AANVULLENDE TEKSTEN EN LIEDEREN TER VOORBEREIDING OP DE DOOPVIERING LEZINGEN Onderstaande Bijbelteksten komen alle, behalve 1 en 2 uit het Nieuwe Testament, uit de Evangeliën van Matteüs, Marcus, Lucas of Johannes in de z.g. 1975-vertaling. Wanneer er voorkeur is voort 1 of 2, dan dient er ook een Evangeliel bij gekozen te worden. Natuurlijk kun je, na overleg, ook een andere Evangelielezing kiezen. -1- Genesis 2, 4-7 Toen God de aarde en de hemel maakte, waren er op de aarde nog geen wilde planten en groeide er geen enkel veldgewas, want God had nog geen regen op de aarde laten vallen en er was nog geen mens om de grond te bebouwen, om het water uit de aarde omhoog te halen en de aardbodem te bevloeien. Toen boetseerde God de mens uit stof, van de aarde genomen; en Hij blies hem levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen. -2- Uit de brief aan de Romeinen (6,3-5+13b-14) Broeders en zusters, u weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden leiden. Zijn wij één met Hem geworden door het beeld van zijn dood, dan moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding. Biedt uzelf God aan als mensen die uit de dood ten leven zijt opgestaan. Offert Hem uw ledematen als werktuigen in dienst der gerechtigheid. De zonde mag niet over u heersen, want U staat niet onder de wet, maar onder de genade. -3- Marcus 10, 13-16 De mensen brachten kinderen bij Jezus met de bedoeling dat Hij ze zou aanraken. M aar bars wezen de leerlingen ze af. Toen Jezus dat zag, zei Hij verontwaardigd: ‘Laat die kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen. Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods. Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnen gaan’. Daarop omarmde Hij ze en zegende hen, terwijl Hij hun de handen oplegde. -4- Matteus 3, 13- 17 In die tijd kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om zich daar door hem te laten dopen. Maar Johannes wilde Hem tegenhouden met de woorden: "Ik heb uw doopsel nodig, en U komt bij mij?" Jezus antwoordde: "Laat nu maar, want zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen". Toen liet Johannes Hem toe tot de doop. nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij terstond uit het water. En zie, daar ging de hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de gedaante van een duif en over zich komen; en een stem uit de hemel sprak: "Dit is mijn Zoon, mijn welgeliefde, in Wie Ik behagen heb". 1. -5- Lucas 15, 4-10 Jezus vertelt de volgende gelijkenis: ‘Wanneer iemand onder u honderd schapen heeft en er één van verliest, laat hij dan niet de negenennegentig in de wildernis achter om op zoek te gaan naar het verlorene, totdat hij het vindt? En als hij het vindt, legt hij het vol vreugde op zijn schouders, gaat naar huis, roept zijn vrienden en buren bij elkaar en zegt hun: Deelt in mijn vreugde, want mijn schaap dat verloren was geraakt, heb ik gevonden. Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben. Of welke vrouw die tien drachmen bezit en één drachme verliest, steekt niet een lamp aan, veegt het huis en zoekt zorgvuldig totdat ze die vindt? En als ze die gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buurvrouwen bij elkaar en zegt: Deelt in mijn vreugde, want de drachme die ik had verloren, heb ik gevonden. Zo, zeg Ik u, is er vreugde bij de engelen van God over één zondaar die zich bekeert’. -6- Mattheus 3, 1-12 In die tijd trad Johannes de Doper op en predikte in de woestijn van Jedea: ‘Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij’. Deze toch is het die de profeet Jesaja bedoelde toen hij zeide: Een stem van iemand die roept in de woesijn: bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Johannes nu droeg een kleed van kameelhaar en een leren gordel om zijn lenden. Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing. Toen trok Jeruzalem, Judea en heel de Jordaanstreek naar hem uit en zij lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden. Maar toen hij vele Farizeeën en Sadduceeën zag komen om gedoopt te worden, sprak hij tot hen: ‘Adderengebroed, wie heeft u voorgespiegeld, dat ge de dreigende toorn kunt ontvluchten? Brengt dus vruchten voort die passen bij bekering en neemt niet een houding aan alsof ge bij uzelf zegt: Wij hebben Abraham tot vader! Waarachtig, ik zeg u, dat God de macht bezit voor Abraham uit deze stenen kinderen te verwekken! Reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen. Elke boom dus die geen goede vrucht draagt, wordt omgekapt en in het vuur geworpen. Ik doop u met water opdat ge u bekeren moogt; Hij die na mij komt, is sterker dan ik, en ik ben niet waardig Hem van zijn sandalen te ontdoen. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. De wan heeft Hij in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer grondig zuiveren; zijn tarwe zal Hij in de schuur verzamelen, maar het kaf verbranden in onblusbaar vuur. -7- Johannes 4, 1-14 Zodra de Heer te weten kwam dat de Farizeeën vernomen hadden dat Hij meer leerlingen maakte en doopte dan Johannes – hoewel Jezus niet zelf doopte, maar zijn leerlingen - ; verliet Hij Judea en ging weer naar Galilea. Hij moest door Samaria en kwam zo aan een stad van Samaria, Sichar genaamd, dichtbij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef had gegeven. Daar bevond zich de bron van Jakob en vermoeid van de tocht ging Jezus zomaar bij deze bron zitten. Het was ongeveer het zesde uur. Toen een vrouw uit Samaria water kwam putten zei Jezus tot haar: ‘Geef Mij te drinken’. De leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om levensmiddelen te kopen. De Samaritaanse zei tot Hem: ‘Hoe kunt Gij als Jood nu te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse?’ 2. Joden onderhouden namelijk geen betrekkingen met de Samaritanen. Jezus gaf haar ten antwoord: ‘Als ge enig begrip hadt van de gave Gods en wist wie het is die u zegt: Geeft Mij te drinken, zoudt ge het aan Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water hebben gegeven’. Daarop zei de vrouw tot Hem: ‘Heer, ,Ge hebt niet eens een emmer en de put is diep; waar haalt Ge dan levend water vandaan? Zijt ge soms groter dan onze vader Jakob die ons de put gaf en er met zijn zonen en zijn vee uit dronk?’ Jezus antwoordde haar: ‘Iedereen die van dit water drinkt, krijgt weer dorst, maar wie van het water drinkt dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel, het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een waterbron worden, opborrelend tot eeuwig leven’. -8- Johannes 15, 1-11 Jezus zegt: ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af; en elke rank die wel vrucht draagt zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen. Gij zijt al rein dankzij het woord dat Ik tot u gesproken heb. Blijft in Mij, zoals Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, maar alleen als zij blijft aan de wijnstok, zo gij evenmin, als gij niet blijft in Mij. Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, zoals Ik in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets . Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij weggeworpen als de rank en verdort; men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur, en ze verbranden. Als gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt dan wat gij wilt en gij zult het krijgen. Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij rijke vruchten draagt; zo zult gij mijn leerlingen zijn. Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, zo heb ook Ik u liefgehad. Blijft in mijn liefde. Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik, die de geboden van mijn Vader heb onderhouden, in zijn liefde blijf. Dit zeg Ik U, opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden’. -9- Eigen keuze….. (vertaling KBS 1975) 3. GEDICHTEN -1Jouw leven staat aan het begin; het heeft nog geen herinnering het is zo weerloos en zo klein; je weet nog niet hoe het zal zijn Je weet nog niet wat leven is; wat liefde is en wat gemis je weet nog niet van nee en ja; van ondergang en gloria je huilt nog van verwondering; maar jij hoort hier in onze kring het water wacht, die diepe zee; geeft jou een taal, een teken mee Dat teken is een heilsgeheim; God wil met jou verbonden zijn Hij is nabij, waar jij ook bent; omdat Hij je bij name kent Zo komt jouw leven aan het licht; zo krijgt het zin, zo krijgt het zicht Gods adem heeft jou aangeraakt; en jou tot bondgenoot gemaakt -2- Ergens komt een kind vandaan van ver, van buiten zonder naam het is nog niemand, spreekt geen woord heeft van de dood nog niet gehoord het huilt nog van geboortepijn het weet niet wie het ooit zal zijn niemand weet waartoe hij leeft waartoe hij hart en handen heeft Er is geen daarom, eens, voorgoed, maar enkel adem, vlees en bloed zo leeft een mens tot in de dood onooglijk klein, onzichtbaar groot niemand weet wat leven is alleen dat het gegeven is wie leeft die maakt zijn eigen lied en wie niet leeft verstaat het niet -3- GEBED VOOR MIJN KINDEREN (Nel Benschop) Ik leg de namen van kinderen in uw handen graveer Gij ze daarin met onuitwisbaar schrift dat niets of niemand ze meer ooit daaruit kan branden ook niet als satan ze straks als de tarwe zift Houdt Gij mijn kinderen vast als ik ze los moet laten en laat altijd uw kracht boven hun zwakheid staan Gij weet hoe mateloos de wereld hen zal haten als zij niet in het schema van de wereld zullen gaan Ik vraag U niet mijn kinderen elk verdriet te sparen maar wees Gij wel hun troost als ze eenzaam zijn en bang omwille van uw Naam, wil hen in uw verbond bewaren en laat ze nooit van U vervreemden, nooit, hun leven lang Ik leg de namen van mijn kinderen in uw handen. Amen. 4. -4- Jouw komst is de vervulling van een wens, die, lang gekoesterd, toch is uitgekomen. Wij mogen ’t mooiste dat wij konden dromen, een kind van ons, zien opgroeien tot een mens. De wereld wordt voor ons opnieuw geboren, wij kijken door de ogen van een kind, dat alles om zich heen een wonder vindt. Wij hadden dat vermogen haast verloren. En al zijn kinderen van gestalte klein, zij horen tot de machtigsten der aarde, bepalen van elk ding opnieuw de waarde. Niets zal voor hen onaantastbaar zijn. Zo kunnen wij onze kinderen leren om onbevangen om ons heen te kijken. En dingen, die nu nog onwrikbaar lijken, kunnen wij toch misschien ten goede keren. -5- Lief kindje, ik ben zo blij dat jij er bent en dat ik je in mijn armen vast mag houden. Jij hebt nog geen verdriet of angst gekend of pijn, waardoor je ogen schreien zouden; en met mijn hele hard bid ik voor jou: God, geef dit kindje een gelukkig leven, dat het niets hoeft te merken van de kou, waardoor een mensenhart soms is omgeven. Geef, dat het zonnig door het leven gaat en dat het zelf een zonnetje mag wezen, zodat het vreugde brengt en liefde stromen laat, waardoor gekwetste harten weer genezen. Maar bovenal, mijn God, houd het zo vast, dat het in zijn leven nooit in het donker tast. -6- Hoe kan ik je God toch verklaren? Hoe leer ik je dat Hij bestaat? Hoe raak je vertrouwd met de feiten, waarom het Hem wezenlijk gaat? Wat zal ik je allemaal zeggen of… moet ik tóch zwijgen misschien en jou door mijn zijn in het leven gewoon iets van Hem laten zien? De warmte, waarmee ik je koester, de innige klank van mijn stem… Zijn dat soms de eerste signalen, die jij zo tóch opvangt van Hem? De glimlach, waarmee ik je aankijk, de zorgen waarmee ik je omgeef, de liefde waarmee ik mijn leven bewust met het jouwe verweef… Zo kan God niet vreemd voor je blijven! Zo mag je zijn trouw ondergaan. Zo leer je vanzelf als een wonder, tóch iets van Gods wezen verstaan. 5. -7- De kleine hand zei tegen de grote hand: Hé grote hand, ik heb je nodig, want bij jou ben ik geborgen. Ik voel je, wanneer ik wakker word en jij dan bij mij bent, wanneer ik honger heb en jij mij voedt, wanneer jij helpt als ik een toren bouw, wanneer ik met jouw hulp mijn eerste pasjes zet, wanneer ik bij je kom, als ik wat angstig ben. Kom, blijf bij mij en houd me vast. En de grote hand zei tot de kleine: Hé kleine hand, ik heb je nodig, want jij hebt mij gegrepen. Dat voel ik, als ik veel voor jou mag werken, als ik speel en lach en dol met jou, als ik met jou kleine, wonderbare dingen nieuw ontdek, als ik je warmte voel en van je hou. Kom, blijf bij mij en houd mij vast. -8- De zeven lichtwensen: De eerste vlam is de zon, die leven en blijheid geeft. Dat ons kind een gelukkig en blij mens zal worden: Een zonnetje voor de hele omgeving. De tweede vlam is de vrede, Dat ons kind zal leven zonder geweld, Zonder slaan en zonder pesten. De derde vlam is de liefde en de vriendschap. Wij hopen dat ons kind van andere mensen zal houden en veel vriendschap en liefde in zijn of haar leven mag ontvangen. De vierde vlam is die van vreugde. Dat er echte vreugde mag zijn in het elven van ons kind, Wat het leven ook brengen zal. De vijfde vlam is die van muziek. Muziek om naar te luisteren en om te zingen, Vrolijk t spelen en te dansen. De zesde vlam is de hoop en de verwachting. Zij zullen ons kind moed en vertrouwen geven naar de toekomst toe. De zevende vlam is die van geloof. Dat wij ons geloof op onze kinderen overbrengen en hen, in navolging van Jezus, voorleven hoe God ons mensen heeft bedoeld. 6. -9- Het grote wonder: Kijk naar dit mensenkind en zie het wonder in hem. Zie je het niet? Kijk dan nog eens… en als je goed kijkt kun je het wonder zien in hem. Het beweegt, het spreekt, het kijkt, het luistert, het lacht, het raakt je aan en het zegt iets van liefde. Zoiets groots als dit mensenkind moet voorbestemd zijn voor iets dat van een andere, hógere orde is dan het leven op deze aarde. Kijk naar dit mensenkind en zie het grote wonder. -10- Lieve N… Vandaag waren alle ogen op jou gericht. Vreugde was zichtbaar bij je ouders en wij stonden eromheen. In jou herkenden wij onze eigen verwachting. Jij werd gedoopt en wij zagen een teken van God. Jij besefte nog niet wat er met jou gebeurde: jouw leven werd in het licht gezet voordat je weet had van het donker Je bent gedoopt in de Naam van de Vader: want zo wil God heten, gekend zijn door ons, door jou. Hij, die ons leven geeft en ons met liefde draagt. Jouw ouders willen ervoor instaan dat hij betrouwbaar is, een God mét ons en voor ons uit, een levenslicht. Jij bent gedoopt in de Naam van de Zoon, want als geen ander heeft hij ons God laten zien. Zoals Hij zich aan mensen gaf, mag jij Hem nadoen. In alles mag jij jouw leven kleuren met Hem. Jij bent gedoopt in de naam van de heilige Geest: de kracht waarmee God ons voedt, verwarmt en voort draagt. Die kracht houdt ons bijeen als gemeenschap, waarbinnen jij vandaag bent opgenomen. Ons mag jij aanspreken op die plaats in ons midden, altijd weer. Jij bent gedoopt en aangeraakt door Gods adem en wat er ook gebeuren zal: Hij heeft naar jou omgezien en eens en voorgoed sta jij in zijn handpalm geschreven. Hijzelf heeft jou geroepen. 7. -11- Kind, net geboren, nauwelijks nog geschiedenis. Alleen nog maar de liefde van je ouders, hun verwachtingen. De toekomst nog voor je. Je ontroert ons, je doet ons stil worden en uitroepen in verwondering: Wat een wonder! Wat ben je wonderlijk geweven in de schoot van je moeder. Je breekt door in ons bestaan en schenkt ons nieuw geluk. -12- Ergens komt een kind vandaan, van ver, van buiten, zonder naam; het is nog niemand, spreekt geen woord, heeft van de dood nog niet gehoord; het huilt nog van geboortepijn en weet niet wie het ooit zal zijn. Dan roepen mensen: ….., jij, jij, woont hier bij ons, woont hier bij mij. de wereld wordt een huis voor jou, en liefde maakt een mens van jou. Niemand weet waartoe hij leeft, waarom hij hart en handen heeft; er is geen daarom – eens- voorgoed maar enkel adem, vlees en bloed. Zo leeft een mens tot in de dood, onooglijk klein, onzichtbaar groot. Dan roepen mensen: ………, jij, jij, wees hart en hand en mens voor mij. Wees waarom – daarom, groot of klein, de mens die jij alleen moet zijn. Ergens moet een mens toch heen: hij gaat zijn eigen weg alleen en zoekt of in de wildernis een bron van levend water is en luistert of een woord bestaat, waarin zijn toekomst open gaat. Dan roepen mensen: ………., jij, jij, woont hier bij ons, woont hier bij mij. Het water is een bron voor jou, de toekomst heeft een woord voor jou. Niemand weet wat leven is alleen dat het gegeven is, van vuilnisbelt tot gouden troon aan vluchteling en koningszoon. Wie leeft die maakt zijn eigen lied en wie niet leeft, verstaat het niet. 8. Dan roepen mensen: ……., jij, jij, wie leven wil, die zingt zich vrij. Wie leeft die maakt zijn eigen lied en wie niet leeft, verstaat het niet. -18- Gedicht van de 7 vlammen Zoals iedereen weet, wonen er 7 vlammen op de wereld. En samen vormen zij de lucht die wij ademen en de grond onder onze voeten, kortom, alles en alles. Zij stralen warmte en licht uit, voor mensen onmisbaar. Maar nu wonen er ook in ieder van ons 7 vlammen die licht en warmte geven. We steken de ene kaars aan met de andere en zo kunnen wij bij elkaar dat vuur aansteken en doen oplaaien. De eerste vlam is de vlam van de zon, die de bron is van alle dingen. Ieder kind wordt zo een beetje geboren uit het licht en door de zon behoed. De tweede vlam is de vlam van de taal. Met vurige woorden zoeken mensen naar elkaar, en een vurige tong die stamelt is beter, dan een hoofd vol hersens dat zwijgt. De derde vlam is de vlam van de hartstocht. Die leert je liefhebben, die grijpt je hele lichaam vast. Deze vlam geeft echte warmte en aandacht en liefde. De vierde vlam is de honger en dorst. Zoals wel eens gezegd wordt: honger is een vuur, dat zelfs stenen verzwelgt, dorst een vuur, door geen zee te blussen. De vijfde vlam is de vlam van de muziek. Die kun je in je oren hebben, om mee te luisteren; in je mond om mee te zingen; in je handen om mee te spelen in je voeten om mee te dansen. De zesde vlam is de vlam van de hoop, die van mensen kinderen maakt, die dromen van het eeuwig geheim, dat ons leven een wonder moet zijn. 9. De zevende vlam is God, die zijn vonken uitzendt in alles wat leeft, dus ook in jou. Zo kun je stralen voor anderen. -19- Jouw komst Jouw komst is de vervulling van een wens die, lang gekoesterd, toch is uitgekomen. Wij mogen ’t mooiste dat wij konden dromen, een kind van ons zien opgroeien tot een mens. De wereld wordt voor ons opnieuw geboren, wij kijken door de ogen van een kind, dat alles om zich heen een wonder vindt. Wij hadden dat vermogen haast verloren. Een al zijn kind’ren van gestalte klein, zij horen tot de machtigsten der aarde, bepalen van elk ding opnieuw de waarde. Niets zal voor hen onaantastbaar zijn. Zo kunnen wij van onze kind’ren leren om onbevangen om ons heen te kijken. En dingen, die nu nog onwrikbaar lijken, kunnen wij toch misschien ten goede keren. Jacqueline Roelofs-van der Linden -20- Kindje dat het water voelt Kindje dat het water voelt weet je dat God jóu bedoelt Druppels op je babywang raken jou je leven lang Water tekent een geheim: dat je kind van God mag zijn Water levert het bewijs: God gaat met je mee op reis Want wanneer je bent gedoopt weet je dat God naast je loopt En dat Hij je altijd helpt wat Hij zegt dat is Hij zelf Auteur onbekend 10. LIEDEREN -1- Zolang er mensen zijn op aarde, zolang de aarde vruchten geeft zolang zijt Gij ons aller Vader, wij danken U voor al wat leeft Zolang de mensen woorden spreken, zolang wij voor elkaar bestaan zolang zult Gij ons niet ontbreken, wij danken U in Jezus’ naam Gij voedt de vogels in de bomen, Gij kleedt de bloemen op het veld o Heer, Gij zijt mijn onderkomen, en al mijn dagen zijn geteld Gij zijt ons licht, ons eeuwig leven, Gij redt de wereld van de dood Gij hebt uw Zoon aan ons gegeven, zijn lichaam is het levend brood Daarom moet alles U aanbidden, uw Liefde heeft het voortgebracht Vader, Gij zelf zijt in ons midden, o Heer, wij zijn van uw geslacht. -2- De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen. Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht, gaf mij een levend hart en nieuwe ogen. Zo komt Hij steeds met stille overmacht en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen. Hij doet met ons, hij gaat ons in en uit Heeft in zijn handen onze naam geschreven. De Heer wil ons bewonen als zijn huis, plant als een boom in ons zijn eigen leven; wil met ons spelen, neemt ons tot zijn bruid en wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven. Gij geeft het uw beminden in de slaap, Gij zaait uw naam in onze diepste dromen. Gij hebt ons zelf ontvankelijk gemaakt, zoals de regen neerdaalt in de bomen, zoals de wind, wie weet waarheen hij gaat, zo zult Gij uw beminden overkomen. -3- De Geest des Heren heeft een nieuw begin gemaakt, in al wat groeit en leeft zijn adem uitgezaaid. De Geest van God bezielt wie koud zijn en versteend herbouwt wat is vernield, maakt één wat is verdeeld. Wij zijn in Hem gedoopt. Hij zalft ons met zijn vuur. Hij is een bron van hoop in alle dorst en duur. Wie weet vanwaar Hij komt, wie wordt zijn licht gewaar? Hij opent ons de mond en schenkt ons aan elkaar. De Geest die ons bewoont, verzucht en smeekt naar God; dat Hij ons in de Zoon doet opstaan uit de dood. Opdat ons leven nooit in weer en wind bezwijkt, kom Schepper-Geest voltooi wat Gij begonnen zijt. 11. -4- Uit vuur en ijzer, zuur en zout, zo wijd als licht, zo eeuwenoud, uit alles wordt een mens gebouwd en steeds opnieuw geboren. Om ijzer in vuur te zijn, om zout en zoet en zuur te zijn, om mens voor een mens te zijn wordt alleman geboren. Om water voor de zee te zijn om anderman een woord te zijn, om niemand weet hoe groot en klein, gezocht, gekend, verloren. Om avond en morgenland, om hier te zijn en overkant, om hand in een and're hand, om niet te zijn verloren. Om oud en wijd als licht te zijn, om lippen, water, dorst te zijn, om alles en om niets te zijn, gaat iemand tot een ander. Naar verte die niemand weet, door vuur dat mensen samensmeedt, om leven in lief en leed gaan mensen tot elkander. -5- Wij zijn samen onderweg, alleluia Wij zijn samen onderweg, alleluia Met de sterren in de lucht, alleluia met de vogels op hun vlucht, alleluia Met de zon, de maan, de zee, alleluia heel de schepping wandelt mee, alleluia Zo gaan mensen hand in hand, alleluia samen naar 't beloofde land, alleluia -6- Wonen overal, nergens thuis aarde mijn aarde, mijn moeders huis vallende sterren, de schim van de maan mensen die opstaan en leven gaan mensen, veel geluk ! Wonen overal, even thuis handel en wandel en huis na huis loven en bieden op waarheid en waan wagen en winnen en verder gaan mensen, veel geluk ! Wonen overal, bijna thuis aarde mijn hemel, mijn vaders huis stijgende sterren, de lach van de maan mensen die dromend een stem verstaan mensen, veel geluk ! -7- (melodie “Kortjakje”) Wensen heb ik meer dan één, kind’ren, groei toch op in vrê. Volg de weg van onze Heer, vindt zijn liefde keer op keer. Wensen heb ik meer dan één voor de kind’ren om mij heen. 12. Wordt maar groot en wordt maar sterk, leven is zowaar een feest. Luister, proef het, ruik en kijk. Dit wordt nu Gods koninkrijk. Wordt maar groot en wordt maar sterk, samen loven wij Gods werk. -8- Laat de kind’ren tot mij komen, alle, alle kinderen. Laat de kind’ren tot mij komen, niemand mag ze hinderen. Want de poorten van mijn rijk staan voor kind’ren open. Laat ze allen, groot en klein, bij mij binnen lopen. Laat de mensen tot mij komen over alle wegen. Laat de mensen tot mij komen, houdt ze toch niet tegen. Want de poorten van mijn rijk gaan ook voor hen open, als ze aan een kind gelijk bij mij binnen lopen. -9- (melodie “Wonen overal, nergens thuis) Mensenkind, waar kom jij vandaan, amper geboren, nog geen naam. Totdat twee mensen, een man en een vrouw, zeggen: wat houden wij veel van jou: ………….. is je naam. Mensenkind, kijk de mensen nou, zij willen niet meer zonder jou. Worden je vrienden en geven een hand, nemen je mee naar het mensenland. ………….. is je naam. Mensenkind, jij bent niet alleen, ook al moet jij door water heen. Wij gaan met jou en we gaan tegelijk, totdat wij zijn in het koninkrijk. ………….. is je naam. Iedereen is zo’n mensenkind, vragend tot dat hij wordt bemind. Gaande en staande in weer en in wind, totdat een ander het antwoord vindt. ………….. is je naam. -10- Roept God een mens tot leven, wie weet waarom en hoe. Hij moet zichzelf prijsgeven, hij leeft ten dode toe. Gods woord roept door de tijden zijn volk en grijpt het aan. Hij doet het uitgeleide, het moet de zee doorgaan. Geroepen en verzameld uit dood en slavernij. Gedoopt in woord en water, dat volk van God zijn wij. Wij werden nieuw geboren, toen de mens Jezus kwam, die als een slaaf de zonde der wereld op zich nam. Met Hem in Geest en water tot Zoon van God gewijd, zijn wij met Hem begraven, verrezen voor altijd. 13. -11- Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen. Geef elkaar een hand, je bent niet alleen. Want wij moeten samen delen, samen zingen, samen spelen. Ook al zijn wij nog maar klein: samen spelen is pas fijn. Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen. Wij zijn in de wereld niet alleen. God kent ieder kind bij name. Zeg maar ja en zeg maar amen. Ook al zijn wij nog maar klein, God wil onze Vader zijn. -12- Vrede voor jou, hierheen gekomen, zoekend om met ons mens te zijn. Jij maar alleen, jij met je vrienden, jij met je last, verborgen pijn. Vrede, genade, God om je heen, vergeving, nieuwe moed voor jou en iedereen. Niemand komt hier, vrij van het kwade, niemand gaat hier straks weer vrij uit. Niemand te veel, niemand te weinig, niemand te groot, geen een te klein. Dit wordt gedeeld in woord en gebaar tot ooit en overal wij leven voor elkaar. -13- Wees welkom allemaal. Wees welkom eenmaal andermaal. We hebben hier een uurtje feest met mensen één van hart en geest. Dat maakt het leven fijn voor groot en voor klein. Wees welkom allemaal en luister naar een mooi verhaal van Jezus, die de mensen kent, hoe groot of ook hoe klein je bent: Hij wil er altijd zijn voor groot en voor klein. Wees welkom allemaal. Een beetje stil en geen kabaal, maar zingen mag je allemaal! Met zingen bid je wel tweemaal, dus zing maar met ons mee en bid vandaag voor twee! -14- Dank U voor deze nieuwe morgen, dank U voor elke nieuwe dag. Dank U dat ik met al mijn zorgen, bij U komen mag. Dank U voor alle goede vrienden, dank U, o God, voor al wat leeft. Dank U voor wat ik niet verdiende, dat Gij mij vergeeft. Dank U, Uw liefde kent geen grenzen, dank U, dat ik nu weet daarvan. Dank U, o God, ik wil U danken, dat ik danken kan. -15- Dank U, U laat het water vloeien dank U, U maakte ons gezond. Dank U, U laat in liefde groeien plant ons in Uw grond. Dank U, wij mogen naar U heten dank U, wij horen toch bij U. Dank U, U zult ons nooit vergeten sterk ons allen nu. Dank U, ik mag U Vader noemen dank U, U bent het die ons bindt. Dank U, ik mag wel op U roemen als Uw eigen kind. 14. Dank U, dat U aan ons wilt denken dank U, U laat ons nooit alleen. Dank U, U wilt ons Jezus schenken maak ons allen één. DANKGEBEDEN -1God, onze Vader, op deze blijde dag danken wij U voor deze kinderen die bij ons geboren zijn. Opnieuw zijn wij betrokken bij het wonder van Uw schepping. Wij bidden U, omring deze kinderen met warmte, liefde en vrede. Dat zij groot mogen worden in een wereld van vriendschap. Ga met ons allen mee op onze verdere levensweg. Amen. -2- God, onze Vader, U bent de oorsprong van ons leven de bron, waaruit ons ontstaan ontspringt. Wij danken U dat U dit kind uit Uw en onze liefde liet geboren worden aan ons toevertrouwde. Wij danken U dat U ons mensen zegent met nieuw leven en ons zo aanmoedigt op U te blijven vertrouwen Vandaag en alle dagen. Amen. VOORBEDE (hierna een paar voorbeelden. Andere beden zijn mogelijk) -1- Laten we bidden voor …………. die straks gedoopt worden. Dat zij tot de ontdekking mogen komen, dat het leven waard is om geleefd te worden. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Of God van alle mensen, luister naar ons bidden. We bidden voor hun ouders, dat zij hen voor mogen gaan in geloof en liefde, zodat …………. in blijheid en geluk groot mogen worden. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Of God van alle mensen, luister naar ons bidden. 15. Voor de hele familie, dat zij in goede harmonie met elkaar en met anderen samen leven en elkaar liefde en steun zullen geven. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Of God van alle mensen, luister naar ons bidden. We denken vandaag ook aan de kinderen, die het niet zo goed getroffen hebben. God, wil hen steunen in hun strijd om volwassen te worden en help hen en ons te vechten voor een betere wereld. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Of God van alle mensen, luister naar ons bidden. Laten we speciaal bidden voor onze dierbare overledenen, (evt. namen noemen………….) die we hier vandaag graag bij hadden gewenst, maar er helaas niet meer zijn. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U: verhoor ons. Of God van alle mensen, luister naar ons bidden. -2- Laten wij bidden voor ….., dat hij/zij zijn weg mag vinden in dit leven, een weg van geluk, liefde en trouw, en dat hij/zij tot een zegen mag zijn voor allen die hij/zij op zijn levensweg ontmoet. We bidden U voor ons, ouders en allen die voor ….. verantwoordelijkheid zullen dragen, dat wij hem trouw blijven, wat de toekomst ook brengen zal. Wij bidden U ook voor de kinderen in de derde wereld en voor kinderen die ziek of gehandicapt zijn. Laten we speciaal bidden voor onze dierbare overledenen, (evt. namen noemen………….) die we hier vandaag graag bij hadden gewenst, maar er helaas niet meer zijn. -3- Heer onze God, wij bidden U voor alle kinderen die geen vader of moeder meer hebben. Voor de kinderen die wonen in tehuizen; laat ze toch een gelukkige jeugd hebben. Heer onze God, wij bidden U voor alle baby’s, die in dit uur – waar ook ter wereld – geboren worden. Dat zij in gezondheid en rede mogen opgroeien. 16. Heer onze God, onze hoop, onze vrees, ons geluk, ons verlangen naar leven voor onze kinderen, wij leggen het allemaal voor U neer. Laten we speciaal bidden voor onze dierbare overledenen, (evt. namen noemen………….) die we hier vandaag graag bij hadden gewenst, maar er helaas niet meer zijn. 17.