Bouw van het oog Licht komt het oog binnen, gaat door het hoornvlies en de voorste oogkamer. Door de pupil wordt de hoeveelheid licht geregeld die het oog binnen komt, bij veel licht wordt de pupil kleiner en bij weinig licht wordt hij groter, daarna gaat het licht door de ooglens heen. Als een oog op een korte afstand iets helder wil zien zal de ooglens sterker positief moeten worden, dit gebeurd door middel van de aanspanningspieren achter en om het oog. Men noemt dit accommoderen. Na de ooglens gaat het licht door het glasachtig lichaam waarna het op het netvlies terecht komt. Het netvlies, dat bestaat uit kegeltjes(kleuren) en staafjes(zwart/wit) zendt het waargenomen beeld door aan de hersenen. Je zou kunnen zeggen dat de ogen een soort van filmcamera’s zijn. Ze regelen de hoeveelheid licht en scherpte. Het netvlies is de lichtgevoelige film, en de hersenen fungeren als ontwikkelcentrale waar het plaatje tot leven komt. Wat is staar? Voor in het oog, vlak achter de pupil, zit de heldere en doorzichtige ooglens. Naarmate we ouder worden, wordt deze lens minder helder. Daardoor lijken de dingen die we zien waziger en grauwer van kleur. Dit troebel worden van de ooglens wordt 'staar' of 'cataract' genoemd. Iedereen die ouder wordt, krijgt daarmee te maken. Maar niet iedereen heeft er echt last van. Er zijn verschillende vormen van staar: 1. aangeboren staar 2. staar ontstaan door ziekte of beschadiging van het oog. 3. ouderdomsstaar (of ‘seniel cataract’) Over deze laatste vorm ‘ouderdomsstaar’ gaat onderstaande tekst.. Ouderdomsstaar is een 'normaal' verouderingsproces, net als het krijgen van rimpels. Sommige mensen merken al rond hun veertigste dat hun ooglens troebel wordt. Meestal doen de eerste verschijnselen van ouderdomsstaar zich echter pas later voor. Of u het merkt, hangt ervan af op welke plek in de ooglens de troebeling zich ontwikkelt en hoe groot die troebeling is. Zit de troebele plek in het midden van de lens of daar vlakbij, dan krijgt u al snel klachten. U gaat bijvoorbeeld wazig zien, dubbelzien, u ziet kleuren doffer of u krijgt last van licht of schitteringen. Als u binnen korte tijd opeens veel sterkere brillenglazen nodig heeft, kan dat ook wijzen op ouderdomsstaar. Sterkere brillenglazen kunnen het zicht op den duur niet meer verbeteren. Doorgaans neemt de staar in de loop van de tijd toe. Het gezichtsvermogen wordt daarmee steeds slechter. Een bezoek aan de oogarts is dan noodzakelijk. Onderzoek Om erachter te komen of er inderdaad sprake is van ouderdomsstaar, bekijkt de oogarts uw ogen met de spleetlamp. Deze lamp geeft een smalle bundel licht, waarmee de oogarts het voorste deel van het oog kan bekijken. Daar bevindt zich de ooglens. De oogarts kan met het licht zien of er troebelingen zijn in de ooglens en zo ja, hoe ver die staar zich al heeft ontwikkeld. Daarnaast onderzoekt de oogarts hoeveel u nog kunt zien en of uw ogen verder gezond zijn. Wanneer behandelen? Wie nog goed genoeg ziet om zonder problemen het dagelijkse werk en hobby's te kunnen doen, hoeft zich (nog) niet te laten behandelen. Een operatie is dan niet direct noodzakelijk. Het is echter wel realistisch om rekening te houden met een staaroperatie in de toekomst. Staar wordt immers nooit minder; het gezichtsvermogen gaat langzaam maar zeker toch achteruit. Is (beginnende) staar eenmaal ontdekt, dan is controle nodig indien de klachten erger worden. Zodra de staar te hinderlijk wordt, kan uw gezichtsvermogen weer worden hersteld met een staaroperatie. Wanneer dit moet gebeuren, kunt u in principe zelf bepalen, maar wel in overleg met uw oogarts. Behandeling Ouderdomsstaar is goed te behandelen. Een staaroperatie kan het gezichtsvermogen vrijwel volledig herstellen. Bij deze operatie haalt de oogarts de troebele lens uit het oog en vervangt deze door een kunstlensje. De oogarts opereert altijd maar één oog per operatie. Zo kunt u kort na de operatie alles weer doen, omdat u nog voldoende zicht heeft door uw niet-geopereerde oog. Staaroperaties worden heel regelmatig uitgevoerd. In principe is het risico van complicaties gering maar een bloeding, infectie of netvliesprobleem kan optreden. Ook lukt het soms niet alle lensresten te verwijderen bij de operatie. Bij een deel van de patiënten kan zogenaamde na- staar optreden, waarbij een geringe troebeling ontstaat die met een laserbehandeling te behandelen is. Ook op zeer hoge leeftijd is de operatie nog goed te ondergaan. Overigens is opereren de enige manier om echt iets te doen aan ouderdomsstaar. Er bestaan geen medicijnen tegen staar. Wat is nastaar? Bij een staaroperatie wordt de troebele lenskern uit het oog verwijderd en een nieuw lensje van kunststof in het oog geplaatst. Deze nieuwe lens moet goed op zijn plaats worden gehouden achter de pupil van het oog. Om deze reden wordt bij een staaroperatie meestal niet de gehele lens verwijderd, maar wordt een groot deel van de lenskapsel zorgvuldig gespaard. In dit achterblijvende deel van de kapsel wordt het nieuwe kunstlensje geplaatst. Over het oppervlak van de lenskapsel kunnen soms langzaam weer nieuwe lensvezels uitgroeien die een vertroebeling direct achter het kunstlensje tot gevolg heeft. Dit wordt nastaar genoemd. Onderstaand vindt u het aantal soorten ogen In een normaal of emmetroop oog is de kromming van het hoornvlies zodanig, dat invallende lichtstralen op het netvlies worden gefocusseerd en daar dan een klaar beeld vormen. Dit beeld wordt via de oogzenuw naar de hersenen geleid. (fig.1) In een bijziend of myoop oog worden de invallende lichtstralen vóór het netvlies gefocust en veroorzaakt daar een onscherp beeld. (fig.2) Een bijziend oog ziet zonder hulpmiddel beter nabij dan op afstand. Het woord myoop komt van het Griekse woord voor "gesloten oog" of "spleetoog", daar mensen met een dergelijke afwijking hun ogen wat meer sluiten om beter op afstand te kunnen zien. Myopie uit zich meestal voor het eerst rond de leeftijd van 10-12 jaar. Vervolgens is de aandoening evolutief tot op 18-20 jaar, en daarna treedt gewoonlijk stabilisatie op. Tussen 20 en 40 jaar verandert de myopie weinig of niet. Lezen bij slechte verlichting, al dan niet dragen van een bril, te veel lezen of voedingsstoornissen veroorzaken of beïnvloeden myopie helemaal niet. Daar de aanleg voor myopie aangeboren is kan men de evolutie ervan niet afremmen. Een oog dat hypermetroop of verziendheid is, focust de invallende lichtstralen achter het netvlies. Een verziend oog ziet zonder hulpmiddelen beter op een afstand dan nabij. (fig.3) fig.1: Emmetroop oog beeld op netvlies fig.2: Bijziend oog beeld voor het netvlies fig.3: Verziend oog beeld achter het netvlies Geen bril nodig Bril met min sterkte Bril met plus sterkte Het hoornvlies van een oog met astigmatisme (cylinder) heeft een onregelmatige kromming, zodat invallende lichtstralen op asymmetrische wijze worden gebroken en dus geen scherp beeld op het netvlies vormen. Astigmatisme, afzonderlijk of in combinatie met hyperopie of myopie, is meestal aangeboren en verandert weinig gedurende het leven. In een normaal oog is de kromming van het hoornvlies rond zoals een voetbal. In het astigmate oog is de kromming van het hoornvlies ovaal zoals die van een rugbybal. Presbyopie of "last met lezen" komt te voorschijn wanneer het focussen van de ooglens afneemt. Dit is een normaal verouderingsverschijnsel en komt voor vanaf 45 jaar. DIABETISCHE RETINOPATHIE Inleiding Ten gevolge van suikerziekte (diabetes mellitus) kunnen er beschadigingen optreden binnen in het oog. Zonder dat al direct het zien wordt aangetast kunnen er toch afwijkingen aanwezig zijn in het netvlies. Men noemt dit diabetische retinopathie. Wanneer deze schadelijke afwijkingen niet tijdig worden onderkend en behandeld kan blindheid het gevolg zijn. Diabetische retinopathie Diabetische retinopathie is een complicatie van suikerziekte waarbij er veranderingen optreden in de bloedvaten van het netvlies. Deze veranderingen kunnen zich voordoen in twee vormen. De wand van de kleine bloedvaten is veranderd. Daardoor kan lekkage van vocht en bloed optreden (exsudatieve retinopathie). Daaropvolgend kan bloedvatnieuwvorming optreden (proliferatieve retinopathie). Deze nieuwe bloedvaatjes zijn erg broos en kunnen gemakkelijk bloedingen in het glasvocht binnen in het oog veroorzaken. Controle Het risico van het krijgen van een retinopathie neemt toe met de tijd dat de suikerziekte bestaat. Omdat het mogelijk is al geruime tijd aan suikerziekte te lijden zonder dat men daar iets van heeft gemerkt is het verstandig ook de ogen te laten controleren zodra er suikerziekte is vastgesteld. Het algemene advies luidt deze controle na 1 tot 2 jaar te herhalen ook als u geen oogklachten heeft. Er kunnen afwijkingen optreden in de ogen die (nog) geen klachten geven maar wel behandeld moeten worden om verdere beschadiging te stoppen. Onderzoek Bij het onderzoek door de oogarts wordt de pupil met druppels verwijd, zodat het netvlies goed kan worden bekeken. Deze druppels maken het zien tijdelijk minder. Als er afwijkingen worden gevonden, kan het noodzakelijk zijn foto's te maken met contrastvloeistof (fluorescentieangiografie). Hierbij wordt een kleurstof in de arm gespoten. Soms kan men hier wat misselijk van worden. Met behulp van dit onderzoek kan de oogarts de mate en de ernst van de afwijking beter beoordelen. Behandeling Wanneer er afwijkingen in het netvlies worden vastgesteld, kan een laserbehandeling in een groot aantal gevallen een verder achteruitgaan van het zien stoppen of vertragen. Laserbehandeling Met laserbehandeling is het mogelijk bijzondere lichtstralen op het netvlies te richten. In geval van exsudatieve diabetische retinopathie is het mogelijk de lekkende bloedvaten dicht te lassen. Deze behandeling duurt in het algemeen ongeveer tien minuten. Wanneer er echter nieuwe bloedvaatjes zijn gevormd (proliferatieve diabetische retinopathie) moet vrijwel het gehele netvlies met laserstralen worden behandeld. Deze behandeling is veel uitgebreider dan de eerstgenoemde en zal vaak in meerdere keren plaatsvinden. De voorbereiding op de laserbehandeling bestaat uit oogdruppels om de pupil te verwijden en druppels om het oog te verdoven.Indien het gaat om een uitgebreide behandeling, kan ook een injectie bij het oog gegeven worden voor een plaatselijke verdoving. Andere behandelingen Als er een bloeding in de glasvochtruimte ontstaat kan soms een behandeling met koude (cryotherapie) helpen om de abnormale bloedvaten, die de bloeding hebben veroorzaakt, te doen verdwijnen. Als de bloeding hiermee niet voldoende opheldert, kan een vitrectomie worden uitgevoerd. Dit is een operatie, waarbij het glasvocht wordt verwijderd. Naar bevind van zaken kan tijdens de operatie het netvlies ook nog met laserstralen worden behandeld. Conclusie Helaas geeft suikerziekte nogal eens problemen met het zien. Door de steeds betere onderzoeks- en behandelingstechnieken is het tegenwoordig vaak mogelijk de retinopathie tot staan te brengen. In veel gevallen is het daardoor mogelijk blindheid te voorkomen. Laat daarom bij suikerziekte uw ogen regelmatig onderzoeken! Tot slot In dit artikel is in het kort weergegeven wat er aan de hand is wanneer er sprake is van diabetische retinopathie. Ook wordt aangegeven wat er aan gedaan kan worden. Verdere vragen kunt u het best aan uw eigen oogarts stellen. WAT ZIJN DROGE OGEN? Sommige mensen produceren niet genoeg traanvocht of traanvocht van een slechte kwaliteit om hun ogen goed vochtig te houden. Het gevolg is dat de ogen gaan branden en steken of slijm gaan afscheiden. Soms leidt dit weer tot een teveel aan tranen. Deze zijn echter niet van een goede samenstelling zodat er geen goede laag tranen op het oog ontstaat en het oog kwetsbaar wordt voor uitdroging. Wat is een traanfilm? Traanvocht heeft als belangrijkste functie het oog vochtig te houden Bij elke knipperslag, wordt het traanvocht in een dun laagje gelijkmatig verdeeld over het oog. Dit dunne laagje noemt men de "traanfilm" en het dient om het oog glad te houden en te beschermen tegen de buitenlucht. Deze traanfilm is samengesteld uit drie bestanddelen: een olieachtige laag, een waterige laag en een slijmachtige laag. Het olieachtige buitenste laagje van de traanfilm wordt geproduceerd door kleine kliertjes in de oogleden, de kliertjes van Meibom. De functie is te voorkomen dat het traanvocht te snel verdampt. Het waterige middelste laagje wordt geproduceerd door de traanklier die ligt in de oogkas boven de buitenste ooghoek. Deze waterige laag heeft tot taak het oog schoon te wassen van vuil en stof. De slijmachtige binnenste laag van de traanfilm komt uit kleine kliertjes in het bindvlies van het oog en moet ervoor zorgen dat de waterige laag zich gelijkmatig over het oog verdeelt en zich er goed aan vasthecht. Wat zijn de oorzaken van droge ogen? Men praat over droge ogen als de traanproduktie in hoeveelheid of samenstelling niet voldoende is om de beschermtaak voor het oog te kunnen vervullen. Droge ogen kunnen vele oorzaken hebben. Er is onderzoek door de oogarts nodig om vast te stellen om welke oorzaak het gaat. Bepaalde ziekten gaan gepaard met droge ogen, zoals de ziekte van Sjögren. Soms ook komt het voor als bijwerking van bepaalde geneesmiddelen. Het kan ook zo zijn dat een van de lagen in de traanfilm ontbreekt door afwijkingen in de oogleden of in het bindvlies. Andere oorzaken zijn te weinig of slechte knipperbewegingen, zodat de traanfilm niet gelijkmatig over het oog wordt verdeeld. Door middel van een onderzoek bij de oogarts kan in de meeste gevallen de oorzaak van droge ogen op gespoord worden en de juiste behandeling worden gegeven. Behandeling. Behandeling is meestal niet eenvoudig, omdat het lang niet altijd lukt de oorzaak van de droge ogen weg te nemen. Als het probleem wordt veroorzaakt door een ontsteking van de oogleden dan wordt deze eerst behandeld. Indien de traanklier of het bindvlies van het oog door een ziekte onherstelbaar beschadigd is, dan is het van belang te proberen de irritatie zoveel mogelijk te verminderen. Dit kan men doen door ofwel kunstmatig traanvocht toe te voegen ofwel door het aanwezige traanvocht zo lang mogelijk vast te houden. Het eerste doet men met behulp van "kunsttranen" of een gel die een aanvulling vormen op de eigen tranen. Het zo lang mogelijk vasthouden van het aanwezige traanvocht kan op verschillende manieren gebeuren. Men kan een speciale beschermende bril dragen om de verdamping tegen te gaan. Ook kan het traanafvoerkanaaltje tijdelijk of permanent worden dichtgemaakt. Wat kunt u zelf doen? Als u heeft gemerkt dat u onder bepaalde omstandigheden méér klachten heeft, probeer dan deze omstandigheden te veranderen. U kunt voorkomen dat het traanvocht te snel verdampt door de luchtvochtigheid in huis te verbeteren. Dit kunt u doen met behulp van waterbakken aan de verwarming of door de aanschaf van een luchtbevochtiger. Buiten kan een speciale (fiets)bril die aan de zijkanten is afgesloten er voor zorgen dat de ogen door de wind niet te veel uitdrogen. Vermijd zaken die extra droogte of irritatie geven, zoals een haarföhn, een ventilator of rook. Ook het dragen van contactlenzen kan bij droge ogen grote problemen geven. Regelmatig oogdruppels gebruiken, volgens de aanwijzingen van de oogarts en de ogen laten controleren door de oogarts kan complicaties voorkomen. Sommige mensen slapen met hun ogen half open en het is van belang dit te melden aan de oogarts die u onderzoekt voor uw klacht. Tot slot Ditartikel geeft in het kort aan, wat er aan de hand kan zijn wanneer u last heeft van droge ogen. Verdere vragen kunt u het best stellen aan uw eigen oogarts. Dit artikel is tot stand gekomen door de commissie Patiëntenvoorlichting N.O.G. 2004 Conjunctivitis Wat is conjunctivitis? Conjunctivitis is de medische term voor ontstoken slijmvlies van de ogen. Het is de meest voorkomende oorzaak van een rood oog. Het oogwit wordt bedekt door slijmvlies (conjunctiva) en dit bevat heel dunne bloedvaatjes. Bij irritatie zetten deze vaatjes op, waardoor het oog rood wordt. Oorzaken De meest voorkomende oorzaak is een virus of een bacterie. Ook een allergie, het "droge ogen" syndroom of irriterende stoffen in de omgeving kunnen een rood oog veroorzaken. Verschijnselen Een bacteriële conjunctivitis geeft een geelgroene afscheiding (pus). De meeste virale infecties van de conjunctiva veroorzaken een slijmvorming en waterige afscheiding. Virussen zijn in het algemeen de oorzaak van het bekende "rode oog", gepaard gaande met een rauwe keel en loopneus, net als bij een verkoudheid of griep; deze verschijnselen duren 1-2 weken. De allergische conjunctivitis geeft vaak jeuk en waterige afscheiding en wisselend matige tot hevige roodheid. Het "droge ogen" syndroom geeft pijnlijke, rode slijmvliezen soms met lichtschuwheid en door de irritatie juist heftige tranenvloed. Irriterende stoffen geven voornamelijk sterke, waterige, afscheiding en eventueel daarna een rood oog. Diagnose Door onderzoek kan de oogarts of de huisarts onderscheid maken tussen de verschillende vormen. Soms kan het ook nodig zijn een "kweek" te maken van de afscheiding uit het oog. Hiervoor wordt heel voorzichtig met een klein wattenstaafje langs het oogslijmvlies gestreken. Op deze manier kan worden vastgesteld welke bacterie of virus bestreden moet worden. Behandeling Bij een bacteriële conjunctivitis wordt een antibioticum gegeven. Dit kan in de vorm van druppels, zalf of een gel. Bij een virale conjunctivitis hebben antibiotica geen effect. Soms is het nodig met ontstekingsremmende medicijnen te druppelen. Allergische conjunctivitis kan worden behandeld met speciale druppels die tegen een allergie in het oog gericht zijn. Het "droge ogen" syndroom kan soms worden behandeld met kunsttranen. Er zijn vele soorten druppels, zalven en gels in de handel die de verschijnselen van droge ogen helpen verzachten (zie voor verdere informatie "droge ogen". Voor rode ogen door irriterende stoffen zijn verschillende behandelingen nodig, afhankelijk van de soort irriterende stof. Preventie De bacteriële en virale vormen van conjunctivitis zijn besmettelijk. Het is daarom aan te bevelen de handen goed te wassen na contact met de patiënt en geen handdoeken of zakdoeken over en weer te gebruiken. Nystagmus De Nederlandse term voor nystagmus is wiebel- of trilogen. Met de term nystagmus worden onwillekeurige ritmische bewegingen van de oogbollen aangeduid. Onwillekeurig betekent dat de bewegingen buiten de wil om ontstaan en ook niet direct door de patiënt kunnen worden beïnvloed. Ritmisch wil zeggen dat de bewegingen een bepaald patroon vertonen met een vrij vaste snelheid en richting. Naar zijn vorm is nystagmus te verdelen in een "pendelnystagmus" waarbij de ogen heen en weer slingeren als de slinger van een klok, en een "ruknystagmus"" of "zaagtandnystagmus" waarbij de snelheid van bewegen in de ene richting verschilt van die in de andere richting: de ogen drijven als het ware langzaam af en worden met een snelle rukbeweging weer terug gehaald. In de slaap en onder narcose verdwijnt de nystagmus. Netvliesloslating Inleiding Het oog is een holle bol met een transparante voorkant, het hoornvlies. Hierdoor valt het licht naar binnen. Vervolgens gaat het door de pupil (de ronde opening in het regenboogvlies), door de lens en door de glasvochtruimte die gevuld is met een heldere gelei (het glasvocht). Uiteindelijk komt het licht terecht op het netvlies. In het netvlies zitten staafjes en kegeltjes: dit zijn de cellen die de lichtprikkel omzetten in een elektrische prikkel. Deze prikkels worden via de oogzenuw naar de hersenen geleid en daar omgezet in een beeld. Wanneer u het oog zou vergelijken met een fototoestel, dan vormen het hoornvlies en de lens het lenzenstelsel van de camera. Het regenboogvlies (iris) is te vergelijken met de sluiteropening (het diafragma) en het netvlies zou de film zijn. Een netvliesloslating (ablatio retinae) komt jaarlijks ongeveer bij 1 op de 10.000 mensen voor. Het kan op elke leeftijd optreden, maar bij ouderen is het risico groter. Bijzienden of mensen met netvliesloslating in de familie lopen meer risico. Ook na een staaroperatie is het risico toegenomen. Wanneer een netvliesloslating niet wordt behandeld kan het leiden tot slecht zien of blindheid. kleurenblindheid Het licht en het oog Zichtbaar licht bestaat uit de golflengten van 360 tot 780 nm. Elke golflengte heeft een bepaalde kleur. Daglicht is een mengsel van alle golflengten. Deze verschillende golflengten (en kleuren) worden zichtbaar gemaakt als het daglicht wordt opgesplitst door bijvoorbeeld een prisma. Er ontstaat dan een spectrum, reikend van het langgolvige rood (670 nm) via oranje, geel, groen, blauw naar het kortgolvige violet (420 nm). Ook een regenboog ontstaat door breking van het licht in vochtige lucht. Het menselijke oog kan ongeveer 160 kleurmengels waarnemen, samengesteld uit de 3 primaire kleuren: blauw, groen en rood. In het centrum van het netvlies bevinden zich kegeltjes die de beelden opvangen. Er zijn 3 soorten kegeltjes, ieder met een eigen spectrale gevoeligheid: blauw, groen en rood. Een bepaalde kleur, die het oog "ziet", wordt ontleed in componenten die ieder van deze 3 kegeltjes kan verwerken. In de hersenen wordt deze informatie weer samengesteld tot een gewaarwording van de gegeven kleur. Gelijktijdige stimulatie van alle 3 soorten kegeltjes leidt tot de waarneming van "wit". Bij bepaalde kleurenzienstoornissen ontbreekt een of meer van de 3 pigmenten (kegeltjes). Vormen van kleurenblindheid Kleurenzienstoornissen kunnen onderverdeeld worden in a) aangeboren of b) verworven (op latere leeftijd ontstane) kleurenzienstoornissen. De aangeboren vorm is vanaf de geboorte aanwezig en is vrijwel altijd een "rood-groen" stoornis. De verworven vorm ontstaat later door bijvoorbeeld een oogzenuw- of netvlies-aandoening en is vaker een "blauw-geel" stoornis. Aangeboren kleurenzienstoornissen Een persoon met normaal kleurenzien is in staat alle kleuren te onderscheiden vanuit de 3 primaire kleuren met behulp van de 3 soorten kegeltjes van het netvlies. Het normale zien heet daarom trichromasie (3 kleurenzien). Als de gevoeligheid van één van de kleuren afwezig is, spreekt men van dichromasie (2 kleurenzien) en als die voor 2 kleuren ontbreekt, spreekt men van monochromasie (1 kleurenzien). De aangeboren kleurzienstoornis komt voor bij 8% van de mannen en 0.5% van de vrouwen. Indeling van aangeboren kleurenzienstoornissen Trichromasie (3 kleurenzien) Een gezond persoon kan alle 3 de kleuren even goed waarnemen. Dit is de normale situatie en wordt de "normale trichromaat' genoemd. Soms is een persoon weliswaar een trichromaat (kan alle kleuren waarnemen), maar is de gevoeligheid van bepaalde kegeltjes verminderd. Dit wordt een "anomale trichromasie", ofwel een verzwakt kleurenzien genoemd. Men heeft dan bijvoorbeeld meer rood nodig dan normaal (verminderde gevoeligheid voor rood ofwel protanomalie genoemd) of meer groen nodig dan normaal (verminderde gevoeligheid voor groen, ofwel deuteranomalie genoemd) of meer blauw nodig dan normaal (verminderde gevoeligheid voor blauw waarbij de kleuren blauw en groen worden verwisseld, ofwel tritanomalie genoemd). Trichromaat - normaal kleurenzien Dichromasie (2 kleurenzien) Bij dichromaten (2 kleurenzien) kan men ook een onderverdeling maken in het ontbreken van rode kegeltjes (protanopen of "rood-blindheid"), groene kegeltjes (deuteranopen of "groen-blindheid" genoemd) of blauwe kegeltjes (tritanopen of "blauwgeel-blindheid" genoemd). Protanopen of "rood-blindheid" Deuteranopen of "groen-blindheid" Tritanopen of "blauwgeel-blindheid" Monochromasie (1 kleurenzien) Bij monochromaten is er géén of slechts 1 type kegeltje aanwezig. Blindheid voor alle kleuren is extreem zeldzaam (staafjes monochromaat genoemd). Deze echte kleurenblinde heeft dus helemaal geen kegeltjes en ziet alleen maar in zwart-wit en grijstinten, zoals we vroeger op een zwart-wit TV zagen. Een echte kleurenblinde ziet ook veel minder goed bij daglicht en is lichtschuw, omdat hij evenals een nachtdier alleen met de staafjes kijkt. Staafjes monochromaat Verworven kleurenzienstoornissen Deze vorm van kleurenzienstoornis komt minder vaak voor: de kleuren worden anders of minder intens waargenomen. Het kan soms voorkomen bij: - specifieke netvlies-aandoeningen, bv. de "cone [kegeltjes] dystrofie" of "cone-rod [kegeltjes-staafjes] dystrofie. - bepaalde oogzenuwafwijkingen, zoals neuritis optica - bepaalde medicijnen, zoals chloroquine of hydroxychloroquine (plaquenil, bij hoge dosis) Klachten Vrijwel alle mensen met stoornissen in het kleurenzien hebben een normale gezichtsscherpte en zijn niet lichtschuw. Zij kunnen alleen bepaalde kleuren (meestal rood en groen) niet goed van elkaar onderscheiden. Het komt veel voor, ongeveer bij 8% van de mannen en 0.5% van de vrouwen in Nederland. Van deze 8,5% heeft 6% een "anomale trichromasie" (d.w.z. men kan alle 3 kleuren wel zien, maar er is een kleurenzien-zwakte) en 2% heeft een dichromasie (d.w.z. er ontbreekt 1 van de primaire kleuren). Monochromasie (1 kleurenzien) Bij monochromaten is er géén of slechts 1 type kegeltje aanwezig. Blindheid voor alle kleuren is extreem zeldzaam (staafjes monochromaat genoemd). Deze echte kleurenblinde heeft dus helemaal geen kegeltjes en ziet alleen maar in zwart-wit en grijstinten, zoals we vroeger op een zwart-wit TV zagen. Een echte kleurenblinde ziet ook veel minder goed bij daglicht en is lichtschuw, omdat hij evenals een nachtdier alleen met de staafjes kijkt. Protanopen of "rood-blindheid" Deuteranopen of "groen-blindheid" Tritanopen of "blauwgeel-blindheid" Zij zien bijvoorbeeld niet goed het verschil tussen rijpe rode aardbeien en onrijpe groene aardbeien. Meestal gaat het om een schakelfout van de kegeltjes die aangeboren is en gedurende het leven niet verandert. Net als mensen met een normaal kleurenzien kunnen deze personen, afhankelijk van training, kleuren wel benoemen, maar zij zullen eerder kleuren verwisselen die door normalen niet verwisseld worden. Een monochromaat komt uitermate zelden voor. De mate van gestoord kleurenzien zal in de loop van het leven niet veranderen. Kleurenblindheid is niet te behandelen of te verhelpen. De afwijking is meestal geslachtsgebonden erfelijk, zodat kinderen het van opa via de moeder kunnen overerven. Vrouwen kunnen wel draagster zijn. Dat wil zeggen dat ze zelf normaal kleuren onderscheiden, maar de stoornis wel kunnen doorgeven aan hun zonen. Voor sommige beroepen, zoals piloot, schipper en treinmachinist is het goed kleuren kunnen zien een vereiste. Tranende ogen Kleine klieren van het slijmvlies en van de ooglidranden produceren tranen. Deze zorgen ervoor dat het oog steeds ”gesmeerd'’ is. De traanklier, gelegen onder het bovenooglid, reageert bij emotie of oogirritatie en produceert dan meer traanvocht. De ene persoon traant veel makkelijker dan de andere. De geproduceerde tranen worden afgevoerd door de 2 traanpunten. Het traanvocht wordt als het ware door de oogleden hier ingepompt. Van de traanpunt gaan de tranen via een klein kanaaltje naar de traanzak en daarna via het neustraankanaal naar de neus.(dit verklaart waarom men moet snuiten na huilen!). Naast het “smeren” hebben de tranen een afweerfunctie en ook voeren ze viezigheid af. Bij een verstopt systeem gaat dit niet en kunnen ziektekiemen een ontsteking veroorzaken. Refractie-afwijking Inleiding Om scherp te zien is het nodig dat lichtstralen uit de buitenwereld precies op het netvlies van het oog samenvallen. Bij het normale oog zorgen het hoornvlies en de lens in het oog ervoor dat bij zien in de verte op het netvlies een helder beeld ontstaat. Scherp stellen voor dichtbij gebeurt door het instellen van de ooglens. Wanneer de sterkte van hoornvlies en ooglens niet goed in verhouding staan tot de lengte van de oogbol, dan vallen de lichtstralen uit de buitenwereld bij het in de verte kijken niet precies samen op het netvlies. Er is dan geen sprake van een oogziekte of zwakte maar van een refractieof brekingsafwijking. Niet scherp zien ten gevolge van een refractie-afwijking. Wat zijn refractie-afwijkingen? Om scherp te zien is het nodig dat lichtstralen uit de buitenwereld precies op het netvlies van het oog samenvallen. Bij het normale oog zorgen het hoornvlies en de lens in het oog ervoor dat bij zien in de verte op het netvlies een helder beeld ontstaat. Scherp stellen voor dichtbij gebeurt door het instellen van de ooglens. U kunt dit vergelijken met een fotocamera: door de fotolens te verstellen zorgt u ervoor dat binnenvallende stralen zo door de lens worden gebroken, dat ze precies op de film samenkomen. Uw foto wordt dan scherp. Wanneer de sterkte van hoornvlies en ooglens niet goed in verhouding staan tot de lengte van de oogbol dan vallen de lichtstralen uit de buitenwereld bij het in de verte kijken niet precies samen op het netvlies. Er is dan geen sprake van een oogziekte of zwakte maar van een refractie- of brekingsafwijking. Bijziendheid Wanneer het hoornvlies te bol is of het oog te lang dan worden de binnenvallende stralen te veel gebroken. Ze vallen dan samen op een punt dat voor het netvlies ligt. Op het netvlies zelf ontstaat geen scherp beeld; men spreekt dan van bijziendheid. Verziendheid Is het hoornvlies te vlak of het oog te kort dan vindt afbeelding van een voorwerp plaats achter het netvlies. Ook dan is het beeld niet scherp. Dit heet verziendheid. Astigmatisme Eveneens is het mogelijk dat het hoornvlies niet precies bolvormig is, waardoor de breking in de ene richting anders is dan in de andere richting: ook dit levert een onscherp beeld op. Deze afwijking heet astigmatisme. Ouderdomsverziendheid Bij het ouder worden vermindert het vermogen van de ooglens om scherp te stellen voor dichtbij. Ongeveer vanaf het veertigste levensjaar begint dit verschijnsel op te treden. De meeste mensen die tot dan toe geen bril nodig hadden, zullen nu behoefte krijgen aan een leesbril. Bril, contactlens of operatie? Bril Wil men bij een brekings- of refractie-afwijking het beeld toch scherp op het netvlies krijgen dan heeft men een correctie nodig. De eenvoudigste manier is een bril. Om bijziendheid te verhelpen voorziet men de bril van negatieve glazen; bij (ouderdoms)verziendheid krijgt men positieve glazen. De bril om astigmatisme te verhelpen heeft cylindrische glazen. Brillen tegelijk voor dichtbij en veraf zijn verkrijgbaar met een zichtbaar leesdeel (bifocale glazen) maar ook met een onzichtbaar leesdeel (multifocale glazen). Contactlenzen Een tweede mogelijkheid om beter te zien zijn contactlenzen. In principe zijn er twee soorten contactlenzen; harde zuurstofdoorlaatbare lenzen: dit zijn kleine lenzen met een doorsnede van maximaal 10 mm en een levensduur van gemiddeld twee jaar; zachte lenzen: deze lenzen zijn wat groter (14 mm). Ze zijn zacht omdat ze water opnemen. Dit verbetert het draagcomfort; nadeel is dat er een verhoogd risico op infectie bestaat, zeker wanneer deze lenzen dag en nacht achtereen gedragen worden. De hygiene voor onderhoud en vervanging is dus erg belangrijk. Er zijn dag-, week-, maand- en half jaar vervangsystemen. De mogelijkheid bestaat om cylinder-afwijkingen in lenzen aan te brengen. Ook is het mogelijk een leesgedeelte aan te brengen in een contactlens. Operatie Als derde mogelijkheid is er een operatie. Met de komst van de speciale laser (excimerlaser) behoren de krasjes op het hoornvlies tot het verleden. Met de laser kan de sterkte verminderd worden, hetzij direct vanaf de oppervlakte van het hoornvlies (PRK = photo refractieve keratectomie), hetzij in de diepte na het maken van een flapje (Lasik = laser in situ keratomileusis). Tevens is het mogelijk om een lens aan te brengen in het oog voor de eigen lens. Ook is het mogelijk astigmatisme te verhelpen met behulp van de laser of d.m.v. kleine sneetjes in het hoornvlies. Tot slot Dit was in vogelvlucht enige informatie over refractie-afwijkingen en de mogelijke correctiemiddelen. Mocht u vragen hebben dan is uw oogarts of opticien graag bereid deze te beantwoorden Retinitis pigmentosa Inleiding Retinitis pigmentosa (ook wel T.R.D., tapetoretinale dystrofie, genoemd) is eigenlijk niet één ziekte maar een verzamelnaam voor een groep ziekten die gekenmerkt worden door slecht zien in het donker (nachtblindheid) en zeer geleidelijke beperking van het gezichtsveld, die uiteindelijk leidt tot kokerzien. De ernst en het beloop kunnen heel erg wisselen: soms zijn de symptomen al op kinderleeftijd duidelijk; soms wordt de ziekte pas op middelbare leeftijd vastgesteld. Wij gaan ervan uit dat de aanleg om de ziekte te krijgen, wel in alle gevallen erfelijk bepaald is. Het gaat hierbij om verschillende vormen van erfelijkheid, waarbij de kans om de aandoening over te dragen op eventuele kinderen varieert van zeer gering (minder dan 1%) tot vrij aanzienlijk (maximaal 50%). Indien u een erfelijkheidsonderzoek wilt, kunt u dat overleggen met uw oogarts of met uw huisarts. Hoe vaak komt het voor ? Geschat wordt, dat ongeveer 1:4000 mensen retinitis pigmentosa (RP) hebben. Dat betekent, dat er tegen de 4000 mensen met deze aandoening in Nederland moeten zijn. Voor oogartsen is de ziekte goed bekend, maar voor huisartsen is dat helaas niet zo, omdat de kans dat zij ermee te maken krijgen veel kleiner is. Omdat de aanleg voor de ziekte erfelijk is, zullen soms meerdere familieleden RP hebben, zodat de ziekte en het beloop al uit ervaring bekend zijn. Toch kunnen er grote verschillen zijn in het beloop van de ziekte, zelfs binnen één familie! Bovendien is het zo, dat bij ongeveer de helft van de RP-patiënten geen andere familieleden met de aandoening bekend zijn. Diagnose Wanneer RP in de familie voorkomt, zal men dikwijls de symptomen herkennen en zal de oogarts vaak gemakkelijk de diagnose kunnen bevestigen, meestal door naar het netvlies te kijken met de oogspiegel en gezichtsveldonderzoek te laten doen. Bij het gezichtsveldonderzoek wordt gekeken of er delen van het gezichtsveld (boven, beneden of opzij) niet goed functioneren. Wanneer de aandoening niet in de familie voorkomt, wordt de diagnose vaak in een veel later stadium gesteld: door het zeer langzame beloop past de patiënt zich bijna ongemerkt aan. Hij of zij went zichzelf om goed naar de grond te kijken tijdens het lopen en voortdurend de omgeving te "scannen". Pas achteraf realiseert men zich dat de symptomen er soms al meer dan tien jaar of langer waren ..... In deze gevallen zal de oogarts behalve een gezichtsveldonderzoek soms ook een ERG (ElectroRetinoRram) doen om zeker te zijn van de diagnose. Bij dit onderzoek wordt de elektrische activiteit geregistreerd die het netvlies na een lichtflits uitzendt. Bij dit onderzoek worden meestal contactlenzen met draadjes eraan op de ogen geplaatst (na verdovende druppels en met een soort gel) en moet men een tijd in het donker zitten. Het onderzoek neemt daarom ruim een half uur tot drie kwartier in beslag en is, zeker voor kinderen, toch wel belastend te noemen. In sommige gevallen wordt ook een donkeradaptatie gedaan: hierbij meet men de gevoeligheid van staafjes en kegeltjes, die langzaam toeneemt na het uitdoen van het licht. Men moet recht vooruit in een bol kijken, terwijl in het donker een zwak lichtje zo sterk wordt gemaakt, dat het net gezien wordt. Dit onderzoek vereist wel concentratie en medewerking, maar is niet belastend. Het geeft echter slechts informatie over een klein stukje van het netvlies, namelijk daar waar een lichtje aangeboden wordt. Het wordt daarom niet standaard uitgevoerd. Prognose Omdat het om zoveel verschillende vormen gaat, is er geen vaste uitspraak te doen over de prognose. Wel gaat het in principe om een langzame achteruitgang. Soms lijken er echter periodes van "stilstand" op te treden, helaas soms ook van snellere achteruitgang. Vaak is de gezichtsscherpte tot op redelijk hoge leeftijd goed, zodat lezen geen probleem geeft, maar men door het zeer kleine gezichtsveld toch erg gehandicapt is, bijvoorbeeld bij het lopen door een winkelstraat of bij het oversteken. Dit gelijktijdig aanwezig zijn van het goede zien van kleine details en het niet zien van grote obstakels wordt door de omgeving soms moeilijk begrepen. Het is belangrijk dit aan familie, vrienden en collega's uit te leggen. Het blijkt vaak moeilijk met de onzekerheid over de toekomst te leven. Na het horen van de diagnose is het normaal, dat men een periode nodig heeft om het veranderde toekomstbeeld te verwerken. Sommige mensen worden angstig, andere boos of depressief. Het gaat in feite om een soort rouwproces. Het is belangrijk over uw gevoelens te kunnen praten. Behandeling Helaas is er tot dusver geen effectieve behandeling voor RP. Men is en blijft echter druk bezig met het zoeken hiernaar: medicijnen (momenteel is men bezig met, netvliestransplantatie (dierproeven, enkele proeven op bijna blinde mensen gedaan: nog niet veel resultaat), het in-bouwen van chips in het netvlies (dierproeven) en ook is men bezig met gentherapie (dierproeven)). Hopelijk geven deze inspanningen in de nabije toekomst mogelijkheden voor een effectieve therapie! Uit Amerikaans onderzoek is gebleken, dat patiënten die hoge doses vitamine A slikten, minder achteruitgang van hun ERG lieten zien dan RP-patiënten die dit niet deden. Er was echter geen verschil merkbaar in de gezichtsscherpte en het gezichtsveld. Men is het er daarom niet over eens, of het nu verstandig is vitamine A te slikken of niet, vooral omdat een teveel aan vitamine A het lichaam niet langs natuurlijke weg verlaat, maar wordt opgeslagen in vetweefsel. Hoge doses vitamine A kunnen schadelijk zijn en bijvoorbeeld afwijkingen veroorzaken aan de ongeboren vrucht, zodat het kinderen en vrouwen in de vruchtbare leeftijd in ieder geval wordt ontraden. Via de RP patiëntenvereniging kunt u op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de therapie, o.a. via het verenigingsblad "Uitzicht". Heeft het zin voor controle naar de oogarts te blijven gaan? Hoewel de oogarts de kwaal niet kan wegnemen, kan hij of zij u soms toch helpen. Het controleren van de brilsterkte is natuurlijk zinvol om uw gezichtsvermogen zo goed mogelijk te benutten. Zo nodig kan de oogarts u verwijzen voor extra hulpmiddelen (loupes etc.). Verder komt bij RP vaak staar voor. Deze staar kan geopereerd worden, waardoor het zicht aanzienlijk kan verbeteren. RP-patiënten hebben geen hoger operatierisico dan gewone staarpatiënten, maar de afweging of je wel of niet moet opereren, kan moeilijk zijn: in hoeverre is de staar en in hoeverre is de RP verantwoordelijk voor achteruitgang van het gezichtsvermogen? Het resultaat van de operatie is daardoor vaak moeilijk te voorspellen. Soms daalt de gezichtsscherpte door ophoping van vocht in de gele vlek (macula-oedeem). Hiervoor kan de oogarts een soort plaspil, Diamox, geven. Dit middel heeft nogal wat bijwerkingen en helpt lang niet altijd, maar kan soms toch de gezichtsscherpte aanzienlijk verbeteren. Tenslotte komt bij een zeer klein percentage van RP-patiënten een verhoogde oogdruk voor. Aangezien dit ook meestal relatief makkelijk (met oogdruppels) kan worden behandeld, is controle van de oogdruk van belang om (onnodige) schade te voorkomen. Tot slot RP is een ernstige oogziekte, die op dit moment niet genezen kan worden. In het algemeen gaat het om een zeer langzame verslechtering, waaraan men zich vaak goed aanpast. De onzekerheid over het beloop is echter moeilijk te aanvaarden. Het heeft echter geen zin, u af te vragen óf en zo ja, wanneer u blind zult worden. Hopelijk wordt u dit niet. Probeert u zich te richten op de dingen die u wél kunt, bezig te zijn met vandaag en minder met morgen. Macula-Degenaratie Inleiding Wat is macula degeneratie? Dit is een oogaandoening waardoor de gezichtsscherpte afneemt. We zullen verder de afkorting MD gebruiken. MD is eigenlijk een verzameling oogaandoeningen die elk een verschillende ontstaanswijze hebben; zij hebben alle de overeenkomst dat zij schade aanrichten op dezelfde plek in het oog: de zogenaamde gele vlek, ofwel de macula lutea, kortweg macula. Wat is de macula ? Zoals in een fototoestel achter de lens de lichtgevoelige laag het filmpje zit, is dit ook het geval in het oog. Daar is het netvlies achterin het oog, de lichtgevoelige laag. Het centrale deel daarvan, nauwelijks enkele millimeters groot, is de macula. Alleen via de macula is het centrale scherpe zien mogelijk. Door MD wordt de macula en dus het scherp zien aangetast. De belangrijkste typen MD zijn: Juveniele MD. Deze treedt reeds op jonge leeftijd op en is erfelijk. Er zijn verschillende vormen. Vergeleken met het hierna volgende type komt de juveniele MD betrekkelijk weinig voor. Seniele of leeftijdsgebonden MD. "Seniel" heeft hier betrekking op de leeftijd: het begint rondweg na het vijftigste levensjaar. Erfelijkheid speelt voor zover bekend geen rol van betekenis. Er zijn bij dit type twee belangrijke vormen te onderscheiden: droge MD en vochtige MD. Bij droge MD gaat vooral de fijne structuur van de macula verloren. Bij de vochtige MD treden daarnaast ook lekkage uit bloedvaatjes, nieuwvormingen van vaten en/of bloedingen in het netvlies op. Beloop Hoe erg wordt het? Om hierover duidelijkheid te kunnen geven is het noodzakelijk onderscheid te leren maken tussen het centrale en het perifere zien. Het centrale zien functioneert overal waar men de blik op richt om iets scherp te zien; als u iemand aankijkt, als u leest of iets anders doet waarbij het gaat om fijne details. Het perifere zien ligt daarbuiten, eromheen: opzij, boven, onder. Bij MD heeft het centrale zien, dus het scherpe zien, te lijden.U kunt iemands gezicht niet meer goed zien; lezen gaat niet goed meer; TV-kijken wordt moeilijk. In verreweg de meeste gevallen blijft het perifere zien gespaard; men wordt dus niet totaal blind! Hoe erg het wordt hangt ten dele af van het type MD. Bij de groep van de juveniele MD, waarin de zogenaamde ziekte van Stargardt de meest bekende is, kan het bij de verschillende vormen nogal uiteenlopen hoe ernstig de stoornis wordt en hoe snel het gaat. Vrijwel altijd zijn beide ogen aangedaan. Bij de droge MD, de meest voorkomende vorm van seniele MD, kan het jaren duren voordat het zicht duidelijk merkbaar achteruit gaat. Het perifere zien blijft intact. Gewoonlijk zijn beide ogen min of meer aangedaan. Bij de vochtige MD, ook wel genoemd de MD van Junius Kuhnt of de schijfvormige MD, verloopt het proces vaak veel sneller dan bij de droge MD; soms zelfs heel snel. Opvallend is dat het andere oog nog een tijd redelijk goed kan blijven, maar ook hier moet men erop rekenen, dat vroeg of laat beide ogen zullen worden getroffen. In sommige gevallen van vochtige MD kan ook het perifere zien enigermate worden aangetast. In het algemeen bereikt de ziekte een eindstadium. Maar vaak betekent MD al lang voordat het zover is een ernstige visuele handicap met verstrekkende gevolgen voor belangrijke zaken zoals beroep en hobby's. De mate waarin dit het geval zal zijn is echter moeilijk te voorspellen. Onderzoek De diagnose MD zal veelal op grond van oogspiegelonderzoek door de oogarts worden gesteld. Vaak zal de oogarts nog aanvullend onderzoek verrichten met behulp van fluoresceineangiografie. Daarbij wordt na het inspuiten van contrasterende vloeistof in de arm, een serie foto's gemaakt van het netvlies van één of beide ogen. Op deze wijze is de aard en de mate van de MD heel goed te bepalen. Op grond van de bevindingen kan worden besloten of behandeling met laser mogelijk en/of zinvol is. Behandeling Een echte behandeling die de oorzaak van het ziekteproces bestrijdt is er helaas niet. In enkele gevallen van vochtige MD is behandeling met laser mogelijk. Maar ook dan is een blijvend gunstig effect niet te garanderen. Van meer belang zijn de mogelijkheden van "low vision"; dit is de verstrekking van optische hulpmiddelen. Deze kunnen variëren, afhankelijk van de behoefte van de patiënt, van een eenvoudige leesliniaal tot een gecompliceerde prismaloupebril met leesopzetstuk. Ook aan de verlichting van omgeving en werkvlak wordt aandacht besteed. De bedoeling van low vision is het verkrijgen van een optimale gezichtsscherpte ondanks de schade die door MD aan het gezichtsvermogen is toegebracht. Het low vision onderzoek geschiedt veelal door speciaal daarvoor opgeleide optometristen of opticiens. Ook kan het plaatsvinden via instellingen voor ambulante hulp aan mensen met een visuele handicap. Individuele aanpassing en training is bij low vision van groot belang en men zal veel tijd en energie moeten besteden aan het leren omgaan met de verschillende technische hulpmiddelen. Puntsgewijs Er zijn geen middelen bekend, geen medicamenten, geen dieet of andere leefregels, waardoor MD kan worden voorkomen, of eenmaal opgetreden, gunstig kan worden beïnvloed. Hoewel de werkelijke oorzaak van MD niet bekend is, wordt het vaak slijtage genoemd. Dit houdt geen verwijt in dat men de ogen verkeerd zou hebben gebruikt. Intensief gebruik van loupes of andere hulpmiddelen verergert het ziekteproces niet. Er zijn verschillende andere aandoeningen van het inwendige oog, die naar hun natuur op allerlei plaatsen kunnen optreden; dus ook wel eens in het gebied van de macula. Deze aandoeningen hebben echter niets met MD te maken, hoewel er overeenkomstige klachten kunnen optreden. Deze aandoeningen blijven hier, bij de bespreking van MD, buiten beschouwing. Wat is de MD-groep ? Voluit eigenlijk: Diagnosegroep Macula Degeneratie. De MD-groep is als patiëntenvereniging tot stand gekomen binnen de Nederlandse Vereniging van Blinden en Slechtzienden de NVBS en wil MD patienten de hand reiken bij het leren omgaan met hun handicap. Conjunctivitis Wat is conjunctivitis? Conjunctivitis is de medischeterm voor een bindvliesontsteking van het oog. Het is de meest voorkomende oorzaak van een rood oog. Het oogwit wordt bedekt door een dunne laag slijmvlies (conjunctiva) dat veel fijne bloedvaatjes bevat. Bij irritatie zetten deze vaatjes uit, waardoor het oog rood wordt. Oorzaken De meest voorkomende oorzaak is een virus of een bacterie. Ook een allergie, het “droge ogen” syndroom of irriterende stoffen in de omgeving kunnen een rood oog veroorzaken. Verschijnselen Een bacteriële conjunctivitis geeft een geelgroene afscheiding (pus). Virussen zijn in het algemeen de oorzaak van het bekende “rode oog”, vaak gepaard gaande met een rauwe keel en loopneus, zoals bij een verkoudheid of griep; deze verschijnselen duren 1-2 weken De meeste virale infecties van de conjunctiva veroorzaken een slijmvorming en waterige afscheiding. De allergische conjunctivitis geeft vaak jeuk en waterige afscheiding en wisselend matige tot hevige roodheid. Het “droge ogen” syndroom geeft pijnlijke, rode slijmvliezen soms met lichtschuwheid en door de irritatie heftige tranenvloed. Irriterende stoffen geven voornamelijk forse, waterige, afscheiding eventueel gevolgd door een rood oog. Diagnose Door onderzoek kan de oogarts of de huisarts onderscheid maken tussen de verschillende soorten bindvliesontsteking. Soms kan het ook nodig zijn een “kweek” te maken van de afscheiding uit het oog. Hiervoor wordt voorzichtig met een wattenstaafje langs het oogslijmvlies gestreken. Op deze manier kan worden vastgesteld welke bacterie of virus bestreden moet worden Behandeling Bij een bacteriële conjunctivitis kan een antibioticum gegeven worden in de vorm van oogdruppels, zalf of een gel. Bij een virale conjunctivitis hebben antibiotica geen effect. Soms is het nodig met ontstekingsremmende medicijnen te druppelen. Allergische conjunctivitis kan worden behandeld met druppels die specifiek tegen een allergie in het oog werkzaam zijn. Het “droge ogen” syndroom kan soms worden behandeld met kunsttranen. Er zijn vele soorten druppels, zalven en gels in de handel die de verschijnselen van droge ogen helpen verzachten (zie voor verdere informatie de folder “droge ogen” ). Preventie De bacteriële en virale vormen van conjunctivitis zijn besmettelijk. Het is daarom aan te bevelen de handen goed te wassen na contact met de patiënt (oogdruppelen!) en geen handdoeken of zakdoeken over en weer te gebruiken. Prematuren Retinopathie Prematuren Retinopathie (ROP = Retinopathy of Prematurity) Inleiding Prematuren retinopathie is een aandoening die kan ontstaan in het netvlies van te vroeg geboren kinderen. In het netvlies treedt een verstoring op van de uitgroei van de normale bloedvaten. Dit kan leiden tot afwijkende bloedvaten (vaatnieuwvorming). Deze kunnen aan het netvlies trekken waardoor dit uiteindelijk plaatselijk of geheel los kan raken. Tijdens de zwangerschap groeien de bloedvaten in het netvlies vanuit het gebied rond de oogzenuw geleidelijk uit naar de randen van het netvlies. Pas bij een zwangerschapsduur van 38 tot 40 weken is de uitgroei van de bloedvaten in het netvlies voltooid. Te vroeg geborenen hebben nog'onrijpe' netvliesvaten waarvan de verdere uitgroei verstoord kan raken. Hierbij zijn een aantal factoren van invloed: het belangrijkst is de zwangerschapsduur bij de geboorte (hoe korter de zwangerschap, des te hoger de kans op ROP); daarnaast het geboortegewicht en meerlingzwangerschappen, het aantal dagen en de wijze (met of zonder kunstmatige beademing) waarop zuurstof werd toegediend; alsook het optreden van ademhalingsstilstanden, ernstige algemene infecties met hoge koorts (sepsis), bloedtransfusies en tekort aan vitamine E tijdens de periode volgend op de vroeggeboorte. Vaak spelen meerdere factoren tegelijk een rol. Beloop ROP ontstaat meestal in de 5e tot 7e week na de premature geboorte. Per week kan de ernst van de ROP toenemen; bij 1 tot 2% van de prematuur geboren kinderen ontwikkelt ROP zich binnen 6 tot 10 weken van stadium 1 (geringe afwijking op de overgang tussen wel en niet van bloedvaten voorziene netvliesgedeelte) tot stadium 5 (totale netvliesloslating). Bij de meeste kinderen treedt spontane teruggang van de afwijkingen in het netvlies op zonder blijvend zichtbare afwijkingen. Van de kinderen met een geboorte gewicht minder dan 1000 gram ontwikkelt uiteindelijk ongeveer 30% een littekenstadium en 8% een eindstadium (met blindheid) tgv ROP. Voor kinderen met geboorte gewicht tussen de 1000 en 1500 gram liggen deze percentages op 2,5 respectievelijk 0,5 %. Screening en Diagnose De afwijkingen in het netvlies bij prematuren zijn meestal op te sporen door alle vroeg geboren kinderen met risicofactoren in de periode na hun geboorte te vervolgen. Dit gebeurt middels oogspiegelonderzoek met verwijde pupillen volgens een bepaald screeningsprotocol. Eventueel zichtbare afwijkingen worden vervolgd en indien noodzakelijk behandeld (zie onder behandeling). Volgens het protocol moeten alle kinderen met een zwangerschapsduur minder dan 32 weken en/of alle kinderen met een geboortegewicht minder dan 1500 gram en/of alle te vroeg geborenen die langer dan drie dagen meer dan 40% zuurstof kregen door de oogarts worden gescreend op ROP. Het eerste oogspiegelonderzoek hoort plaats te vinden 5 tot 6 weken na de geboorte. De frequentie van de vervolgonderzoeken is afhankelijk van de bevindingen bij het eerste oogspiegelonderzoek. Voor het oogspiegelonderzoek wordt de pupil maximaal wijd gemaakt met oogdruppels. Dikwijls wordt na een verdovende oogdruppel een ooglidspreider ingebracht om het netvlies optimaal te kunnen bekijken. In principe is het onderzoek niet gevaarlijk of pijnlijk. Behandeling, algemeen Er is tot nu toe helaas nog geen mogelijkheid het ontstaan van ROP bij te vroeg geborenen te voorkomen. Veeleer is het door de huidige neonatologische technieken mogelijk steeds jongere premature kinderen in leven te houden. Juist bij hen is de kans om ROP te ontwikkelen het hoogst. Daardoor blijkt het aantal tgv ROP blind of slechtziend geworden kinderen in Nederland een stijging te vertonen. Anderzijds hebben nieuwe neonatologische behandelingen de kans op ROP duidelijk verkleind. Behandeling,oogheelkundig Aangezien thans algemeen wordt aangenomen dat de prikkel voor het uitgroeien van afwijkende bloedvaten in het netvlies afkomstig is uit het nog niet van vaten voorziene gedeelte daarvan, bestaat behandeling van ROP uit het uitschakelen van dit gedeelte van het netvlies met behulp van cryotherapie (koude coagulatie) of laserbehandeling. Deze behandelingen worden gegeven in gespecialiseerde oogklinieken, veelal in centra waar ook een NICU (Neonatale Intensive Care Unit) aanwezig is. De noodzaak tot behandeling hangt af van een aantal faktoren: de plaats van de afwijkende vaten in het netvlies, de ernst van de afwijking en de mate van progressie van de afwijkingen. In principe wordt onder narcose behandeld via de buitenkant of via de pupilopening van het oog. Soms is herhaalde cryo of laserbehandeling nodig. In de vergevorderde stadia van ROP kan geprobeerd worden iets van visuele functie te behouden door hooggespecialiseerde netvlieschirurgie. De prognose in deze gevallen is helaas ongunstig. Prognose Door deze behandelingen tijdig toe te passen bleek in een grote Amerikaanse studie het aantal kinderen dat door ROP blind of slechtziend werd met 50% af te nemen. Nog steeds wordt echter een deel van de behandelde kinderen slechtziend of blind tgv de netvliesafwijkingen of complicaties, zoals bloedingen of verhoogde oogdruk.Ook is er in de met succes behandelde groep kinderen een verhoogde kans op latere complicaties zoals een lui oog, sterke bijziendheid, scheelzien of een late netvliesloslating. Oogheelkundig vervolgonderzoek op peuter en kleuterleeftijd wordt daarom aanbevolen. Met dank aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap. Herpes Simplex van het oog Wat is Herpes Simplex? Herpes Simplex is een virus dat infecties kan veroorzaken in de huid, slijmvliezen en zenuwen. Er zijn twee belangrijke soorten Herpes Simplex Virus (HSV). Type I is de meest voorkomende soort en is verantwoordelijk voor de Herpes Simplex oogontsteking en de bekende koortslip. Type II is seksueel overdraagbaar en veroorzaakt slechts zelden een ontsteking in het bovenlichaam. Wat is de Herpes Simplex oogontsteking? De meest voorkomende Herpes Simplex oogontsteking veroorzaakt door HSV type I is een terugkerende ontsteking van het hoornvlies, het voorste heldere deel van het oog. Littekenvorming in het hoornvlies kan het gezichtsvermogen ernstig verminderen. Het Herpes Simplex Virus type I dat de infectie veroorzaakt, kent een aantal subtypen. Hierdoor kunnen duur en ernst van de ontsteking variëren. Ook de reactie op de behandeling kan verschillend zijn. Verschijnselen De ziekte begint meestal aan het oppervlak van het hoornvlies. Het oog wordt rood, is geïrriteerd en gevoelig voor licht. De meeste mensen krijgen de ontsteking hierna niet opnieuw. Eén op de vier mensen met een hoornvlies ontsteking krijgt echter binnen twee jaar opnieuw een ontsteking. Beloop De ontsteking kan dieper in het hoornvlies dringen en daar blijvende littekens of een ontsteking in het oog veroorzaken. Soms ontstaan op het hoornvlies chronische zweren, die zeer moeizaam genezen. Herpes Simplex oogontsteking treedt meestal maar in één oog op. Verspreiding van het virus naar andere mensen is niet waarschijnlijk. Bij mensen met een slechte afweer (zoals patiënten met AIDS, of na een orgaantransplantatie, waarbij afweerremmende medicijnen worden gegeven) kan het virus andere delen van het lichaam infecteren. Dit gebeurt echter hoogst zelden. Na de oorspronkelijke infectie komt het virus in een ruststadium. Het verblijft in de zenuwen die van de huid of het oog afkomstig zijn. Zo af en toe, bijvoorbeeld tijdens een verkoudheid, wordt het virus weer actief en veroorzaakt dan opnieuw een oogontsteking of een koortslip. Hoe wordt Herpes Simplex oogontsteking behandeld? De behandeling hangt af van de uitgebreidheid van de ontsteking. Vaak wordt antivirale oogmedicatie gebruikt in de vorm van oogdruppels of oogzalf. Soms is het nodig om het oppervlak van het hoornvlies eraf te schrapen om de hoeveelheid virusdeeltjes te verminderen. Corticosteroïden kunnen gebruikt worden om de reactie van het lichaam af te remmen. Het is van groot belang goed ervoor te waken dat het virus zich niet vermeerdert. Wanneer er sprake is van ernstige littekenvorming en het gezichtsvermogen ernstig is aangedaan kan een hoornvliestransplantatie overwogen worden. Bij een beginnende ontsteking, ook als u dit al vaker heeft meegemaakt, is het belangrijk om contact op te nemen met uw oogarts. Met dank aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap Suikerziekte en het oog Inleiding Ten gevolge van suikerziekte (diabetes mellitus) kunnen er beschadigingen optreden binnen in het oog. Zonder dat al direct het zien wordt aangetast kunnen er toch afwijkingen aanwezig zijn in het netvlies. Men noemt dit diabetische retinopathie. Wanneer deze schadelijke afwijkingen niet tijdig worden onderkend en behandeld kan blindheid het gevolg zijn. Diabetische retinopathie Diabetische retinopathie is een complicatie van suikerziekte waarbij er veranderingen optreden in de bloedvaten van het netvlies. Deze veranderingen kunnen zich voordoen in twee vormen. De wand van de kleine bloedvaten is veranderd. Daardoor kan lekkage van vocht en bloed optreden (exsudatieve retinopathie). Daaropvolgend kan bloedvatnieuwvorming optreden (proliferatieve retinopathie). Deze nieuwe bloedvaatjes zijn erg broos en kunnen gemakkelijk bloedingen in het glasvocht binnen in het oog veroorzaken. Controle Het risico van het krijgen van een retinopathie neemt toe met de tijd dat de suikerziekte bestaat. Omdat het mogelijk is al geruime tijd aan suikerziekte te lijden zonder dat men daar iets van heeft gemerkt is het verstandig ook de ogen te laten controleren zodra er suikerziekte is vastgesteld. Goede regulatie van de bloedsuiker maakt de kans op het krijgen ervan. Het algemeen advies luidt deze controle na 1 tot 2 jaar te herhalen ook als u geen oogklachten heeft. Er kunnen afwijkingen optreden in de ogen die (nog) geen klachten geven maar wel behandeld moeten worden om verdere beschadiging te stoppen. Onderzoek Bij het onderzoek door de oogarts wordt de pupil met druppels verwijd, zodat het netvlies goed kan worden bekeken. Deze druppels maken het zien tijdelijk minder. Als er afwijkingen worden gevonden, kan het noodzakelijk zijn foto's te maken met contrastvloeistof (fluorescentie-angiografie). Hierbij wordt een kleurstof in de arm gespoten. Soms kan men hier wat misselijk van worden. Met behulp van dit onderzoek kan de oogarts de mate en de ernst van de afwijking beter beoordelen. Behandeling Wanneer er afwijkingen in het netvlies worden vastgesteld, kan een laserbehandeling in een groot aantal gevallen een verder achteruitgaan van het zien stoppen of vertragen. Laserbehandeling Met laserbehandeling is het mogelijk bijzondere lichtstralen op het netvlies te richten. In geval van exsudatieve diabetische retinopathie is het mogelijk de lekkende bloedvaten dicht te lassen. Deze behandeling duurt in het algemeen ongeveer tien minuten. Wanneer er echter nieuwe bloedvaatjes zijn gevormd (proliferatieve diabetische retinopathie) moet vrijwel het gehele netvlies met laserstralen worden behandeld. Deze behandeling is veel uitgebreider dan de eerstgenoemde en zal vaak in meerdere keren plaatsvinden. De voorbereiding op de laserbehandeling bestaat uit oogdruppels om de pupil te verwijden en druppels om het oog te verdoven. Indien het gaat om een uitgebreide behandeling, kan ook een injectie bij het oog gegeven worden voor een plaatselijke verdoving. Andere behandelingen Als er een bloeding in de glasvochtruimte ontstaat kan soms een behandeling met koude (cryotherapie) helpen om de abnormale bloedvaten, die de bloeding hebben veroorzaakt, te doen verdwijnen. Als de bloeding hiermee niet voldoende opheldert, kan een vitrectomie worden uitgevoerd. Dit is een operatie, waarbij het glasvocht wordt verwijderd. Naar bevind van zaken kan tijdens de operatie het netvlies ook nog met laserstralen worden behandeld. Conclusie Helaas geeft suikerziekte nogal eens problemen met het zien. Door de steeds betere onderzoeks- en behandelingstechnieken is het tegenwoordig vaak mogelijk de retinopathie tot staan te brengen. In veel gevallen is het daardoor mogelijk blindheid te voorkomen. Laat daarom bij suikerziekte uw ogen regelmatig onderzoeken! Verdere vragen kunt u het best aan uw eigen oogarts stellen. Met dank aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap Scheelzien (strabismus) Inleiding Scheelzien is een afwijking van de stand van de ogen, waarbij de ogen niet op hetzelfde punt gericht zijn. Het ontstaat meestal op kinderleeftijd, maar kan ook bij volwassenen optreden. Dit artikel gaat uitsluitend over het gewone scheelzien, waarbij de oogspieren normaal functioneren. Scheelzien komt voor bij 3 - 5% van de bevolking en is niet alleen een cosmetisch probleem. Schele kinderen vaak geplaagd en ouderen kunnen hun afwijkende oogstand als lelijk ervaren. De voornaamste reden om scheelzien al op jonge leeftijd op te sporen en te behandelen is om te voorkomen dat een lui oog niet tijdig wordt behandeld. Een lui oog ziet details slecht en is alleen bij jonge kinderen met succes te behandelen. Oorzaken en gevolgen Om inzicht in de oorzaken en gevolgen van het scheelzien te krijgen is het belangrijk te weten dat mensen zien met beide ogen. De beelden uit beide ogen worden in de hersenen verenigd tot één beeld. Dit vermogen tot tweeogig zien ontwikkelt zich in de eerst zes tot zeven levensjaren van het kind, waarbij de belangrijkste ontwikkelingen al plaats vinden in de vroegste levensperiode. Als de normale ontwikkeling van het tweeogig zien wordt verstoord kan scheelzien optreden. Factoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van scheelzien zij o.a. erfelijke aanleg of medische problemen in de periode rond de geboorte. Ook de eventuele brilsterkte van de ogen kan het ontstaan van scheelzien in de hand werken. Een hoge verziendheid is een risicofactor voor het ontwikkelen van scheelzien. Verder kan een verschil in sterkte tussen de beide ogen leiden tot verstoring van het tweeogig zien en tot scheelzien. Het luie oog Wanneer scheelzien al op jonge leeftijd ontstaat is er zelden sprake van dubbelzien. Het dubbelbeeld wordt in de hersenen onderdrukt. Als het beeld van hetzelfde oog enige tijd achter elkaar wordt onderdrukt, dan ontwikkelt het scherpzien van dit oog zich niet goed en gaat het gezichtsvermogen achteruit. Men spreekt dan van een lui oog. Wanneer de ogen beurtelings scheel kijken is de kans op een lui oog klein. Een lui oog kan al op zeer jonge leeftijd ontstaan en het gaat niet vanzelf over! Wel kan het worden verholpen als er tijdig met de behandeling wordt begonnen, in elk geval voor het zesde jaar, maar bij voorkeur eerder. Verschijnselen en diagnose Een flinke scheelziensafwijking is duidelijk zichtbaar. Maar er zijn ook kleine scheelziensafwijkingen, die niet of nauwelijks opvallen en daardoor minder ernstig lijken. De gevolgen zijn echter gelijk, maar een kleine afwijking kan alleen door gericht onderzoek worden ontdekt. Het is mogelijk dat de afwijking al langere tijd bestaat en dat er sprake is van een zeer slechtziend lui oog. Wanneer het scheelzien pas op oudere leeftijd optreedt is de kans op een lui oog klein. In dat geval kan het beeld van het afwijkende oog minder gemakkelijk worden onderdrukt. Er zal dan dubbelzien optreden. Het kind knijpt dan vaak één oog dicht, houdt de hand voor het oog of klaagt over dubbelzien. Ook kan het kind last krijgen van onzekere bewegingen: b.v. ernaast grijpen, misstappen of gebrekkig afstand kunnen schatten bij balspelen. Onderzoek Op veel consultatiebureaus voor zuigelingen en kleuters worden tegenwoordig de oogjes volgens een vast onderzoeksprogramma nagekeken. Wanneer de bureau-arts twijfelt aan de stand van de ogen of aan de kwaliteit van het zien stuurt hij het kind door naar de oogarts. De oogarts en samenwerkende orthoptist doen al bij jonge kinderen uitgebreid onderzoek naar de stand en de samenwerking van de ogen. Ook worden de oogbewegingen onderzocht en wordt de gezichtsscherpte oog voor oog bepaald. De oogarts zal de ogen indruppelen om de pupillen te verwijden. Zo kan de oogarts de ogen van binnen te bekijken en zien of de ogen gezond zijn. Daarbij wordt ook vastgesteld of er een brilcorrectie nodig is. De druppels zijn binnen enkele uren uitgewerkt. Behandeling De behandeling van scheelzien en/of van een lui oog kan langdurig zijn. In de meeste gevallen komt het kind na onderzoek door de oogarts onder behandeling van de orthoptist die de oogarts ook adviseert bij de beslissing tot een oogspieroperatie. In het algemeen wordt ernaar gestreefd eerst het luie oog te behandelen voordat de eventuele oogspiercorrectie wordt uitgevoerd. Behandeling van het luie oog omvat de volgende methoden: Afplakken of afdekken van het goede oog, om het zien van het luie oog te verbeteren. Zo nodig voorschrijven van een bril om het beeld dat het luie oog ontvangt maximaal scherp te krijgen. Voorschrijven van een bril bij een hoge verziendheid (positieve brilsterkte) omdat het kind daardoor een verbetering van de oogstand kan krijgen. In enkele gevallen is het nodig oogdruppels voor te schrijven. Bij al deze behandelingen zijn regelmatige controles nodig om de resultaten te kunnen vaststellen. Bij deze controles kan de oogarts het resultaat van de behandeling met de ouders bespreken. De oogspieroperatie Bij een deel van de schele kinderen zal vroeg of laat worden besloten tot "rechtzetten". Er wordt dan een oogspieroperatie verricht, waarbij de oogspieren die aan de buitenkant van de oogbol vastzitten, verzwakt worden of versterkt door ze te verplaatsen of in te korten. Dit kan aan een of aan beide ogen gebeuren. Aan jonge kinderen wordt altijd algehele narcose gegeven. Van het ziekenhuis hangt af of het kind voor de operatie moet worden opgenomen of dat de ingreep in dagbehandeling plaatsvindt. Na de operatie zullen de ogen rood en wat gezwollen en pijnlijk zijn. Er kunnen oogdruppels worden voorgeschreven. De eerst dagen na de operatie kan het kind beter niet in de zandbak spelen. Ook wordt zwemmen vlak na de operatie in het algemeen ontraden wegens infectiegevaar. In de meeste gevallen heeft de operatie voldoende cosmetisch resultaat. Soms is een tweede operatie noodzakelijk, bijvoorbeeld bij een duidelijke onder- of overcorrectie. Bij oogspieroperaties op oudere leeftijd is het erg belangrijk tevoren goed te onderzoeken in hoeverre er kans bestaat op dubbelzien na een operatie. Soms zijn de hersenen zo goed aangepast aan de bestaande schele oogstand dat het onmogelijk is een cosmetisch storend scheelzien te corrigeren zonder dubbelzien te veroorzaken. In dat geval moet van een operatie worden afgezien. Verdere vragen kunt u het best aan uw eigen oogarts of orthoptist stellen. Met dank aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap Glaucoom Inleiding Glaucoom is een veel voorkomende ziekte van het oog die in de meeste gevallen, maar niet altijd gepaard gaat met een te hoge druk binnen in het oog. In het beginstadium veroorzaakt glaucoom geen klachten. Vroege herkenning is belangrijk omdat onbehandeld glaucoom tot onherstelbare schade aan de oogzenuw en tot blindheid kan leiden. Oogdruk De bolle vorm van het oog wordt mede in stand gehouden doordat binnen in het oog vocht wordt geproduceerd, dat kamerwater wordt genoemd. Dit oogvocht heeft niets te maken met het uitwendige traanvocht. De hoogte van de oogdruk is afhankelijk van het evenwicht tussen aanmaak en afvoer van het kamerwater. Te hoge oogdruk kan ontstaan wanneer de afvoer van kamerwater wordt belemmerd. Oorzaak De oorzaak van glaucoom is nog onbekend. Wel weten we dat een verhoogde oogdruk een zeer belangrijke factor is. Door verhoogde oogdruk kan beschadiging van de oogzenuw optreden met als gevolg uitval van een deel van het gezichtsveld, zonder dat dit in het begin wordt opgemerkt. Ook is bekend dat afwijkingen van de bloedvaten bij of in het oog een rol kunnen spelen. Soorten glaucoom De meest voorkomende vorm van glaucoom is het open kamerhoekglaucoom. Een bijzondere vorm is het normale oogdrukglaucoom, waarbij ernstige schade aan de oogzenuw kan optreden zonder dat de oogdruk duidelijk verhoogd is. Veelal speelt een slechte bloedtoevoer naar de oogzenuw hierbij een rol. Bij het afgesloten kamerhoekglaucoom is de bouw van het oog zodanig dat in korte tijd afsluiting van de kamerhoek kan ontstaan met als gevolg een acuut glaucoom. Dit gaat gepaard met wazig zien, een rood oog, hoofdpijn, misselijkheid en braken en vereist snelle behandeling. De chronische vorm komt meer voor en is in een vroeg stadium goed te behandelen. Mensen die verziend zijn, met een sterke plus-bril, hebben een grotere kans op afgesloten kamerhoekglaucoom. Aangeboren glaucoom is zeldzaam, maar glaucoom kan op elke leeftijd optreden. Glaucoom kan ook ontstaan als gevolg van andere oogziekten. We spreken dan van secundair glaucoom. Risicogroepen In principe kan iedereen glaucoom krijgen. De belangrijkste factoren die de kans op glaucoom vergroten zijn: 1. een verhoogde oogdruk. 2. de aanwezigheid van glaucoom in de familie. 3. de leeftijd; met het stijgen van de leeftijd neemt de kans op glaucoom toe. 4. hoge bijziendheid (een sterke min-bril) 5. het gebruik van bepaalde geneesmiddelen of oogdruppels. 6. een doorgemaakt oogongeval. 7. het behoren tot het negroïde ras. Onderzoek Deskundige controle van de ogen kan glaucoom al in een vroeg stadium aan het licht brengen. Uitsluitend oogdrukcontrole is hiervoor niet toereikend. Met name is dit van belang na het veertigste levensjaar, vooral wanneer er in de familie vaker glaucoom voorkomt. Het onderzoek naar glaucoom omvat onder andere meting van de oogdruk, het bekijken van het inwendige van het oog en zo nodig bepaling van het gezichtsveld. Behandeling Wanneer de diagnose glaucoom gesteld, probeert de oogarts eerst de oogdruk te verlagen. Meestal met oogdruppels, maar soms ook met tabletten. Ook kan besloten worden een laserbehandeling uit te voeren. Met een laserstraal wordt de afvoer van het inwendige oogvocht verbeterd, waardoor de oogdruk vermindert. Deze ingreep gebeurt meestal poliklinisch. Daarnaast bestaat ook nog de mogelijkheid de afvoer van het inwendige oogvocht door middel van een operatie zo te verbeteren dat de oogdruk voldoende daalt om beschadiging van de oogzenuw te voorkomen of te stabiliseren. Reeds bestaande schade aan de oogzenuw en aan het gezichtsvermogen kan echter niet meer ongedaan worden gemaakt. Tot slot Dit artikel geeft in het kort weer wat glaucoom is en wat de gevolgen kunnen zijn van te hoge oogdruk. In kort bestek is aangegeven wat daaraan gedaan kan worden. Verdere vragen hierover kunt u het best stellen aan uw eigen oogarts. Met dank aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap pingueculum Een pingueculum is een iets verheven gelig plekje op het oogwit, meestal aan de neuskant op halve hoogte. Het bestaat uit een neerslag in het slijmvlies van eiwit en vet. Het bedreigt het zien niet en hoeft bijna nooit behandeld te worden. Behandeling om cosmetische redenen is af te raden omdat het zelden mooier wordt. Er wordt wel eens met vasoconstrictieve oogdruppels behandeld. Zwevende vliegjes In het oog is er glasvocht, een gelei die het oog opvult. Het bevindt zich achter de ooglens en laat ongehinderd de lichtstralen door op het netvlies. Door veroudering kan in dit glasachtig lichaam verdichtingen ontstaan die schaduwen werpen op het netvlies. Bijzienden hebben hiervoor meer aanleg. Dit kan geen kwaad. Indien ze samen gaan met lichtflitsen, dan kan dit wel duiden op een scheuren van het netvlies. Ook kan bij suikerziekte bloed in het glasvocht komen. Ook kunnen dergelijke bewegende vlekjes gevolg zijn van een uveitis (oogonsteking). Een andere oorzaak is dat het glasvocht plots los komt van het netvlies. Het glasvocht zich nl. vast aan het netvlies op bepaalde plaatsen. Wanneer het glasvocht los komt, dan is er glasvochtvertroebeling. Een oogarts kan uitmaken of die zwevende vliegjes een schadelijke oorzaak hebben of niet. Wanneer het glasvocht krimpt en van het netvlies loskomt dan kunnen er gaatjes onstaan in het netvlies. Dit uit zich als kleine vlekjes in het gezichtsveld. Zo'n gaatje kan het begin zijn van een netvliesloslating. Het loslaten van het glasvocht kan samen gaan met lichtflitsten, net of een TL-lamp steeds aan en uitgaat. Soms gaat dit vanzelf over. Als de lichtflitsen aanhouden, samen met veel zwarte vlekjes, dan is onmiddellijk onderzoek noodzakelijk door de oogarts. Een laserbehandeling kan netvliesloslating voorkomen. Oogmigraine In het oog is er glasvocht, een gelei die het oog opvult. Het bevindt zich achter de ooglens en laat ongehinderd de lichtstralen door op het netvlies. Door veroudering kan in dit glasachtig lichaam verdichtingen ontstaan die schaduwen werpen op het netvlies. Bijzienden hebben hiervoor meer aanleg. Dit kan geen kwaad. Indien ze samen gaan met lichtflitsen, dan kan dit wel duiden op een scheuren van het netvlies. Ook kan bij suikerziekte bloed in het glasvocht komen. Ook kunnen dergelijke bewegende vlekjes gevolg zijn van een uveitis (oogonsteking). Een andere oorzaak is dat het glasvocht plots los komt van het netvlies. Het glasvocht zich nl. vast aan het netvlies op bepaalde plaatsen. Wanneer het glasvocht los komt, dan is er glasvochtvertroebeling. Een oogarts kan uitmaken of die zwevende vliegjes een schadelijke oorzaak hebben of niet. Wanneer het glasvocht krimpt en van het netvlies loskomt dan kunnen er gaatjes onstaan in het netvlies. Dit uit zich als kleine vlekjes in het gezichtsveld. Zo'n gaatje kan het begin zijn van een netvliesloslating. Het loslaten van het glasvocht kan samen gaan met lichtflitsten, net of een TL-lamp steeds aan en uitgaat. Soms gaat dit vanzelf over. Als de lichtflitsen aanhouden, samen met veel zwarte vlekjes, dan is onmiddellijk onderzoek noodzakelijk door de oogarts. Een laserbehandeling kan netvliesloslating voorkomen.