeltelijk betaald, dan moet er BTW betaald worden op de ‘werkelijke waarde’ (lees: de marktprijs). Volgens de fiscus is de zgn. werkelijke waarde gelijk aan het ‘voordeel auto’ in de directe belastingen (Beslissing nr. ET 112.791 van 12 juli 2007). De vraag rijst hoe de verschuldigde BTW in het voorkomende geval dan berekend wordt: moet er een beroep gedaan worden op de breuk 21/121, mag de voordeligere coëfficiënt 1,0855 gebruikt worden of moet er een combinatie gemaakt worden van beide systemen? De BTW-Administratie heeft recentelijk beslist dat er een combinatie gemaakt moet worden. Op het gedeelte van de eigen bijdrage wordt de verschuldigde BTW dan verkregen door de bijdrage inclusief BTW te vermenigvuldigen met de breuk 21/121. Op het resterende bedrag wordt vervolgens de coëfficiënt 1,0855 toegepast (Beslissing nr. ET 112.791 van 28 september 2009). VOORBEELD In de veronderstelling dat het forfaitaire voordeel inzake de directe belastingen € 1.553,50 bedraagt en dat de werknemer jaarlijks slechts € 500 per jaar betaalt voor het privégebruik van de auto, is de verschuldigde BTW gelijk aan: € 500 x 21/121 = € 86,78 (rooster 54) € 1.053,50 x 0,078766 = € 82,98 (rooster 61) totaal verschuldigde BTW: € 169,76 Waarop moet u zeker letten? Verhuis van de vestiging van de werkgever Stel, de vennootschap heeft werknemers in dienst die over een bedrijfswagen beschikken. De werknemers die op minder dan 25 km van het werk wonen, hebben een belastbaar voordeel van alle aard dat berekend wordt op 5.000 km per jaar. De vennootschap wenst nieuwe markten aan te boren en hiervoor plaatst ze een aantal werknemers over naar een andere vestiging. Het gevolg voor hen is dat de woon-werkafstand plots de grens van 25 km overschrijdt. In principe moet het voordeel van alle aard dan voortaan berekend worden (al dan niet pro rata) op 7.500 km. De minister van Financiën aanvaardt echter dat er voor de werknemers, die reeds in dienst waren vóór de verhuis van de vestiging en reeds beschikten over een bedrijfswagen, geen rekening gehouden wordt met de bijkomende kilometers voor de berekening van het voordeel van alle aard met betrekking tot deze nieuwe vestigingsplaats (V&A, Kamer, 2008-2009, nr. 25, 7 juli 2008, 5.844-5.845, vr. nr. 185 van H. Bogaert, 22 mei 2008). Het resultaat is dat het voordeel van alle aard bij de werknemer nog steeds op 5.000 km op jaarbasis berekend zal worden en dit op voorwaarde dat de afstand (enkel) tussen de woonplaats en de vroegere vaste plaats van tewerkstelling vóór de verhuis niet meer dan 25 km bedroeg. Vereist is dat de overplaatsing eenzijdig opgelegd werd door de werkgever, dus het mag geen gewone standplaatsverandering betreffen op grond van bepalingen in de individuele arbeidsovereenkomst. De vergoeding die toegekend wordt aan werknemers bij wijze van terugbetaling van de bijkomende verplaatsingsonkosten naar aanleiding van de verplaatsing van de exploitatiezetel, wordt beschouwd als een terugbetaling van de eigen kosten van de werkgever mits er uiteraard voldaan is aan alle voorwaarden opgesomd in nr. 31/42.1 Comm. IB 92 (Ci.RH. 244/586.863) van 5 september 2008. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 33. Forfaitaire onkostenvergoedingen Volledig aftrekbaar? Als werkgever kan men aan de werknemer (of aan de bedrijfsleider) een vergoeding uitkeren voor gemaakte beroepsmatige kosten (kleine uitgaven) tijdens dienstreizen in opdracht van de vennootschap. In plaats van facturen, bonnetjes, ticketten of andere bewijzen te verzamelen, kan de vennootschap een vast bedrag uitbetalen als vergoeding. Deze vergoeding is in principe aftrekbaar voor de werkgever. Voor de werknemer of de bedrijfsleider is de toekenning van de vergoeding niet belastbaar. Het betreft geen inkomsten, maar de terugbetaling van kosten (zgn. kosten eigen aan de werkgever). Kosten of afschrijving? De toekenning ervan is aftrekbaar als beroepskosten in de vennootschap. Het betreft kosten eigen aan de werkgever. Als norm neemt men het best het bedrag dat de staat zelf aan zijn ambtenaren terugbetaalt. De Vlaamse regering heeft in 2003 beslist dat de inspecteurs van de FOD Financiën die gedetacheerd worden naar het Vlaams gewest een forfaitaire onkostenvergoeding krijgen van € 210 per maand, ofwel € 2.520 per jaar (besluit van 14 oktober 2003, Belgisch Staatsblad van 27 november 2003). Bovendien zijn de reis- en de verblijfkosten daar nog niet bij gerekend. Wat met de BTW? Op forfaitaire onkostenvergoedingen is er geen BTW verschuldigd. Als u niet beschikt over een regelmatige factuur op naam van uw vennootschap, kan zij de BTW op de kosten die door de forfaitaire onkostenvergoeding gedekt worden niet recupereren (zie 22. Dagvergoedingen buitenland (forfaitair)). Waarop moet u zeker letten? Men mag vooral niet overdrijven in de toekenning van een dergelijke forfaitaire vergoeding. Het best komt men met de fiscus tot een schriftelijke regeling. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Het akkoord met de fiscus wordt het best gecommuniceerd naar uw boekhouder toe. 34. Gas Volledig aftrekbaar? De gasfactuur is aftrekbaar, ook het deel van de gasfactuur die betrekking heeft op het verwarmen van het deel van de woning dat privé gebruikt wordt door de bedrijfsleider. De bedrijfsleider of de werknemer wordt hierop immers belast via een forfaitair voordeel van alle aard voor verwarming. Voor een bedrijfsleider is het voordeel van alle aard voor verwarming gelijk aan: € 1.180 voor inkomstenjaar 2009; € 1.480 voor inkomstenjaar 2010; € 1.640 voor inkomstenjaar 2011. Voor een werknemer bedraagt het forfaitaire voordeel voor verwarming: € 590 voor inkomstenjaar 2009; € 740 voor inkomstenjaar 2010; € 820 voor inkomstenjaar 2011. De forfaitaire raming van het voordeel uit de gratis gasverstrekking is van toepassing ongeacht het reële gasverbruik en de kostprijs voor de venootschap. De rechtspraak volgt dit principe (Hof van beroep van Gent, 8 september 2009). Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De BTW op de aankoop van gas is aftrekbaar wat betreft het beroepsgedeelte. In de praktijk aanvaarden de meeste BTW-controleurs dat de BTW volledig (dus ook voor het privégebruik) gerecupereerd wordt, op voorwaarde dat de BTW op het aangerekende forfaitaire voordeel van alle aard in de directe belastingen doorgestort wordt aan de schatkist. Aangezien dit voordeel van alle aard inclusief BTW is, wordt de verschuldigde BTW verkregen door het bedrag van dit voordeel te vermenigvuldigen met de breuk 21/121. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De gasfacturen moeten op naam van de vennootschap staan en ze moeten de uitgave staven. Als het verwarmingsvoordeel slechts gedurende een gedeelte van het jaar genoten wordt, dan mag de vennootschap dit voordeel tijdsevenredig berekenen. Als beide echtgenoten bedrijfsleider zijn in dezelfde vennootschap, die de volledige verwarmingskosten draagt van een appartement dat de twee bedrijfsleiders bewonen, dan stelt de Rulingcommissie het forfaitair geraamde voordeel slechts voor de helft belastbaar in hoofde van elk van beide echtgenoten (voorafgaande beslissing nr. 800.091 van 14 oktober 2008). 35. Geheime commissielonen Volledig aftrekbaar? We hebben reeds meerdere keren aangehaald dat kosten zoals een ereloon enkel aftrekbaar zijn wanneer de verplichte fiches opgemaakt worden. Zonder fiches dreigt de taxatie van de geheime commissielonen. Deze taxatie is ook van toepassing bij het toekennen van een voordeel van alle aard dat niet vermeld werd op de fiches en bij het ontdekken van verdoken meerwinsten. Hiermee bedoelen we winst die niet aangegeven werd. Deze taxatie is niet min, want ze bedraagt 309% van het niet-verantwoorde bedrag of de meerwinst! Bovendien kan de vennootschap de door haar toegekende commissielonen niet verminderen met enige fiscale aftrek (DBI-aftrek, octrooi-aftrek, de notionele interestaftrek, overgedragen verliezen en investeringsaftrek). Gelukkig zijn zowel deze vennootschapsbelasting van 309% als de niet-verantwoorde kosten (dus het geheime commissieloon) aftrekbaar als beroepskosten. De nettokosten voor de vennootschap liggen hierdoor uiteindelijk dus wel lager dan 309%. Kosten of afschrijving? Geen specifieke vermeldingen. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Enkel uitgaven die in hoofde van de genieter belastbaar zijn als beroepsinkomsten, worden met deze 309%-maatregel geviseerd. Worden de uitgaven echter in hoofde van de genieter niet gekwalificeerd als een beroepsinkomen, maar als een divers inkomen, dan kan deze aanslag niet toegepast worden. De verantwoordingsplicht (lees: de opmaak van individuele fiches) geldt ook voor de toekenning van beroepsinkomsten aan niet-inwoners die in België niet belastbaar zijn (art. 57 WIB 92). De aanslag is echter niet van toepassing indien de belastingplichtige aantoont dat het bedrag van de kosten of van de voordelen van alle aard voorkomen in de aangifte die ingediend werd door de genieter (art. 219, vierde lid WIB 92). De fiscus zal hiertoe zijn medewerking verlenen indien de vennootschap te goeder trouw is. De vraag is echter of deze ‘tolerantie’ in de praktijk veel zal voorkomen. De kans is immers bijzonder klein dat de genieter dit aangegeven heeft net omwille van het feit dat er geen fiche opgesteld werd. LET OP 1! Vergeet op de loonfiches zeker niet het bedrag van de zuiver forfaitaire kostenvergoedingen te noteren, want in dat geval is de aanslag geheime commissielonen onvermijdelijk. Volgens het Grondwettelijk Hof is de wettelijke regeling immers niet discriminerend. Bij kostenvergoedingen eigen aan de werkgever bevat de wet niet de ontsnappingsroute voor de 309%-aanslag zoals bij de voordelen van alle aard (opname in de aangifte van de genieter). Dit is verantwoord, zegt het Hof (Grondwettelijk Hof, arrest 132/2010 d.d. 25 november 2010). LET OP 2! Het is perfect mogelijk dat de vennootschap enerzijds belast wordt op de niet-verantwoorde kosten en dat anderzijds ook de genieter belast wordt op zijn ontvangen inkomsten, dit in de mate waarin de genieter gekend is bij de fiscus (indien de uitzondering niet van toepassing is). Een belastingvermeerdering zoals we die kennen wanneer een vennootschap niet of onvoldoende voorafbetaald heeft, is hier niet van toepassing. Wil men ‘ontsnappen’ aan deze aanslag van 309% bij het ontdekken van verdoken meerwinsten, dan kan de vennootschap de fiscus hierom verzoeken. De enige correctie is de boekhouding te regulariseren door de meerwinst als een opbrengst uit te drukken via het debiteren van de rekening-courant van de bedrijfsleider. LET OP! De vennootschap moet de verdoken meerwinsten dan opnemen in de jaarrekening “voor het boekjaar waarin ze die winsten verwezenlijkt heeft” en met naleving van het Wetboek der vennootschappen en zijn uitvoeringsbesluit. Stel dat die meerwinst afkomstig was van 2008, dan moet de vennootschap haar jaarrekening van de voorbije jaren 2008 en 2009 aanpassen. Bovendien moet de aanpassing gebeuren binnen de wettelijke aanslagtermijnen voor de inkomsten van het betrokken boekjaar (vr. nr. 20 van mevrouw Ingrid Claes van 14 januari 2009, V&A, Kamer, 2008-2009, nr. 52-47, p. 9-11). Via een circulaire heeft de fiscus zijn commentaar op de toepassing van die aanslag uitdrukkelijk geactualiseerd (Ci.RH. 421/605.074 (AOIF 71/2010) d.d. 1 december 2010). Men kan de meerwinst niet meer laten belasten bij de bedrijfsleider als een beroepsinkomen (vroeger werd dit wel toegelaten). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 36. Geschenken en geschenkcheques Volledig aftrekbaar? De vennootschap als werkgever kan aan haar personeel een geschenk of een geschenkcheque overhandigen ter gelegenheid van een speciale gebeurtenis (zgn. geschenk- en surprisecheques, aankoopbonnen, filmcheques, boekenbonnen, Bongo-bonnen, e.d.). Een geschenk is in principe een belastbaar voordeel van alle aard voor de werknemer. In uitzonderlijke gevallen is dit echter een sociaal voordeel. Dit is zo wanneer er een geschenk met geringe waarde toegekend wordt ter gelegenheid van een huwelijk of de geboorte van een kind of naar aanleiding van een ere-onderscheiding of een pensionering. Een geschenkcheque is in principe ook belastbaar, tenzij in de volgende gevallen. De cheque vormt een (niet belastbaar) sociaal voordeel als die een geringe waarde heeft en toegekend moet worden aan het personeel met een duidelijk sociaal doel en niet als een beloning voor de geleverde prestaties. Dankzij de behandeling als sociaal voordeel is het geschenk en de geschenkcheque niet belastbaar voor de werknemer. In principe zijn sociale voordelen niet aftrekbaar voor de werkgever, maar zowel de geschenken als de geschenkcheques zijn toch aftrekbaar onder de volgende voorwaarden: alle leden van het personeel moeten hetzelfde voordeel genieten; wanneer ze toegekend worden naar aanleiding van een collectieve gebeurtenis (bv. Sinterklaas, Kerstmis, Nieuwjaar, jubileum, verjaardag van de bedrijfsleider) mag het totale bedrag per jaar en per werknemer niet méér bedragen dan € 35 (te verhogen met € 35 per kind); wanneer ze toegekend worden naar aanleiding van de toekenning van een ere-onderscheiding, mag het totale bedrag per jaar en per werknemer niet méér bedragen dan € 105; wanneer ze toegekend worden naar aanleiding van de pensionering of de brugpensionering van de werknemer, mag het totale bedrag niet méér bedragen dan € 35 per dienstjaar met een minimum van € 105. De geschenkcheques moeten bijkomend voldoen aan de volgende voorwaarden: ze mogen enkel ingeruild worden bij ondernemingen die vooraf een overeenkomst gesloten hebben met de uitgever van de cheques; ze hebben een beperkte geldigheidsduur; ze mogen noch geheel, noch gedeeltelijk in geld omgeruild kunnen worden. LET OP! Worden de grensbedragen overschreden, dan wordt de volledige aftrek geweigerd bij de vennootschap. Ook filmcheques met geringe waarde worden beschouwd als een vrijgesteld sociaal voordeel (Ci.RH. 242/593.494 (AOIF 27/2008) d.d. 26.08.2008). Deze cheques kunnen zowel toegang geven tot gewone filmvoorstellingen als tot filmfestivals. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten onder de gestelde voorwaarden. Wat met de BTW? Principe: de BTW is niet recupereerbaar Wanneer de vennootschap aan personeelsleden of de bedrijfsleider naar aanleiding van een bepaalde gelegenheid geschenken overhandigt, gaat het in principe om sociale voordelen die een privékarakter hebben, wat tot gevolg heeft dat de BTW niet gerecupereerd kan worden. Zo is de BTW niet aftrekbaar op de aankoop van geschenken naar aanleiding van een huwelijk of de pensionering van een personeelslid, de aankoop van bloemen naar aanleiding van Secretaressedag, de aankoop van eretekens naar aanleiding van het aantal dienstjaren van een personeelslid, enz. Uitzondering: de BTW is toch recupereerbaar De BTW op de geschenken die uitgedeeld worden aan de kinderen van de personeelsleden ter gelegenheid van Sinterklaas evenals de BTW op de geschenken die ter gelegenheid van de eindejaarsfeesten uitgedeeld worden aan de werknemers, is toch aftrekbaar als er voldaan is aan de volgende voorwaarden (Beslissing nr. ET 44.335 van 4 januari 1983): de geschenken moeten uitgedeeld worden aan alle kinderen van het personeel (eventueel afhankelijk van een vooraf opgelegde leeftijdsvoorwaarde) respectievelijk aan alle werknemers; de aankoopprijs of de normale waarde van het geschenk is lager dan € 35 (excl. BTW) per jaar en per werknemer, te verhogen met € 35 (excl. BTW) per kind; de kosten worden in de directe belastingen aanvaard als aftrekbare beroepskosten en ze worden niet beschouwd als voordeel van alle aard in hoofde van het personeelslid; het mag niet gaan om tabaksfabrikaten of geestrijke dranken. Speciaal geval: geschenkcheques Als de vennootschap voor een personeelslid of de bedrijfsleider een cadeaubon (bv. een Bongo-bon) aankoopt, dan betaalt zij hierop geen BTW. De vraag of de BTW gerecupereerd kan worden, is dan ook niet aan de orde. De geschenkbon is immers geen goed in de zin van het BTW-wetboek, maar vertegenwoordigt een financiële vergoeding vergelijkbaar met geld die enkel verschuldigde BTW laat ontstaan bij de inruiling ervan. Het is dus pas als het personeelslid de bon verzilvert dat er BTW aan te pas komt. Waarop moet u zeker letten? Men moet erop letten dat de bovenstaande maxima niet overschreden worden, zo niet moet men sociale bijdragen betalen op de waarde van de geschenken. Cultuur- of sportcheques volgen hun eigen regime. De combinatie van geschenkcheques met cultuur- of sportcheques is beschreven in de administratieve circulaire ter zake (Ci.RH. 242/579.489 (AOIF 29/2009) d.d. 2 juni 2009). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De aankoopfactuur om de geschenken te geven, vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 37. Giften Volledig aftrekbaar? Giften zijn in principe niet aftrekbaar als beroepskosten vermits het loutere vrijgevigheden zijn, waar dus geen tegenprestatie tegenover staat. Dit is een gevolg van art. 49, WIB 92 wat betreft de aftrekbaarheid van de beroepskosten. Geeft uw vennootschap bv. € 50 voor de tombola van de plaatselijke turnclub zonder dat u daar bv. publiciteit voor in de plaats krijgt (want dan is het geen gift meer), dan is dat een gift die de vennootschap niet kan aftrekken. Doet zij echter een gift aan een erkende instelling, dan kan die toch in mindering komen van de winst in de vennootschapsbelasting. Een voorwaarde is onder meer dat het gaat om een gift van minstens € 40 per jaar per instelling voor aanslagjaar 2012 (€ 30 per jaar voorheen) en die verantwoord is met een attest van de ontvangende instelling (art. 107 WIB 92). Wel is het totaal aftrekbare bedrag van de giften beperkt tot maximaal 5% van de winst uit de zgn. eerste bewerking (de gereserveerde winsten plus de verworpen uitgaven plus de uitgekeerde dividenden), met een absoluut maximum van € 500.000. De instellingen die aftrekbare giften kunnen ontvangen, zijn enerzijds degene die in de wet zelf vermeld zijn (art. 104, 3°, a, b, c, f en h, WIB). Het gaat onder andere om universiteiten, OCMW’s, Het Rode Kruis, enz. Anderzijds kunnen ook andere instellingen in aanmerking komen. Zij moeten hiervoor wel een erkenning aanvragen, die slechts voor een beperkte periode verleend wordt. Giften aan plaatselijke initiatieven die geen erkenning hebben, zijn nooit aftrekbaar, hoe goed bedoeld ze ook mogen zijn. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare uitgaven in de aangifte van de vennootschapsbelasting onder bepaalde voorwaarden (onder andere een attest). Wat met de BTW? Principe: BTW aanrekenen Op giften in geld is geen BTW verschuldigd. Voor giften in natura ligt dat wel anders. Als u nl. uit uw vennootschap een goed onttrekt en het wegschenkt, dan wordt deze handeling gelijkgesteld met een belastbare levering onder bezwarende titel, op voorwaarde dat de BTW bij de aankoop van dat goed of de bestanddelen ervan geheel of gedeeltelijk gerecupereerd werd (art. 12, § 1, eerste lid, 2°W. BTW). Is dat het g eval, dan is er op deze onttrekking BTW verschuldigd. Meer bepaald moet uw vennootschap dan BTW aanrekenen op de aankoopprijs of de kostprijs van de goederen, rekening houdend met de staat en de ouderdom waarin ze zich bevinden op het moment waarop ze weggeschonken worden (art. 33, § 1, 1°W. BTW). VOORBEELD Een vennootschap (kledingzaak) onttrekt aan haar goederenvoorraad een aantal kledingstukken en schenkt ze weg aan een liefdadigheidsinstelling. Destijds heeft de vennootschap de kledingstukken aangekocht voor € 1.500 excl. BTW. De aankoop-BTW (€ 315) werd volledig gerecupereerd. Op het moment van de onttrekking zijn de kledingstukken evenwel volledig uit de mode. Zij zijn nog € 400 excl. BTW waard. De vennootschap is bijgevolg € 84 (€ 400 x 21%) BTW verschuldigd aan de schatkist. Bij een onttrekking moet uw vennootschap een zgn. stuk opmaken. In feite is dit niets anders dan een factuur aan zichzelf. Dat stuk moet ook ingeschreven worden in het boek met uitgaande facturen en moet uiteraard ook verwerkt worden in de BTW-aangifte. Uitzondering: geen BTW aanrekenen Op de onttrekkingen verricht voor het verstrekken van handelsmonsters (zie 64. Monsters of staaltjes) of handelsgeschenken voor een bedrag lager dan € 50 excl. BTW (zie 82. Relatiegeschenken) moet er geen BTW aangerekend worden. Geeft de vennootschap goederen weg aan een erkende organisatie met een goed doel (bv. het Rode Kruis) die ze uitvoert buiten de Europese Unie, dan is er ook geen BTW verschuldigd (art. 42, § 3, 8°W. BTW). Hetzelfde geldt wanneer de vennootschap de goederen wegschenkt aan de slachtoffers van een ramp, zelfs binnen de EU, en de aankoopprijs van die goederen per stuk minder bedraagt dan € 50 excl. BTW (Beslissing nr. ET 22.421 van 29 januari 1976). Waarop moet u zeker letten? U heeft steeds een attest nodig van de instelling waaraan de vennootschap de gift gedaan heeft om die te kunnen aftrekken. In principe krijgt ze dat attest toegestuurd. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Het attest vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 38. Goodwill en cliënteel Volledig aftrekbaar? Menig vrij beroeper of zelfstandig ondernemer die overstapt van een eenmanszaak naar een vennootschapsvorm, laat de vennootschap de goodwill en/of het cliënteel aankopen. Dit is een gebruikelijke, fiscaalvriendelijke techniek om geld fiscaalvriendelijk aan de vennootschap te onttrekken en dit tijdens de oprichting van de vennootschap. De goodwill is in feite de goede naam van de vrije beroeper of de ondernemer. Het cliënteel is dan de verwachting dat de klanten uit het verleden ook in de toekomst zullen blijven komen. Het cliënteel is in feite het gevolg van de goodwill van de vrije beroeper of de ondernemer. Hoe regelmatiger de contacten met een vrije beroeper of een ondernemer zijn, hoe groter de waarde van het cliënteel zal zijn. VOORBEELDEN • • de klanten van een (tand)arts, een boekhouder, een accountant, een notaris, enz.; de klanten van een architect. Kosten of afschrijving? Het is een afschrijfbaar activum. Jaarlijks zal er een gedeelte afgeschreven worden. De degressieve afschrijving van cliënteel is uitgesloten (art. 63 WIB 92). De vennootschap zal ook moeten aantonen dat deze goodwill na verloop van tijd aan waarde inboet als men die wil afschrijven. Wat de afschrijvingstermijn van de goodwill betreft, aanvaardt de fiscus een looptijd van tien à twaalf jaar (Comm. IB 61/114). De rechtspraak aanvaardt soms een kortere afschrijvingstermijn (vijf jaar) bij minder duurzaam cliënteel. De fiscus doet soms moeilijk over de afschrijving van patiëntenbestanden in doktersvennootschappen als de inkomsten niet gedaald zijn. Volgens de rechter moet een doktersvennootschap het cliënteel kunnen afschrijven - in casu over tien jaar (Brussel, 25 november 2009). Als de vennootschap het cliënteel tegen een variabele prijs verwerft, dan mag ze de betaalde prijs niet onmiddellijk als beroepskosten in aftrek brengen (Hof van cassatie, 23 april 2010). Voor verworven goodwill die bijvoorbeeld over tien jaar afgeschreven wordt, moet de eerste schijf afgeschreven worden over tien jaar, de tweede schijf over negen jaar, de derde schijf over acht jaar, enz., aldus de Commissie van Boekhoudkundige Normen (CBN-advies 126/10 nr. 30 van februari 1993). De fiscus daarentegen wil elke schijf over tien jaar afgeschreven zien. De rechtbank van Bergen volgt het CBN-advies. De vennootschap moet iedere schijf delen door het aantal jaren dat overblijft tussen de datum van verwerving van het cliënteel en de datum waarop het cliënteel integraal afgeschreven moet zijn (rb. Bergen, 7 september 2010). De interesten die betaald worden wanneer er geleend werd voor de verwerving van de goodwill, zijn aftrekbaar. Wat met de BTW? De overdracht (door verkoop, inbreng in een vennootschap, …) van een handelszaak of een bedrijfsafdeling valt in principe niet onder de BTWregeling (art. 11 en art. 18, § 3 W. BTW). Enerzijds moet er op de overdracht geen BTW betaald worden en anderzijds neemt de overnemer de rechten en plichten ten aanzien van de BTW over van de overdrager. De overgedragen goederen vallen dus bij de overnemer onder hetzelfde BTW-stelsel als bij de overdrager. Waarop moet u zeker letten? Een correcte waardering van de goodwill is essentieel. Motiveer dan ook waarom de goodwill hoog geschat werd. Wie de overstap maakt van een eenmanszaak naar een vennootschap en zijn goodwill overdraagt, moet weten dat de zgn. 4x4-regel (art. 171 WIB 92), zoals gekend in de personenbelasting, geen economische maatstaf is voor de economische waarde van de goodwill. In de praktijk zal de bedrijfsrevisor de goodwill waarderen in een revisoraal verslag. De 4x4-regel bepaalt enkel het tarief voor de belastbaarheid van de verwezenlijkte meerwaarde op de goodwill in de personenbelasting. De verkopende partij (veelal een privépersoon) wordt op de gerealiseerde meerwaarde belast. Binnen bepaalde grenzen en voorwaarden kan men in de personenbelasting afzonderlijke tarieven (16,5% of 33%) genieten, waardoor de fiscale druk lager ligt dan de gangbare progressieve tarieven die we kennen in de personenbelasting. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Het verslag van de bedrijfsrevisor vormt het bewijs van de correcte waardering van de goodwill. 39. Herstellingen (algemeen) Volledig aftrekbaar? Herstellingskosten zijn aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Het betreft ineens aftrekbare kosten. Indien het niet bij een herstelling blijft, maar eerder een vervanging wordt, dan zal het een afschrijfbare investering worden. Wat met de BTW? De BTW betaald op de herstelling van een beroepsmatig gebruikt goed is terugvorderbaar volgens de gebruikelijke regels. Wat de herstelling van een wagen betreft, moet er desgevallend rekening gehouden worden met de 50%-regel (zie 7. Autokosten). Is de wagen onderworpen aan de aftrekbeperking van 50%, dan kan de BTW maar voor maximaal 50% gerecupereerd worden, ook al ligt het beroepsgebruik van de wagen hoger. Valt de wagen niet onder de 50%-regel, dan is de BTW-aftrek niet beperkt tot 50%. De BTW is dan recupereerbaar a rato van het beroepsgebruik van de wagen. Waarop moet u zeker letten? Als de vennootschap een onroerend goed laat bewonen door een bedrijfsleider of een werknemer en ze ook de onderhouds- en herstellingskosten van dat gebouw betaalt, dan zal de fiscus daarvoor een bijkomend voordeel van alle aard belasten bij de bedrijfsleider of de werknemer. De vennootschap heeft dan uitgaven gedaan die de bewoner normaal gezien zou moeten doen. Deze voordelen zijn niet inbegrepen in het forfaitaire woningvoordeel en zijn belastbaar voor hun werkelijke waarde (parl. vr. Trees Pieters nr. 420 van 22 juni 2004, V&A, Kamer, 2004-2005, nr. 089). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 40. Huur (algemeen) Volledig aftrekbaar? De huur van een onroerend goed is aftrekbaar als beroepskosten. Wel verdient het de voorkeur om in het huurcontract even na te kijken of dit überhaupt wel mag. Veel huurcontracten stellen echter dat de woning niet beroepsmatig gebruikt mag worden. De reden hiervoor zit hem meestal bij de verhuurder. Vermits een vennootschap een onroerend goed per definitie beroepsmatig gebruikt, zal de verhuurder de brutohuur moeten aangeven, met mogelijk een hogere fiscale druk tot gevolg. Niet zelden wordt er een vorm van schadevergoeding voorzien wanneer het pand tegen de regels van uw contract in beroepsmatig gebruikt wordt. De verhuurder zou dan immers een hogere huur gevraagd hebben gezien het fiscale prijskaartje. Uw vennootschap, die het onroerend goed per definitie beroepsmatig gebruikt, zal de huur ook in aftrek nemen. Wanneer het huurcontract stelt dat dit niet mag, zijn de gevolgen mogelijk verregaand. Kosten of afschrijving? De huur vormt aftrekbare kosten. Ook alle kosten die gepaard gaan met de huur, zijn aftrekbaar: verzekeringen, herstellingen, inrichtingskosten, ... Vooruitbetaalde huur vormt evenzeer onmiddellijk aftrekbare kosten. De vennootschap hoeft de aftrekbaarheid van de kosten niet te spreiden (Comm. IB 49/13). De vooruit ontvangen huur kan echter wel gespreid belast worden bij de natuurlijke persoon (Comm. IB 13/5, 6°). Dit kan fiscaal gezien interessant zijn. Wat met de BTW? De verhuur van een gebouw (bv. een kantoorruimte, een fabriekspand, …) is in principe vrijgesteld van BTW (art. 44, § 3, 2°W. BTW). Uitzonderingen hierop zijn onder meer de verhuur van een opslagruimte en de verhuur van een garage (los van de huur van een gebouw) én de onroerende leasing. Als de verhuurder ten onrechte BTW aanrekent op de verhuur van het onroerend goed, dan kan deze BTW door de huurder niet gerecupereerd worden. Enkel de wettelijk verschuldigde BTW is immers aftrekbaar. Is één van de vermelde uitzonderingen van toepassing en rekent de verhuurder dus terecht BTW aan op de verhuur van het onroerend goed, dan kan die door de BTW-plichtige vennootschap gerecupereerd worden als en in de mate waarin het pand aangewend wordt voor de uitoefening van haar economische activiteit. TIP. De huur van een garage wordt niet beschouwd als een autokost die (desgevallend) onderworpen is aan de 50%-regel. Speciaal geval: verbouwingswerken door de huurder Wanneer een BTW-plichtige huurder herstellings-, onderhouds-, omvormings- of verbeteringswerken laat uitvoeren aan een gehuurd onroerend goed dat hij (geheel of gedeeltelijk) gebruikt voor de uitoefening van zijn economische activiteit, kan hij de BTW (geheel of gedeeltelijk) recupereren. Indien de huurder de door hem gedane kosten op de één of andere wijze terugbetaald krijgt van de eigenaar (of van de hoofdhuurder), dan wordt hij geacht een belastbare dienst verstrekt te hebben aan die eigenaar (of de hoofdhuurder) en dit met toepassing van de commissionairsstructuur (art. 20, § 1 W. BTW). Dit impliceert dat er een factuur uitgereikt moet worden door de huurder volgens de gebruikelijke regels en dat er BTW op de toegekende som verschuldigd is (Beslissing nr. ET 9.284 van 27 januari 1972 en Gent, 27 januari 2004). Waarop moet u zeker letten? Als de vennootschap een onroerend goed van haar bedrijfsleider huurt, bestaat het risico op een huurherkwalificatie, waarbij een deel van de huur (de zgn. overdreven huur) geherkwalificeerd wordt in een fiscaal gezien minder interessant inkomen. De huurwaarborg is in principe geen aftrekbare kost, tenzij deze borg voor de huurder definitief verloren gaat. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 41. Huur (bedrijfsmateriaal) Volledig aftrekbaar? De huur van bedrijfsmateriaal is aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. De huur van een personenwagen, stationwagen of minibus is beperkt fiscaal aftrekbaar in functie van de CO2-uitstoot van het voertuig (zie 7. Autokosten). Wat met de BTW? De BTW is volledig aftrekbaar in de mate waarin de bestemming beroepsmatig is. Voor wagens moet er desgevallend rekening gehouden worden met de 50%-regel (zie 7. Autokosten). Is de geleasde wagen nl. onderworpen aan de aftrekbeperking van 50%, dan kan de BTW maar voor maximaal 50% gerecupereerd worden, ook al ligt het beroepsgebruik van de wagen hoger. Valt de geleasde wagen niet onder de 50%-regel, dan is de BTW-aftrek niet beperkt tot 50%. De BTW is dan recupereerbaar a rato van het beroepsgebruik van de wagen. Waarop moet u zeker letten? In sommige gevallen is het interessant dat u als bedrijfsleider bepaalde activa aan de vennootschap verhuurt, bv. de wagen. Vandaag de wagen verkopen aan de vennootschap, terwijl die binnenkort toch vervangen wordt, is echter geen goed idee. U kunt de wagen dan beter niet overdragen. De ontvangen vergoeding voor de verhuur van roerende goederen wordt belast als een roerend inkomen in de personenbelasting. Deze taxatie kan echter gunstig zijn. Het netto-inkomen is immers afzonderlijk belastbaar tegen 15% (te verhogen met de gemeentebelasting). Het nettoinkomen bedraagt het bruto huurbedrag verminderd met de werkelijke kosten of met een forfaitaire kostenaftrek van 15%. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 42. Huur van onroerend goed (betaald aan de bedrijfsleider) Volledig aftrekbaar? Als de bedrijfsleider (al dan niet samen met zijn/haar partner) een onroerend goed privé aankoopt en dat verhuurt aan de vennootschap, dan is de huur aftrekbaar voor de vennootschap. Er zijn echter wel fiscale gevolgen mogelijk voor de bedrijfsleider. De vennootschap zal haar bedrijfsleider hiervoor uiteraard vergoeden. De huur die de bedrijfsleider mag aanrekenen, wordt echter beperkt om nog gecatalogiseerd te kunnen worden als een onroerend inkomen: 5/3 X KI X REVALORISATIECOËFFICIËNT (AJ. 2011 = 3,87) Het surplus zal geherkwalificeerd worden als een beroepsinkomen, wat een hogere fiscale druk zal betekenen en mogelijk ook een verhoging qua sociale zekerheidsbijdragen. Ook de interesten van een (hypothecaire) lening kunnen niet in mindering gebracht worden van het geherkwalificeerde inkomen. Dit kan enkel ten behoeve van het onroerend inkomen. Het KI wordt immers nog altijd vastgelegd op grond van de normale netto huurwaarde met als referentietijdstip 1 januari 1975. Hierdoor kunnen we stellen dat de huurprijs in de meeste gevallen niet zo hoog zal liggen, zonder het herkwalificatiegevaar uit te schakelen. Deze regel geldt weliswaar enkel ten gevolge van een verhuur door de bedrijfsleider (de eerste categorie) aan de vennootschap en niet door een derde. De partner van de bedrijfsleider, die zelf geen bedrijfsleider is, kan m.a.w. ook een stuk verhuren aan de vennootschap zonder dat er voor dat gedeelte rekening gehouden hoeft te worden met het wettelijke maximum. Hierbij zal dus ook het huwelijkscontract van belang zijn. VOORBEELD Het gebouw is eigendom van zowel de man als de vrouw (gemeenschappelijk vermogen). Het niet-geïndexeerde KI bedraagt € 3.000 en wordt voor € 8.000 per jaar voor 1/3 verhuurd aan de vennootschap, waar enkel de man bedrijfsleider is. MAN VROUW KI € 3.000 / 3 x 50% = € 500 € 3.000 / 3 x 50% = € 500 Huur € 8.000 x 50% = € 4.000 € 8.000 x 50% = € 4.000 Personenbelasting Huurinkomen 5/3 x 3,87 x € 500 = € 3.225 €0 Herkwalificatie loon € 4.000 - € 3.225 = € 775 € 4.000 Binnen deze bepaalde grens (€ 3.225 en € 4.000) zal de huur een onroerend inkomen uitmaken. De fiscale weerslag is dat de belastingplichtige belast zal worden op de nettohuur waarvan nog interesten in aftrek genomen kunnen worden. Kosten of afschrijving? De huur betreft fiscaal aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De huur van een gebouw is in principe vrijgesteld van BTW (zie 40. Huur (algemeen)). Waarop moet u zeker letten? In de praktijk merken we dat de verdeling van het onroerend goed en de desbetreffende huur al eens vergeten worden wanneer het onroerend goed niet enkel eigendom is van de bedrijfsleider. Dit is echter niet zonder belang. De herkwalificatie geldt niet voor de verhuur van een terrein. Enkel de onroerende verhuur kan getroffen worden door de fiscale huurherkwalificatie, niet een roerend gedeelte. Als u als bedrijfsleider een gemeubeld bureau i.p.v. enkel een lege bureauruimte verhuurt aan uw vennootschap, dan kan het stuk van de huurprijs dat slaat op de meubels niet geherkwalificeerd worden. Als u voor de onroerende en de roerende verhuur tezamen een globale prijs aanrekent, dan wordt het deel dat slaat op het meubilair forfaitair geraamd op 40% van de totale huurprijs (art. 4 KB/WIB 92). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 43. Huwelijkspremie Volledig aftrekbaar? Een huwelijkspremie die de vennootschap toekent aan een personeelslid of een bedrijfsleider betreft een sociaal voordeel. Een sociaal voordeel is niet belastbaar voor de werknemer, maar in principe ook niet aftrekbaar voor de werkgever. In dit geval zijn de spelregels echter anders. Huwelijkspremies zijn voor de werkgever nl. toch volledig aftrekbaar als beroepskosten (Ci.RH. 242/588.226 (AOIF 30/2008) d.d. 22.09.2008). Een huwelijkspremie kan zowel in geld, in natura als in de vorm van cadeaubonnen of geschenkcheques toegekend worden en dit ter gelegenheid van het huwelijk of de wettelijke samenwoning van een werknemer (het hoeft echter niet te gaan om het eerste huwelijk of de eerste wettelijke samenwoning van de werknemer). Er is wel een limietbedrag ingevoerd. De premie is bij de werknemer niet belastbaar (het is dus een zgn. vrijgesteld sociaal voordeel) tot een maximum van € 200. Bij de werkgever is de kostprijs voor hetzelfde limietbedrag van € 200 altijd volledig aftrekbaar als beroepskosten. Wanneer de grens van € 200 overschreden wordt, moet het verschil tussen de toegekende premie en het limietbedrag van € 200 beschouwd worden als een belastbaar voordeel van alle aard voor de werknemer. De werkgever kan echter de volledig toegekende premie aftrekken als beroepskosten voor zover hij het bedrag boven het limietbedrag van € 200 vermeldt op de individuele fiche van de werknemer. Voor wie in het huwelijk treedt of wettelijk gaat samenwonen, is dit dus een fiscaal gezien interessant voordeel. Kosten of afschrijving? We verwijzen naar hetgeen reeds vermeld werd. Wat met de BTW? Wordt de huwelijkspremie toegekend in geld of in de vorm van een cadeaubon, dan zijn er geen BTW-aspecten waarmee men rekening moet houden. Gebeurt de toekenning in de vorm van een geschenk, dan is de BTW niet recupereerbaar (zie 36. Geschenken en geschenkcheques). Waarop moet u zeker letten? Een huwelijkspremie van maximaal € 200 die toegekend wordt in geld, in de vorm van een geschenk of in de vorm van cadeaubons is vrij van sociale zekerheidsbijdragen. Indien dat bedrag overschreden wordt, zijn er bijdragen verschuldigd op het verschil. Voor feitelijke samenwoning geldt dit fiscaal regime niet. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Houd de bankrekeninguittreksels bij als de vennootschap een premie in geld betaalt. De aankoopfacturen dienen als bewijs van een premie in natura. 44. Huwelijks- en communiefeesten Volledig aftrekbaar? Bij bepaalde privégebeurtenissen worden er vaak beroepsmatige relaties uitgenodigd, bv. op het huwelijksfeest van de zoon of dochter van de bedrijfsleider, een huwelijksjubileum, een communiefeest, enz. Voor de fiscus is een huwelijksfeest of een communiefeest van het kind van de bedrijfsleider of een werknemer een privé-aangelegenheid (vraag van Dhr. Daems van 24 november 1998). De rechters zijn geneigd om dit strenge administratieve standpunt te volgen, maar niet iedereen doet dat. Het Gentse Hof van beroep sprak zich bv. uit over de aftrekbaarheid van de kosten van een huwelijksfeest gehouden ter ere van het huwelijk van de dochter van de zaakvoerder van een boekhoudkantoor (BVBA). De vennootschap betaalde deze kosten (Gent, 17 juni 2008). Hoewel een huwelijksfeest in essentie een privé-aangelegenheid is, kan niet uitgesloten worden dat er ook zakenrelaties uitgenodigd worden met het oog op het bestendigen, het onderhouden of het tot stand brengen van goede zakelijke betrekkingen. Volgens het Hof kan het onderhouden van goede zakenrelaties als noodzakelijk aangemerkt worden voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van het boekhoudkantoor. Het Gentse Hof van beroep aanvaardde gedeeltelijk de kosten van een huwelijksreceptie ter ere van het huwelijk van de dochter van een notaris die betaald werden door zijn vennootschap. Het Hof erkent dat een huwelijk in essentie een privé-aangelegenheid is, maar dat sluit niet uit dat er bestaande en potentiële zakenrelaties uitgenodigd worden. De kosten van de receptie zijn voor de helft beroepsmatig omdat de vennootschap aantoonde dat maar de helft van de aanwezigen zakenrelaties waren. Omwille van de 50%-aftrekbeperking voor receptiekosten vormt uiteindelijk 25% van de totale factuur een aftrekbare kost (Hof van beroep Gent, 2 februari 2010). In de optiek van de Gentse rechtspraak kan de bijdrage in de kosten van het huwelijksfeest een aftrekbare beroepskost vormen, maar dan moet de vennootschap wel het bewijs leveren dat het gaat om kosten die gedaan of gedragen zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Zorg ervoor dat u de aanwezigheid van die zakenrelaties ook effectief kunt bewijzen. Het voorleggen van de lijst met uitgenodigden is niet voldoende. Er kan zo bv. niet concreet aangetoond worden dat de vermelde zakenrelaties in werkelijkheid ook effectief naar het huwelijksfeest gekomen zijn. Het Hof stelt zich ook de vraag of de opgesomde invités wel degelijk allemaal zakenrelaties zijn. De lijst met namen (zelfs met vermelding van hun beroep en functie) is - aldus het Hof - een bewijsstuk dat door de belastingplichtige zelf opgesteld werd en dat daarom niet voldoende bewijskrachtig is. Een goed gestoffeerd dossier is dus absoluut noodzakelijk. Voorzie bv. op het huwelijksfeest een apart gastenboek voor zakenrelaties waarin deze hun gelukwensen voor het echtpaar kunnen neerpennen. TIP. Werk met een verdeelsleutel en overdrijf niet met het aandeel van de zakenrelaties op het feest. LET OP 1! De kosten van een huwelijksreceptie of huwelijksfeest zijn nooit voor 100% aftrekbaar. Het zijn nl. receptiekosten en die zijn sowieso slechts voor 50% aftrekbaar (art. 53, 8°WIB 92) in de mate waarin ze betrekking hebben op uw zakenrelaties. Het niet-beroepsmatige saldo maakt in principe een belastbaar voordeel van alle aard uit voor de bedrijfsleider (of een werknemer). De door de vennootschap gemaakte kosten zijn dan in principe aftrekbaar in de vennootschap omdat die belast moeten worden bij de genieter als bezoldiging. Het gaat dan in principe om kosten die normaal gezien niet thuishoren in de vennootschap, maar die door de bedrijfsleider privé betaald zouden moeten worden. De vennootschap heeft hier niet de keuze om te opteren voor een te verwerpen uitgave in de vennootschap of een belastbaar voordeel van alle aard bij de bedrijfsleider. Dit werd vroeger reeds bevestigd in een aantal parlementaire vragen (vraag nr. 68 van de heer Hatry d.d. 22.03.1996 Bull. nr. 764, p. 2.020 en vraag nr. 948 van de heer Ghesquière d.d. 08.03.1994 - Bull. nr. 740, p. 1.618). Dit principe heeft ook het Hof van beroep van Luik gevolgd (Luik, 15 februari 2006). Er bestaat echter nog een bijkomend gevaar. Voor elk voordeel dat de bedrijfsleider geniet en waarvoor de vennootschap geen fiche opgesteld heeft, riskeert de vennootschap nl. een taxatie geheime commissielonen (tegen 309%!). Men kan ‘ontsnappen’ aan deze 309% belasting door een akkoord te sluiten met de fiscus. In de praktijk laat de controleur de 309% taxatie vallen als de bedrijfsleider akkoord gaat om het voordeel bij hem te belasten als een bezoldiging in de personenbelasting. Sommige belastingdiensten staan ook toe dat de vennootschap het voordeel alsnog als een opbrengst uitdrukt via het debiteren van de rekening-courant van de bedrijfsleider. Veelal zal de tweede mogelijkheid de voorkeur wegdragen. Hierdoor is er van een voordeel van alle aard geen sprake meer en dus ook niet meer van een taxatie als beroepsinkomsten in de personenbelasting (anders riskeert men mogelijk ook bijkomende sociale zekerheidsbijdragen). LET OP 2! Door het uitdrukken van zulke correctieboeking neemt de vennootschapswinst wel toe (en dus ook de vennootschapsbelasting) en de toename van de rekening-courant betekent ook dat er hierop rente verschuldigd is zolang deze rekening-courant niet afgelost wordt. Wie de rente niet betaalt, ondergaat een belastbaar voordeel van alle aard tegen een rentetarief van 10,30% (dit was het tarief voor inkomstenjaar 2009, wat momenteel het laatst gekende tarief is). Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De BTW is in principe niet terugvorderbaar. Het gaat immers om kosten van onthaal (zie 79. Receptiekosten). Waarop moet u zeker letten? Een lijst van de aanwezige zakenrelaties zodat het beroepsmatige karakter aangetoond kan worden, is een noodzaak in de bewijsvoering. U kunt dit bv. doen met de verstuurde uitnodigingen en de formele bevestiging van hun komst (per brief, via e-mail, via een website). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 45. Interesten rekening-courant (RC) Volledig aftrekbaar? Het is gebruikelijk dat menig vennootschap die geld nodig heeft dit niet altijd volledig ontleent bij haar huisbankier, maar een beroep doet op haar bedrijfsleider of haar aandeelhouder. De reden hiervoor is meestal fiscaal geïnspireerd. De interesten die de vennootschap betaalt, zijn immers aftrekbaar en de opbrengst (de interest) wordt matig belast bij de genieter. Dit is zowaar een fiscaal gezien interessante manier van werken, ware het niet dat de wetgever ingegrepen heeft door dit systeem aan banden te leggen. Wanneer de opgelegde grenzen (zie verder) overschreden worden, dan wordt de interest fiscaal gezien als een uitgekeerd dividend aanzien, wat behoorlijk wat nadelige fiscale gevolgen oplevert. Technisch gezien spreken we over de ‘herkwalificatie van de interesten in een dividend’. De opgelegde limiet (zie verder) is van toepassing wanneer een natuurlijke persoon die aandeelhouder is van de vennootschap of de bedrijfsleider (van de eerste categorie, m.a.w. de bestuurder of de zaakvoerder) of diens echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende partner of hun minderjarige kinderen een voorschot toegestaan hebben aan die vennootschap. De limiet bedraagt hier een voorschot waarvan het aangerekende rentepercentage meer bedraagt dan de marktrente en/of wanneer het voorschot het totaalbedrag van het gestorte kapitaal bij het einde van het belastbaar tijdperk verhoogd met de belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk overtreft. VOORBEELD Een vennootschap (die haar boekjaar afsluit per 31 december) heeft op het einde van het boekjaar een gestort kapitaal van € 50.000. De belaste reserves van het begin van het boekjaar bedragen € 20.000. De bedrijfsleider heeft een bedrag van € 100.000 geleend aan de vennootschap tegen een rentevoet van 10%. De marktrente voor zo’n lening bedraagt 7%. Wat zijn de fiscale gevolgen? Betaalde interest door de vennootschap: € 100.000 x 10% = € 10.000. Herkwalificatiegedeelte: € 30.000 x 10% = € 3.000 € 70.000 x 3% = € 2.100 TOTAAL € 5.100 Het saldo van € 4.900 aan interesten blijft fiscaal aftrekbaar in de vennootschap en wordt belast tegen 15% roerende voorheffing. Met een voorschot bedoelen we ‘elke al dan niet door effecten vertegenwoordigde geldlening’. De herkwalificatie van interesten heeft de afgelopen jaren veel rechtspraak opgeleverd, vooral voor de vorderingen die in rekening-courant geboekt zijn. De kern van de zaak draait rond de omschrijving van het begrip geldlening. Volgens het Hof van cassatie kan een vordering in rekening-courant een geldlening uitmaken, maar deze inschrijving op rekening-courant impliceert niet noodzakelijk het bestaan van een geldlening (cassatie, 16 november 2006). Bij gebrek aan een specifieke fiscale definitie moet een geldlening in zijn burgerrechtelijke betekenis uitgelegd worden. Een geldlening is de overhandiging van een som geld met de verplichting om die terug te betalen. Een vordering die ontstond uit de niet-betaling van de verkoopprijs is géén geldlening. Bijgevolg kunnen de nalatigheidsinteresten bij laattijdige betaling van die verkoopprijs niet in dividenden geherkwalificeerd worden (cassatie, 4 september 2009). Het Hof van cassatie herhaalde haar stelling. Het aan de vennootschap gegeven uitstel van de volledige betaling van de koopprijs is in de regel geen geldlening gegeven door de verkoper aan de koper, zodat de interest op die schuld in principe niet geherkwalificeerd kan worden. Er mag dan echter geen sprake zijn van een verdoken geldlening, onder het mom van de niet-betaling van een schuld (cassatie, 20 mei 2010). In een vierde arrest gaf het Hof van cassatie de fiscus toch gelijk. Het ging ook over een verkoop met uitstel van betaling. De fiscus bewees in deze zaak aan de hand van de feitelijke elementen dat het uitstel van betaling omgezet was in een geldlening (via de zgn. schuldvernieuwing). Er was geen terugbetalingstermijn afgesproken (dit wijst erop dat de partijen de bedoeling hadden om de koopprijs op langdurige wijze ter beschikking te stellen aan de koper), de koopprijs was geboekt als een ‘schuld op meer dan één jaar’ en de vennootschap had de interest geboekt als een ‘interest lening aandelen’. Door deze feitelijke elementen besloot de rechter dat het een verdoken geldlening betrof waardoor herkwalificatie van interest wél mogelijk was (cassatie, 15 oktober 2010). Kosten of afschrijving? We verwijzen naar hetgeen reeds vermeld werd. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Een gedeelte van de lening opsplitsen in een rentegevend en een renteloos voorschot is niet zonder gevaar. Wanneer beide voorschotten op verschillende rekeningen staan in de boekhouding, hoeft het renteloze voorschot echter niet in aanmerking genomen te worden om te bepalen of de grens overschreden werd, dit op voorwaarde dat beide voorschotten uit verschillende leningsovereenkomsten bestaan, dus niet wanneer beide voorschotten hun oorsprong vinden in de splitsing van één enkel vooraf bestaand voorschot. Op basis van het gevreesde antirechtsmisbruikartikel, nl. art. 344, § 1, WIB 92, kan dit bestreden worden. De fiscale gevolgen van een herkwalificatie kunnen aanzienlijk zijn: er is steeds 25% roerende voorheffing verschuldigd in plaats van 15% roerende voorheffing; er is vennootschapsbelasting verschuldigd op het geherkwalificeerde bedrag; de vennootschap verliest (mogelijk) het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting als het bedrag van de uitgekeerde dividenden groter is dan 13% van het gestorte kapitaal bij het begin van het boekjaar. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 46. Interesten van leningen Volledig aftrekbaar? Interesten van leningen gesloten bij financiële instellingen zijn aftrekbaar voor de vennootschap. Hierbij denken we in het bijzonder aan een financiering voor een wagen, een onroerend goed, een machine, enz. Vennootschappen die voldoende financiële middelen hebben, doen er misschien beter aan om deze middelen aan te wenden voor de investering, m.a.w. cash te betalen in plaats van te ontlenen. Een vennootschap die interesten betaalt, kan die in aftrek nemen, maar de interesten die zij ontvangt op haar belegging (bv. op een termijnrekening), zijn belastbaar. In de personenbelasting is dit anders. Een zelfstandige doet er daar immers beter aan om te lenen voor de investering in plaats van het eigen spaargeld aan te spreken. De interesten zijn enerzijds immers aftrekbaar als beroepskosten (wat een besparing in de personenbelasting en van de sociale bijdragen betekent) en anderzijds wordt de beleggingsopbrengst matig (de roerende voorheffing) of niet belast. Kosten of afschrijving? De interest is fiscaal aftrekbaar. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Interesten op de rekening-courant (zie hierboven). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De financiële instelling verstuurt een attest waarop de interestlast vermeld wordt of de interestlast kan berekend worden op basis van de aflossingstabel. 47. Investeringsaftrek Volledig aftrekbaar? Vennootschappen die investeren in bepaalde nieuwe (im)materiële vaste activa en die deze investeringen in België gebruiken, kunnen een investeringsaftrek toepassen. Het betreft een extra aftrek boven op de afschrijvingen. Het moet wel gaan om nieuwe investeringen in materiële en immateriële vaste activa die afschrijfbaar zijn over minstens drie jaar. Personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik zijn uitgesloten. Het gebruik van de activa mag ook niet afgestaan zijn aan derden (bv. geen verhuur), tenzij aan een ondernemer of een vrije beroeper die die activa aanwendt voor zijn beroepswerkzaamheid. Voor vennootschappen is de gewone investeringsaftrek op nul gezet, behoudens enkele uitzonderingen. Wel werd er in een overgangsregeling voorzien, bv. voor de gespreide investeringsaftrek, die al eerder in aftrek genomen werd. Als die ontstaan is in aanslagjaar 2006 of vorige, dan blijft die verder plaatsvinden. De volgende investeringsaftrek is overgebleven voor vennootschappen (percentages voor aanslagjaar 2012). Investeringsaftrek in één keer octrooien, energiebesparende investeringen en milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling, investeringen in rookafzuig- of verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen en investeringen in oplaadstations voor elektrische voertuigen (sinds 01.01.2010): 13,5%; investeringen ter aanmoediging van het hergebruik van verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten: 3,5%; investeringen inzake de beveiliging van beroepslokalen en bedrijfsvoertuigen: 20,5%. Deze aftrek van 20,5% is voorbehouden aan een vennootschap die aan één van de volgende definities voldoet: de aandelen behoren voor meer dan de helft toe aan één of meer natuurlijke personen die de meerderheid van het stemrecht vertegenwoordigen (ze maken ook geen deel uit van een coördinatiecentrum); het gaat om een zgn. kleine vennootschap (volgens art. 15, W. Venn. - zie hierboven). Gespreide investeringsaftrek Vennootschappen kunnen voor de milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling ook opteren voor een verhoogde gespreide aftrek: 20,5%. NOOT 1. Vennootschappen hebben echter de mogelijkheid om te kiezen voor een verrekenbaar ‘belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling’ in plaats van voor de aftrekbare investeringsaftrek voor octrooien en milieuvriendelijke investeringen. Er bestaan twee opties: het eenmalige of het gespreide belastingkrediet. Het eenmalige belastingkrediet Dit bekomen we door het algemene tarief van de vennootschapsbelasting (33,99%) te vermenigvuldigen met de aanschaffingswaarde van het octrooi of de milieuvriendelijke investering in onderzoek en ontwikkeling en met 13,5% (het percentage van de eenmalige investeringsaftrek voor octrooien en milieuvriendelijke investeringen voor aanslagjaar 2012). Het gespreide belastingkrediet Voor de milieuvriendelijke investeringen kan de vennootschap evenwel het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling spreiden over de afschrijvingsperiode van die vaste activa. Dit belastingkrediet is gelijk aan de vermenigvuldiging van het algemene tarief van de vennootschapsbelasting (33,99%) met de afschrijvingen en met 20,5% (het percentage van de verhoogde gespreide investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling voor aanslagjaar 2012). NOOT 2. Wanneer naar aanleiding van bv. de verkoop van een vast activum waarvoor het gespreide belastingkrediet genomen werd het totaal van de tot dan toe verrekende gespreide belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling lager is dan het eenmalige belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling (mocht de vennootschap dit verkozen hebben), dan kan het verschil alsnog in aanmerking komen voor een aanvullend belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling. Kosten of afschrijving? Het betreft een extra fiscale aftrek buiten de boekhouding die plaatsvindt via de fiscale aangifte. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? De vennootschap moet het formulier 276 U toevoegen aan haar aangifte. Voor de aftrek voor de beveiliging van de beroepslokalen moet er ook een attest zijn dat bevestigt dat de installatie goedgekeurd werd door de ambtenaar die belast is met de adviezen inzake technopreventie in de politiezone waar die activa gebruikt worden. De wijze waarop de vennootschap het belastingkrediet precies moet boeken en de invloed van het belastingkrediet op de notionele interestaftrek wordt door de fiscus toegelicht in een circulaire (Ci.RH. 421/579.072 (AOIF 60/2010) van 10 september 2010). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 48. Investeringsreserve Volledig aftrekbaar? Het betreft hier geen aftrekbare kosten, maar een (tijdelijke) vrijstelling van een deel van de belastbare winst. Kleine vennootschappen hebben de mogelijkheid om ten belope van een bepaald bedrag een vrijgestelde investeringsreserve aan te leggen. De voorwaarde om in aanmerking te komen is de definitie van art. 15 W. Venn. (sinds aanslagjaar 2010). Ook voor de hangende geschillen m.b.t. vorige aanslagjaren staat de fiscus de investeringsreserve toe aan kleine vennootschappen, zoals bedoeld in artikel 15 W. Venn., zelfs al waren ze destijds onderworpen aan het volle tarief van de vennootschapsbelasting (instructie Ci.RH. 421/593.336 (AOIF nr. 12/2010) van 9 maart 2010). Ook hier zijn er behoorlijk wat voorwaarden die gerespecteerd moeten worden. De investeringsreserve moet binnen een bepaalde periode geherinvesteerd worden in bepaalde activa. De termijn waarbinnen er belegd moet worden, is drie jaar vanaf de eerste dag van het belastbaar tijdperk waarin de investeringsreserve aangelegd is. De investering moet gebeuren in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa die (in principe) in aanmerking kunnen komen voor de investeringsaftrek. Wordt er echter niet correct geïnvesteerd binnen de drie jaar, dan wordt de investeringsreserve aangemerkt als winst van het belastbaar tijdperk waarin de investeringstermijn verstreken is. Ook de geïnvesteerde activa moeten echter gedurende drie jaar behouden blijven in de vennootschap, anders zal er verhoudingsgewijs een gedeelte als belastbare winst aangemerkt worden. De berekening van de investeringsreserve is geen sinecure. Vooreerst wordt de investeringsreserve slechts vrijgesteld ten belope van 50% van het gereserveerde belastbaar resultaat van het belastbaar tijdperk vóór de aanleg van de investeringsreserve en wordt die verminderd met een aantal zaken (de vrijgestelde verwezenlijkte meerwaarden op aandelen, het vrijgestelde gedeelte van de verwezenlijkte meerwaarde op personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik, minibussen, enz.). Ten tweede wordt de investeringsreserve slechts vrijgesteld voor zover en in de mate waarin de belaste reserves vóór de aanleg van de investeringsreserve op het einde van het belastbaar tijdperk hoger zijn dan de belaste reserves op het einde van het vorige belastbaar tijdperk waarin er voor het laatst het voordeel van de investeringsreserve genoten is. Ten slotte wordt het gereserveerde belastbaar resultaat dat na vermindering in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de investeringsreserve in elk geval beperkt tot € 37.500. De maximale vrijstelling bedraagt dan 50% van € 37.500, ofwel € 18.750. Het is bijna niet meer mogelijk om de investeringsreserve te berekenen zonder de nodige gespecialiseerde software. Kosten of afschrijving? We verwijzen naar hetgeen reeds vermeld werd. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Kiest uw vennootschap voor een bepaald jaar voor de investeringsreserve, dan kan zij voor dat jaar én voor de twee daaropvolgende jaren de notionele interestaftrek niet genieten. De vennootschap moet bij haar aangifte een formulier 275 R voegen. Dit moet voor het aanslagjaar waarvoor de reserve aangelegd wordt, maar ook voor de volgende aanslagjaren tot wanneer de investering verricht moet zijn. LET OP! Het bedrag van de investeringsreserve moet op een afzonderlijke passiefrekening geboekt worden en daar behouden blijven (de zgn. onbeschikbaarheidsvoorwaarde). Dit betekent dat finaal bij de vereffening van de vennootschap de investeringsreserve alsnog belast zal worden. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 49. Jobstudent Volledig aftrekbaar? Een vennootschap die een jobstudent in dienst neemt, kan de betaalde bezoldiging fiscaal in aftrek nemen. Kosten of afschrijving? Het betreft fiscaal aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De BTW op het commissieloon dat aangerekend wordt door het interimkantoor is terugvorderbaar. Waarop moet u zeker letten? De jobstudent kan één van de kinderen van de bedrijfsleider zijn. Hier heeft de vennootschap een voordeel ten opzichte van de zelfstandige (winsten/baten). Wanneer deze zelfstandige een kind in dienst neemt, verliest hij immers het fiscale voordeel dat voortvloeit uit het feit dat hij dit kind ten laste heeft. Ook hier moeten er de nodige fiches opgemaakt worden. LET OP! Kinderen mogen slechts een bepaald inkomen genieten opdat ze fiscaal gezien nog beschouwd kunnen worden als zijnde ten laste. Voor kinderen van gehuwden of wettelijk samenwonenden is het grensbedrag dat het kind als bestaansmiddelen mag genieten gelijk aan € 2.890 netto (aanslagjaar 2012). Voor kinderen van alleenstaanden ligt de grens hoger, namelijk op € 4.170 netto (aanslagjaar 2012) en voor een gehandicapte student ten laste van een alleenstaande ligt de grens op € 5.290 (aanslagjaar 2012). Hier is ondertussen verandering in gekomen. Voortaan gelden er bedragen die niet langer van belang zijn. Met onderhoudsgeld (tot € 2.890 voor aanslagjaar 2012) en met de inkomsten van (bepaalde) studentenarbeid moet er voortaan bv. geen rekening meer gehouden worden. Van het brutobedrag mag men de beroepskosten nog in aftrek nemen om dit grensbedrag te berekenen. Dit kunnen de bewezen beroepskosten zijn of de forfaitaire regeling (20% met een minimum van € 400). Sinds 1 juli 2005 mag de student (tewerkgesteld met een studentenovereenkomst!) 46 dagen werken (voorheen was dat slechts 23 dagen). Dit heeft enerzijds zijn belang met betrekking tot de ‘normale’ sociale bijdragen en anderzijds met betrekking tot de bedrijfsvoorheffing. In de maanden juli, augustus en september zijn dit 23 dagen en buiten deze periode zijn dit eveneens 23 dagen. Voor de maanden juli tot en met september is er een verminderde sociale zekerheidsbijdrage (een solidariteitsbijdrage) verschuldigd van 7,5%. Hiervan is 5% ten laste van de werkgever en 2,5% van de student. Voor de 23 dagen buiten de zomermaanden (sinds 1 oktober 2005) is er eveneens een bijdrage verschuldigd, maar die ligt hoger, namelijk op 12,5%, waarvan 8% ten laste is van de werkgever en 4,5% van de student. Het is duidelijk dat de voorwaarden strikt geïnterpreteerd moeten worden. Wanneer een student ervoor opteert om tijdens de maanden juli én augustus te werken of als zelfstandige, dan zal hij weinig boodschap hebben aan deze regeling. Zonder een wijziging aan de grens wat betreft de bestaansmiddelen zou een student die meer dan 23 dagen per jaar werkt echter niet langer ten laste zijn van zijn ouders. Hij verdient immers te veel. Om hieraan te verhelpen, wordt er geen rekening gehouden met het eerste bedrag van bruto € 2.410 (aanslagjaar 2012) uit een studentenovereenkomst. Daardoor zal een kind met een studentenjob in veel gevallen toch nog fiscaal aanzien worden als zijnde ten laste. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 50. Kledij Volledig aftrekbaar? Met uitzondering van de ‘specifieke beroepskledij’, zijn kledijkosten fiscaal niet aftrekbaar. Met kledij waarvan de kosten niet meer aftrekbaar zijn, wordt de kleding bedoeld die in het dagelijkse leven gedragen wordt of die dienst kan doen als stads-, avond- en ceremoniekledij of als reis- en vrijetijdskledij. De kosten voor werkkledij zijn wel aftrekbaar in de volgende gevallen - de zgn. specifieke beroepskledij: die opgelegd is door de reglementering op de arbeidsbescherming of die opgelegd is door een collectieve arbeidsovereenkomst (een CAO); die bij het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid gedragen wordt, hieraan aangepast is en die ingevolge die beroepswerkzaamheid verplicht, noodzakelijk of gebruikelijk is. Evidente voorbeelden van aftrekbare kledijkosten zijn de uniformen van hostessen, portiers, kamerbewaarders en privébewakers, de kleding van artsen en verplegers, de werkschorten van slagers, de toga’s van advocaten, koksmutsen, de veiligheidsschoenen van garagisten, het verplichte basisuniform voor buschauffeurs van De Lijn, enz. De niet-aftrekbare kledijkosten die de vennootschap ten laste neemt, maken volgens de minister van Financiën een belastbaar voordeel van alle aard uit voor de werknemer of de bedrijfsleider die deze kleding draagt. De vennootschap kan deze kledingkosten dan wel aftrekken mits ze een fiscale fiche opstelt. De minister stelde ook dat vennootschappen die niet-aftrekbare kledingkosten ten laste nemen niet kunnen kiezen om deze kosten in de verworpen uitgaven te steken. Het zijn belastbare voordelen van alle aard die belast moeten worden bij de genieters (parl. vr. nr. 102, I. Claes, 29 april 2008, V&A, Kamer, 2007-2008, nr. 31, d.d. 18 augustus 2008, p. 7.923). In 2009 heeft de minister zijn harde standpunt nogmaals herhaald. Als de vennootschap bepaalde kledingkosten ten onrechte beschouwd heeft als verworpen uitgaven, dan kan de fiscus ze toch nog altijd aanmerken als een belastbaar voordeel van alle aard voor de werknemer of de bedrijfsleider (parl. vr. nr. 15.307, Dhr. Hamal, 28 oktober 2009, Kamercommissie Financiën en Begroting, Comm. 687, p. 6). Kosten of afschrijving? Enkel kledij die beantwoordt aan het begrip ‘specifieke beroepskledij’ is dus aftrekbaar zonder fiscaal gevolg voor de genieter. Wat met de BTW? De BTW op kosten voor kledij is in beginsel niet recupereerbaar, aangezien ervan uitgegaan moet worden dat deze kosten normaal gezien een privékarakter hebben. Wel aftrekbaar is de BTW op specifieke beroepskledij die ook in de directe belastingen aftrekbare beroepskosten uitmaakt. Het recht op aftrek is in elk geval uitgesloten voor de BTW op de aankoop van kledij die ook als stads-, avond-, ceremonie-, reis- of vrijetijdskledij kan dienen. Toepassing uit de rechtspraak: kledijkosten of publiciteitskosten (Antwerpen, 18 december 2007) Een groothandelaar in motorvoertuigen schaft uniforme kledij aan die door zijn personeelsleden gedragen wordt op het jaarlijkse autosalon. Het betreft kostuums op maat gemaakt door een kleermaker, zonder publiciteitsvermeldingen erop. De personeelsleden mogen de maatpakken ook in hun vrije tijd gebruiken. De BTW op de aankoop van die kledingstukken is in principe niet recupereerbaar. Toch wordt er hier een BTW-aftrek toegestaan van 20% omdat de personeelsleden de maatpakken ook effectief gedragen hebben op het autosalon. Diezelfde onderneming koopt talrijke jackets en sweaters aan, nu met publicitaire vermeldingen van het bedrijf erop. Deze kledij wordt door de personeelsleden tijdens dealer-events en gelijkaardige evenementen gedragen. Aangezien het hier gaat om publiciteitskosten, kan de BTW op de aankoop van die kledij gerecupereerd worden. Waarop moet u zeker letten? Het moet gaan om beroepskledij in de bovenstaande betekenis. Als de vennootschap een voordeel van alle aard aan haar werknemer of bedrijfsleider verstrekt door voor hem kledingkosten te betalen, dan moet ze daarvoor een fiscale fiche opmaken. Zoniet riskeert de vennootschap de zware taxatie van 309%. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De aankoopfactuur geldt als bewijs en als boekhoudkundig verantwoordingsstuk. 51. Kranten en andere abonnementen Volledig aftrekbaar? Beroepsmatige literatuur (lees: vakliteratuur) is volledig aftrekbaar als beroepskosten. De aftrek van bepaalde abonnementen ligt steeds gevoelig bij de fiscus. Hoe groter het beroepsmatige karakter dat u eraan kunt geven, hoe beter. Kranten geven in principe geen recht op aftrek. Het Hof van beroep (Brussel, 3 oktober 1997) gaf de fiscus gelijk in zijn stelling dat de abonnementsprijs voor ‘De Standaard’ niet als beroepskosten aftrekbaar is (voor een advocaat dan nog wel). Één van de eeuwige discussies werd daarmee nog maar eens beslecht in het voordeel van de fiscus. Een abonnement op eender welke krant waarin u bv. als arts naast heel wat beroepsinformatie (bv. op het gebied van de fiscale of de sociale wetgeving) ook algemeen nieuws terugvindt, wordt dus afgewezen. Schemerzone En wat dan met wetenschappelijke tijdschriften zoals ‘Eos’ en ‘Natuur & Techniek’ die uiteraard niet uitsluitend medische artikels bevatten? Bent u als arts gedoemd om enkel uw kosten voor ‘The Lancet’ als beroepskosten aanvaard te zien of enkel die boeken met een moeilijke Engelse titel waarvan uw controleur alleen maar kan vermoeden dat ze medisch getint zijn? Kiezen of delen Gelukkig kunt u bv. als arts deze uitspraak nog wat naar uw hand zetten. U maakt immers niet alleen kosten op het gebied van boeken, tijdschriften en kranten voor uzelf. Uw patiënten appreciëren het ook wanneer zij de tijd in uw wachtzaal op een aangename manier kunnen doorbrengen. En wat u in uw wachtzaal legt, hoeft helemaal geen uitstaans te hebben met uw beroep als arts. Daar legt u dus wat u wilt, of dat nu ‘zwaar wetenschappelijke’ tijdschriften zijn of - zoals de rechter het toch wel wat pejoratief omschreef - ‘vulgariserende’ dagbladen. Anderzijds is het wel zo dat u wat deze kosten betreft zou kunnen werken met een forfait. Toch lijkt in dat geval de kans op onderschatting van de kosten reëel. Misschien vraagt u dus het best bij uw dagbladhandel om te noteren welke aankopen van tijdschriften en dagbladen u (al dan niet dagelijks) doet en om daarvan maandelijks een verzamelfactuurtje te maken. Daarop kan dan duidelijk vermeld worden dat het gaat om wachtzaallectuur. Hier zal het dus een eerste keer kiezen of delen zijn. Hanteert u het forfait of denkt u beter af te zijn met reële facturen? Bij reële facturen moet u wel rekening houden met het feit dat meestal slechts een bepaald percentage van deze kosten aanvaard zal worden (uw controleur verdenkt u er immers van dat u de tijdschriften eerst zelf leest). U kunt echter ook werken met gespecialiseerde firma’s die op regelmatige tijdstippen de lectuur in uw wachtzaal komen vervangen. Vaak gaat het dan om tijdschriften die al enkele weken oud zijn (en die zal u zelf toch niet meer lezen). De factuur die dergelijke firma’s opmaken, zal dan ook meestal wel voor 100% aanvaard worden als beroepskosten. Een tweede keer kiezen of delen wordt het voor de plaats waar u uw krant uiteindelijk zal leggen. Wilt u de zekerheid dat minstens een deel van de kosten aanvaard wordt, dan zal de krant zijn plaats moeten krijgen tussen alle andere wachtzaallectuur. Een controleur die toevallig eens langskomt in uw wachtkamer, heeft daarmee onmiddellijk het bewijs. Treft hij in de wachtzaal geen krant aan terwijl die wel prijkt tussen de beroepskosten, dan riskeert u bijgevolg dat de volledige aftrek geweigerd wordt. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten onder voorwaarden. De privé-abonnementen blijven aftrekbaar, maar maken een voordeel van alle aard uit. Wat met de BTW? Op kranten en tijdschriften met een algemene informatieve strekking die minstens 48 keer per jaar verschijnen, is er geen BTW verschuldigd. De BTW betaald op de aankoop van boeken, abonnementen op tijdschriften of pakketten van tijdschriften (in principe een BTW-tarief van 6%) is aftrekbaar voor wat het beroepsgebruik betreft. Waarop moet u zeker letten? Voor een gewone krant of een gewoon tijdschrift (bv. om de actualiteit te volgen) ligt dit moeilijker. Voer aan dat u deze literatuur in uw wachtzaal legt voor uw patiënten. Laat de facturen op naam van uw vennootschap zetten. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 52. Laattijdige neerlegging van de jaarrekening Volledig aftrekbaar? De meest courante vennootschappen hebben de verplichting om een jaarrekening neer te leggen. Doen zij dit niet, dan wordt de door derden geleden schade (weerlegbaar) vermoed voort te vloeien uit dit verzuim. Ook kan iedere belanghebbende de ontbinding van de vennootschap vragen als de vennootschap haar jaarrekening gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet neergelegd heeft (art. 182, § 1 W. Venn.). De jaarrekening moet binnen de zes maanden na de afsluiting van het boekjaar voorgelegd worden aan de algemene vergadering. De jaarrekening moet tevens binnen de dertig dagen nadat zij goedgekeurd is door de algemene vergadering, neergelegd worden bij de Nationale Bank van België en dit ten laatste zeven maanden na de datum van de afsluiting van het boekjaar. Wanneer de vennootschap haar jaarrekening niet of te laat neerlegt, dan moet zijn een kostenbijdrage betalen aan de Nationale Bank. Dit is geen administratieve geldboete, maar een ‘bijdrage in de kosten van de overheid tot opsporing en controle van ondernemingen in moeilijkheden’. Deze bijdrage is fiscaal aftrekbaar (Ci.RH. 243/574.458, AOIF 12.2007). De bijdrage bedraagt € 400 bij de neerlegging van de jaarrekening tijdens de negende maand na de sluiting van het boekjaar, € 600 bij de neerlegging van de jaarrekening vanaf de tiende maand tot de twaalfde maand na de sluiting van het boekjaar of € 1.200 bij de neerlegging vanaf de dertiende maand na de sluiting van het boekjaar. Voor kleine vennootschappen bedraagt de bijdrage respectievelijk € 120, € 180 of € 360. Kosten of afschrijving? We verwijzen naar hetgeen reeds vermeld werd. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 53. Leasingkosten Volledig aftrekbaar? Leasing van activa is een financieringshuur waardoor de vennootschap een roerend of onroerend goed mag gebruiken dat niet haar juridische eigendom is. Leasing biedt een aantal voordelen ten opzichte van de aankoop van activa. Zo hoeft de leasingnemer niet noodzakelijk over eigen liquide middelen te beschikken. In tegenstelling tot een lening is er geen eigen inbreng vereist. Een financiering van 100% is mogelijk. Er hoeven mogelijk ook minder of geen waarborgen gegeven te worden. In de praktijk doet een vennootschap geregeld beroep op de leasingformule voor bedrijfswagens. Men maakt een onderscheid tussen ‘financiële leasing’ en ‘operationele leasing’ (men spreekt in het laatste geval ook vaak over ‘renting’). Financiële leasing Bij financiële leasing boekt de vennootschap de gebruiksrechten van de geleasde goederen op de actiefzijde van de balans en de totale openstaande schuld op de passiefzijde. Maandelijks of driemaandelijks betaalt de vennootschap een vast bedrag aan de leasingmaatschappij voor het gebruik van het geleasde goed, alsook een rente. Ze mag het geleasde goed boekhoudkundig afschrijven over de looptijd van het contract. De verschuldigde interesten zijn voor 100% aftrekbaar. In deze formule beschikt de vennootschap over een voordelige aankoopoptie die maximaal 15% van het kapitaal bedraagt. Op het einde van het leasingcontract kan de vennootschap daardoor het geleasde actief goedkoop aankopen tegen de lage optieprijs. Operationele leasing De operationele leasing is een all-inoplossing. De bijkomende kosten (bv. het onderhoud, enz.) worden mee geleasd, wat inzake de budgettering voordelen biedt. De belastingplichtige ontvangt één factuur per maand, alles inbegrepen, wat ook de administratieve eenvoud ten goede komt. De belastingplichtige beschikt in deze formule echter niet over een voordelige aankoopoptie (de aankoopoptie op het einde van het contract bedraagt minimaal 16% van het geïnvesteerde kapitaal). Men moet dus de normale marktwaarde betalen bij eventuele aankoop. Kosten of afschrijving? De jaarlijkse afschrijving moet fiscaal volgens de fiscus bepaald worden op basis van de normale gebruiksduur van het goed en dus niet noodzakelijk over de looptijd van het contract (Comm. IB 61/244). Wat met de BTW? De BTW op leasingkosten is recupereerbaar wat het beroepsgebruik betreft. Voor wagens moet desgevallend rekening worden gehouden met de 50%-regel (zie 7. Autokosten). Is de geleasde wagen nl. onderworpen aan de aftrekbeperking van 50%, dan kan de BTW maar voor maximaal 50% gerecupereerd worden, ook al ligt het beroepsgebruik van de wagen hoger. Valt de geleasde wagen niet onder de 50%-regel, dan is de BTW-aftrek niet beperkt tot 50%. De BTW is dan recupereerbaar a rato van het beroepsgebruik van de wagen. Waarop moet u zeker letten? Wenst uw vennootschap een personenwagen operationeel te leasen over bv. een looptijd van drie jaar, dan trekt zij de kosten van de wagen af over drie jaar terwijl de klassieke fiscale afschrijvingsduur voor personenwagens vijf jaar bedraagt. Door een operationele leasing van een wagen op een kortere termijn dan vijf jaar te nemen, kunt u de wagen dus sneller in de kosten nemen. U moet dan wel een residuwaarde van minstens 16% nemen. De vennootschap kan tijdens de eerste maand zelfs overwegen om een verhoogde huurfactuur te betalen (bv. 20%). Dit werd door de rechtbank van Antwerpen aanvaard (rb. Antwerpen, 20 mei 2005) en kan handig zijn op het einde van het jaar… Bij een financiële lease van een personenwagen daarentegen moet de vennootschap altijd afschrijven volgens de economische levensduur van de wagen. Als de vennootschap bij een financieel leasecontract van drie jaar de wagen ook over drie jaar zou afschrijven, dan belast de controleur een afschrijvingsexcedent bij de vennootschap. TIP. Door te onderhandelen over het percentage van de aankoopoptie, kunt u zelf meebepalen of het gaat om een operationele of om een financiële lease. LET OP! De fiscus vraagt geregeld aan de leasingmaatschappijen wie precies de aankoopoptie gelicht heeft. Volgens cassatie kan de leasingmaatschappij niet weigeren om via het bankgeheim de gegevens van de koper aan de fiscus mee te delen (cassatie, 15 oktober 2009). Vaak doet de vennootschap op het einde van een financiële leasing afstand van haar aankooprecht en laat zij de wagen tegen de lage optieprijs overgaan naar de zaakvoerder of bestuurder. In dat geval taxeert de fiscus de bedrijfsleider op het verschil tussen de voor de auto betaalde prijs en de werkelijke waarde ervan (als voordeel van alle aard). Als de optie gelicht wordt door een derde persoon (bijvoorbeeld de broer of de zus van de bedrijfsleider), dan belast de fiscus de waarde van die wagen bij de vennootschap als een zgn. abnormaal of goedgunstig voordeel. De rechtspraak is het daarmee eens (rb. Gent, 28 september 2010). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen facturen vanwege de leasinggever vormen het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 54. Lijfrente Volledig aftrekbaar? De techniek bestaat erin dat een bedrijfsleider een onroerend goed niet inbrengt in de vennootschap en ook niet verkoopt aan de vennootschap tegen een onmiddellijke betaling, maar het onroerend goed verkoopt tegen de betaling van een lijfrente aan de vennootschap. Dit verschaft de bedrijfsleider een bijkomend inkomen dat ervoor kan zorgen dat men de ‘oude dag’ comfortabel kan doorkomen. Wel is het zo dat de kopende vennootschap de lijfrenten betaalt. De bedrijfsleider wordt belast tegen 15% personenbelasting op 3% van het afgestane kapitaal. De vennootschap zal op de actiefzijde van de balans de aanschaffingswaarde van het onroerend goed boeken. Het onroerend goed zal tevens afgeschreven worden volgens de klassieke regels. Tegenover dit actief zal er aan de passiefzijde een belastingvrije voorziening (een lijfrente) aangelegd worden. Deze voorziening zal jaarlijks aangepast worden. Volgens de levensverwachting van de genieter van de lijfrente zal deze voorziening verlaagd worden. Ten belope van deze vermindering zal de vennootschap belast worden in de vennootschapsbelasting. Kosten of afschrijving? De lijfrente betreft fiscaal aftrekbare kosten. De vennootschap zal 10% registratierechten (Vlaanderen) moeten betalen op de aankoop van het onroerend goed. De aankoop van het onroerend goed wordt afgeschreven in de vennootschap. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Het is belangrijk om te onthouden dat wanneer de bedrijfsleider sterft, de vennootschap vennootschapsbelasting zal moeten betalen op het gedeelte van de openstaande voorziening dat plots wegvalt. Een dekking via een verzekering is zeker te overwegen. Zeker wanneer het overlijden kort na de aankoop zou gebeuren, zal deze vennootschapsbelasting serieus oplopen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 55. Loon (bedrijfsleider) Volledig aftrekbaar? Het spreekt voor zich zelf dat het toegekende loon van de bedrijfsleiding fiscaal aftrekbaar is voor de vennootschap. Als de vennootschap ook de persoonlijke sociale bijdragen van haar zelfstandig bedrijfsleider betaalt, dan kan zij ook deze kosten aftrekken. Dit vormt dan echter wel een bijkomend voordeel van alle aard voor de bedrijfsleider. Gelukkig kan de bedrijfsleider die bijdragen in zijn aangifte personenbelasting in aftrek brengen. Kosten of afschrijving? Het betreft kosten die aftrekbaar zijn. Of het loon in speciën of in natura betaald wordt, maakt niet uit. In beide gevallen zijn de kosten aftrekbaar. Wat met de BTW? De vraag stelt zich of er op bestuurdersvergoedingen BTW gerekend moet worden. Om deze vraag te beantwoorden, moet er een onderscheid gemaakt worden naargelang de bestuurder een natuurlijke persoon dan wel een vennootschap is. Eerste hypothese: bestuurder is een natuurlijke persoon Is de bestuurder een natuurlijke persoon, dan mag er op de bestuurdersvergoeding in principe geen BTW gerekend worden. De bestuurder wordt immers in deze hypothese geacht zich in een band van ondergeschiktheid ten aanzien van de vennootschap te bevinden. Dit heeft tot gevolg dat de bestuurder niet als belastingplichtige aangemerkt kan worden en dat de handeling derhalve niet onderworpen is aan BTW (BTWHandleiding, nr. 80). Deze zienswijze is bevestigd door het Hof van justitie (Hof van justitie, 18 oktober 2007, C-355/06, Van der Steen). Wordt er in deze hypothese toch BTW aangerekend, dan kan deze niet gerecupereerd worden door de vennootschap. De BTW is dan immers niet wettelijk verschuldigd. Tweede hypothese: bestuurder is een vennootschap Hier heeft de vennootschap-bestuurder de keuze (Beslissing nr. ET 79.581 van 27 januari 1994). Ofwel rekent zij geen BTW aan over de bestuurdersvergoeding. Ofwel doet zij dat wel en dan kan de aangerekende BTW door de bestuurde vennootschap gerecupereerd worden. Kiest de vennootschap-bestuurder ervoor om te factureren met BTW, dan wordt zij daardoor uiteraard ook BTW-plichtig. Dat betekent concreet dat zij dus ook alle BTW die ze zelf betaalt in principe kan recupereren via haar BTW-aangifte. Waarop moet u zeker letten? De nodige fiches moeten ook hier opgemaakt worden en tijdig bezorgd worden aan de fiscus. Het aanpassen van de bezoldiging tijdens het jaar heeft het voordeel dat de groepsverzekering aangepast kan worden. De zgn. 80%-regel biedt hier extra ruimte. Dit moet u zeker bespreken met uw accountant, uw makelaar, uw bankier, enz. Een vraag die in de praktijk meermaals gesteld wordt, is of het niet beter is om de bezoldiging te splitsen tussen de beide huwelijkspartners. Is het niet beter om in plaats van één bedrijfsleider een loon van 100 te geven, ze allebei een loon van 50 te geven? U overweegt m.a.w. om uw partner als medezaakvoerder op te nemen in de vennootschap en hem/haar een deel van de bezoldiging toe te kennen. Om op deze vraag een antwoord te kunnen geven, hanteren we het volgende voorbeeld. De huidige zaakvoerder onttrekt een bezoldiging van € 70.000, maar wenst die te verhogen met € 30.000. Hij/zij vraagt zich af of het beter is dat hij € 100.000 ontvangt of diens echtgeno(o)t(e) € 30.000, waardoor zijn/haar bezoldiging dus niet wijzigt. De partner zal voortaan ook sociale zekerheidsbijdragen moeten betalen. Dit kan aanzienlijke meerkosten meebrengen. De sociale bijdragen voor zelfstandigen zijn immers geplafonneerd. De sociale zekerheid in ons voorbeeld (meerkosten van € 7.305): MAN € 100.000 MAN € 70.000/VROUW € 30.000 € 14.582 € 14.582/€ 7.305 Wanneer een bijkomend deel van het inkomen toekomt aan de partner in plaats van aan de huidige zaakvoerder, komt dit niet in zijn hoogste belastingschijf. Dit inkomen komt dan terecht in de lagere schijven van de partner. Die kan ook de forfaitaire kostenaftrek genieten. Ook zal men mogelijk een aantal bijkomende fiscale aftrekken kunnen genieten (bv. pensioensparen, een levensverzekering, ...). LET OP! Het huwelijksquotiënt is niet langer van toepassing. De personenbelasting in ons voorbeeld (minderkosten van € 5.749): MAN € 100.000 MAN € 70.000/VROUW € 30.000 € 34.273 € 22.456/€ 6.068 De partner kan voortaan ook het fiscale voordeel van een bedrijfswagen genieten. Dit kan een niet onaardige besparing opleveren. Wanneer de partner voortaan een bezoldiging geniet, kan er ook voor hem/haar voor een groepsverzekering gezorgd worden. Technisch gezien is het echter beter dat één iemand een hogere bezoldiging geniet dan dat er een verdeling is tussen beiden. In de zgn. 80%-regel wordt er immers een wettelijk pensioen in aftrek genomen dat voortaan tweemaal van toepassing is. Dit is nadelig. Het netto beroepsinkomen in ons voorbeeld: MAN € 100.000 MAN € 70.000/VROUW € 30.000 Sociale zekerheid € 14.582 € 14.582/€ 7.305 Personenbelasting € 34.273 € 22.456/€ 6.068 Netto € 51.145 € 32.962/€ 16.627 Totaal € 51.145 € 49.589 U merkt dat er inderdaad een negatief verschil is, zeker wanneer ook de groepsverzekering erin betrokken wordt. Toch zijn de verschillen niet onredelijk hoog en kan dit negatieve verschil alsnog weggewerkt worden door extra aftrekposten, de bedrijfswagen, enz. NOOT. In de verdeling van het beroepsinkomen mag er niet vergeten worden dat ten minste één bedrijfsleider een minimale bezoldiging moet genieten van € 36.000 of een bezoldiging ten belope van de lagere fiscale winst van de vennootschap, zo niet verliest de vennootschap het verlaagd tarief. LET OP! Wanneer u voortaan beiden zaakvoerder bent en u het onroerend goed waarvan u beiden eigenaar bent, verhuurt aan de vennootschap, dan is de maximale huur voortaan ook op u beiden van toepassing. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De loonberekening vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 56. Loon (personeel) Volledig aftrekbaar? Het spreekt voor zich zelf dat alle loonkosten voor het personeel van de vennootschap aftrekbare beroepskosten vormen, inclusief de sociale lasten. Kosten of afschrijving? Het betreft kosten die aftrekbaar zijn. Of het loon in speciën of in natura betaald wordt, maakt niet uit. In beide gevallen zijn de kosten aftrekbaar. Wat met de BTW? Er zijn in principe geen BTW-aspecten. De BTW op de beheerskosten die een sociaal secretariaat zou aanrekenen, is recupereerbaar. Waarop moet u zeker letten? De nodige fiches moeten ook hier opgemaakt worden en tijdig bezorgd worden aan de fiscus. Ook een bezoldiging voor de kinderen van bv. de bedrijfsleider is aftrekbaar, waarbij de kinderen mogelijk ten laste blijven als hun bestaansmiddelen niet te hoog liggen. In tegenstelling tot in de personenbelasting worden personen die deel uitmaken van het gezin van de belastingplichtige en die bezoldigingen genieten die voor hem/haar beroepskosten zijn niet langer als ten laste aangemerkt. Hier biedt een vennootschap een duidelijk voordeel (zie hierboven). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De loonberekeningen vormen het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 57. Loonbonus (personeel) Volledig aftrekbaar? Sinds 1 januari 2008 kunnen werkgevers aan hun werknemers op een fiscaal gezien gunstige manier jaarlijks een bonus toekennen tot een gelimiteerd bedrag (maximaal € 2.358 voor aanslagjaar 2012) per werknemer. Op de toegekende bonus is er enkel een heffing van 33% verschuldigd. Deze bonus noemen we de zgn. loonbonus (officieel niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen). Het gaat om een niet-periodieke premie die aan alle werknemers of aan een welomschreven betrokken groep (bv. een afdeling, specifieke functies) toegekend wordt bij de realisatie van objectief meetbare collectieve doelstellingen. Een dergelijk systeem opzetten voor individuen is dus niet mogelijk. Mogelijke doelstellingen zijn bv. het bereiken van een bepaalde omzet of winst, het verminderen van het aantal afwezigheidsdagen, het verminderen van het aantal arbeidsongevallen, het realiseren van een aantal nieuwe projecten of het behalen van nieuwe kwaliteitsdoelstellingen. Niet toegelaten zijn doelstellingen rond de aandelenkoers van de onderneming, doelstellingen gelinkt aan individuele prestaties zoals jaarlijkse evaluatie- of functioneringsgesprekken en doelstellingen waarvan de realisatie ‘kennelijk’ zeker is op het ogenblik van de invoering. Een doelstelling die zeker gehaald zal worden, is ook uitgesloten. Een vennootschap kan jaarlijks tot € 2.358 (aanslagjaar 2012) netto als loonbonus per werknemer uitbetalen. Tot die grens van € 2.358 per werknemer moet de werkgever enkel een bijzondere sociale bijdrage van 33% betalen aan de RSZ. Als de vennootschap meer bonus toekent dan de maximaal toegelaten grens, dan is het gedeelte boven het grensbedrag te behandelen als gewone bezoldiging, zowel fiscaal als sociaal. Het totale bedrag (de bonus + 33% aan sociale bijdragen) is voor de werkgever fiscaal aftrekbaar (art. 52, 3° en 9°WIB 92). De werknemer krijgt de bonus in de vorm van een nettobedrag en hij hoeft zich verder dan ook geen zorgen te maken inzake de fiscaliteit ervan. De bonus wordt niet meegeteld in de berekening van het vakantiegeld of van de opzeggingsvergoeding. Het gewaarborgd inkomen wordt er evenmin door beïnvloed. Er worden zo m.a.w. geen extra rechten toegekend aan de werknemer, maar voor de werknemer is de bonus wel vrijgesteld van belastingen. Kosten of afschrijving? Zowel de bijzondere sociale bijdrage van 33 % als de toegekende loonbonus zijn aftrekbare kosten. Wat met de BTW? Er zijn in principe geen BTW-aspecten waarmee men rekening moet houden. De BTW op de beheerskosten die een sociaal secretariaat zou aanrekenen, is terugvorderbaar. Waarop moet u zeker letten? De nodige fiches moeten ook hier opgemaakt worden en tijdig bezorgd worden aan de fiscus. Het vrijgestelde gedeelte van de per werkgever uitbetaalde of toegekende loonbonus (tot maximaal € 2.358 voor aanslagjaar 2012) moet per werknemer vermeld worden in de code 242 van de fiche 281.10. Het gedeelte boven de toegelaten maximumgrens moet vermeld worden in de code 250 van de fiche 281.10. Voor een zelfstandige bedrijfsleider kan de vennootschap dit bonussysteem niet toepassen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Het bonusplan en de bewijsstukken van de realisatie van de bereikte doelstellingen. 58. Luxewagen Volledig aftrekbaar? Ten eerste mag de fiscus de opportuniteit van beroepskosten niet in vraag stellen (Comm. IB 53/185). Dit neemt echter niet weg dat uw controleur zomaar alle kosten moet aanvaarden. Overdreven beroepskosten mag hij terecht verwerpen. Wat zijn echter overdreven autokosten? De fiscus hanteert m.b.t. wagens een eigen regel. Hij stelt dat de aftrekbare beroepsmatige autokosten enkel aftrekbaar zijn indien ze niet meer bedragen dan 1,5 x de kilometervergoeding die de staat toekent aan het rijkspersoneel (Comm. IB 53/189). Bij een overschrijding hiervan bestaat het risico dat de autokosten als overdreven afgedaan worden, met alle gevolgen van dien. De minister van Financiën heeft toegegeven dat deze administratieve regel een manier van beoordeling is, maar geen absoluut gegeven (mond. vraag nr. 7.584 van de heer Chabot d.d. 29.06.2005 - beknopt verslag, Kamercommissie Financiën, Comm. 665, p. 26-27). De rechtspraak kan zich moeilijk verzoenen met deze 1,5-beperking (Hof van beroep Brussel, 10 maart 2005 en Hof van beroep Brussel, 4 maart 2009). Het spreekt voor zich zelf dat sommige autokosten voor de ene al sneller overdreven zullen zijn dan voor de andere. Ook hierover bestaat er rechtspraak die stelt dat de specifieke beroepswerkzaamheid met de nodige uitstraling van de belastingplichtige ook een criterium uitmaakt (rb. Gent, 5 januari 2005), getuige bv. ook een recent arrest van het Hof van beroep waarbij de aftrek van een Ferrari Testarossa geen probleem vormde (Brussel, 14 maart 2008). Voor een vennootschap uit de drukkerij- en reclamesector waren twee luxueuze personenwagens aanvaardbaar, maar geen derde luxewagen (genre Porsche, Jaguar en Mercedes). Het Hof verwierp de aftrek van de autokosten met 1/3 als ‘overdreven’ (Hof van beroep Brussel, 4 maart 2009). Kosten of afschrijving? Een wagen moet in principe afgeschreven worden over vijf jaar. Dit stemt in de meeste gevallen overeen met een normale gebruiksduur. Wat met de BTW? De controleur mag geen rekening houden met de opportuniteit van de uitgave en de hoogte van het bedrag om de BTW-aftrek te verwerpen (Brussel, 5 oktober 2007). Enkel de band met de beroepsactiviteit moet onderzocht worden. Staat het beroepsgebruik vast, dan kan de BTW gerecupereerd worden, ook al gaat het om een zgn. luxe-uitgave. Wat een luxewagen betreft, moet er wel nog rekening gehouden worden met de speciale BTW-regels inzake autokosten (zie 7. Autokosten). Is de wagen nl. onderworpen aan de aftrekbeperking van 50%, dan kan de BTW maar voor maximaal 50% gerecupereerd worden, ook al ligt het beroepsgebruik van de wagen hoger. Valt de wagen niet onder de 50%-regel, dan is de BTW-aftrek niet beperkt tot 50%. De BTW is dan recupereerbaar a rato van het beroepsgebruik van de wagen. Waarop moet u zeker letten? In het verleden was de definitie van een lichte vrachtwagen soepeler dan vandaag. Bepaalde 4x4-terreinwagens konden ingeschreven worden als fiscaal gezien interessante lichte vrachtwagen. Sinds 1 januari 2006 staat de verstrengde definitie van lichte vracht staat in het Wetboek van de met de Inkomstenbelastingen Gelijkgestelde Belastingen (art. 4, § 2-3 WIGB). De andere fiscale wetboeken verwijzen daarnaar. Momenteel worden nog slechts vier categorieën van voertuigen als lichte vrachtwagen aangemerkt: pick-ups met enkele cabine, pick-ups met dubbele cabine, bestelwagens met één enkele rij zetels en bestelwagens met twee rijen zetels. Alle fiscale beperkingen die een personenwagen kent, gelden sinds 2006 ook voor de zgn. onechte lichte vrachtwagens (vroeger was dit een lichte vracht, maar nu een personenwagen). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De aankoopfactuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 59. Maaltijdcheques Volledig aftrekbaar? Gespecialiseerde vennootschappen geven maaltijdcheques uit met een wisselende nominale waarde die door de vennootschappen gekocht worden voor hun waarde verhoogd met een commissie. Heel wat vennootschappen geven een maaltijdcheque aan hun personeelsleden voor iedere gewerkte dag. Met deze maaltijdcheques kan de werknemer een maaltijd nuttigen of voedingsproducten aankopen. Onder bepaalde voorwaarden vormt de maaltijdcheque een vrijgesteld inkomen voor de werknemer waarop hij geen belastingen betaalt (art. 38, § 1, al. 1, 25°WIB 92 en art. 38/1, § 1 en § 2 WIB 92). De keerzijde is dat de gemaakte kosten niet aftrekbaar zijn voor de vennootschap. LET OP! Hier zijn er strikte voorwaarden waaraan voldaan moet worden: de toekenning van de maaltijdcheque moet vervat zijn in een CAO of in een geschreven individuele overeenkomst. Als het gaat om maaltijdcheques voor zelfstandige bedrijfsleiders, moet voor hen dezelfde regeling gelden als voor de werknemers in het bedrijf, tenzij er geen werknemers zijn; het aantal toegekende maaltijdcheques moet gelijk zijn aan het aantal werkelijke arbeidsdagen van de werknemer of bedrijfsleider; de cheques zijn op naam van de werknemer of bedrijfsleider; de maaltijdcheque is maximaal drie maanden geldig en mag slechts gebruikt worden ter betaling van een maaltijd of voor de aankoop van verbruiksklare voeding; de maximale tussenkomst van de vennootschap bedraagt € 5,91 per cheque; de minimale tussenkomst van de werknemer of de bedrijfsleider is ten minste € 1,09 per cheque; de cheques mogen niet verleend zijn ter vervanging van de bezoldiging, premies, voordelen van alle aard of van enige andere vergoeding. Als de maaltijdcheque aan al die vrijstellingsvoorwaarden voldoet, is de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque niet aftrekbaar met dien verstande dat van de tussenkomst sinds 1 februari 2009 toch maximaal € 1 aftrekbaar is (artikel 53, 14°WIB 92). Is aan één van de vrijstellingsvoorwaarden niet voldaan, dan vormt de tussenkomst van de werkgever een belastbaar voordeel in hoofde van de genieter. In hoofde van de werkgever is deze tussenkomst dan een aftrekbare beroepskost (mits de ficheverplichting nageleefd wordt). Aangezien de nadelige fiscaliteit voor de werknemer doet dit type (maaltijdcheque als voordeel van alle aard) zich weinig of nooit voor in de praktijk. Een maaltijdcheque die niet beantwoordt aan alle gestelde voorwaarden maakt een belastbaar loon uit bij de werknemer. In dat geval is de kost voor de vennootschap wel aftrekbaar (mits de ficheplicht nageleefd wordt). Kosten of afschrijving? De werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque is niet aftrekbaar als beroepskosten voor de vennootschap, behalve de tussenkomst van € 1 per cheque (sinds 1 februari 2009). De door de werkgever aan de verdeler van de maaltijdcheques betaalde beheersvergoeding is wel aftrekbaar (Comm. IB 53/204.2). Wat met de BTW? Er is geen BTW verschuldigd op de nominale waarde van de cheques. Er is enkel BTW verschuldigd op het commissieloon dat aangerekend wordt door de onderneming die de maaltijdcheques uitgeeft. Die aangerekende BTW is terugvorderbaar voor de BTW-plichtige vennootschap. Waarop moet u zeker letten? Inzake maaltijdcheques is er een harmonisering tussen de sociale en de fiscale wetgeving. Maaltijdcheques worden vrijgesteld van sociale bijdragen voor zover alle bovenvermelde voorwaarden vervuld zijn. Sinds 1 januari 2011 mag op sociaal vlak een maaltijdcheque niet gecumuleerd worden met een onkostenvergoeding voor eenzelfde maaltijd. Dit is een nieuwe voorwaarde voor de vrijstelling van sociale lasten in het werknemersstelsel (aanvulling art. 19 bis, § 1 RSZ/KB van 28 november 1969). Sinds 1 januari 2007 komen ook bedrijfsleiders in aanmerking voor maaltijdcheques (BS van 11 mei 2007 - Ci.RH. nr. 33/2007 en Ci.RH nr. 251/575.580, d.d. 25 september 2007). De voorwaarden zijn gelijkaardig aan die voor werknemers. In een vennootschap met werknemers moeten alle werknemers het stelsel van maaltijdcheques genieten. In een vennootschap zonder werknemers mag de bedrijfsleider sowieso maaltijdcheques krijgen. Het Arbitragehof zag geen vorm van discriminatie tussen een niet-aftrekbare maaltijdcheque en de aftrekbaarheid van maaltijden in een bedrijfsrestaurant (Arbitragehof, 10 maart 2004). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 60. Maaltijden (bedrijfsrestaurant) Volledig aftrekbaar? Sommige ondernemingen beschikken over hun eigen bedrijfsrestaurant, waar er, veelal tegen verminderde prijzen, sociale maaltijden verstrekt worden aan de personeelsleden. De fiscus gaat er in dat geval van uit dat deze ondernemingen handelen als restauranthouder. Een sociale maaltijd is voor het personeelslid een sociaal voordeel ongeacht of hij die maaltijd gratis krijgt of ervoor moet betalen. Er wordt dus geen voordeel aangerekend in hoofde van het personeelslid. De mate waarin de kosten van het verstrekken van sociale maaltijden bij de vennootschap aftrekbaar zijn, is afhankelijk van de eventuele eigen bijdrage die de werknemer betaalt. Als de werknemer niets hoeft te betalen, is bij de werkgever € 1,09 per maaltijd niet aftrekbaar. De kosten die deze grens overtreffen, zijn integraal aftrekbaar. Wanneer de werknemer een bedrag betaalt van ten minste € 1,09, dan kan de werkgever de kostprijs van de maaltijd volledig aftrekken. Wanneer de werknemer een bedrag betaalt van minder dan € 1,09, dan zijn bij de werkgever de te verwerpen kosten gelijk aan € 1,09 verminderd met de werknemersbijdrage (Ci.RH. 241/379.832 d.d. 04.06.1992). VOORBEELD Een vennootschap verstrekt sociale maaltijden in haar bedrijfsrestaurant waarbij de totale kostprijs per maaltijd gemiddeld € 5 bedraagt. De vennootschap vraagt haar werknemers een bijdrage van € 1,00 per maaltijd. De ontvangen bijdrage maakt deel uit van de winst van de vennootschap. Het te verwerpen gedeelte voor de vennootschap bedraagt: € 1,09 - € 1,00 = € 0,09 per maaltijd. Alle overige kosten zijn aftrekbaar. NOOT. Deze regeling is ook van toepassing wanneer de werkgever een beroep doet op een traiteur. Belangrijk om hierbij te vermelden, is ook dat de aftrekbeperking tot 69% voor restaurantkosten (zie hierboven) niet van toepassing is op de maaltijden die in een bedrijfsrestaurant aangeboden worden aan de werknemers. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Het spreekt voor zich zelf dat de inrichting van het bedrijfsrestaurant een investering uitmaakt die afgeschreven moet worden. Wat met de BTW? De vennootschap die in haar bedrijfsrestaurant maaltijden verstrekt aan de personeelsleden, wordt geacht te handelen als restauranthouder. Het verstrekken van de eetmalen en van de drank geschiedt ter uitvoering van een contract onder bezwarende titel tussen de werkgever en de personeelsleden, hetzij omdat de personeelsleden er een prijs voor betalen, hetzij omdat ze aldus een bijkomend voordeel halen uit hun arbeidsovereenkomst. Op het verstrekken van de maaltijden in het bedrijfsrestaurant moet de vennootschap bijgevolg BTW (sinds 1 januari 2010 12% BTW voor maaltijden en 21% BTW voor dranken) aanrekenen aan haar personeelsleden. De BTW wordt in principe berekend op de prijs die door de personeelsleden betaald wordt. Worden de maaltijden gratis verstrekt, dan wordt de BTW berekend op het voordeel van € 1,09 per maaltijd inzake de directe belastingen. Dit voordeel geldt overigens als minimummaatstaf van heffing. De BTW op de kosten die de werkgever heeft moeten maken om de maaltijden aan de personeelsleden te verstrekken, kan gerecupereerd worden. LET OP! Worden er in het bedrijfsrestaurant ook maaltijden verstrekt aan zakenrelaties, dan is de BTW op de daarmee gepaard gaande kosten niet recupereerbaar. Waarop moet u zeker letten? De fiscus aanvaardt dat de vennootschap maaltijdcheques combineert met een bedrijfsrestaurant. Voor de fiscale behandeling ervan geldt het volgende onderscheid: Als de maaltijd in het bedrijfsrestaurant verstrekt wordt tegen een prijs die ten minste gelijk is aan de kostprijs (de kostprijs is forfaitair vastgelegd op € 5,91 voor 2011 en op € 5,41 voor 2010), dan mag de werknemer zijn maaltijd betalen ofwel met een maaltijdcheque ofwel met enig ander betaalmiddel. Het verschil tussen de nominale waarde van de maaltijdcheque en de prijs van de maaltijd mag dan eventueel terugbetaald worden. Als de maaltijd in het bedrijfsrestaurant verstrekt wordt tegen een prijs die lager is dan de kostprijs (€ 5,91 voor 2011 en € 5,41 voor 2010), dan moet de werknemer zijn maaltijd betalen met een maaltijdcheque en mag de vennootschap hem het verschil tussen de nominale waarde van de maaltijdcheque en de prijs van de maaltijd in geen geval terugbetalen. Als de vennootschap de voorwaarden niet respecteert, dan wordt de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque als voordeel van alle aard gekwalificeerd. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 61. Managementfee Volledig aftrekbaar? Een managementfee is aftrekbaar wanneer hij voldoet aan het algemene principe van de aftrekbaarheid van de beroepskosten (art. 49 WIB 92). Zo eenvoudig blijkt het echter niet altijd te zijn. In de praktijk worden er geregeld betalingen getransfereerd van de ene vennootschap naar de andere. Voor de fiscus was het al een tijdje een prioriteit om deze transfers te onderzoeken. De fiscus eiste dat de vennootschap kon aantonen welke prestaties er geleverd werden. Zo niet verwierp de controleur de aftrekbaarheid van de managementfee zonder verpinken. De ontvangende vennootschap werd er echter wel op belast. De rechtsleer en de rechtspraak hadden hier duidelijk een probleem mee. Naast het verwerpen van kosten op basis van artikel 49 WIB 92 bestaat er ook zoiets als ‘abnormale of goedgunstige voordelen’ (art. 26 WIB). Deze bepaling moet beletten dat er door toedoen van winstverschuivingen belastbare materie verloren gaat voor de fiscus. Een winstverschuiving wordt in de praktijk gerealiseerd door abnormale of goedgunstige voordelen toe te staan aan derden, bv. door producten tegen een te lage prijs te verkopen of door kosten die niet eigen zijn aan het bedrijf ten laste te nemen. De fiscale wet stelt dan dat de verleende abnormale of goedgunstige voordelen toegevoegd moeten worden aan de winst van de vennootschap die de voordelen verleent, tenzij het verkregen voordeel in aanmerking komt bij de bepaling van de beroepsinkomsten van de genieter. Als de niet-verantwoorde managementfee een dergelijk ‘abnormaal of goedgunstig voordeel’ uitmaakt, dan is dit voordeel terug te vinden is in de belastbare winst van de ontvangende vennootschap. Bijgevolg konden de kosten niet toegevoegd worden aan de winst van de vennootschap die de fee betaalde. Via deze redenering hebben heel wat rechters in het verleden de aftrek van de managementfee aanvaard, onder het mom dat artikel 26 WIB 92 voorrang had op artikel 49 WIB 92. Het verwerpen van kosten op basis van artikel 49 WIB 92 was dan niet mogelijk omdat de kosten aanleiding gaven tot een belastbare opbrengst bij de begunstigde. De wetgever greep in en heeft artikel 26, 1ste lid WIB 92 in die zin gewijzigd dat artikel 49 WIB 92 altijd voorrang heeft. Hierdoor kan men het bewuste artikel 26 WIB 92 niet meer inroepen om de aftrek van een onterecht betaalde managementfee te rechtvaardigen. Als er niet voldaan is aan de voorwaarden van art. 49 WIB 92 om aftrekbaar te zijn (omdat er bv. geen tegenprestatie tegenover staat), dan kan de fiscus de aftrek van een managementfee voortaan altijd verwerpen, terwijl die uiteraard wel belastbaar blijft bij de managementvennootschap. Dit veroorzaakt mogelijks een dubbele taxatie. Intussen is deze regeling ook al tweemaal gepasseerd en goedgekeurd door het Grondwettelijk Hof (6 november 2008 en 22 december 2010) alsook door het Hof van cassatie (cassatie, 12 juni 2009). Kosten of afschrijving? Het betreft in principe aftrekbare beroepskosten. Wat met de BTW? Op managementfees is er in een nationale context in principe 21% BTW verschuldigd. De aangerekende BTW kan door de vennootschap gerecupereerd worden op voorwaarde dat de gefactureerde managementdiensten effectief uitgevoerd zijn en verband houden met de uitoefening van haar economische activiteit. De BTW op fictieve prestaties kan uiteraard niet in aftrek gebracht worden. De bewijslast rust op de vennootschap (bv. rb. Antwerpen, 23 juni 2008). De echtheid van de prestaties kan in de eerste plaats bewezen worden door een onderliggende managementovereenkomst. TIP. Voor de verhoging van de bewijskracht is het aangewezen om dit contract te laten registreren (tegen betaling van het vaste recht van € 25). Op die manier verkrijgt het contract immers een vaste datum. De vennootschap moet ook kunnen aantonen (door bv. de voorlegging van rekeninguittreksels of andere betalingsdocumenten) dat de factuur effectief betaald is. Uiteraard moet de vennootschap ook een regelmatige factuur kunnen voorleggen waarin de verstrekte prestaties nauwkeurig omschreven zijn. Factureert uw vennootschap managementprestaties aan een buitenlandse vennootschap, dan brengt uw vennootschap geen Belgische BTW in rekening. Het zal dan uw klant zijn die desgevallend de buitenlandse BTW van zijn eigen land moet voldoen via zijn eigen BTW-aangifte. Factureert een buitenlandse vennootschap managementprestaties aan uw vennootschap, dan moet uw vennootschap de Belgische BTW voldoen. U kunt deze BTW in dezelfde aangifte ook recupereren als de gefactureerde managementdiensten effectief uitgevoerd zijn en verband houden met de uitoefening van uw economische activiteit. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 62. Meubilair Volledig aftrekbaar? De kosten voor meubilair zijn aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Meubilair zal afgeschreven moeten worden over de vermoedelijke gebruiksduur (tien jaar). Wat met de BTW? De BTW betaald op de aankoop van meubilair is volledig terugvorderbaar in de mate waarin die meubelen gebruikt worden in het kader van de economische activiteit van de vennootschap. De BTW is dus in principe aftrekbaar in de volgende gevallen: de inrichting van een hall, een wachtzaal, vergaderzaal of andere beroepslokalen en de aankoop van zetels, tafels, kapstokken, planten, bloemen, muurdecoraties, enz. om die plaatsen uit te rusten in de normale context van de exploitatie (Beslissing nr. ET 96.653 van 6 maart 2000); de aankoop van een bureau met een vijfpersoonszitmeubel en een tafel met zes stoelen met de bedoeling om klanten te ontvangen en stafvergaderingen te houden (parl. vr. nr. 452, 11 juni 1996, Van den Eynde). LET OP! De kosten gemaakt voor de inrichting en de uitrusting van een appartement dat ter beschikking gesteld wordt van zakenrelaties wordt beschouwd als een kost van onthaal waarop de BTW niet gerecupereerd kan worden (Beslissing nr. ET 26.232 van 3 februari 1978). De controleur mag geen rekening houden met de opportuniteit van de uitgave en de hoogte van het bedrag om de BTW-aftrek te verwerpen (Brussel, 5 oktober 2007). Enkel de band met de beroepsactiviteit moet onderzocht worden. Staat het beroepsgebruik vast, dan kan de BTW gerecupereerd worden, ook al gaat het om een zgn. luxe-uitgave. Zet de bedrijfsleider dus een peperdure designkast in zijn bureau voor zijn dossiers of installeert hij in zijn bureau een hightech flatscreen-tv om demonstratievideo’s met betrekking tot de activiteit van de vennootschap te kunnen tonen aan klanten, dan kan de controleur de BTW-aftrek niet weigeren zolang het beroepsmatige karakter aangetoond kan worden. Hetzelfde geldt bv. voor antieke kantoormeubelen en dure Oosterse tapijten die dienen voor de inrichting van het bureau van de bedrijfsleider (parl. vr. nr. 3-4164, 14 februari 2006, De Schampelaere). Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 63. Minderwaarde op aandelen Volledig aftrekbaar? Waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen zijn fiscaal niet aftrekbaar in de vennootschapsbelasting en maken dus een verworpen uitgave uit. NOOT. Een meerwaarde is ook niet belastbaar, onder bepaalde voorwaarden. De minderwaarde die geleden wordt naar aanleiding van de gehele verdeling ten gevolge van de ontbinding van het maatschappelijke vermogen van de vennootschap waarvan deze laatste aandeelhouder is, is echter wel aftrekbaar en dit in verhouding tot maximaal het verlies aan gestort maatschappelijk kapitaal dat vertegenwoordigd wordt door de aandelen van die vennootschap. VOORBEELD De BVBA Moeder is in het bezit van 70% van de aandelen van de NV Dochter. De BVBA Moeder heeft de participatie van 70% aangekocht voor een bedrag van € 500.000. De NV Dochter heeft een werkelijk gestort kapitaal van € 600.000. De NV Dochter wordt vereffend. De BVBA Moeder krijgt een bedrag van € 150.000 uitgekeerd. De boekhoudkundige minderwaarde bij de BVBA Moeder bedraagt: € 500.000 - € 150.000 = - € 350.000. Zoals vermeld, is deze minderwaarde voor de BVBA Moeder slechts fiscaal aftrekbaar ten belope van het verlies aan kapitaal van de NV Dochter. De participatie vertegenwoordigt 70% van het gestorte kapitaal van de NV Dochter: 70% van € 600.000 = € 420.000. Vermits er naar aanleiding van de verdeling slechts € 150.000 ontvangen werd, wordt er een verlies aan kapitaal geleden van € 420.000, verminderd met € 150.000 is dat € 270.000. De minderwaarde is aftrekbaar bij de BVBA Moeder voor een bedrag van € 270.000. Het saldo van € 80.000 (€ 350.000 - € 270.000) is fiscaal gezien niet aftrekbaar en maakt een verworpen uitgave uit. Ook minderwaarden op aandelen van een beleggingsvennootschap (bv. een bevek) zijn niet aftrekbaar, hoewel de meerwaarden op die aandelen toch belastbaar zijn. De rechter kan daarmee leven en ziet daarin geen discriminatie (Hof van beroep, Bergen, 24 september 2010). Kosten of afschrijving? Het betreft in principe geen fiscaal aftrekbare kosten, behoudens een minderwaarde die gerealiseerd wordt naar aanleiding van een vereffening. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Ook waardeverminderingen op aandelen waarvan de vennootschap enkel het vruchtgebruik heeft, zijn niet aftrekbaar (rb. Antwerpen, 21 mei 2010). Als de vennootschap vroeger geboekte waardeverminderingen op aandelen terugneemt, dan stijgt haar boekhoudkundig eigen vermogen en krijgt de vennootschap volgend jaar meer notionele interestaftrek (zie 66. Notionele Interestaftrek). Fiscaal gezien is die terugname van waardeverminderingen niet belastbaar (vrijstelling via de aangifte Venn. B.). Verkoopkosten. De bijkomende kosten bij een verkoop van aandelen hebben een invloed op het bedrag van de meer- of minderwaarde. Artikel 43 WIB luidt als volgt: “De verwezenlijkte meerwaarde is gelijk aan het positieve verschil tussen eensdeels de ontvangen vergoeding of de verkoopwaarde bij de vervreemding van het goed verminderd met de kosten van de vervreemding en anderdeels de aanschaffings- of de beleggingswaarde ervan verminderd met de voorheen aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen.”. Voor het vaststellen van de fiscale meerwaarde bij de vervreemding van aandelen moet de vennootschap de kosten van die vervreemding in mindering brengen van de ontvangen verkoopprijs of verkoopwaarde. Ook kosten die vroeger gemaakt werden in verband met de vervreemding, worden hier bedoeld. Kosten van vervreemding zijn o.a. erelonen van raadgevers, taksen, kosten van technische controles, kosten van expertises, schattingen, studies, enz. VOORBEELD (CF. CIRCULAIRE RANDNUMMER 20) Een binnenlandse vennootschap die per kalenderjaar boekhoudt, kocht in 2009 aandelen aan voor een bedrag van € 3.000. In 2011 verkoopt ze die aandelen voor € 4.000 en betaalt ze € 40 aan verkoopkosten. Er werd geen waardevermindering geboekt op deze aandelen. De verwezenlijkte meerwaarde komt in aanmerking om vrijgesteld te worden (overeenkomstig art. 192, § 1, 1ste lid WIB 92). In de boekhouding wordt de verwezenlijkte meerwaarde van € 1.000 (€ 4.000 - € 3.000) geboekt onder de opbrengstenrekening ‘meerwaarden op de realisatie van vaste activa’, terwijl de verkoopkosten (€ 40) onder de financiële kostenrekening geboekt worden. Bijgevolg bedraagt het boekhoudkundige resultaat met betrekking tot de verkoop van deze aandelen € 960. Op fiscaal vlak wordt deze meerwaarde overeenkomstig art. 43 WIB 92 als volgt bepaald: Verkoopprijs Verkoopkosten Aanschaffingsprijs Fiscale meerwaarde € 4.000 - € 40 - € 3.000 € 960 NOOT. Deze regeling is ook van toepassing op andere meerwaarden dan diegene op aandelen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 64. Monsters of staaltjes Volledig aftrekbaar? Wanneer een bedrijf kosteloos monsters uitdeelt, dit met een publicitair doel en om de goederen die het bedrijf fabriceert of verkoopt te leren kennen en te leren waarderen, dan zijn die volledig aftrekbaar (Comm. IB 53/158). Het monster moet van dezelfde aard zijn als de goederen die gefabriceerd of verkocht worden door het bedrijf. Vereist is echter niet dat ze op een speciale manier geconditioneerd werden, noch dat ze de uitdrukkelijke vermelding ‘monster’ dragen. Monsters zijn dus kleine hoeveelheden van staaltjes van de goederen waarin de vennootschap handel drijft of die ze produceert. De bedoeling is om haar product te presenteren aan (potentiële) kopers. Kosten of afschrijving? Monsters of stalen kunnen volledig in de kosten geboekt worden. Wat met de BTW? De BTW op de aankoop of de productie van goederen die dienen als handelsmonster kan in principe gerecupereerd worden als deze kosten ook door de directe belastingen aanvaard worden als bedrijfskosten. De monsters moeten dus niet per se in een aparte vorm aangeboden worden om de BTW te kunnen recupereren. Rekening houdend met de aard van het product en de commerciële context waarin de monsters aangeboden worden, kunnen er aan eenzelfde klant ook meerdere stalen aangeboden worden (Hof van justitie, zaak nr. C-581/08 van 30 september 2010, EMI Group Ltd.). Wanneer er evenwel zgn. sterkedrank gratis uitgedeeld wordt als monster of gratis aangeboden wordt om te proeven, is er geen aftrek van BTW toegelaten (art. 45, § 3, 2°W. BTW). VOORBEELD Een belastingplichtige, groothandelaar in drank, houdt een degustatieavond en laat zijn (potentiële) klanten een aantal wijnen en wat sterkedrank proeven. Voor wat de wijnen betreft, heeft hij recht op aftrek, maar niet voor de sterkedrank. Bij de aankoop van die drank zal hij als belastingplichtige die deze goederen bestemt voor doorverkoop sowieso de BTW reeds afgetrokken hebben. Bijgevolg zal hij voor wat de sterkedrank betreft een onttrekking moeten doen. LET OP! De levering van bijkomende goederen (bv. ‘drie goederen voor de prijs van twee’) is iets anders dan de uitdeling van een monster of een staal. In geval van levering van bijkomende goederen is er BTW verschuldigd op de aan de koper gevraagde prijs. Anderzijds heeft dit ‘gratis aanbod’ noch een herziening van de aftrek, noch enige belastbare onttrekking tot gevolg. Waarop moet u zeker letten? Fiscaal gezien moet men erop letten dat men kan bewijzen dat de stalen of de monsters gratis uitgedeeld werden. Zo niet worden zij geacht verkocht te zijn met BTW. Het bewijs daarvan moet volgens de BTW-Administratie geleverd worden door de voorlegging van een door de klant ondertekend ontvangstbewijs, zeker wanneer het gaat om monsters die in dezelfde conditionering als de gewoonlijk verkochte goederen aangeboden worden (BTW-handleiding, nr. 348). Uiteraard is dit in de praktijk vaak niet realiseerbaar. Daarom is het wel aangewezen om een detaillering bij te houden van de goederen die u als monster uitdeelt. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Een detaillering van de goederen die als staal of als monster uitgedeeld werden, is van belang. Dit kan bv. de factuur zijn van een marketingbureau dat de stalen of de monsters heeft helpen uitdelen en dat bevestigt dat de monsters met de productienummers X tot en met Y uitgedeeld werden. 65. Motorfiets Volledig aftrekbaar? De aftrekbeperking die we kennen voor de personenwagens, is niet van toepassing op de kosten met betrekking tot motorfietsen en bromfietsen. Kosten of afschrijving? De aankoop van een motor betreft een afschrijfbare investering. Het principe is een afschrijvingsduur van vijf jaar. Dit geldt evenzeer voor het slot, de helm en de eventuele koffers. De beschermende kledij en de helm kunnen afgeschreven worden over een periode van drie jaar. Er kan ook degressief afgeschreven worden. Over de beroepskosten inzake motorfietsen is er een duidelijke circulaire opgesteld (Ci.RH. 241/559.092 (AOIF 43/2005) d.d. 23.11.2005). Voor het gedeelte waarvoor de werknemer of de bedrijfsleider de motorfiets privé gebruikt, zal er een belastbaar voordeel van alle aard aangerekend worden. In dat geval mag u dus niet dezelfde methode aanwenden zoals die voor het gebruik van personenwagens. Een forfaitaire raming van het voordeel zoals bij personenwagens is m.a.w. niet toegelaten. Wat met de BTW? De 50%-aftrekbeperking geldt niet voor motorfietsen (zie 7. Autokosten). Bijgevolg is de BTW op de aankoop, het onderhoud en de herstelling van de motorfiets en het toebehoren ervan aftrekbaar a rato van het beroepsgebruik. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De aankoopfactuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 66. Notionele interestaftrek Volledig aftrekbaar? De notionele interestaftrek (de officiële benaming is ‘aftrek voor risicokapitaal’) betreft fictief aftrekbare kosten. Het zijn geen kosten waarbij er een betaling gemoeid is. Hier overlopen we kort een aantal kenmerken van de maatregel. Het principe is dat de vennootschap een aftrek geniet van een bepaald percentage van haar eigen vermogen. Dit percentage wordt elk jaar bepaald in functie van de OLO-rente op tien jaar. De filosofie achter de notionele interestaftrek is eenvoudig. Een vennootschap die geld ontleent, kan de betaalde interest in aftrek nemen. Een vennootschap die haar investeringen ‘autofinanciert’, m.a.w. met eigen vermogen realiseert in plaats van met vreemd vermogen, kan dit niet. Daarom werd de notionele interestaftrek ingevoerd. Deze vennootschap geniet nu ook een (notionele) interestaftrek op basis van haar eigen vermogen. Het systeem van de notionele interestaftrek is in principe van toepassing op alle vennootschappen die een jaarrekening opstellen. Het basispercentage van de notionele interestaftrek bedraagt 3,8% voor aanslagjaar 2011 en 3,425% voor aanslagjaar 2012. Kleine vennootschappen (art. 15 W. Venn.) krijgen 0,5% extra en komen dus aan een tarief van 4,3% voor aanslagjaar 2011 en 3,925% voor aanslagjaar 2012. Deze percentages worden losgelaten op het boekhoudkundige eigen vermogen van de vennootschapaan het einde van het voorgaande boekjaar. Dit eigen vermogen wordt nog enigszins ‘gecorrigeerd’ door een aantal zaken ervan in aftrek te nemen: de fiscale nettowaarde van de eigen aandelen; de fiscale nettowaarde van aandelen geboekt onder de financiële vaste activa; de fiscale nettowaarde van de aandelen waarop er een DBI-aftrek gegeven kan worden; de netto boekwaarde van de materiële vaste activa die de beroepsbehoeftes overtreffen; de boekwaarde van beleggingen; de boekwaarde van onroerende goederen (of een deel ervan) die ter beschikking gesteld worden van bedrijfsleiders (ook zakelijke rechten); de uitgedrukte, maar niet-verwezenlijkte meerwaarden en kapitaalsubsidies. Er komen ook enkele bijkomende correcties voor buitenlandse inrichtingen en voor sommige in het buitenland gelegen onroerende goederen. Wijzigingen van het eigen vermogen of van de te corrigeren activa die plaatsvinden tijdens het jaar, beïnvloeden evenzeer het eigen vermogen. Vennootschappen die wegens te weinig winst de notionele interestaftrek niet of niet volledig kunnen genieten (bv. omwille van een verlies), kunnen de niet-benutte aftrek gedurende zeven boekjaren overdragen. Kosten of afschrijving? Het betreft een aftrek die fiscaal gezien doorgevoerd wordt via de aangifte vennootschapsbelasting, de aftrek beïnvloedt m.a.w. enkel de te betalen vennootschapsbelasting. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Bij de aangifte vennootschapsbelasting moet de vennootschap voor de notionele interestaftrek het specifieke formulier 275 C toevoegen. U kunt dit formulier terugvinden via de website van de FOD Financiën. We hebben het reeds een aantal keren aangehaald dat een onroerend goed waarvan de bedrijfsleider het gebruik heeft ook in mindering genomen moet worden bij de berekening van de notionele interestaftrek. Het volgende voorbeeld maakt dit duidelijk. VOORBEELD Een vennootschap heeft de volgende balanscijfers: ACTIVA PASSIVA Materieel € 200.000 Kapitaal € 50.000 Villa van de bestuurder € 400.000 Reserves € 450.000 Vorderingen € 100.000 Schulden € 300.000 Liquide middelen € 100.000 Totaal € 800.000 € 800.000 Berekening notionele interestaftrek: Boekhoudkundig eigen vermogen - correcties: € 500.000 Villa bestuurder € 400.000 Saldo € 100.000 Berekening van de aftrek voor aanslagjaar 2012: € 100.000 x 3,925% = € 3.925. De vennootschap kan dit bedrag in aftrek nemen van haar belastbaar resultaat, wat een besparing zal geven van € 1.334,11 aan vennootschapsbelasting (33,99%). Er kan geen notionele interestaftrek toegepast worden op de volgende bestanddelen van het resultaat: het gedeelte van het resultaat dat voortkomt uit abnormale of goedgunstige voordelen die verkregen zijn van ondernemingen waarmee er een rechtstreekse of een onrechtstreekse band van wederzijdse afhankelijkheid bestaat; de grondslag van de bijzondere 309% aanslag op niet-verantwoorde kosten en verdoken meerswinsten; het gedeelte van de winst dat bestemd is voor de werknemersparticipatie; het gedeelte van de winst dat voortkomt uit de niet-naleving van de voorwaarden inzake de investeringsreserve. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 67. Opendeurdagen Volledig aftrekbaar? Naar aanleiding van een opendeurdag, verkoopdag, bezoekersdag, e.d. bieden vennootschappen vaak drank, hapjes of maaltijden aan hun bezoekers aan. Dit creëert een aangename sfeer en stimuleert de neiging om aan te kopen. De fiscus beschouwt alle kosten die een vennootschap maakt voor de ontvangst van mogelijke klanten, leveranciers, zakenrelaties en andere personen als receptiekosten. Het speelt geen rol of de ontvangst gebeurt in de eigen lokalen of elders. Receptiekosten zijn slechts voor 50% aftrekbaar (Comm. IB 53/144). Meer en meer rechters zijn het niet eens met dat standpunt van de fiscus. Naar aanleiding van zijn 20-jarige bestaan richtte een aannemer die ramen en veranda’s plaatst gedurende drie dagen opendeurdagen in. Hij zorgde voor een groots opgezet spektakel (met onder meer kermisattracties) en liet de organisatie over aan een gespecialiseerde firma. Volgens de rechter waren de kosten van dit evenement voor 100% aftrekbaar als publiciteitskosten. Dit bleek o.m. uit de overeenkomst die gesloten werd met het publiciteitsagentschap, waarin uitdrukkelijk vermeld stond dat het de bedoeling was om een publicitair evenement te organiseren dat een breed publiek bereikt, met de bedoeling om meer te kunnen verkopen (rb. Brussel, 13 juli 2005). Ook de rechtbank van Namen heeft in dezelfde zin gevonnist bij een vennootschap die concessiehouder was van een automerk. Zij organiseerde een evenement naar aanleiding van de voorstelling van een nieuw automodel en vierde ook haar 25-jarige bestaan. Daarbij maakte zij cateringkosten. Volgens de rechter hadden beide evenementen een publicitair doel en zijn de kosten volledig aftrekbaar. (rb. Namen, 15 oktober 2008). De rechter in Gent aanvaardt de volledige aftrek van traiteurskosten die een vennootschap (producent en groothandel in natuursteen) maakte bij verkoopzondagen door aan kopers een buffet en drank aan te bieden. Tijdens het evenement wordt de eindkoper voorgelicht over het productieproces en de (bestaande en nieuwe) producten en staat er een verkopersteam klaar om de verkoop af te sluiten. De gemaakte traiteurskosten zijn dus publiciteitskosten (rb. Gent, 13 oktober 2010). Enkel de rechter in Leuven volgde de fiscus (rb. Leuven, 6 maart 2009). De rechters trekken dus meer en meer de BTW-redenering door naar de directe belastingen. Zij verwijzen naar het BTW-cassatie-arrest van 8 april 2005 over de aftrek van de BTW op een promotiefeest (zie verder). In dit arrest zei cassatie dat de BTW voor 100% gerecupereerd kan worden als er sprake is van enig promotieaspect, vermits het dan om publiciteitskosten gaat. Vermits het in dit geval duidelijk de bedoeling was om promotie te maken, zijn dit voor de rechter publiciteitskosten, die dus voor 100% aftrekbaar zijn als beroepskosten. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten onder voorwaarden. Wat met de BTW? Tot 2005 was de BTW van oordeel dat alle kosten met betrekking tot opendeurdagen de aard hadden van niet-aftrekbare kosten van onthaal. Naar aanleiding van een cassatie-arrest van 8 april 2005 heeft de BTW haar standpunt evenwel versoepeld. Voor zover uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat de opendeurdag een effectief publicitair karakter heeft en de directe verkoop van producten of diensten beoogt, is de BTW op de kosten van de opendeurdag aftrekbaar, behalve voor restaurantkosten. Deze kosten blijven volgens de BTW-Administratie niet aftrekbaar. Het Hof van cassatie heeft recentelijk de BTW-Administratie in het ongelijk gesteld (cassatie, 11 maart 2010). Volgens het Hof moet er niet gekeken worden naar de aard van de uitgave, maar wel naar het doel ervan. Zodra een belastingplichtige iets organiseert om zijn producten in de kijker te zetten en de verkoop te bevorderen, is er sprake van publiciteit en is de BTW recupereerbaar, ook op de restaurant- en cateringkosten die een integrerend deel uitmaken van de opendeurdag. Waarop moet u zeker letten? De vennootschap moet effectief aantonen dat ze de bedoeling heeft om promotie te maken en de verkoop te bevorderen. Organiseert de vennootschap bv. enkel voor haar beste klanten een feestje in beperkte kring naar aanleiding van haar 20-jarige bestaan, dan kan ze die uitgave slechts voor 50% in aftrek nemen en kan de BTW niet gerecupereerd worden. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 68. Opvangkosten voor kinderen Volledig aftrekbaar? Wanneer de vennootschap in haar gebouwen voor haar personeel een kinderopvang organiseert, worden de kosten van het in de onderneming ingerichte kinderdagverblijf beschouwd als een sociaal voordeel. Dit heeft tot gevolg dat de gemaakte kosten niet fiscaal aftrekbaar zijn. De werknemers hoeven op hun beurt geen belastingen te betalen op dit sociale voordeel. Een vennootschap kan ook geld overschrijven aan een collectieve voorziening voor kinderopvang die met die gelden haar werkingskosten, infrastructuur of uitrusting financiert. Dergelijke betalingen zijn fiscaal aftrekbaar onder een aantal voorwaarden (art. 52 bis WIB 92 en circulaire nr. AFZ/2003-0515, AFZ 1/2004 d.d. 08.01.2004). Deze voorwaarden zijn: de opvangvoorziening is erkend of gesubsidieerd door of staat onder toezicht van Kind en Gezin, het Office de la Naissance et de l’Enfance of de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap; de sommen zijn rechtstreeks of door tussenkomst van de vermelde bevoegde instelling gestort aan de opvangvoorziening overeenkomstig de toepasselijke reglementering van de betreffende gemeenschap; de sommen worden door de opvangvoorziening gebruikt om de werkingskosten en de uitgaven voor infrastructuur of voor uitrusting te financieren die nodig zijn voor het creëren van opvangplaatsen voor kinderen van minder dan drie jaar die voldoen aan de door de betreffende gemeenschap gestelde voorwaarden of voor het behoud van de aldus gecreëerde plaatsen; de sommen mogen niet gebruikt worden voor de betaling van de normale tussenkomst van de ouders voor de oppas van hun kinderen; de sommen die in aanmerking genomen kunnen worden als beroepskosten, mogen per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan € 7.420 (het maximum voor aanslagjaar 2012) per opvangplaats; de bevoegde instelling verstrekt jaarlijks per opvangvoorziening aan de belastingplichtige die de sommen gestort heeft een document waarin ze verklaart dat er voldaan is aan de voorwaarden vermeld in dit artikel en waarin ze zowel het bedrag dat gebruikt is voor het creëren of het behouden van de opvangplaatsen als het aantal desbetreffende plaatsen opgeeft. Kosten of afschrijving? De lonen van de kinderverzorgsters en de overige kosten van de vennootschap in het kader van de kinderopvang binnen de onderneming zijn fiscaal niet aftrekbaar. Wat met de BTW? Art. 44, § 2, 2°W. BTW stelt de erkende kinderopva ng vrij van BTW. De BTW op de kosten in verband met de inrichting van een kinderbewaarplaats in het bedrijf zelf is recupereerbaar, op voorwaarde dat alle personeelsleden dit voordeel kunnen genieten (het moet dus gaan om een collectief sociaal voordeel). Waarop moet u zeker letten? Wanneer de vennootschap de persoonlijke kinderopvangkosten van een externe kinderopvang ten voordele van haar personeelsleden of bedrijfleiders betaalt, dan is dit een voordeel van alle aard. De werknemer of bedrijfsleider wordt daarop belast en de vennootschap kan deze kosten in principe aftrekken als ze de vereiste fiscale fiche opstelt. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 69. Outplacement Volledig aftrekbaar? Werkgevers doen vaak tegen betaling een beroep op een gespecialiseerd bureau van leidingadvies, met als doel een werknemer toe te laten om zelf en zo snel mogelijk werk te vinden bij een nieuwe werkgever of een beroepsactiviteit als zelfstandige uit te bouwen. Kosten of afschrijving? Op het vlak van de inkomstenbelasting worden de kosten van outplacement gelijkgesteld met kosten eigen aan de werkgever. De vennootschap kan deze kosten in aftrek brengen en de werknemer wordt hierop niet belast (Comm. IB 57/27). Wat met de BTW? Op het vlak van de BTW beschouwt men de kosten van outplacement als inherent aan de economische activiteit van de werkgever. Indien laatstgenoemde een belastingplichtige met recht op aftrek is, is de BTW geheven op deze kosten bijgevolg integraal aftrekbaar (parl. vr. nr. 1.477, 8 september 1998, Fournaux). Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 70. Parkeerboetes Volledig aftrekbaar? Als een wagen van de vennootschap verkeerd geparkeerd stond, dan kan zij daarvoor van de politie een parkeerboete krijgen. Ook als de bedrijfsleider of een werknemer te snel rijdt en geflitst werd, volgt er een fikse geldboete. Zijn die boetes aftrekbaar en zo ja, in welk jaar? Geldboetes zijn nooit aftrekbaar, ook niet als die veroorzaakt werden door een werknemer of een bedrijfsleider tijdens de uitoefening van de beroepsactiviteit. Parkeerboetes en snelheidsboetes zijn dus niet aftrekbaar. Wanneer een werknemer of een bedrijfsleider echter een verkeersboete of een strafrechtelijke boete oploopt tijdens zijn privéleven of tijdens de woon-werkverplaatsingen en de vennootschap die boete betaalt, dan vormt dit een voordeel van alle aard (vr. nr. 469 Jenne De Potter van 14 mei 2009, V&A, Kamer, 2008-2009, nr. 67 van 29 juni 2009, 144-146). Hierdoor worden de kosten in feite een bezoldiging en zijn ze wel aftrekbaar voor de vennootschap, maar zijn er ook sociale zekerheidsbijdragen op verschuldigd. Voor de bedrijfsleider en de werknemer betreft het dan een belastbare bezoldiging. Kosten of afschrijving? Het betreft niet-aftrekbare kosten, tenzij het een bezoldiging betreft. Wat met de BTW? Op een parkeerboete is er geen BTW verschuldigd. Waarop moet u zeker letten? Gaat het om een parkeerretributie opgelegd door een parkeerwachter (bv. “u heeft gekozen voor het halve dagtarief”), dan gaat het om gewoon parkeergeld. Dit kan de vennootschap wel in de kosten nemen vermits een retributie geen geldboete is. Als de parkeerretributie opgelopen wordt met een personenwagen, dan moeten de kosten fiscaal gezien beperkt worden in functie van de CO2-uitstoot van de geparkeerde auto. Een parkeerretributie betaald door een bedrijfsleider in Knokke op een zondag is wellicht eerder een privékost. Als de vennootschap die kost voor haar rekening neemt ter ontlasting van de bedrijfsleider, dan verschaft ze hierdoor een voordeel van alle aard. Dit is dan belastbaar voor de bedrijfsleider terwijl de kost voor de vennootschap aftrekbaar is mits vermelding op de fiscale fiche. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 71. Parkeerkosten Volledig aftrekbaar? Het parkeergeld dat de vennootschap betaalt voor het parkeren in een privé-parking is aftrekbaar. Indien het gaat om een personenwagen, dan valt het parkeergeld (betaald in een parkeergarage of in een parkeermeter) wel onder de beperkte aftrekbaarheid van autokosten in functie van de CO2-uitstoot van de geparkeerde auto. Voor garagekosten is de fiscus tolerant. Wanneer de vennootschap een garage of autostaanplaatsen aankoopt of huurt voor het cliënteel en/of voor de eigen wagens van haar personeelsleden (parl. vr. nr. 736 van de heer Dupré d.d. 30 september 1993), dan mag zij deze kosten volledig aftrekken. Dit zijn zgn. garagekosten. Indien de vennootschap de garage of autostaanplaatsen echter gebruikt voor haar eigen bedrijfswagens, dan wordt de aftrek wel beperkt in functie van de CO2-uitstoot. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De BTW op parkeerkosten is recupereerbaar in de mate waarin het beroepsgebruik aangetoond kan worden. De aftrekbeperking van 50% is niet van toepassing op parkeerkosten. Het maakt hierbij niet uit voor wie de parkeerplaatsen bestemd zijn (de bedrijfsleider, de personeelsleden, klanten, leveranciers of andere bezoekers - Beslissing nr. ET 108.474 van 9 december 2004 en parl. vr. nr. 244, 27 juli 2004, Fournaux). Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Een kopie (een dubbel) van het betalingsbewijs vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 72. Pc Volledig aftrekbaar? Pc’s mogen afgeschreven worden. De kosten voor internetgebruik zijn eveneens aftrekbaar. Als de personeelsleden en/of de bedrijfsleider de bedrijfscomputer ook voor privédoeleinden gebruiken, dan is daaraan een forfaitair voordeel van alle aard verbonden. Het belastbaar voordeel bedraagt forfaitair € 180 per jaar voor de apparatuur en € 60 per jaar voor het internetgebruik. De fiscus moet het privé-gebruik evenwel aantonen. Kosten of afschrijving? De aanschaf van de computer en de randapparatuur zijn afschrijfbare activa (over een levensduur van drie jaar). De hardware is degressief afschrijfbaar, maar de software niet. Software moet de vennootschap over vijf jaar afschrijven volgens de algemene regel uit art. 63 WIB 92 (parl. vr. nr. 424 van Ingrid Claes, 18 februari 2010). Wat met de BTW? Worden de pc en de randapparatuur uitsluitend voor beroepsdoeleinden gebruikt, dan is de BTW uiteraard integraal recupereerbaar. Hetzelfde geldt voor de internetaansluiting en het internetabonnement. Gebruikt het personeelslid of de bedrijfsleider de pc en/of de internetaansluiting ook deels voor privédoeleinden, dan kan de vennootschap de BTW die slaat op de pc of de internetaansluiting ook volledig terugvorderen, op voorwaarde dat de BTW op het aangerekende voordeel van alle aard in de directe belastingen doorgestort wordt aan de schatkist (Aanschrijving nr. 6 van 9 februari 2005). Aangezien dit voordeel van alle aard inclusief BTW is, wordt de verschuldigde BTW verkregen door het bedrag van dit voordeel (€ 180 of € 60) te vermenigvuldigen met de breuk 21/121. Waarop moet u zeker letten? Vergeet het voordeel van alle aard uit het privégebruik van de bedrijfscomputer niet te vermelden op de fiscale fiches. Er bestaat echter nog een ander alternatief om het personeel te stimuleren tot computergebruik, nl. het zgn. pc-bonussysteem. Dit systeem houdt in dat de vennootschap financieel gezien kan tussenkomen in de aankoopprijs van een nieuwe pc (al dan niet met randapparatuur en/of internetaansluiting en/of internetabonnement) die aangekocht werd door een werknemer. Onder bepaalde voorwaarden is die geldelijke tussenkomst dus een aftrekbare beroepkost voor de vennootschap. Voor aanslagjaar 2012 is de werkgeverstussenkomst in de aankoopprijs beperkt tot € 780 op voorwaarde dat de bruto belastbare bezoldigingen van die betrokken werknemer niet hoger zijn dan € 30.540 (bezoldiging na aftrek van de ingehouden persoonlijke sociale bijdragen, maar vóór aftrek van de beroepskosten). De vennootschap mag op enig ogenblik nooit zelf de eigenaar van de vermelde elementen geweest zijn. Bedrijfsleiders komen dus niet in aanmerking. Met ‘randapparatuur’ bedoelt men de printer, het klavier, de muis, het beeldscherm, de harde schijf, de modem, de geluidskaart, de drives, de writers, de scanner, het grafische tablet, de webcam, de luidsprekers, het digitale fototoestel, … Bij de aankoop van de pc of de randapparatuur (bv. printer, digitaal fototoestel, webcam, …) wordt de vrijstelling slechts één keer per periode van drie belastbare tijdperken verleend. Indien de werkgever meer betaalt dan de toegelaten grens, dan is het overschot belastbaar als voordeel van alle aard. De vennootschap kan die kosten aftrekken mits ze de ficheplicht naleeft. Indien de werknemer de loongrens overschrijdt, is er geen vrijstelling voor de werknemer en is de volledige werkgeverstussenkomst belastbaar als voordeel van alle aard. In hoofde van de verstrekkende onderneming is die tussenkomst integraal aftrekbaar mits de ficheplicht vervuld wordt. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De aankoopfactuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 73. Pensioenopbouw (groepsverzekering) Volledig aftrekbaar? Veel vennootschappen doen een beroep op een groepsverzekering om een extralegaal pensioenkapitaal te verstrekken aan het personeel of de bedrijfsleiders. De betaalde premies aan de groepsverzekeringsmaatschappij zijn fiscaal aftrekbaar (onder strikte voorwaarden). Naast het fiscale voordeel kan de vennootschap haar werknemers ook ‘binden’. Personeelsleden zullen alleszins het positieve element van zo’n verzekering inzien. De werknemer weet immers dat er voor hem nog een appeltje voor de dorst is wanneer hij met pensioen gaat. De eindtaxatie van het pensioenkapitaal is trouwens ook gunstig. Onder bepaalde voorwaarden kan het groepsverzekeringskapitaal zelfs ontleend worden voor de betaling van de eigen woning van de werknemer of de bedrijfsleider. De woning mag zelfs buiten België liggen, maar ze moeten wel binnen de EER gelegen zijn (dit is de Europese Economische Ruimte, ofwel de Europese Unie + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein). Op de premies van een groepsverzekering is de vennootschap een taks van 4,4% verschuldigd. De verzekeringsmaatschappij houdt die taks in van iedere betaalde premie. Volgens de fiscus kan de vennootschap die premietaks aftrekken als beroepskosten als ook de premie waarop hij betrekking heeft, aftrekbaar is. In de mate waarin de verzekeringspremie niet aftrekbaar is wegens overschrijding van de 80%-grens, wordt dus ook de daarin begrepen premietaks verworpen (parl. vr. De Maght nr. 30, d.d. 7 december 2009 en Ci.RH. 243/594.796 d.d. 3 februari 2009). Kosten of afschrijving? Binnen de zgn. 80%-regel zijn de premies fiscaal aftrekbaar. Die premies moeten dus wel binnen de zgn. 80%-grens vallen. Dat wil zeggen dat de latere toekenningen bij leven - zowel de wettelijke als de extrawettelijke, behalve de uitkeringen op grond van individuele levensverzekeringscontracten en van pensioensparen - uitgedrukt mogen worden in jaarlijkse renten en niet hoger mogen zijn dan 80% van de laatste normale bruto jaarbezoldiging van de aangesloten werknemer. Wat met de BTW? Er zijn geen BTW-aspecten waarmee men rekening moet houden. Waarop moet u zeker letten? De fiscale 80%-grens moet zeker gerespecteerd worden. Hoe hoger deze bezoldiging, hoe groter de aftrekbare premie zal zijn. Door in het contract de mogelijkheid van een geïndexeerde en overdraagbare lijfrente te voorzien, kan uw vennootschap ook meer pensioen opbouwen. De vennootschap moet haar zelfstandige bedrijfsleiders wel een regelmatige bezoldiging toekennen. In de 80%-formule tellen enkel de maandelijks toegekende of betaalde bezoldigingen mee die drukken op de resultaten van het boekjaar. Tantièmes en niet-regelmatige voordelen zitten bij de bedrijfsleiders dus niet in de referentiebezoldiging. Let op met ‘grote’ premies. De fiscus kijkt er op toe dat de premies niet de beroepsbehoeftes op onredelijke wijze te overtreffen - gelet op de resultaten van de onderneming (Comm. IB 92 195/20). Ook de rechtspraak heeft de premie verworpen bij een vennootschap die een grote éénmalige premie stortte, daardoor zwaar ‘in het rood’ ging en kort nadien vereffend werd (rb. Namen, 16 april 2008 en cassatie, 15 januari 2009). Sinds 2011 moeten alle contracten m.b.t. extralegale pensioenopbouw voor werknemers opgenomen worden in een centrale databank van aanvullende pensioenen (SIGeDIS genoemd). De banken en de verzekeraars zullen alle informatie over groepsverzekeringen en IPT’s moeten doorgeven aan die databank. Vanaf 2013 zullen ook de extralegale pensioenen voor zelfstandigen in de databank geïntegreerd worden. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? U moet de premiebetalingen van de groepsverzekering bijhouden. 74. Personeelsfeest Volledig aftrekbaar? Kosten voor maaltijden en drank gemaakt voor het personeel naar aanleiding van Sinterklaas, Kerstmis of Nieuwjaar zijn voor 100% aftrekbaar. Het speelt daarbij geen rol waar het feestje precies plaatsvindt (in een restaurant of in uw eigen lokalen). De fiscus accepteert slechts één collectief eindejaarsfeest per jaar. Daarnaast kan de vennootschap ook ter gelegenheid van huldigingen (bv. vijf jaar dienst) voor haar personeel een voor 100% aftrekbaar personeelsfeestje geven. De werknemer wordt niet belast op het genoten voordeel. De voorwaarde is wel dat u al uw werknemers uitnodigt en geen ‘selectief kransje’. Een andere voorwaarde om als sociaal voordeel beschouwd te worden, is dat het personeelsfeestje gegeven moet worden naar aanleiding van Sinterklaas, Kerstmis, Nieuwjaar, ... De vennootschap kan dus eigenlijk maar één personeelsfeestje per jaar geven en dat moet plaatsvinden tijdens de eindejaarsperiode. Kosten voor ‘andere’ personeelsfeestjes zijn echter niet-aftrekbare sociale voordelen, bv. de kosten van de jubileumviering van de vennootschap. De kosten die de vennootschap maakt voor de ontvangst van klanten of leveranciers (dranken, gerechten, rookwaren, personeel, ...), zijn maar voor 50% aftrekbaar als receptiekosten. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten onder voorwaarden. Wat met de BTW? De BTW op de kosten van de organisatie van een personeelsfeest kan gerecupereerd worden als er voldaan is aan de volgende voorwaarden (parl. vr. nr. 202, 20 januari 2000, Pieters en parl. vr. nr. 3-239, 5 september 2003, Caluwé): alle personeelsleden moeten uitgenodigd worden; aan het bedrijf vreemde bezoekers (klanten, leveranciers, aandeelhouders, …) mogen niet uitgenodigd worden; de BTW op de kosten van tabaksfabrikaten, geestrijke dranken, hotel- en restaurantkosten is nooit aftrekbaar. Het feit dat ook de partners van de personeelsleden uitgenodigd worden, staat de BTW-aftrek niet in de weg (Antwerpen, 18 december 2007). Als de personeelsleden zelf instaan voor de bediening van de maaltijden en de dranken, dan is de BTW op alle kosten die verband houden met het personeelsfeest in beginsel aftrekbaar, ook op de levering van dranken (met uitzondering van de geestrijke dranken) en eetwaren (in principe tegen het 6%-BTW-tarief, tenzij voor alcoholische dranken en bepaalde luxeproducten, zoals kreeft, kaviaar, oesters, … waarvoor het 21%BTW-tarief geldt). Gebeurt de bediening door het cateringbedrijf of de traiteur zelf, dan kan de BTW op de geserveerde maaltijden (tegen 12% BTW sinds 1 januari 2010) en de dranken (tegen 21% BTW) in principe niet gerecupereerd worden. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 75. Personeelsvrijstelling KMO KMO-vennootschappen kunnen een fiscale vrijstelling van hun belastbare winsten krijgen per bijkomend personeelslid met een lage bezoldiging dat ze in België tewerkstellen. LET OP! Met KMO’s worden hier ondernemingen bedoeld die op 31 december 1997 of - als de aanvang van de exploitatie op een latere datum valt - op het einde van het eerste exploitatiejaar minder dan 11 werknemers tewerkstellen. Het moet bovendien om nieuw (bijkomend) personeel gaan. Zo wordt er ook geen rekening gehouden met de personeelsaangroei die het gevolg is van een overname van werknemers die reeds vóór 1 januari 1998 aangeworven waren: door een onderneming waarmee de belastingplichtige zich rechtstreeks in enig verband van wederzijdse afhankelijkheid bevindt; of door een belastingplichtige van wie hij de beroepswerkzaamheid geheel of gedeeltelijk voortzet ingevolge een gebeurtenis die geen belastingvrije fusie, splitsing, e.d. is. Het brutoloon van het nieuw aangeworven personeelslid mag ook niet meer bedragen dan € 90,32 per dag of € 11,88 per uur. De berekening is een vrij complexe aangelegenheid en er zijn enkele principes waarmee men rekening moet houden. De berekening van het personeelsbestand en de vergelijking ervan moet o.a. per kalenderjaar gebeuren, ook voor de ondernemingen die hun boekhouding op een andere datum dan 31 december afsluiten (Ci.RH. 242/516.233 (AOIF 27/2003) d.d. 29.10.2003). Het bedrag van de vrijstelling bedraagt € 5.260 per bijkomend personeelslid voor aanslagjaar 2012. Wanneer het gemiddelde personeelsbestand tijdens het jaar volgend op de vrijstelling echter verminderd is ten opzichte van het jaar van de vrijstelling, dan moet de vennootschap het bedrag van de voordien vrijgestelde winst terugnemen verminderd per afgevloeid personeelslid (behoudens uitzonderingen). De vrijstelling wordt bekomen via de aangifte van de vennootschapsbelasting. Deze maatregel staat ingeschreven onder artikel 67 ter WIB 92 en is niet meer tijdelijk (Programmawet van 8 juni 2008, Belgisch Staatsblad van 16 juni 2008). Kosten of afschrijving? Het betreft een voorziening die in de kosten genomen wordt (het jaar nadien tegen te boeken). Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Om de vrijstelling te genieten moet de vennootschap de ingevulde tabel 276 T toevoegen als bijlage bij haar aangifte. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 76. Poetshulp Volledig aftrekbaar? Het gaat om een werkvrouw, een tuinman, een chauffeur, enz. die in dienst is van de vennootschap. In de mate waarin de betrokkene werkt voor de beroepsactiviteit van de vennootschap, zijn de kosten aftrekbaar. Indien de hulp ook deels voor de bedrijfsleider privé werkt, blijven de kosten bij de vennootschap aftrekbaar, maar zal er een voordeel van alle aard aangerekend worden. Privé wordt de bedrijfsleider belast op een forfaitair voordeel van alle aard onafgezien van wat de uiteindelijke kostprijs is voor de vennootschap. Dat belastbaar voordeel bedraagt op jaarbasis € 5.950 indien de persoon voltijds tewerkgesteld is. Bij een deeltijdse tewerkstelling wordt het bedrag van € 5.950 in dezelfde verhouding verminderd. Net zoals bij de andere belastbare voordelen zal het voordeel verminderd worden met de betaalde bijdrage van de genieter. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Voor de privéhulp van de bedrijfsleider gaat het om loonkosten die aftrekbaar zijn mits het opstellen van de nodige fiscale fiches. Wat met de BTW? Er zijn in principe geen BTW-aspecten waarmee men rekening moet houden. Waarop moet u zeker letten? De vennootschap moet wel fiscale fiches opmaken voor het voordeel van alle aard indien de poetsvrouw, tuinman, chauffeur e.d. ook privé werkt voor de bedrijfsleider. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De loonberekening en/of de factuur van het sociaal secretariaat dient als bewijs en als boekhoudkundig verantwoordingsstuk. 77. Publiciteit (algemeen) Volledig aftrekbaar? Publiciteitskosten zijn volledig aftrekbaar. Zelfs bij een accountantkantoor aanvaardde de rechter de kosten in verband met ‘marketing en publiciteit’. De controleur weigerde de kosten omdat de gevoerde marketing en publiciteit in strijd is met de plichtenleer van accountants. Volgens het Hof van beroep van Bergen kon de fiscus de aftrek echter niet weigeren om die reden. De werkelijkheid van de kosten was niet betwist en de kosten waren gemaakt om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Door in dergelijke omstandigheden te eisen dat de uitgaven in overeenstemming moeten zijn met de plichtenleer van de betrokken beroepsgroepering, voegt de fiscus een aftrekbaarheidsvoorwaarde toe die niet in de wet staat. Dat kan niet, aldus de rechter (Hof van beroep van Bergen, 8 oktober 2008). Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De grens tussen publiciteitskosten en kosten van onthaal is niet altijd even duidelijk. Nochtans is het onderscheid zeer belangrijk. De BTW op publiciteitskosten kan in principe nl. gerecupereerd worden, terwijl de BTW op kosten van onthaal niet terugvorderbaar is (zie 79. Receptiekosten). In een cassatie-arrest van 8 april 2005 worden beide begrippen omschreven: er is sprake van publiciteitskosten wanneer de betrokken activiteit hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft de eindkoper in te lichten over het bestaan en de hoedanigheden van een product of een dienst met de bedoeling om de verkoop ervan te bevorderen; kosten van onthaal daarentegen zijn kosten gedaan voor onthaal en ontvangst, desgevallend gepaard gaand met vermaak of ontspanning van aan het bedrijf vreemde bezoekers (in het bijzonder klanten en leveranciers) met het oog op het bestendigen of het verstevigen van zakelijke relaties. Toepassing uit de rechtspraak: kosten van een circusvoorstelling (Gent, 29 april 2008). Een belastingplichtige stelt zijn producten (meubelen en sanitair materieel) tentoon op een handelsbeurs waarbij ook randanimatie voorzien is in de vorm van een circusvoorstelling. Het Gentse Hof van beroep oordeelt dat het circus slechts één bedoeling had, nl. zoveel mogelijk mensen naar de handelsbeurs te lokken en eens ze er zijn - zo lang mogelijk op de beurs te houden. Het vermaak en het creëren van een gunstig klimaat primeert niet. Integendeel, de belastingplichtige heeft de directe verkoop van zijn producten op het oog, wat onder meer blijkt uit het dagprogramma. Zowel vóór als na de voorstelling waren de leveranciers van de producten immers aanwezig. Uit de feiten blijkt dus dat de gemaakte kosten een effectief en coherent publicitair karakter hebben. Dat de circusvoorstelling geen direct verband houdt met de activiteit en de producten van de belastingplichtige, is niet relevant. Als de vennootschap een promotie-evenement wil organiseren, treft hij het best de nodige maatregelen om zo het risico op een geschil met de fiscus te minimaliseren. In geval van betwisting is het immers aan de vennootschap om duidelijk aan te tonen dat het evenement om publicitaire redenen georganiseerd werd. Men zal onder meer aan de hand van een goed gedocumenteerd dossier op zijn minst moeten kunnen bewijzen dat het evenement georganiseerd werd om een bepaald product of een bepaalde dienst voor te stellen aan het publiek met de bedoeling de verkoop ervan te stimuleren. Organiseert de vennootschap daarentegen voor zijn nauwste zakenrelaties een feestje in beperkte kring naar aanleiding van bv. het tienjarige bestaan van de onderneming, dan zal de BTW niet afgetrokken kunnen worden. TIP. Organiseert u een publicitair evenement, dan kunt u volgens het Hof van cassatie ook de BTW recupereren op de restaurant- en cateringkosten als zij een integrerend deel uitmaken van het evenement (cassatie, 11 maart 2010 - zie 67. Opendeurdagen). Waarop moet u zeker letten? De lijn tussen publiciteitskosten en kosten van onthaal (receptiekosten) is soms subtiel. Zorg dus voor duidelijkheid bij het factureren. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur die u ontvangen heeft voor het aanbrengen van de publiciteit, vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 78. Publiciteit (op een wagen) Volledig aftrekbaar? Het aanbrengen van reclame op een bedrijfswagen betreft kosten die niet onderworpen zijn aan de beperkte aftrekregel voor personenwagens. Het betreft immers een vorm van publiciteitskosten. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten en eventueel ook de niet-aftrekbare, beroepsmatige BTW. Wat met de BTW? Is de wagen onderworpen aan de aftrekbeperking van 50% (zie 7. Autokosten), dan kan de BTW maar voor 50% gerecupereerd worden. Volgens de BTW-Administratie gaat het hier om autokosten en niet om publiciteitskosten (Beslissing nr. ET 18.944 van 27 februari 1975 en BTW-Commentaar, nr. 45/338). Deze visie wordt echter betwist. De BTW volgt m.a.w. de regeling van de directe belastingen niet. Valt de wagen niet onder de 50%-regel, dan is de BTW integraal aftrekbaar. Waarop moet u zeker letten? De kosten van de personenwagen zelf blijven beperkt aftrekbare autokosten, ook al is er reclame op aangebracht. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur die u ontvangen heeft voor het aanbrengen van de publiciteit, vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 79. Receptiekosten Volledig aftrekbaar? Receptiekosten zijn kosten die de vennootschap maakt in haar externe relaties voor de ontvangst van onder andere klanten, leveranciers, zakenrelaties en derden. Fiscaal zijn receptiekosten slechts aftrekbaar ten belope van 50% (art. 53, lid 8, WIB 92) . In de praktijk is de lijn tussen reclame-, receptie- of publiciteitskosten niet altijd even duidelijk. Reclame- en publiciteitskosten zijn immers wel volledig aftrekbaar. De eigenlijke kosten van showrooms gelegen in de onderneming waar de vennootschap haar geproduceerde of verkochte goederen tentoonstelt, blijven voor 100% aftrekbaar. Als er drankjes en hapjes aangeboden worden aan de klanten in de showroom, behoren ze wel tot de receptiekosten en zijn ze bijgevolg slechts voor 50% aftrekbaar. De rechtspraak stelt zich soepel op ten aanzien van receptiekosten gemaakt tijdens opendeurdagen als die kosten de verkoop bevorderen (zie 67. Opendeurdagen). Kosten of afschrijving? Het betreft kosten die aftrekbaar voor de helft van hun bedrag. Wat met de BTW? De BTW op kosten van onthaal kan in principe niet gerecupereerd worden (art. 45, § 3, 4°W. BTW). Kosten van onthaal zijn kosten gedaan voor onthaal en ontvangst, desgevallend gepaard gaand met vermaak of ontspanning, van aan het bedrijf vreemde bezoekers met het oog op het bestendigen of het verstevigen van zakelijke relaties. Deze kosten kunnen bestaan uit hotelkosten, restaurantkosten, de aankoop van drank en voeding (zie 25. Drank (cliënten en personeel)), de aankoop van bloemen, de huur van materiaal, muzikale begeleiding, enz. Aan het bedrijf vreemde bezoekers zijn personen die niet in de onderneming werken als personeelslid of als bedrijfsleider, zoals klanten, leveranciers, aandeelhouders, bezoekers, genodigden, andere zakenrelaties, enz. Voor zover de gemaakte kosten een effectief publicitair karakter hebben en de directe verkoop van producten of diensten beogen, gaat het om publiciteitskosten en is de BTW aftrekbaar, behalve voor restaurant- en hotelkosten. Deze kosten blijven volgens de fiscus niet aftrekbaar, ook al worden ze gemaakt met het oog op de publiciteit van welbepaalde producten of diensten. De rechtspraak is het hier evenwel vaak niet mee eens. Zijn bv. kosten van onthaal (de BTW hierop is dus niet recupereerbaar): de kosten die een vennootschap maakt ter gelegenheid van de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders (Beslissing nr. ET 12.463 van 6 februari 1973); de kosten van een jacht voor het organiseren van tochten op zee met zakenrelaties (Beslissing nr. ET 19.216 van 27 februari 1976); de kosten voor de inrichting en de uitrusting van een appartement dat ter beschikking gesteld wordt van zakenrelaties (Beslissing nr. ET 26.232 van 3 februari 1978); de kosten m.b.t. de organisatie van een reis voor zakenrelaties (Beslissing nr. ET 29.968 van 6 januari 1978); de kosten m.b.t. de organisatie van helikoptervluchten voor zakenrelaties (Gent, 11 september 2007); de kosten m.b.t. huwelijks- en communiefeesten, … waarop ook zakenrelaties uitgenodigd zijn (zie 44. Huwelijks- en communiefeesten). Zijn geen kosten van onthaal (de BTW hierop is dus wel recupereerbaar): het gratis vervoer van mogelijke klanten vanaf een welbepaalde plaats tot aan de onderneming en terug, met als duidelijk doel - buiten elk feest of elke receptie - hen de mogelijkheid te geven een technisch bezoek aan de inrichting te brengen en zo de verkoop van de producten te stimuleren (BTW-Commentaar, nr. 45/392); de kosten ingevolge de terbeschikkingstelling van een (onthaal)hostess op een handelsbeurs (Beslissing nr. ET 23.318 van 14 januari 1977); de inrichting van een hall, wachtzaal, vergaderzaal of andere beroepslokalen en de aankoop van zetels, tafels, kapstokken, planten, bloemen, muurdecoraties, enz. om die plaatsen uit te rusten in de normale context van de exploitatie (Beslissing nr. ET 96.653 van 6 maart 2000); de aankoop van een bureau met een vijfpersoonszitmeubel en een tafel met zes stoelen met de bedoeling om klanten te ontvangen en stafvergaderingen te houden (parl. vr. nr. 452, 11 juni 1996, Van den Eynde). Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 80. Recht van opstal en erfpacht Volledig aftrekbaar? Een onroerend goed in een vennootschap heeft voordelen, maar ook nadelen. Één ervan is de meerwaarde op het onroerend goed als de vennootschap het verkoopt. Om hieraan te verhelpen, wordt er gebruik gemaakt van een aantal fiscale constructies. De bedoeling hierbij is dat het gebouw later in privéhanden terechtkomt. De constructie met het ‘recht van opstal’ wordt vaak gebruikt bij nieuwbouw. De bedrijfsleider koopt de grond privé en verleent een recht van opstal aan zijn vennootschap. Hiervoor zal de vennootschap al dan niet een opstalvergoeding betalen. Deze vergoeding is aftrekbaar voor de vennootschap en is belastbaar als een onroerend inkomen in de personenbelasting. De maximale duur bij een recht van opstal bedraagt vijftig jaar. Op het einde van de termijn wordt de grondeigenaar/bedrijfsleider automatisch eigenaar door natrekking van hetgeen er zich op zijn grond bevindt. Hier hoeven noch registratierechten, noch notariskosten betaald te worden. Qua directe belastingen liggen de kaarten anders. De fiscus stelt dat de bedrijfsleider een vergoeding moet betalen aan zijn vennootschap, een vergoeding die gelijk moet zijn aan de marktwaarde van het onroerend goed op het moment van de natrekking. Doet hij dit niet, dan zal hij, aldus de fiscus, hierop belast worden als een voordeel van alle aard. Hieraan verhelpen is zeker geen evidentie. Het Hof van beroep van Bergen weerhield als voordeel van alle aard de waarde van verbouwingen die een vennootschap als erfpachter gedaan had en die bij de beëindiging van het erfpachtrecht zonder vergoeding eigendom werden van de zaakvoerder (Hof van beroep van Bergen, 12 november 2010). Wanneer de bedrijfsleider tijdig ontslag neemt en dus ook geen arbeidsrelatie meer heeft in de vennootschap op het moment van de natrekking, zal een taxatie als een voordeel van alle aard niet mogelijk zijn. De vennootschap zal echter wel belast worden op het gederfde inkomen (art. 26 WIB 92). Een eventuele verlenging (de totaliteit is maximaal vijftig jaar) van het opstalrecht biedt ook mogelijkheden. Het geeft als voordeel dat de waarde van het gebouw afneemt door de veroudering, de waarde of het voordeel wordt m.a.w. kleiner. Toch mogen we niet vergeten dat de waarde van een onroerend goed niet enkel afhangt van de veroudering van het gebouw. Ook kan men vóór het bereiken van het einde van het opstalrecht de grond inbrengen in de vennootschap. Het spreekt voor zich zelf dat de inbreng moet gebeuren voor het uitdoven van het opstalrecht. Dit kan vrij van registratierechten (behoudens het algemene vaste recht van € 25). Bij het recht van opstal staat er in de wet (Opstalwet van 10 januari 1824, art. 6) dat bij het eindigen van het opstalrecht de grondeigenaar eigenaar wordt van de opgetrokken gebouwen, maar dat hij hiervoor een vergoeding moet betalen. Dit heeft echter een suppletief karakter waarvan de betrokken partijen kunnen afwijken. Bij erfpacht (dezelfde wet, maar dan art. 8) wordt er gesteld dat de erfpachter niet bevoegd is om hiervoor een vergoeding te vragen. De belastingplichtige kan zich aan deze wettelijke bepalingen houden, waardoor hij misschien een extra wapen in handen heeft om te stellen dat hij niet extra getaxeerd kan worden. Ook mag het looptijdsverschil tussen beide (de opstal maximaal 50 jaar, de erfpacht minimaal 27 jaar en maximaal 99 jaar) niet uit het oog verloren worden. Of dit echter veel soelaas biedt, is nog maar de vraag. Moeten we het recht van opstal gezien het probleem op het einde van de looptijd dan maar voor eens en voor altijd vergeten? Het antwoord is negatief. Bij een nieuwbouwproject kan de constructie zeker zinvol zijn. Men kan overwegen om de grond privé aan te kopen. Die levert toch geen belastingbesparing op aangezien er niet op afgeschreven kan worden. Daarna verleent men een opstalrecht aan de vennootschap. Later kan men dan de grond nog altijd verkopen aan de vennootschap (tegen 10% registratierechten) of inbrengen en hierdoor (in principe) een belastingvrije meerwaarde realiseren. Finaal bereikt men dus eenzelfde resultaat als wanneer de volledige eigendom in het bezit van de vennootschap zou zijn. Hier onttrekt men op termijn dan wel belastingvrij een bedrag aan de vennootschap bij de verkoop van de grond aan de vennootschap. Kosten of afschrijving? De opstalvergoeding is fiscaal aftrekbaar in de vennootschapsbelasting en maakt voor de genieter een onroerend inkomen uit in de personenbelasting. In de rechtsleer wordt de stelling verdedigd dat de afschrijvingsduur van gebouwen die door opstalhouders opgericht worden, bepaald wordt in functie van de duur van het recht van opstal, dit op basis van de adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Ook de rechtspraak neemt deze stelling courant aan. Wat met de BTW? De vestiging van een recht van opstal of een erfpacht op een nieuw gebouw kan onder bepaalde voorwaarden gebeuren met toepassing van BTW in plaats van registratierechten. De BTW kan dan in principe door de vennootschap gerecupereerd worden als en in de mate waarin het pand aangewend wordt voor de uitoefening van de economische activiteit van de vennootschap. Ook de BTW op alle kosten die de vennootschap doet i.v.m. het recht van opstal of de erfpacht (onderhoudswerken, herstellingen, verbouwingen, …) is in principe terugvorderbaar wat het beroepsgebruik betreft. Als het pand volledig beroepsmatig gebruikt wordt, kan de vennootschap de BTW op de aankoop en de kosten dus integraal recupereren. Wordt het pand daarentegen ook voor privédoeleinden gebruikt (bv. een deel van het pand wordt door de vennootschap als kantoorruimte gebruikt en een deel wordt door de bedrijfsleider als woning gebruikt), dan kan de BTW op de aankoop en/of op de kosten die de vennootschap doet slechts gedeeltelijk afgetrokken worden in verhouding tot het beroepsgebruik (nl. de kantoorruimte). De vraag rijst dan hoe de waarde van het beroepsmatige gedeelte bepaald moet worden om de aftrekbare BTW te berekenen. Volgens de BTW-Administratie moet er hierbij in principe uitgegaan worden van de oppervlakte van het beroepsmatige gedeelte. Volgens de rechter daarentegen is de oppervlakte maar één mogelijk criterium om de aftrekbare BTW te berekenen. U kunt dit bv. ook doen op basis van de huurwaarde van het beroepsmatige gedeelte (Gent, 19 januari 2010). Voor het bepalen van die huurwaarde doet u het best een beroep op een expert. Zo vermijdt u eventuele discussies achteraf. LET OP! Gebruikt de vennootschap het aanvankelijk 100% beroepsmatige pand naderhand ook privé, dan moet de oorspronkelijk gerecupereerde BTW herzien worden en teruggestort worden aan de schatkist. Wat de aankoopprijs betreft, bedraagt de herzieningsperiode 15 jaar. Voor de omvormings- of verbeteringswerken is dat in principe vijf jaar. Voor herstellings- of onderhoudswerken moet er geen BTW-herziening verricht worden. Waarop moet u zeker letten? Er moeten bij een recht van opstal of een erfpacht (ook bij een huurcontract) registratierechten betaald worden van 0,2% op het totaal van het huurgeld over de ganse duur van het contract. Vandaag wordt er echter creatief omgesprongen met erfpacht om zo te besparen op de te betalen registratierechten bij een klassieke aankoop. De techniek is de volgende. Koopt u een bestaand onroerend goed van € 300.000, dan betaalt u daarboven op nog eens 10% registratierechten in Vlaanderen (12,5% in Brussel en Wallonië). U betaalt m.a.w. nog eens € 30.000 extra aan registratierechten. Hieraan kan echter verholpen worden. Uw vennootschap koopt het erfpachtrecht, waardoor zij voor de duur van de erfpacht eigenaar is van het onroerend goed. De waarde van de erfpacht is bv. 95% van de waarde van het gebouw. Uw vennootschap betaalt dit stuk van uw pand door deze erfpachtvergoeding (de canon) dan ook in één keer. Tegelijkertijd koopt u het eigendomsrecht op het gebouw dat bezwaard is met de erfpacht en dat de overige 5% van de waarde vormt. Zoals reeds vermeld, is er bij de vestiging van een erfpachtrecht slechts 0,2% aan registratierechten verschuldigd op de waarde van de canon (art. 83 W. Reg.) en 10% (Vlaanderen) op de resterende waarde van de (met erfpacht) bezwaarde eigendom. In ons voorbeeld betaalt u dan in Vlaanderen € 2.070 ((€ 300.000 x 95% x 0,2%) + (€ 300.000 x 5% x 10%)) aan registratierechten. Een niet onaardige besparing dus. Na 27 jaar (de minimale duurtijd voor een erfpacht) wordt u automatisch de volledige eigenaar van het pand zonder dat u dan nog registratierechten hoeft te betalen. In principe hoeft u ook de waarde van het pand niet te vergoeden aan uw vennootschap. Dit blijft echter het heikele punt in de constructie. De fiscus aanvaardt deze techniek onder de volgende voorwaarden (voorafgaande beslissing nr. 600.384, d.d. 10.10.2006 - zie ook de website http://www.ruling.be van de Rulingcommissie onder Standpunten). De fiscus herkwalificeert dit in een klassieke verkoop, met alle gevolgen van dien, in de volgende twee gevallen: Zijn de koper van de erfpacht en de koper van de bezwaarde eigendom ‘verbonden met elkaar’ en betaalt de koper van de erfpacht een eenmalige canon die hoger is dan 95% van de waarde van de totale eigendom van het pand, dan kan de fiscus de transactie in principe herkwalificeren als een gewone verkoop. Volgens de fiscus is dat bv. zo als de koper van de bezwaarde eigendom hoofdaandeelhouder is van de vennootschap die de erfpacht koopt of wanneer de kopers allebei vennootschappen zijn met dezelfde aandeelhouders. Koopt uw eigen vennootschap de erfpacht voor maximaal 95% van de totale waarde van het pand, dan is er in principe geen probleem. Zijn beide kopers ‘verbonden’ en kopen zij ‘gelijktijdig’, de ene de erfpacht en de andere de bezwaarde eigendom, dan is er ook herkwalificatie mogelijk. ‘Gelijktijdig’ betekent volgens de fiscus dat er minder dan 15 dagen zitten tussen de twee notariële aktes. Koopt uw eigen vennootschap de erfpacht en koopt u minstens 15 dagen later de bezwaarde eigendom, dan is er in principe geen probleem. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 81. Reclame Volledig aftrekbaar? Reclamekosten zijn kosten wanneer de betrokken activiteit hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel heeft de eindkoper in te lichten over het bestaan en de hoedanigheden van een product of een dienst met de bedoeling om de verkoop ervan te bevorderen (cassatie, 8 april 2005). Reclamekosten zijn vaak heel moeilijk te onderscheiden van kosten van onthaal of receptiekosten. Kosten van onthaal zijn kosten gemaakt voor het onthaal en de ontvangst, desgevallend gepaard gaand met vermaak of ontspanning, van aan het bedrijf vreemde bezoekers (in het bijzonder klanten en leveranciers), met het oog op het bestendigen of het verstevigen van de zakelijke relaties. Kosten of afschrijving? Reclamekosten kunnen in het jaar waarin ze verricht worden in de kosten genomen worden. Wat met de BTW? De BTW op reclamekosten is terugvorderbaar. De BTW op kosten van onthaal is daarentegen niet recupereerbaar (zie 79. Receptiekosten). Waarop moet u zeker letten? Opdat bepaalde kosten niet gekwalificeerd worden als kosten van onthaal (receptiekosten), is het van belang om ervoor te zorgen dat er een wezenlijk publicitair karakter is bij de organisatie van een evenement. We merken trouwens op dat de spijzen en de dranken die aangeboden worden ter gelegenheid van een evenement de gebruikelijke regels inzake de aftrekbeperking of de uitsluiting blijven volgen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 82. Relatiegeschenken Volledig aftrekbaar? Relatiegeschenken zijn voorwerpen van een zekere waarde die periodiek (bv. tijdens de eindejaarsperiode) of toevallig aan zakenrelaties (dus niet aan personeelsleden!) gegeven worden en waarvan de kostprijs door de bedrijven als algemene onkosten geboekt worden. Denk bv. maar aan de klassieke eindejaarsgeschenken zoals wijn, champagne, alcohol, reukwaren, huishoudapparaten, bloemen, pralines, e.d. Kosten of afschrijving? Relatiegeschenken zijn slechts voor 50% aftrekbaar. Reclameartikels die opvallend en blijvend de benaming van de schenkende onderneming hebben, een geringe waarde hebben en voor ruime verspreiding vatbaar zijn, kan de vennootschap toch volledig aftrekken als beroepskosten (art. 53, 8°, b WIB 92, Comm. IB 53/149). Wat met de BTW? De BTW op geschenken voor zakenrelaties (klanten, leveranciers, …) is in principe niet aftrekbaar. Het feit dat de naam en het logo van de belastingplichtige aangebracht zijn op de geschenken speelt hierbij geen enkele rol. Voor handelsmonsters gelden er echter andere regels (zie 64. Monsters of staaltjes). Als de waarde van het geschenk evenwel lager is dan € 50 (exclusief BTW), is de BTW erop volledig recupereerbaar. Kost het geschenk € 50 of meer, dan kan de BTW in het geheel niet afgetrokken worden. Opmerkingen De grens van € 50 (excl. BTW) geldt per zakenrelatie en niet per geschenk. Als men één fles wijn geeft van € 35 (excl. BTW) aan elke klant, dan is de BTW recupereerbaar. Geeft men daarentegen een kistje met daarin twee flessen van € 35 (excl. BTW), dan is de BTW niet aftrekbaar. De BTW op de aankoop van tabaksfabrikaten en geestrijke dranken kan nooit afgetrokken worden, ook al blijft men onder de grens van € 50 (excl. BTW). Geestrijke dranken zijn zgn. sterkedranken zoals cognac, whisky, jenever en likeuren. Wijn, champagne en aperitieven op basis van wijn en champagne zijn geen geestrijke dranken. De BTW op de aankoop van goederen die als privégeschenk gegeven worden (bv. de aankoop van een doos pralines voor de verjaardag van de buurman van de bedrijfsleider), is niet aftrekbaar. Waarop moet u zeker letten? De wijze van verpakking kan soms tot problemen leiden (bv. drie flessen van € 40 exclusief BTW die apart verpakt worden of die per drie verpakt worden). LET OP! Wanneer een onderneming tijdens opendeurdagen aan haar klanten die een bestelling plaatsen gratis goederen geeft, dan is de kostprijs ervan volledig aftrekbaar als beroepskosten en valt die niet onder de 50% aftrekbeperking voor relatiegeschenken (voorafgaande beslissing nr. 800.090 van 10 juni 2008). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 83. Restaurantkosten (binnenland) Volledig aftrekbaar? Beroepsmatige restaurantkosten zijn voor 69% aftrekbaar. Restaurantkosten zijn de kosten van maaltijden die opgediend worden in een restaurant, met inbegrip van de erbij geserveerde dranken (bv. wijnen, aperitieven, frisdranken, bier, koffie, thee, sterkedranken, enz.) en rookwaren (bv. sigaren). Onder een restaurant wordt verstaan: elke inrichting waar men maaltijden bereidt en verkoopt om in de bedoelde inrichting verbruikt te worden, dus niet enkel traditionele restaurants, maar ook pizzeria’s, sandwichbars, fastfoodzaken, zelfbedieningsrestaurants, enz. De aftrekbeperking tot 69% geldt voor alle restaurantkosten, dus ook voor: de kosten die gemaakt werden in het buitenland; de kosten die gemaakt werden tijdens seminaries of studiedagen; de kosten die opgenomen zijn in een hotelrekening voor de ontvangst van een buitenlandse zakenrelatie; de bedrijfsrefters voorbehouden aan kaderleden en/of zakenrelaties; de kosten van een publiek toegankelijk restaurant van een sport- of cultuurcomplex (zie 17. Business seats). De volgende beroepsmatige restaurantkosten blijven echter volledig aftrekbaar: restaurantkosten gemaakt door vertegenwoordigers van de voedingssector in het kader van hun handelsverplichtingen; kosten voor sociale hoofdmaaltijden die in bedrijfsrestaurants verstrekt worden aan personeelsleden, voor zover de werknemers minstens € 1,09 per middagmaal zelf bijdragen. Let goed op bij de doorrekening van restaurantkosten! Wie restaurantkosten doorrekent aan een klant, kan ze in principe ook maar voor 69% aftrekken. Op dit principe staat de fiscus één afwijking toe: de restaurantkosten zijn volledig aftrekbaar als de vennootschap ze onverbloemd en voor hetzelfde bedrag via een factuur doorrekent aan een klant (die klant is onderworpen aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de belasting der niet-inwoners) bij wie de kosten effectief de 69%-aftrekbeperking ondergaan in België. Er moet dan wel een fotokopie van de restaurantnota toegevoegd worden aan de uitgaande factuur van de doorrekening. Als de vennootschap de restaurantkosten onrechtstreeks doorrekent via een globale factuurprijs, dan moet ze de aftrek van de restaurantkosten zélf beperken tot 69% en niet de klant. De kosten voor recepties daarentegen zijn slechts voor 50% aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Het betreft beperkt aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De BTW op restaurantkosten (sinds 1 januari 2010 wordt er 12% BTW aangerekend op maaltijden en 21% BTW op dranken) is in principe niet recupereerbaar. Op die regel bestaan er echter twee uitzonderingen die beperkend geïnterpreteerd moeten worden. Eerste uitzondering: restaurantkosten gemaakt door personeelsleden De BTW op restaurantkosten gemaakt door personeelsleden die buiten de onderneming belast zijn met een levering van goederen of met een dienstverrichting, kan wel gerecupereerd worden, op voorwaarde uiteraard dat er een regelmatige factuur uitgereikt wordt op naam van de vennootschap. Deze uitzondering geldt alleen voor restaurantkosten gemaakt door personeelsleden en dus niet door bestuurders of zaakvoerders. Anderzijds moet het gaan om kosten die buiten de onderneming gemaakt worden in verband met een welbepaalde opdracht, nl. het leveren van goederen of diensten bij een klant. VOORBEELD Één van uw werknemers heeft een machine gemonteerd bij een klant. Hij gaat tijdens de middagpauze iets eten op restaurant. Mits voorlegging van een regelmatige factuur, is de BTW op die restaurantkosten volledig recupereerbaar. LET OP! De BTW op de restaurantkosten gemaakt door bv. uw handelsvertegenwoordiger bij de prospectie van potentiële klanten is niet aftrekbaar. De kosten zijn nl. niet gemaakt naar aanleiding van een levering van goederen of diensten bij een klant. Tweede uitzondering: doorgerekende restaurantkosten Voor doorgerekende restaurantkosten moet het volgende onderscheid gemaakt worden: rekent de vennootschap de restaurantkosten door aan haar klant en vermeldt ze die afzonderlijk op haar factuur, dan kan ze de BTW die zij er zelf op betaald heeft wel recupereren. De klant daarentegen kan de BTW die de vennootschap hem doorrekent niet recupereren; vermeldt de vennootschap echter één globaal bedrag voor de hoofdprestatie en de restaurantkosten samen op de factuur, dan is de BTW erop bij de vennootschap niet recupereerbaar, maar bij de klant wel. Waarop moet u zeker letten? Het beroepsmatige karakter van de restaurantkosten kan aangetoond worden door de identiteit van de genodigden bekend te maken en de reden van het restaurantbezoek. Houd bv. het e-mailverkeer (waarin u de klant uitnodigt voor een zakendiner), de agenda, … goed bij. Het Hof van beroep van Luik aanvaardde de overzichtsstaten van de uitgever van betaalkaarten als bewijs (Hof van beroep van Luik, 6 mei 2010). De zuivere privérestaurantkosten die de vennootschap betaalt ten voordele van haar bedrijfsleider worden door de fiscus beschouwd als voordelen van alle aard. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. Noch het BTW-bonnetje, noch de factuur op zich geeft recht op BTW-aftrek. 84. Restaurantkosten (buitenland) Volledig aftrekbaar? Beroepsmatige restaurantkosten in het buitenland zijn aftrekbaar voor 69%. Er is geen verschil meer tussen binnenlandse en buitenlandse restaurantkosten. Kosten of afschrijving? Het betreft beperkt aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De buitenlandse BTW die de vennootschap in een ander EU-land betaald heeft voor restaurantbezoeken kan in België niet in aftrek gebracht worden. Via de BTW-aangifte kan er immers enkel Belgische BTW gerecupereerd worden. Toch kan desgevallend ook deze buitenlandse BTW teruggevorderd worden, maar dan wel in het land waarin de vennootschap de BTW betaald heeft, op voorwaarde uiteraard dat de gemaakte kosten een beroepsmatig karakter hebben (en de vennootschap natuurlijk ook in België BTWplichtig is met recht op aftrek). Het is niet omdat de BTW op restaurantkosten in België in principe niet recupereerbaar is (zie 83. Restaurantkosten (binnenland)), dat dit ook in het buitenland zo is. De mate van aftrekbaarheid van BTW varieert immers van lidstaat tot lidstaat. Uiteraard worden de aftrekregels toegepast van de lidstaat waarin men de buitenlandse BTW terugvraagt. Om de teruggave van de in het buitenland betaalde BTW te bekomen, moet de vennootschap wel een heel aantal verplichtingen en formaliteiten naleven. Met ingang van 1 januari 2010 zijn deze verplichtingen en formaliteiten echter grondig versoepeld in het voordeel van de belastingplichtige. Daar waar u voorheen voor elk EU-land een speciaal formulier met allerhande bijlagen (een bewijsattest van BTW-plicht, originele facturen, …) moest indienen in het betreffende land, verloopt een aanvraag tot teruggave sinds 1 januari 2010 heel anders. Om te beginnen verloopt de procedure voortaan volledig elektronisch via een webapplicatie (nl. VatRefund, een deel van Intervat) van de Belgische BTW-Administratie. Doordat alles online afgehandeld wordt, wordt het papierwerk beperkt. Soms zal er nog wel een bijlage vereist zijn, maar ook die kan in principe elektronisch doorgestuurd worden. Ook moet u voortaan geen omschrijving meer geven van de kosten waarop u de buitenlandse BTW terugvraagt, maar u moet deze kosten coderen. Voor restaurantkosten gebruikt u code 7. Bovendien heeft u voortaan drie maanden extra de tijd om uw teruggaveverzoek in te dienen. Tot 31 december 2009 moest uw verzoek ingediend worden uiterlijk 30 juni van het kalenderjaar volgend op het teruggavetijdvak. Voortaan heeft u tijd tot 30 september. Tot slot zijn ook de terugbetalingstermijnen gewijzigd. Uw teruggaafverzoek moet in principe voortaan binnen de vier maanden afgehandeld worden. De terugbetaling moet vervolgens normaal gezien binnen de tien werkdagen verricht worden. Bij overschrijding van deze termijn is er voorzien in de betaling van nalatigheidsinteresten. Waarop moet u zeker letten? Om teruggave te krijgen van de BTW die men betaald heeft in een andere lidstaat, moet men de minima voor teruggave raadplegen. Die verschillen van lidstaat tot lidstaat. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen facturen vormen het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 85. Seminaries Volledig aftrekbaar? De eigenlijke seminariekosten zijn voor 100% aftrekbaar. Restaurantkosten bij een seminarie zijn slechts voor 69% aftrekbaar voor zover ze apart vermeld worden van de andere kosten van het seminarie. Indien er geen opsplitsing gemaakt werd, bestaat het gevaar dat de fiscus de volledige factuur voor het seminarie zal onderwerpen aan de 69% aftrekbeperking (circulaire nr. AFZ/2004-0171 (AFZ 12/2004) d.d. 26.05.2004). De kosten om in het buitenland een seminarie te volgen zijn aftrekbaar, ook als het gezin van de bedrijfsleider meereist. Die kosten moeten dus niet beperkt worden tot het aantal uren seminarie ten opzichte van het totaal aantal uren in het buitenland (parl. vr. nr. 1.229 d.d. 1 december 2010 van Dirk Van der Maelen). De kosten die betrekking hebben op de gezinsleden die beroepshalve niets met de vennootschap te maken hebben, zijn niet aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De BTW op hotel- en restaurantkosten in het kader van opleidingsseminaries is niet recupereerbaar (parl. vr. nr. 240, 9 mei 1997, Milquet). De BTW op de eigenlijke seminariekosten daarentegen kan integraal gerecupereerd worden op voorwaarde dat de band met de beroepsactiviteit vaststaat. Waarop moet u zeker letten? Zorg voor een bewijs van het beroepsmatige karakter van de seminariekosten. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen factuur geldt als bewijs en als boekhoudkundig verantwoordingsstuk. 86. Serviceclub Volledig aftrekbaar? Volgens de fiscus zijn bijdragen aan serviceclubs, zoals bv. de Lions en de Rotary, niet aftrekbaar als beroepskosten (Comm. IB 92, 53/41). Zijn stelling is dat de betaalde bijdragen eigenlijk liberaliteiten (lees: vrijgevigheden) zijn ten gunste van een vereniging die niet het karakter vertoont van een beroepsvereniging. Dit wordt bevestigd door een parlementaire vraag (vr. nr. 134 van de heer Pede d.d. 16.09.1981) en door het Hof van beroep van Antwerpen (Antwerpen, 10.12.1990). In de rechtspraak is er echter een positieve evolutie merkbaar. Zo aanvaardden het Hof van beroep van Bergen en het Hof van beroep van Brussel de aftrek van de bijdragen al wel, zij het dan gedeeltelijk. In een antwoord op een parlementaire vraag (vr. nr. 86 van mevr. Pieters d.d. 6 november 2003) verdedigt de minister van Financiën in eerste instantie het standpunt van de fiscus, maar hij nuanceert het ook. Hij stelt immers het volgende: “indien de belastingplichtige, in zijn specifiek geval, kan aantonen dat de bijdragen die hij aan een serviceclub betaalt toch in bepaalde mate verband houden met zijn beroep en gedaan zijn om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden, dan kan hij die bijdragen in diezelfde mate als beroepskosten aftrekken.”. Het antwoord van de minister kan zeker als richtlijn dienen bij discussies met uw belastingcontroleur. Of het lidgeld van bv. de Rotary aftrekbaar is, zal ook afhangen van de beroepsactiviteit van de vennootschap. Is de vennootschap actief in de bank- of verzekeringssector, dan moet zij kunnen aantonen dat zij door de serviceclub bepaalde cliënten heeft kunnen werven. Voor een banketbakkerij ligt dit moeilijker, tenzij de vennootschap dankzij de Lionsclub mag leveren aan bv. een hotelketen waarvan één van de Lionsleden de manager is. Dit is dus een feitenkwestie. De rechter van Bergen aanvaardt de aftrek van het lidgeld van een advocaat bij de Rotary voor 50% als aftrekbare beroepskosten. Via het lidmaatschap van de serviceclub kan hij contacten leggen en relaties onderhouden waaruit er belastbare inkomsten kunnen voortkomen. Aangezien er wel een stuk ‘plezier’ aan gekoppeld is, is het lidgeld slechts voor 50% aftrekbaar (rb. Bergen, 18 maart 2010). Voor het lidmaatschap van de golfclub gelden dezelfde principes. Dat lidgeld kan aftrekbaar zijn als u het beroepsmatige karakter ervan kunt aantonen (mededeling van de FOD Financiën van 18 augustus 2010). Indien het lidmaatschap bij een serviceclub of een golfclub een zuivere privé-aangelegenheid van de bedrijfsleider is en de vennootschap de bijdragen betaalt, dan verstrekt de vennootschap aan haar bedrijfsleider een voordeel van alle aard. De kosten zijn dan aftrekbaar, maar de bedrijfsleider wordt er ook op belast. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten onder voorwaarden. Wat met de BTW? Op de bijdragen betaald aan serviceclubs is er geen BTW verschuldigd (art. 44, § 2, 11°W. BTW). Waarop moet u zeker letten? Zorg voor het bewijs van het beroepsmatige gedeelte. In geval van een voordeel van alle aard moet de vennootschap dit melden op de fiscale fiche. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Het stuk dat de betaling van het lidgeld staaft, geldt als bewijs en als boekhoudkundig verantwoordingsstuk. 87. Sociale bijdragen (bedrijfsleider) Volledig aftrekbaar? Sociale bijdragen die de vennootschap betaalt voor haar zelfstandige bedrijfsleider in het kader van de verplichte aansluiting bij een kas als zelfstandige zijn volledig aftrekbaar in die zin dat ze als een loon belast worden bij de bedrijfsleider. De tarieven van de sociale bijdragen voor 2010 voor een zelfstandige zijn de volgende: GEÏNDEXEERD INKOMEN TARIEF SOCIALE ZEKERHEIDSBIJDRAGEN 2010 € 0,01 - € 51.059,94 € 51.059,94 - € 75.246,19 22% met een minimum van € 670,18 per kwartaal 14,16% met een maximum van € 3.776,26 per kwartaal Ook de bijdragen voor het sociaal secretariaat zijn aftrekbaar. De sociale bijdragen die verschuldigd zijn voor het personeel, zijn zonder enige twijfel aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Sociale bijdragen vormen aftrekbare kosten. Wat met de BTW? Op de sociale bijdragen zelf is er geen BTW verschuldigd. De BTW (21%) die betrekking heeft op de beheerskosten (in de praktijk rond de 3% à 4%) die het sociaal secretariaat aanrekent, is wel terugvorderbaar. Waarop moet u zeker letten? De sociale bijdragen die de vennootschap betaald heeft ten gunste van haar bedrijfsleider, worden meegeteld als regelmatige bezoldiging in het kader van de 80%-regel. Dit werd bevestigd in een parlementaire vraag (vr. nr. 399 van mevrouw Pieters d.d. 24.05.2004, V&A, Kamer, 20042005, nr. 075, p. 12.548 - 12.549). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De periodieke berekeningsstaten en het jaaroverzicht vormen het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 88. Sociale bijdragen (vennootschap) Volledig aftrekbaar? Naast de betaling van de sociale bijdrage voor zelfstandige bedrijfsleiders moet ook de vennootschap een zgn. forfaitaire sociale bijdrage voor rechtspersonen betalen. Personenvennootschappen (BVBA’s, CVOA’s, CVBA’s, VOF’s en Comm.V’s) krijgen echter de eerste drie jaar een vrijstelling voor het betalen van de forfaitaire sociale bijdrage voor rechtspersonen. De voorwaarde is wel dat alle mandatarissen (de zaakvoerders en de bestuurders) en een meerderheid van de werkende vennoten de voorafgaande tien jaar gedurende maximaal drie jaar onderworpen geweest zijn aan het sociaal statuut voor zelfstandigen. De verlaagde bijdrage voor 2010 bedraagt € 347,50 en de verhoogde bijdrage bedraagt € 852,50 (dit zijn de cijfers voor inkomstenjaar 2010, voor 2011 zijn de cijfers nog niet gekend bij samenstellen van deze uitgave). Deze hogere bijdrage is verschuldigd door vennootschappen met een groot balanstotaal in het voorlaatste boekjaar, nl. een balanstotaal van meer dan € 588.005,65 (men moet dit beoordelen op 1 januari). Kosten of afschrijving? Het betreft fiscaal aftrekbare kosten. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 89. Software Volledig aftrekbaar? De aankoop van software die beroepsmatig gebruikt wordt, is uiteraard aftrekbaar. Kosten of afschrijving? De Administratieve commentaar stelt: de minimale afschrijvingsduur van vijf jaar geldt eveneens voor als immateriële vaste activa geboekte software die niet als investeringen in audiovisuele werken of als investeringen in onderzoek en ontwikkeling aangemerkt kan worden (parl. vr. nr. 289, 09.11.1992, volksvertegenwoordiger Vergote, Bull. 727, p. 1.285), (Comm. IB 61/117). Een afschrijvingstermijn van vijf jaar is vrij lang, maar de wet legt dit zo op (art. 63 WIB 92). De minister van Financiën heeft deze algemene regel nog eens bevestigd (parl. vr. nr. 424 van Ingrid Claes, 18 februari 2010). Wat met de BTW? Op de aankoop van software is de BTW (21%) terugvorderbaar wat het beroepsgebruik betreft. Koopt de vennootschap software aan die geen uitstaans heeft met haar economische activiteit (bv. computerspelletjes), dan kan ze de BTW uiteraard niet recupereren. Waarop moet u zeker letten? Er zijn geen specifieke vermeldingen, tenzij de volgende: een zelfstandige die de overstap maakt naar een vennootschap en die zijn eenmanszaak overdraagt, draagt meestal materiële, maar soms ook immateriële vaste activa over. De gerealiseerde stopzettingsmeerwaarde op immateriële vaste activa is beperkt belastbaar tegen 33% (in sommige gevallen tegen 16,5%) ten belope van de som van de belastbare baten of winsten van de vier jaar voor de stopzetting. Software wordt ook als een immaterieel vast actief aanzien. Let hier zeker mee op! Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen factuur geldt als bewijs en als boekhoudkundig verantwoordingsstuk. 90. Sponsoring Volledig aftrekbaar? Sponsoring is een verrichting waarbij de sponsor een zekere tegenprestatie verwacht. Meestal op het vlak van communicatievermeldingen, ontvangstmogelijkheden, verkoopspromotie, verkoopsrechten en exclusiviteitsclausules (zgn. merchandising). Sponsoringskosten zijn aftrekbaar als beroepskosten als ze aangemerkt kunnen worden als publiciteits- of reclamekosten. De onderneming moet aantonen dat er een duidelijk verband bestaat tussen de kosten van sponsoring en (de stijging van) de omzet. Als de vennootschap geen rechtstreekse band kan inroepen tussen de uitgaven en de omzet, moet zij ten minste aantonen dat zij door de sponsoring publiciteit voor de beroepsactiviteit gekregen heeft, bv. door de visibiliteit van de naam of het logo van de sponsor bij gesponsorde evenementen, op truitjes of materiaal van gesponsorde atleten, de publicatie van de bedrijfsnaam in het programmaboekje, een vermelding op de affiche, spandoeken, enz. (Gent, 6 januari 2000). Als de sponsoringuitgaven de onderneming een bredere bekendheid geven bij het publiek, hebben de uitgaven volgens de rechter ook een beroepskarakter (rb. Antwerpen, 08.11.2002). Volgens de rechtspraak is het evenwel niet noodzakelijk dat de sponsoringuitgaven onmiddellijk resulteren in een hogere omzet (rb. Luik, 28 april 2003). Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Wat met de BTW? Voor zover de gemaakte kosten een effectief publicitair karakter hebben en ze de directe verkoop van producten of diensten beogen, is de BTW (21%) in principe terugvorderbaar. Kan de vennootschap echter niet aantonen dat de gesponsorde vereniging reclame maakt voor haar (bv. door vermelding van haar naam in het clubblad of op een reclamepaneel van de vereniging), dan is de BTW niet recupereerbaar. LET OP! Koopt uw vennootschap truitjes aan voor een vereniging of een club met opdruk van reclame voor uw bedrijf, dan is de BTW op de aankoop van de truitjes in principe toch niet terugvorderbaar. Dat is nl. alleen maar het geval wanneer de waarde ervan lager zou dan € 50 (exclusief BTW) of wanneer u als sponsor de gesponsorde vereniging factureert voor de levering van de truitjes en laatstgenoemde u voor hetzelfde bedrag tegenfactureert voor de gevoerde reclame (parl. vr. nr. 1.447, 28 februari 1995, Van den Eynde). Op de opdrukkosten kunt u de BTW sowieso wel recupereren. Geeft de vennootschap producten uit haar winkel als sponsoring, dan spreekt men van een onttrekking. Die wordt gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel waarop er in principe BTW verschuldigd is (art. 12, § 1, 1ste lid, 2° W. BTW). Meer bepaald moet de vennootschap dan BTW aanrekenen op de aankoopprijs of de kostprijs van de weggeschonken goederen, rekening houdend met de staat en de ouderdom waarin ze zich bevinden op het moment waarop ze weggeschonken worden (art. 33, § 1°W. BTW). Bij een onttrekking moet de vennootschap een zgn. stuk opmaken. In feite is dit niets anders dan een factuur aan zichzelf. Dat stuk moet ook ingeschreven worden in het boek met uitgaande facturen en moet uiteraard ook verwerkt worden in de BTW-aangifte. Waarop moet u zeker letten? Op het verband tussen de gemaakte sponsoringuitgaven en de omzet en/of de bredere naamsbekendheid van de onderneming (zie hierboven). Indien de vennootschap sponsorgeld geeft en in ruil daarvoor gratis toegangstickets krijgt en die tickets aan haar klanten uitdeelt, dan zijn die kosten voor 100% aftrekbaar als er werkelijk publiciteit gevoerd werd op het gesponsorde evenement. Volgens de circulaire is er ook geen voordeel van alle aard voor uw genodigde zakenrelaties (Ci.RH. nr. 241/603.725, d.d. 6 augustus 2010). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 91. Sportcheques Volledig aftrekbaar? De kosten voor het verstrekken van sportcheques aan personeelsleden en bedrijfsleiders zijn fiscaal niet aftrekbaar (art. 53, 14° WIB 92). Voor de werknemer of bedrijfsleider zijn de ontvangen sportcheques vrijgestelde inkomsten (art. 38, § 1, al. 1, 25 °WIB 92 en art. 38/1, § 1, 1° en § 3 WIB 92). De volgende voorwaarden moeten wel gerespecteerd worden: de toekenning van de sportcheques moet vervat zijn in een CAO of in een geschreven individuele overeenkomst. In geval van zelfstandige bedrijfsleiders moet voor hen dezelfde regeling gelden als voor de werknemers in het bedrijf, tenzij er geen werknemers zijn; de cheque wordt op naam van de werknemer of de bedrijfsleider afgeleverd; de cheque is maximaal 15 maanden geldig van 1 juli van het jaar tot 30 september van het volgende jaar; het totale bedrag van de cheques mag per werknemer of bedrijfsleider niet groter zijn dan € 100 per jaar; de cheques mogen niet verleend zijn ter vervanging van loon. Is er niet voldaan aan de vrijstellingsvoorwaarden, dan zijn de cheques een belastbaar voordeel in hoofde van de genieter. De gemaakte kosten zijn dan voor de vennootschap aftrekbare beroepskosten (mits de ficheverplichting nageleefd wordt). Kosten of afschrijving? Het betreft niet-aftrekbare kosten. Wat met de BTW? Er is geen BTW verschuldigd op de nominale waarde van de cheques. Er is desgevallend enkel BTW verschuldigd op het commissieloon dat aangerekend wordt door de onderneming die de cheques uitgeeft. Die aangerekende BTW is terugvorderbaar voor de BTW-plichtige vennootschap. Waarop moet u zeker letten? Respecteer de opgesomde voorwaarden. In dat geval wordt de werknemer er niet op belast en zijn er ook geen sociale bijdragen verschuldigd op de toekenning van sportcheques. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 92. Studiereizen Volledig aftrekbaar? De kosten van beroepsmatige studiereizen zijn aftrekbaar (zonder correctie in hoofde van de genieter). Naast de cursuskosten, de reis- en de verblijfkosten omvat de deelnameprijs aan een studiereis vaak ook de kosten van een ‘sociaal programma’. Dit is een kwestie van eens de gedachten te verzetten of de meegereisde partner bezig te houden. Het sociale programma kan bv. bestaan uit een openings- en een afscheidsdiner, een snorkeltrip en een golftornooi-initiatie. Comm. IB 52/212 stelt hier: “aan de hand van de voorgelegde bewijsstukken (de inschrijvingsformulieren, de reisdocumenten, de programmabrochures, enz.) moet er nagegaan worden of een gedeelte van de in 52/209 en 210 bedoelde kosten niet verworpen moet worden in de mate waarin zij niet gedaan zijn om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Inzonderheid worden hier bedoeld: de reis- en de verblijfkosten van de echtgenote of de andere personen die de belastingplichtige vergezellen, alle ontspannende, toeristische en gastronomische gebeurtenissen die gecombineerd worden met de vormende activiteiten, overdadige hotel- en restaurantkosten, enz.” (toepassing van art. 53, 10°, WIB 92 - zie ook 53/181 tot 195). Voor snoepreizen die u aanbiedt aan externen verwijzen we naar een ruling (voorafgaande beslissing nr. 2010.045 van 30 maart 2010). Kosten of afschrijving? Het betreft in principe aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De buitenlandse BTW die uw vennootschap in een ander EU-land betaald heeft voor de kosten verbonden aan opleidingen, beurzen, hotels, restaurants, brandstof, de huur van een wagen, tolheffingen, … kan niet in België in aftrek gebracht worden. Via de BTW-aangifte kan er immers enkel Belgische BTW gerecupereerd worden. Toch kan desgevallend ook deze buitenlandse BTW teruggevorderd worden, maar dan wel in het land waarin uw vennootschap de BTW betaald heeft, op voorwaarde uiteraard dat de gemaakte kosten een beroepsmatig karakter hebben (en uw vennootschap natuurlijk ook in België BTWplichtig is met recht op aftrek). Het is niet omdat de BTW op bepaalde kosten in België in principe niet (bv. geestrijke dranken, restaurantkosten en kosten van onthaal) of slechts gedeeltelijk (bv. autokosten) recupereerbaar is, dat dit ook in het buitenland zo is. De mate van aftrekbaarheid van BTW varieert immers van lidstaat tot lidstaat. Uiteraard worden de aftrekregels toegepast van de lidstaat waarin men de buitenlandse BTW terugvraagt. Om de teruggave van de in het buitenland betaalde BTW te bekomen, moeten er wel een heel aantal verplichtingen en formaliteiten nageleefd worden. Met ingang van 1 januari 2010 zijn deze verplichtingen en formaliteiten echter grondig versoepeld in het voordeel van de belastingplichtige. De nieuwe procedure is al van toepassing voor de facturen van 2009 waarop er buitenlandse BTW aangerekend werd (zie 14. Buitenlandse zakenreizen). Waarop moet u zeker letten? Het best vermijdt u buitensporige kosten met betrekking tot buitenlandse studiereizen. Het komt de geloofwaardigheid van uw dossier ten goede als u zelf reeds een bepaald gedeelte (bv. 25%) als privékosten bestempelt. Bereid u daarenboven goed voor op netelige vragen van uw controleur. Leg bij voorkeur per bijgewoond congres een dossier aan dat onder meer de volgende documenten bevat: een bewijs van uw reiskosten (bv. het vliegtuigticket); een attest waaruit uw aanwezigheid op het congres blijkt; een programmaboekje (is er een link met uw beroep?). Uiteraard zijn de omstandigheden heel belangrijk. Een seminarie in december in Warschau zal minder de aandacht vestigen van de controleur dan een cursus op Gran Canaria rond hetzelfde tijdstip. Mocht u vergezeld zijn van bv. uw partner, dan is een gedeelte van de kosten ook niet aftrekbaar. Ook de reiskosten (bv. de autokosten) zullen gedeeltelijk verworpen worden. Het argument dat u alleen ook diezelfde verplaatsingsonkosten had moeten maken met de wagen, wordt niet gevolgd in de rechtspraak (rb. Luik, 22 april 2004). Het gedeelte dat ten onrechte in aftrek genomen werd omdat het niets te maken heeft met de eigenlijke activiteit van de vennootschap, kan belast worden als een voordeel van alle aard. In de praktijk worden ook hier deze kosten deels verworpen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Zoals hiervoor gesteld, tracht men het best aan de hand van de ontvangen factuur, het programma, enz. te bewijzen dat het om (gedeeltelijk) aftrekbare kosten gaat. 93. Tantième Volledig aftrekbaar? Een tantième is in feite een gedeelte van de vennootschapswinst die naar aanleiding van de winstverdeling door de algemene vergadering toegewezen wordt aan haar bedrijfsleiders. Kenmerkend voor een tantième is dat het belastbaar is in het jaar waarin het tantième betaald of toegekend wordt. Het heeft m.a.w. geen enkel belang in welk jaar dit tantième door de uitkerende vennootschap in aftrek genomen werd als beroepskosten. Hierin zit er trouwens een optimalisatiemogelijkheid of een mogelijkheid tot correctie. U bent bedrijfsleider van een vennootschap. U merkt dat u tijdens het jaar te weinig bezoldigingen onttrokken heeft. Geeft dit een probleem? De gevolgen kunnen verregaand zijn. Zo zal de vennootschap het verlaagd tarief verspelen als ze niet minimaal € 36.000 (of de lagere vennootschapswinst) aan bezoldigingen uitkeert aan de bedrijfsleider. Een tantième kan een oplossing zijn voor dit probleem, maar het wordt wel belast in de personenbelasting, weliswaar een jaar later dan wanneer de aftrek gebeurd is. Wilt u hieraan verhelpen, dan kunt u dat jaar uw maandelijkse bezoldiging laten dalen. Uiteindelijk wordt u belast op hetzelfde bedrag, weliswaar anders samengeteld (een lagere bezoldiging en een tantième). Een tantième geeft een tijdsvoordeel vermits het aftrekbaar is bij de vennootschap voor dat jaar waarop het betrekking heeft terwijl het belastbaar is in de personenbelasting in het jaar van de ontvangst. Het heeft echter wel als nadeel dat het zwaar belast wordt in de personenbelasting en zeker wat betreft de sociale zekerheidsbijdragen. De berekening of een dividend al dan niet interessanter is, dringt zich zeker op. Dit kan uitzonderlijk weleens een scheve situatie rechtzetten. Kosten of afschrijving? Een tantième betreft aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De vraag die zich stelt, is of er BTW aangerekend moet worden op tantièmes. Om deze vraag te beantwoorden, moet er een onderscheid gemaakt worden naargelang de bestuurder een natuurlijke persoon dan wel een vennootschap is. Eerste hypothese: de bestuurder is een natuurlijke persoon Is de bestuurder een natuurlijke persoon, dan mag er op het tantième in principe geen BTW aangerekend worden. De bestuurder wordt immers in deze hypothese geacht zich in een band van ondergeschiktheid ten aanzien van de vennootschap te bevinden. Dit heeft tot gevolg dat de bestuurder niet als belastingplichtige aangemerkt kan worden en dat de handeling derhalve niet onderworpen is aan BTW (BTW-Handleiding, nr. 80). Deze zienswijze is bevestigd door het Hof van justitie (18 oktober 2007, C-355/06, Van der Steen). Wordt er in deze hypothese toch BTW gerekend, dan kan die door de vennootschap niet gerecupereerd worden. De BTW is immers niet wettelijk verschuldigd. Tweede hypothese: de bestuurder is een vennootschap In dat geval heeft de vennootschap-bestuurder de keuze (Beslissing nr. ET 79.581 van 27 januari 1994): ofwel rekent zij geen BTW aan op het tantième, ofwel doet zij dat wel en dan kan de aangerekende BTW door de exploitatievennootschap gerecupereerd worden. Kiest de vennootschap-bestuurder ervoor om het tantième te factureren met BTW, dan wordt zij daardoor uiteraard ook BTW-plichtig. Dat betekent concreet dat zij ook alle BTW die ze zelf betaalt in principe kan recupereren via haar BTW-aangifte. Waarop moet u zeker letten? Qua uitkeerbaarheid (van tantièmes en dividenden) staat er in de Vennootschapswet een beperking. Elke vorm van winstuitkering is slechts toegestaan wanneer op de datum van het afsluiten van het laatste boekjaar het nettoactief niet gedaald is of zou dalen beneden het gestorte kapitaal, vermeerderd met de wettelijke of de statutaire reserves (het nettoactief is het totaalbedrag van de activa zoals dat blijkt uit de balans, verminderd met de voorzieningen en de schulden). Voor de uitkering van dividenden en tantièmes mag dit nettoactief niet omvatten: het nog niet afgeschreven bedrag van de kosten van de oprichting en de uitbreiding en het nog niet afgeschreven bedrag van de kosten voor onderzoek en ontwikkeling. Een tantième komt niet mee in aanmerking voor de zgn. 80%-grens in het kader van de groepsverzekering. Het is immers geen regelmatige bezoldiging. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 94. Tax shelter Volledig aftrekbaar? Vennootschappen die in België een raamovereenkomst sluiten voor de productie van een ‘erkend Belgisch audiovisueel werk’, kunnen onder strikte voorwaarden een gedeelte van de belastbare winst vrijstellen. Dit ten belope van 150% (wel gelimiteerd), hetzij van de door deze vennootschap effectief betaalde sommen in uitvoering van deze raamovereenkomst, hetzij van de sommen waarvoor de vennootschap zich verbonden heeft om ze te storten ter uitvoering van de raamovereenkomst. We noemen dit de zgn. tax shelter-regeling. De som kan ter beschikking gesteld worden door middel van de toekenning van een lening of door de verwerving van rechten verbonden aan de productie en de exploitatie van het audiovisuele werk. NOOT. De tax shelter-regeling geldt sinds 16 juli 2007 ook voor kinder- en jeugdreeksen voor televisie (KB, 14 november 2008). Er was trouwens reeds een vroegere uitbreiding voor “fictiereeksen met een educatieve, culturele en informatieve inhoud voor een doelgroep van 0- tot 16jarigen”. Meer details vindt u terug in de administratieve circulaires (addendum van 26 oktober 2009 aan circulaire nr. Ci.RH. 421/566.524 (AOIF42/2004AFZ nr. 18/2004) d.d. 23 december 2004). Kosten of afschrijving? Het betreft onder de vermelde voorwaarden een vrijstelling van een gedeelte van de belastbare winst. Per belastbaar tijdperk is de vrijstelling echter beperkt tot 50% (met een absoluut maximum van € 750.000) van de belastbare gereserveerde winst van het belastbaar tijdperk (vóór de samenstelling van de vrijgestelde reserve). Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Het spreekt voor zichzelf dat er aan een aantal voorwaarden voldaan moet worden: de vrijgestelde winst moet op een afzonderlijke rekening van het passief geboekt worden en behouden blijven; de vrijgestelde winst mag niet tot grondslag dienen van enigerlei beloning of toekenning; de schuldvorderingen en de eigendomsrechten verkregen uit de raamovereenkomst moeten in volle eigendom behouden blijven door de oorspronkelijke houder en dit tot verwezenlijking van het audiovisuele werk. De maximale duur van deze onoverdraagbaarheid is echter beperkt tot 18 maanden vanaf de datum van het sluiten van de raamovereenkomst; het totaal van de investeringen die met vrijstelling van de belastbare winst gedaan worden, mag niet hoger liggen dan 50% van het totale budget van de kosten voor het erkende audiovisuele werk; de investering mag voor maximaal 40% gefinancierd worden met leningen; een afschrift van de raamovereenkomst alsmede een document waarin de betrokken gemeenschap bevestigt dat het werk beantwoordt aan de definitie van een erkend Belgisch audiovisueel werk moet bij de belastingaangifte gevoegd worden; binnen de vier jaar na de sluiting van de raamovereenkomst moet er een document overgelegd worden waarin de fiscus (de controle waarvan de producent afhangt) verklaart dat: de voorwaarden inzake de kosten bedoeld in art. 194ter, § 1, 3° en 4°WIB 92 nageleefd werden; de in 4°en 5° bepaalde voorwaarden en grenzen nag eleefd zijn; de vennootschap de in § 2, eerste lid bedoelde sommen werkelijk betaald heeft aan de productievennootschap binnen een termijn van achttien maanden vanaf de datum van de sluiting van de raamovereenkomst; de vennootschap een document moet overleggen waarin de betrokken gemeenschap uiterlijk binnen de vier jaar na het sluiten van de raamovereenkomst bevestigt dat de productie van het werk voltooid is (7° bis) en dat de globale financ iering van het werk met naleving van de voorwaarden onder 4° gebeurd is; de productievennootschap mag op het moment van het sluiten van de raamovereenkomst geen achterstallen bij de RSZ hebben; de voorwaarden onder 1°tot 5° moeten op een ononde rbroken wijze nageleefd worden. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 95. Telefoon en fax Volledig aftrekbaar? De beroepsmatig gebruikte kosten van de telefoon of de fax zijn uiteraard volledig aftrekbaar. Indien een werknemer of een bedrijfsleider privé gebruik maakt van een bedrijfsgsm, is er geen forfait uitgewerkt voor de waardering van het voordeel van alle aard. Vanaf 1 april 2010 gaat de sociale zekerheid uit van een forfait van € 150 op jaarbasis. Belastingcontroleurs hanteren gemakshalve hetzelfde forfait. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. De hardware, namelijk het telefoon- en het faxtoestel, zijn afschrijfbaar. Wat met de BTW? De BTW (21%) met betrekking tot telefoon- en faxkosten is terugvorderbaar volgens het beroepsgebruik. In de praktijk aanvaarden de meeste BTW-controleurs dat de BTW volledig gerecupereerd wordt (dus ook op het privégebruik) op voorwaarde dat de BTW op het aangerekende voordeel van alle aard in de directe belastingen doorgestort wordt aan de schatkist. Uiteraard is vereist dat dit voordeel op basis van een redelijke raming vastgesteld is. Aangezien dit voordeel van alle aard inclusief BTW is, wordt de verschuldigde BTW verkregen door het bedrag van dit voordeel te vermenigvuldigen met de breuk 21/121. Waarop moet u zeker letten? Bij een gemengd gebruik (privé-beroeps) zorgt men het best zelf voor een billijke splitsing. Dit zal minder discussie geven bij een controle. De RSZ past vanaf 1 april 2010 een forfaitair voordeel toe van € 150 op jaarbasis voor het privégebruik van een bedrijfsgsm (€ 12,50 per maand). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De periodiek ontvangen facturen vormen het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 96. Verzekeringen (zaak) Volledig aftrekbaar? Verzekeringen met een beroepsmatig karakter zijn aftrekbaar. De premies van een hospitalisatieverzekering voor het personeel of de bedrijfsleiders zijn niet aftrekbaar (dit is een zgn. sociaal voordeel). Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Wat met de BTW? Er is in principe geen BTW verschuldigd op verzekeringspremies. De BTW geheven op de expertisekosten die een BTW-belastingplichtige doet, is recupereerbaar volgens de normale regels: om de waarde vast te stellen van de goederen die tot de vennootschap behoren met het oog op het sluiten van een verzekeringscontract of een daaraan aan te brengen wijziging; om het actief en/of het passief van zijn onderneming te evalueren met het oog op een kapitaalverhoging of een inbreng in vennootschap of in het kader van een solvabiliteits- of een rentabiliteitsanalyse; om ten opzichte van een verzekeringsmaatschappij de schade te schatten die hij geleden heeft wegens het volledige of het gedeeltelijke verlies van zijn bedrijfsgoederen of zijn bedrijfswinst ten gevolge van een ramp (Beslissing nr. ET 51.825 van 24 september 1985). Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De afrekening vanwege de verzekeraar vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 97. Voorafbetaling belastingen Volledig aftrekbaar? Belastingen zijn niet aftrekbaar, dit werd vroeger reeds gezegd. Ook een voorafbetaling is niet aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Elke vennootschap moet haar vennootschapsbelasting voorafbetalen. Dit is enigszins vergelijkbaar met natuurlijke personen die beroepsinkomsten (in de personenbelasting) genieten. Toch zijn er een aantal verschillen, zoals de bonificatie. Een zelfstandige die te veel voorafbetaalt om de vermeerdering te vermijden, geniet een bonificatie die de helft bedraagt van de vermeerderingspercentages. Een vennootschap kent het systeem van de bonificatie echter niet. Ook kent zij de beperking niet van 90% van de vermeerdering wanneer zij niet voldoende voorafbetaald heeft. Het tarief van de vermeerdering bedraagt 2,25% (aanslagjaar 2011). Wanneer er gespreid in het jaar voorafbetaald wordt, zal deze vermeerdering verminderd worden met de volgende voordelen: 12 april 12 juli 11 oktober 20 december 3% 2,5% 2% 1,5% Betaalt de vennootschap meer vooraf dan het bedrag om de vermeerdering te vermijden, dan geniet ze géén bonificatie. Een vennootschap hoeft echter geen voorafbetalingen te doen gedurende de eerste drie jaar na de oprichting, dit echter wel op voorwaarde dat zij een kleine vennootschap is (art.15 W. Venn.). De interesten in verband met de sommen die ontleend zijn om de vennootschapsbelasting te betalen en/of om een voorafbetaling op die belasting te doen, zijn aftrekbare beroepskosten (Comm. IB 195/83 en parl. vr. nr. 109, 07.07.1972, senator Lindemans, Bull. 501 en parl. vr. nr. 20, 12.11.1980, senator Peeters, Bull. 592). Wat met de BTW? Er zijn geen BTW-aspecten waarmee men rekening moet houden. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 98. Voorheffingen Volledig aftrekbaar? Hiermee bedoelen we de roerende en de onroerende voorheffingen. De roerende voorheffing is niet fiscaal aftrekbaar, maar wordt verrekend met de te betalen vennootschapsbelasting. Een eventueel overschot wordt terugbetaald. De onroerende voorheffing is noch verrekenbaar, noch terugbetaalbaar, maar wel fiscaal een volledig aftrekbare kost. De reden is dat het grootste deel van de onroerende voorheffing gewestelijke, gemeentelijke en provinciale belastingen zijn. Die laten verrekenen met de federale vennootschapsbelasting, is blijkbaar van het goede te veel voor de staatskas. Kosten of afschrijving? We verwijzen naar hetgeen reeds vermeld werd. Wat met de BTW? Die is in principe niet van toepassing. Merk wel op dat er in principe 21% BTW aangerekend moet worden op de onroerende voorheffing die door de verhuurder van een magazijn doorgerekend wordt aan de huurder, op voorwaarde dat er ook op de verhuur van het magazijn BTW aangerekend moet worden (zie 40. Huur (algemeen)). De aangerekende BTW op deze onroerende voorheffing kan dan door de BTW-plichtige klant gerecupereerd worden op voorwaarde dat de gemaakte kosten verband houden met de uitoefening van de economische activiteit. Waarop moet u zeker letten? Sinds aanslagjaar 2004 betaalt een vennootschap geen onroerende voorheffing meer voor dat gedeelte voor het Vlaams gewest. Enkel de gemeentelijke en de provinciale opcentiemen zijn dus nog verschuldigd. Rechtspersonen krijgen een belastingkrediet dat gelijk is aan 2,5% van het geïndexeerde kadastraal inkomen en het belastingkrediet wordt automatisch toegekend op het aanslagbiljet in de onroerende voorheffing. De vermindering wegens kinderlast, een handicap en grootoorlogsinvaliden kan echter ook genoten worden door de huurders van de gezinswoning. Een bedrijfsleider die huurt van zijn vennootschap, kan dit ook genieten. VOORBEELD De BVBA is eigenaar van een woning met een niet-geïndexeerd kadastraal inkomen van € 2.000. De woning is gelegen in Antwerpen. Deze woning wordt door de huurder voor 100% gebruikt als gezinswoning. Voor het gebruik van de woning wordt er huur aangerekend. De huurders hebben samen drie kinderen die alle drie recht geven op kinderbijslag. In tegenstelling tot wat men zou vermoeden, kan de huurder hier een vermindering van de onroerende voorheffing in mindering brengen van de te belaten huur. BEREKENING ONROERENDE VOORHEFFING (AANSLAGJAAR 2011) Kadastraal inkomen Geïndexeerd kadastraal inkomen € 2.000 € 3.092,20 (de indexcoëfficiënt is 1,5461) Bijdrage Vlaams gewest (2,5%) € 77,30 Bijdrage provincie (opc. 290): € 77,30 x 290% € 224,17 Bijdrage gemeente (opc. 1.350): € 77,30 x 1.350% € 1.043,55 Totaalbedrag onroerende voorheffing (excl. verminderingen) € 1.345,02 VERMINDERINGEN Belastingkrediet rechtspersonen € 77,30 Vermindering kinderen € 182,00 Totaalbedrag van de verminderingen € 259,30 Te betalen onroerende voorheffing € 826,42 De vermindering voor de huurder zal niet automatisch toegepast worden, maar moet aangevraagd worden. De eigenaar van het onroerend goed is immers niet de bewoner met kinderen die recht hebben op kinderbijslag. Wanneer u echter vergeten bent om een vermindering te vragen, kunt u alsnog een aanvraag indienen tot ambtshalve ontheffing (art. 376, § 3, 2°WIB 92). Dit zal wel moeten gebeuren binnen een termijn van drie jaar die start vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Tot eind 2011 kan er dus nog een aanvraag ingediend worden voor de jaren 2009 en 2010, dit aangezien het aanslagjaar hier gelijk is aan het inkomstenjaar. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel. 99. Voorziening voor risico’s en kosten Volledig aftrekbaar? Een vennootschap kan een voorziening aanleggen voor risico’s en kosten. Zowel boekhoudkundig als fiscaal gezien zijn er echter een aantal spelregels die nageleefd moeten worden. Boekhoudkundig gezien kunnen de voorzieningen in mindering genomen worden van de winsten voor duidelijk omschreven verliezen of voor kosten die volgens de aan de gang zijnde gebeurtenissen waarschijnlijk zijn. Met andere woorden, het verlies of de kosten staan qua bedrag nog niet vast, maar het is wel hoogst waarschijnlijk dat er een verlies zal zijn of dat de kosten zich zullen voordoen. Het betreft: de verplichtingen die op de onderneming rusten inzake rust- en overlevingspensioenen, brugpensioenen en andere gelijkaardige pensioenen of renten; de kosten van grote herstellings- of onderhoudswerken; de verlies- of de kostenrisico’s die voortvloeien uit persoonlijke of zakelijke zekerheden verstrekt tot waarborg van schulden of verbintenissen van derden, uit verbintenissen tot de aan- of de verkoop van vaste activa, uit de uitvoering van gedane of ontvangen bestellingen, uit termijnposities of -overeenkomsten in deviezen, uit termijnposities of -overeenkomsten op goederen, uit technische waarborgen verbonden aan reeds door de onderneming verrichte verkopen of diensten of uit hangende geschillen. De vennootschap moet het bedrag van de voorziening dat ze op deze manier jaarlijks aanlegt elk jaar opnieuw kunnen verantwoorden (met nieuwe offertes). In het jaar waarin de uiteindelijke kosten zich voordoen, zal de vennootschap de uiteindelijk gemaakte kosten boeken en de voorziening moeten afboeken. Kosten of afschrijving? We verwijzen naar hetgeen reeds vermeld werd. Wat met de BTW? Er zijn geen BTW-aspecten waarmee men rekening moet houden. Waarop moet u zeker letten? Bij de aangifte zal er een formulier 204.3 toegevoegd moeten worden aan de aangifte in de vennootschapsbelasting. De fiscus laat echter toe dat dit formulier ook later nog toegevoegd wordt (Comm. IB 48/6). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 100. Voorziening voor vakantiegeld Volledig aftrekbaar? De vennootschap kan ook een schuld boeken voor vakantiegeld wanneer zij personeel tewerkstelt. De schulden die per 31 december 2010 aangelegd werden in de balansen om het vakantiegeld aan de personeelsleden te betalen in 2011, kunnen aangemerkt worden als bedrijfslasten in de mate waarin zij niet meer bedragen dan (Ci.RH. 243/349.099 (AOIF 68/2010) d.d. 24 november 2010): 18,8% van de vaste en de veranderlijke bezoldigingen die in 2009 toegekend zijn aan de bedienden die het voordeel van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers genieten; 10,27% van 108/100 van de lonen die in 2010 toegekend werden aan de werklieden en aan de leerlingen die het voordeel van deze wetgeving genieten. In het jaar waarin de uiteindelijke kosten zich voordoen, zal de vennootschap de uiteindelijk gemaakte kosten boeken en de voorziening moeten afboeken. Kosten of afschrijving? We verwijzen naar hetgeen reeds vermeld werd. Wat met de BTW? Er zijn geen BTW-aspecten waarmee men rekening moet houden. Waarop moet u zeker letten? Bij de aangifte zal er een formulier 204.3 toegevoegd moeten worden aan de aangifte in de vennootschapsbelasting. De fiscus laat echter toe dat dit formulier ook later nog toegevoegd wordt (Comm. IB 48/6). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 101. Vruchtgebruik Volledig aftrekbaar? Dit is een veel voorkomende constructie om ook hier het nadeel van een mogelijke meerwaarde op onroerend goed te vermijden. Meestal is het de vennootschap die het vruchtgebruik aankoopt en de bedrijfsleider de blote eigendom. De termijn bij vruchtgebruik is maximaal dertig jaar wanneer het in handen is van een vennootschap. Op het einde van het vruchtgebruik wordt de blote eigenaar (in principe) volle eigenaar zonder (in principe) enige kosten of verplichtingen. De vruchtgebruikconstructie biedt dus duidelijk interessante mogelijkheden, maar heeft ze ook nadelen? Het is zo dat de blote eigenaar geen fiscale aftrek in de personenbelasting kan genieten. De nieuwe aftrek enige en eigen woning is niet van toepassing op de blote eigenaar. Dit betekent dat hij geen fiscale aftrekken kan genieten, mocht hij een financiering aangaan voor de blote eigendom. Hij hoeft zich echter geen zorgen te maken over de onroerende voorheffing die betaald moet worden door de vruchtgebruiker. Indien de vennootschap het ganse vruchtgebruik van het gebouw bezit, zal ze ofwel het stuk verhuren waarin de ondernemer verblijft met zijn gezin, ofwel zal er hier een taxatie ‘voordeel van alle aard’ op volgen. De notionele interestaftrek wordt ook hierdoor negatief beïnvloed. De vruchtgebruikconstructie lijkt misschien te mooi om waar te zijn. Wel moeten we opletten dat er geen simulatie ingeroepen kan worden. De constructie moet correct gerespecteerd worden. De waardebepaling van het vruchtgebruik moet correct zijn. Kosten of afschrijving? Vruchtgebruik moet afgeschreven worden over de duurtijd van het vruchtgebruik. De bijbehorende kosten (bv. de registratierechten) kunnen onmiddellijk in aftrek genomen worden of afgeschreven worden over een gekozen looptijd. Dit laatste kan enkel voor zgn. kleine vennootschappen (art. 15 W. Venn.). Aangezien het een afschrijving van een zakelijk recht is, wordt er als dusdanig geen gebouw of grond afgeschreven, maar wel dit vruchtgebruik. Dit betekent dat er indirect afgeschreven wordt op de grond. Wat met de BTW? De vestiging van een vruchtgebruik op een nieuw gebouw kan onder bepaalde voorwaarden gebeuren met toepassing van BTW in plaats van registratierechten. Deze BTW kan dan in principe door de vennootschap gerecupereerd worden als en in de mate waarin het pand aangewend wordt voor de uitoefening van de economische activiteit van de vennootschap. Ook de BTW op alle kosten die de vennootschap doet in verband met het vruchtgebruik (bv. onderhoudswerken, herstellingen, verbouwingen, …) is in principe terugvorderbaar wat het beroepsgebruik betreft. Als het pand volledig beroepsmatig gebruikt wordt, dan kan de vennootschap de BTW op de aankoop en de kosten dus integraal recupereren. TIP. Dat de vennootschap als vruchtgebruiker bv. slechts 70% van het pand betaald heeft, is hierbij niet van belang. De BTW-aftrek hoeft m.a.w. niet beperkt te worden volgens de ‘eigendomsverhouding’ (in dit geval bv. 70%). Wordt het pand daarentegen ook voor privédoeleinden gebruikt (bv. een deel van het pand wordt door de vennootschap gebruikt als kantoorruimte en een deel wordt door de bedrijfsleider gebruikt als woning), dan kan de BTW op de aankoop en/of op de kosten die de vennootschap doet slechts gedeeltelijk afgetrokken worden in verhouding tot het beroepsgebruik (nl. de kantoorruimte). De vraag rijst dan hoe de waarde van het beroepsmatige gedeelte bepaald moet worden om de aftrekbare BTW te berekenen. Volgens de BTW-Administratie moet er hierbij in principe uitgegaan worden van de oppervlakte van het beroepsmatige gedeelte. Volgens de rechter daarentegen is de oppervlakte maar één mogelijk criterium om de aftrekbare BTW te berekenen. U kunt dit bv. ook doen op basis van de huurwaarde van het beroepsmatige gedeelte (Gent, 19 januari 2010). Voor het bepalen van die huurwaarde doet u het best een beroep op een expert. Zo vermijdt u eventuele discussies achteraf. LET OP! Gebruikt de vennootschap het aanvankelijk 100% beroepsmatige pand naderhand ook privé, dan moet de oorspronkelijk gerecupereerde BTW herzien worden en teruggestort worden aan de schatkist. Wat de aankoopprijs betreft, bedraagt de herzieningsperiode 15 jaar. Voor de omvormings- of verbeteringswerken is dat in principe vijf jaar. Voor herstellings- of onderhoudswerken moet er geen BTW-herziening verricht worden. Waarop moet u zeker letten? Dat de nadelen van het vruchtgebruik en de gevaren ervan goed in afweging genomen moeten worden, spreekt voor zich zelf. Het is evident dat het vruchtgebruik op een appartement in Knokke door een vennootschap die actief is in de transportsector met alle mogelijke middelen bekampt zal worden door de fiscus. Aanvankelijk aanvaardde de Dienst voorafgaande beslissingen (de zgn. Rulingcommissie) de vruchtgebruikconstructie wanneer de volgende voorwaarden gerespecteerd worden: het vruchtgebruik wordt verkregen van een derde; het vruchtgebruik heeft een looptijd van minstens 20 jaar; een belangrijk deel van het onroerend goed (± 50%) moet aangewend worden voor de eigenlijke activiteit van de onderneming; voor het andere gedeelte moet er een marktconforme huur betaald worden (niet de forfaitaire berekening) op basis van een geregistreerd huurcontract; de eventuele kosten die uitgevoerd worden aan het onroerend goed, moeten verdeeld worden tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar; de waardering van het vruchtgebruik moet gebeuren op haar werkelijke waarde (niet de forfaitaire waardering dus, zoals we die kennen in het Wetboek Registratierechten en Successierechten). Intussen heeft de Rulingcommissie de bovenstaande voorwaarden afgezwakt en vervangen door engagementen. Volgens de Rulingcommissie kunt u als blote eigenaar op het einde van het vruchtgebruik niet belast worden op een voordeel als het vruchtgebruik correct gewaardeerd is, rekening houdend met de looptijd. Als de vennootschap belangrijke kosten aan het pand betaalt, dan mag zij dat niet meer in de laatste vijf jaar van het vruchtgebruik doen (voorafgaande beslissing nr. 900.432 van 27 april 2010). Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Geen specifieke vermeldingen. 102. Water Volledig aftrekbaar? De kosten inzake water zijn aftrekbaar. Kosten of afschrijving? De kosten voor watervoorziening kunnen in aftrek genomen Voor het privé-gedeelte kan er een belastbaar voordeel van alle aard weerhouden worden. Het voordeel dat voortvloeit uit het gratis gebruik van water voor huishoudelijke doeleinden mag verwaarloosd worden wanneer de normale belastbare voordelen weerhouden zijn voor verwarming en verlichting (parl. vr. nr. 209, Dhr. Dufour van 27 december 1995 en parl. vr. nr. 5, Dhr. Capoen, van 6 maart 1981). Wat met de BTW? De BTW (6%) is terugvorderbaar wat het beroepsgedeelte betreft. Waarop moet u zeker letten? Heeft u de kosten volledig afgetrokken via de vennootschap, dan moet er een voordeel van alle aard aangerekend zijn aan de natuurlijke persoon voor wat betreft het privégedeelte. De installatie van aparte tellers voor het privégebruik en het beroepsgebruik is aan te raden. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De periodiek ontvangen facturen dienen als bewijs en als boekhoudkundig verantwoordingsstuk. 103. Website Volledig aftrekbaar? De kosten voor het maken van een professionele website dragen bij tot het verkrijgen of het behouden van beroepsinkomsten en zijn aftrekbaar. Kosten of afschrijving? Het betreft aftrekbare kosten. Wat met de BTW? De BTW is terugvorderbaar in de mate waarin de kosten van de website beroepsmatig zijn. Waarop moet u zeker letten? Geen specifieke vermeldingen. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? De ontvangen factuur vormt het bewijs en het boekhoudkundige verantwoordingsstuk. 104. Werknemersparticipatie Volledig aftrekbaar? Om de fiscale en de parafiscale druk op arbeid te laten dalen, werd het stelsel van de werknemersparticipatie ingevoerd. Ook is het de bedoeling om op deze manier de betrokkenheid van de werknemers met de vennootschap te vergroten. Er bestaan drie systemen: deelname in het kapitaal van de vennootschap; deelname in de winst van de vennootschap; investeringssparen voor KMO’s (art. 15 W. Venn.). De door de werkgever aan zijn werknemer toegekende winstuitkering in cash is vrijgesteld van personenbelasting, maar wordt wel onderworpen aan een met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belasting van 25%. De winstuitkering in aandelen en de winstuitkering toegekend in het kader van een investeringsspaarplan (voor KMO’s) is eveneens vrijgesteld van personenbelasting, maar wordt onderworpen aan een met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belasting van 15%. Wel bestaan er ook een aantal voorwaarden, limieten, e.d. Hiervoor verwijzen we graag naar de website van de FOD Financiën http://minfin.fgov.be U vindt hieronder een cijfervoorbeeld (zie ook de brochure van de FOD Financiën). VOORBEELD Een vennootschap kent haar werknemer(s) een winst toe van € 100 (vóór de belastingen). DEELNAME IN GEWOON LOON AANDELEN OF DEELNAME IN SPECIËN INVESTERINGSSPAREN Toekenning € 100 Winst voor belasting € 100 Winst voor belasting € 100 Werkgeversbijdrage - € 26 Venn. B. (33,99%) -€ 33,99 Venn. B. (33,99%) -€ 33,99 € 74 Toekenning € 66,01 Toekenning € 66,01 - € 9,90 Solidariteitsbijdrage (13,07%) - € 8,63 Taks (25%) op het saldo -€ 14,35 Nettodeelname € 43,03 Brutoloon RSZ-bijdrage WN - € 9,70 Bedrijfsvoo rheffing -€ 32,20 Nettoloon € 32,10 Nettodeelname € 56,11 Kosten of afschrijving? Het betreft fiscaal te verwerpen kosten. Wat met de BTW? Geen specifieke vermeldingen. Waarop moet u zeker letten? Ondertussen is er een ander bonussysteem bij gekomen, de zgn. loonbonus (wet van 21 december 2007 - Wet betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008, Belgisch Staatsblad 31 december 2007, editie 4, p. 66.256). Het loonbonussysteem kwam tot stand bij het afsluiten van het interprofessioneel akkoord (CAO nr. 90 betreffende de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen) en is eigenlijk ontstaan omdat het bestaande stelsel van de werknemersparticipatie weinig succes kende. LET OP! Het loonbonussysteem is niet in de plaats gekomen van de bestaande stelsels, maar het gaat om een aanvullend systeem. Een combinatie van de beide systemen is dus zeker mogelijk. Wat moet u bijhouden voor uw boekhouder? Hiervoor geldt de algemene regel.