Bouw van het oog Wat is staar?

advertisement
Bouw van het oog
Licht komt het oog binnen, gaat door het hoornvlies en de voorste oogkamer. Door de
pupil wordt de hoeveelheid licht geregeld die het oog binnen komt, bij veel licht wordt de
pupil kleiner en bij weinig licht wordt hij groter, daarna gaat het licht door de ooglens
heen.
Als een oog op een korte afstand iets helder wil zien zal de ooglens sterker positief
moeten worden, dit gebeurd door middel van de aanspanningspieren achter en om het
oog. Men noemt dit accommoderen.
Na de ooglens gaat het licht door het glasachtig lichaam waarna het op het netvlies
terecht komt. Het netvlies, dat bestaat uit kegeltjes(kleuren) en staafjes(zwart/wit)
zendt het waargenomen beeld door aan de hersenen.
Je zou kunnen zeggen dat de ogen een soort van filmcamera’s zijn. Ze regelen de
hoeveelheid licht en scherpte. Het netvlies is de lichtgevoelige film, en de hersenen
fungeren als ontwikkelcentrale waar het plaatje tot leven komt.
Wat is staar?
Voor in het oog, vlak achter de pupil, zit de heldere en doorzichtige ooglens. Naarmate
we ouder worden, wordt deze lens minder helder. Daardoor lijken de dingen die we zien
waziger en grauwer van kleur. Dit troebel worden van de ooglens wordt 'staar' of
'cataract' genoemd. Iedereen die ouder wordt, krijgt daarmee te maken. Maar niet
iedereen heeft er echt last van.
Er zijn verschillende vormen van staar:
1. aangeboren staar
2. staar ontstaan door ziekte of beschadiging van het oog.
3. ouderdomsstaar (of ‘seniel cataract’)
Over deze laatste vorm ‘ouderdomsstaar’ gaat onderstaande tekst..
Ouderdomsstaar is een 'normaal' verouderingsproces, net als het krijgen van rimpels.
Sommige mensen merken al rond hun veertigste dat hun ooglens troebel wordt. Meestal
doen de eerste verschijnselen van ouderdomsstaar zich echter pas later voor. Of u het
merkt, hangt ervan af op welke plek in de ooglens de troebeling zich ontwikkelt en hoe
groot die troebeling is. Zit de troebele plek in het midden van de lens of daar vlakbij, dan
krijgt u al snel klachten. U gaat bijvoorbeeld wazig zien, dubbelzien, u ziet kleuren doffer
of u krijgt last van licht of schitteringen. Als u binnen korte tijd opeens veel sterkere
brillenglazen nodig heeft, kan dat ook wijzen op ouderdomsstaar. Sterkere brillenglazen
kunnen het zicht op den duur niet meer verbeteren. Doorgaans neemt de staar in de loop
van de tijd toe. Het gezichtsvermogen wordt daarmee steeds slechter.
Een bezoek aan de oogarts is dan noodzakelijk.
Onderzoek
Om erachter te komen of er inderdaad sprake is van ouderdomsstaar, bekijkt de oogarts
uw ogen met de spleetlamp. Deze lamp geeft een smalle bundel licht, waarmee de
oogarts het voorste deel van het oog kan bekijken. Daar bevindt zich de ooglens. De
oogarts kan met het licht zien of er troebelingen zijn in de ooglens en zo ja, hoe ver die
staar zich al heeft ontwikkeld. Daarnaast onderzoekt de oogarts hoeveel u nog kunt zien
en of uw ogen verder gezond zijn.
Wanneer behandelen?
Wie nog goed genoeg ziet om zonder problemen het dagelijkse werk en hobby's te
kunnen doen, hoeft zich (nog) niet te laten behandelen. Een operatie is dan niet direct
noodzakelijk. Het is echter wel realistisch om rekening te houden met een staaroperatie
in de toekomst. Staar wordt immers nooit minder; het gezichtsvermogen gaat langzaam
maar zeker toch achteruit. Is (beginnende) staar eenmaal ontdekt, dan is controle nodig
indien de klachten erger worden. Zodra de staar te hinderlijk wordt, kan uw
gezichtsvermogen weer worden hersteld met een staaroperatie. Wanneer dit moet
gebeuren, kunt u in principe zelf bepalen, maar wel in overleg met uw oogarts.
Behandeling
Ouderdomsstaar is goed te behandelen. Een staaroperatie kan het gezichtsvermogen
vrijwel volledig herstellen. Bij deze operatie haalt de oogarts de troebele lens uit het oog
en vervangt deze door een kunstlensje. De oogarts opereert altijd maar één oog per
operatie. Zo kunt u kort na de operatie alles weer doen, omdat u nog voldoende zicht
heeft door uw niet-geopereerde oog. Staaroperaties worden heel regelmatig uitgevoerd.
In principe is het risico van complicaties gering maar een bloeding, infectie of
netvliesprobleem kan optreden. Ook lukt het soms niet alle lensresten te verwijderen bij
de operatie. Bij een deel van de patiënten kan zogenaamde na- staar optreden, waarbij
een geringe troebeling ontstaat die met een laserbehandeling te behandelen is. Ook op
zeer hoge leeftijd is de operatie nog goed te ondergaan. Overigens is opereren de enige
manier om echt iets te doen aan ouderdomsstaar. Er bestaan geen medicijnen tegen
staar.
Wat is nastaar?
Bij een staaroperatie wordt de troebele lenskern uit het oog verwijderd en een nieuw
lensje van kunststof in het oog geplaatst.
Deze nieuwe lens moet goed op zijn plaats worden gehouden achter de pupil van het
oog. Om deze reden wordt bij een staaroperatie meestal niet de gehele lens verwijderd,
maar wordt een groot deel van de lenskapsel zorgvuldig gespaard. In dit achterblijvende
deel van de kapsel wordt het nieuwe kunstlensje geplaatst.
Over het oppervlak van de lenskapsel kunnen soms langzaam weer nieuwe lensvezels
uitgroeien die een vertroebeling direct achter het kunstlensje tot gevolg heeft.
Dit wordt nastaar genoemd.
Onderstaand vindt u het aantal soorten ogen
In een normaal of emmetroop oog is de kromming van het hoornvlies zodanig,
dat invallende lichtstralen op het netvlies worden gefocusseerd en daar dan een
klaar beeld vormen. Dit beeld wordt via de oogzenuw naar de hersenen geleid.
(fig.1)
In een bijziend of myoop oog worden de invallende lichtstralen vóór het netvlies gefocust
en veroorzaakt daar een onscherp beeld. (fig.2) Een bijziend oog ziet zonder hulpmiddel
beter nabij dan op afstand. Het woord myoop komt van het Griekse woord voor "gesloten
oog" of "spleetoog", daar mensen met een dergelijke afwijking hun ogen wat meer
sluiten om beter op afstand te kunnen zien. Myopie uit zich meestal voor het eerst rond
de leeftijd van 10-12 jaar. Vervolgens is de aandoening evolutief tot op 18-20 jaar, en
daarna treedt gewoonlijk stabilisatie op. Tussen 20 en 40 jaar verandert de myopie
weinig of niet. Lezen bij slechte verlichting, al dan niet dragen van een bril, te veel lezen
of voedingsstoornissen veroorzaken of beïnvloeden myopie helemaal niet. Daar de aanleg
voor myopie aangeboren is kan men de evolutie ervan niet afremmen.
Een oog dat hypermetroop of verziendheid is, focust de invallende lichtstralen achter het
netvlies. Een verziend oog ziet zonder hulpmiddelen beter op een afstand dan nabij.
(fig.3)
fig.1: Emmetroop
oog
beeld op netvlies
fig.2: Bijziend oog
beeld voor het
netvlies
fig.3: Verziend oog
beeld achter het
netvlies
Geen bril nodig
Bril met min
sterkte
Bril met plus sterkte
Het hoornvlies van een oog met astigmatisme (cylinder) heeft een onregelmatige
kromming, zodat invallende lichtstralen op asymmetrische wijze worden gebroken en dus
geen scherp beeld op het netvlies vormen. Astigmatisme, afzonderlijk of in combinatie
met hyperopie of myopie, is meestal aangeboren en verandert weinig gedurende het
leven.
In een normaal oog is de kromming van het hoornvlies rond zoals een voetbal. In het
astigmate oog is de kromming van het hoornvlies ovaal zoals die van een rugbybal.
Presbyopie of "last met lezen" komt te voorschijn wanneer het focussen van de ooglens
afneemt. Dit is een normaal verouderingsverschijnsel en komt voor vanaf 45 jaar.
DIABETISCHE RETINOPATHIE
Inleiding
Ten gevolge van suikerziekte (diabetes mellitus) kunnen er beschadigingen optreden
binnen in het oog. Zonder dat al direct het zien wordt aangetast kunnen er toch
afwijkingen aanwezig zijn in het netvlies. Men noemt dit diabetische retinopathie.
Wanneer deze schadelijke afwijkingen niet tijdig worden onderkend en behandeld kan
blindheid het gevolg zijn.
Diabetische retinopathie
Diabetische retinopathie is een complicatie van suikerziekte waarbij er veranderingen
optreden in de bloedvaten van het netvlies. Deze veranderingen kunnen zich voordoen in
twee vormen. De wand van de kleine bloedvaten is veranderd. Daardoor kan lekkage van
vocht en bloed optreden (exsudatieve retinopathie). Daaropvolgend kan
bloedvatnieuwvorming optreden (proliferatieve retinopathie). Deze nieuwe bloedvaatjes
zijn erg broos en kunnen gemakkelijk bloedingen in het glasvocht binnen in het oog
veroorzaken.
Controle
Het risico van het krijgen van een retinopathie neemt toe met de tijd dat de suikerziekte
bestaat.
Omdat het mogelijk is al geruime tijd aan suikerziekte te lijden zonder dat men daar iets
van heeft gemerkt is het verstandig ook de ogen te laten controleren zodra er
suikerziekte is vastgesteld. Het algemene advies luidt deze controle na 1 tot 2 jaar te
herhalen ook als u geen oogklachten heeft. Er kunnen afwijkingen optreden in de ogen
die (nog) geen klachten geven maar wel behandeld moeten worden om verdere
beschadiging te stoppen.
Onderzoek
Bij het onderzoek door de oogarts wordt de pupil met druppels verwijd, zodat het
netvlies goed kan worden bekeken. Deze
druppels maken het zien tijdelijk minder. Als er
afwijkingen worden gevonden, kan het
noodzakelijk zijn foto's te maken met
contrastvloeistof (fluorescentieangiografie).
Hierbij wordt een kleurstof in de arm gespoten.
Soms kan men hier wat misselijk van worden.
Met behulp van dit onderzoek kan de oogarts
de mate en de ernst van de afwijking beter
beoordelen.
Behandeling
Wanneer er afwijkingen in het netvlies worden
vastgesteld, kan een laserbehandeling in een
groot aantal gevallen een verder achteruitgaan
van het zien stoppen of vertragen.
Laserbehandeling
Met laserbehandeling is het mogelijk bijzondere
lichtstralen op het netvlies te richten. In geval van exsudatieve diabetische retinopathie
is het mogelijk de lekkende bloedvaten dicht te lassen. Deze behandeling duurt in het
algemeen ongeveer tien minuten. Wanneer er echter nieuwe bloedvaatjes zijn gevormd
(proliferatieve diabetische retinopathie) moet vrijwel het gehele netvlies met laserstralen
worden behandeld. Deze behandeling is veel uitgebreider dan de eerstgenoemde en zal
vaak in meerdere keren plaatsvinden. De voorbereiding op de laserbehandeling bestaat
uit oogdruppels om de pupil te verwijden en druppels om het oog te verdoven.Indien het
gaat om een uitgebreide behandeling, kan ook een injectie bij het oog gegeven worden
voor een plaatselijke verdoving.
Andere behandelingen
Als er een bloeding in de glasvochtruimte ontstaat kan soms een behandeling met koude
(cryotherapie) helpen om de abnormale bloedvaten, die de bloeding hebben veroorzaakt,
te doen verdwijnen.
Als de bloeding hiermee niet voldoende opheldert, kan een vitrectomie worden
uitgevoerd. Dit is een operatie, waarbij het glasvocht wordt verwijderd. Naar bevind van
zaken kan tijdens de operatie het netvlies ook nog met laserstralen worden behandeld.
Conclusie
Helaas geeft suikerziekte nogal eens problemen met het zien. Door de steeds betere
onderzoeks- en behandelingstechnieken is het tegenwoordig vaak mogelijk de
retinopathie tot staan te brengen. In veel gevallen is het daardoor mogelijk blindheid te
voorkomen. Laat daarom bij suikerziekte uw ogen regelmatig onderzoeken!
Tot slot
In dit artikel is in het kort weergegeven wat er aan de hand is wanneer er sprake is van
diabetische retinopathie. Ook wordt aangegeven wat er aan gedaan kan worden. Verdere
vragen kunt u het best aan uw eigen oogarts stellen.
WAT ZIJN DROGE OGEN?
Sommige mensen produceren niet genoeg traanvocht of traanvocht van een slechte
kwaliteit om hun ogen goed vochtig te houden. Het gevolg is dat de ogen gaan branden
en steken of slijm gaan afscheiden. Soms leidt dit weer tot een teveel aan tranen. Deze
zijn echter niet van een goede samenstelling zodat er geen goede laag tranen op het oog
ontstaat en het oog kwetsbaar wordt voor uitdroging.
Wat is een traanfilm?
Traanvocht heeft als belangrijkste functie het oog vochtig te houden Bij elke knipperslag,
wordt het traanvocht in een dun laagje gelijkmatig verdeeld over het oog. Dit dunne
laagje noemt men de "traanfilm" en het dient om het oog glad te houden en te
beschermen tegen de buitenlucht. Deze traanfilm is samengesteld uit drie bestanddelen:
een olieachtige laag, een waterige laag en een slijmachtige laag. Het olieachtige
buitenste laagje van de traanfilm wordt geproduceerd door kleine kliertjes in de
oogleden, de kliertjes van Meibom. De functie is te voorkomen dat het traanvocht te snel
verdampt. Het waterige middelste laagje wordt geproduceerd door de traanklier die ligt
in de oogkas boven de buitenste ooghoek. Deze waterige laag heeft tot taak het oog
schoon te wassen van vuil en stof. De slijmachtige binnenste laag van de traanfilm komt
uit kleine kliertjes in het bindvlies van het oog en moet ervoor zorgen dat de waterige
laag zich gelijkmatig over het oog verdeelt en zich er goed aan vasthecht.
Wat zijn de oorzaken van droge ogen?
Men praat over droge ogen als de traanproduktie in hoeveelheid of samenstelling niet
voldoende is om de beschermtaak voor het oog te kunnen vervullen. Droge ogen kunnen
vele oorzaken hebben. Er is onderzoek door de oogarts nodig om vast te stellen om
welke oorzaak het gaat. Bepaalde ziekten gaan gepaard met droge ogen, zoals de ziekte
van Sjögren. Soms ook komt het voor als bijwerking van bepaalde geneesmiddelen. Het
kan ook zo zijn dat een van de lagen in de traanfilm ontbreekt door afwijkingen in de
oogleden of in het bindvlies. Andere oorzaken zijn te weinig of slechte
knipperbewegingen, zodat de traanfilm niet gelijkmatig over het oog wordt verdeeld.
Door middel van een onderzoek bij de oogarts kan in de meeste gevallen de oorzaak van
droge ogen op gespoord worden en de juiste behandeling worden gegeven.
Behandeling.
Behandeling is meestal niet eenvoudig, omdat het lang niet altijd lukt de oorzaak van de
droge ogen weg te nemen. Als het probleem wordt veroorzaakt door een ontsteking van
de oogleden dan wordt deze eerst behandeld. Indien de traanklier of het bindvlies van
het oog door een ziekte onherstelbaar beschadigd is, dan is het van belang te proberen
de irritatie zoveel mogelijk te verminderen.
Dit kan men doen door ofwel kunstmatig traanvocht toe te voegen ofwel door het
aanwezige traanvocht zo lang mogelijk vast te houden. Het eerste doet men met behulp
van "kunsttranen" of een gel die een aanvulling vormen op de eigen tranen.
Het zo lang mogelijk vasthouden van het aanwezige traanvocht kan op verschillende
manieren gebeuren. Men kan een speciale beschermende bril dragen om de verdamping
tegen te gaan. Ook kan het traanafvoerkanaaltje tijdelijk of permanent worden
dichtgemaakt.
Wat kunt u zelf doen?
Als u heeft gemerkt dat u onder bepaalde omstandigheden méér klachten heeft, probeer
dan deze omstandigheden te veranderen. U kunt voorkomen dat het traanvocht te snel
verdampt door de luchtvochtigheid in huis te verbeteren. Dit kunt u doen met behulp van
waterbakken aan de verwarming of door de aanschaf van een luchtbevochtiger. Buiten
kan een speciale (fiets)bril die aan de zijkanten is afgesloten er voor zorgen dat de ogen
door de wind niet te veel uitdrogen. Vermijd zaken die extra droogte of irritatie geven,
zoals een haarföhn, een ventilator of rook. Ook het dragen van contactlenzen kan bij
droge ogen grote problemen geven. Regelmatig oogdruppels gebruiken, volgens de
aanwijzingen van de oogarts en de ogen laten controleren door de oogarts kan
complicaties voorkomen. Sommige mensen slapen met hun ogen half open en het is van
belang dit te melden aan de oogarts die u onderzoekt voor uw klacht.
Tot slot
Ditartikel geeft in het kort aan, wat er aan de hand kan zijn wanneer u last heeft van
droge ogen. Verdere vragen kunt u het best stellen aan uw eigen oogarts.
Dit artikel is tot stand gekomen door de commissie Patiëntenvoorlichting N.O.G. 2004
Conjunctivitis
Wat is conjunctivitis?
Conjunctivitis is de medische term voor ontstoken slijmvlies van de ogen. Het is
de meest voorkomende oorzaak van een rood oog. Het oogwit wordt bedekt
door slijmvlies (conjunctiva) en dit bevat heel dunne bloedvaatjes. Bij irritatie
zetten deze vaatjes op, waardoor het oog rood wordt.
Oorzaken
De meest voorkomende oorzaak is een virus of een bacterie. Ook een allergie, het "droge
ogen" syndroom of irriterende stoffen in de omgeving kunnen een rood oog veroorzaken.
Verschijnselen
Een bacteriële conjunctivitis geeft een geelgroene afscheiding (pus). De meeste virale
infecties van de conjunctiva veroorzaken een slijmvorming en waterige afscheiding.
Virussen zijn in het algemeen de oorzaak van het bekende "rode oog", gepaard gaande
met een rauwe keel en loopneus, net als bij een verkoudheid of griep; deze
verschijnselen duren 1-2 weken. De allergische conjunctivitis geeft vaak jeuk en waterige
afscheiding en wisselend matige tot hevige roodheid. Het "droge ogen" syndroom geeft
pijnlijke, rode slijmvliezen soms met lichtschuwheid en door de irritatie juist heftige
tranenvloed. Irriterende stoffen geven voornamelijk sterke, waterige, afscheiding en
eventueel daarna een rood oog.
Diagnose
Door onderzoek kan de oogarts of de huisarts
onderscheid maken tussen de verschillende
vormen. Soms kan het ook nodig zijn een
"kweek" te maken van de afscheiding uit het
oog. Hiervoor wordt heel voorzichtig met een
klein wattenstaafje langs het oogslijmvlies
gestreken. Op deze manier kan worden
vastgesteld welke bacterie of virus bestreden
moet worden.
Behandeling
Bij een bacteriële conjunctivitis wordt een
antibioticum gegeven. Dit kan in de vorm van
druppels, zalf of een gel. Bij een virale
conjunctivitis hebben antibiotica geen effect.
Soms is het nodig met ontstekingsremmende medicijnen te druppelen. Allergische
conjunctivitis kan worden behandeld met speciale druppels die tegen een allergie in het
oog gericht zijn. Het "droge ogen" syndroom kan soms worden behandeld met
kunsttranen. Er zijn vele soorten druppels, zalven en gels in de handel die de
verschijnselen van droge ogen helpen verzachten (zie voor verdere informatie "droge
ogen". Voor rode ogen door irriterende stoffen zijn verschillende behandelingen nodig,
afhankelijk van de soort irriterende stof.
Preventie
De bacteriële en virale vormen van conjunctivitis zijn besmettelijk. Het is daarom aan te
bevelen de handen goed te wassen na contact met de patiënt en geen handdoeken of
zakdoeken over en weer te gebruiken.
Nystagmus
De Nederlandse term voor nystagmus is wiebel- of trilogen. Met de term nystagmus
worden onwillekeurige ritmische bewegingen van de oogbollen
aangeduid.
Onwillekeurig betekent dat de bewegingen buiten de wil om
ontstaan en ook niet
direct door de patiënt kunnen worden beïnvloed.
Ritmisch wil zeggen dat de bewegingen een bepaald patroon vertonen met
een vrij vaste snelheid en richting.
Naar zijn vorm is nystagmus te verdelen in een "pendelnystagmus" waarbij de ogen heen
en weer slingeren als de slinger van een klok, en een "ruknystagmus"" of
"zaagtandnystagmus" waarbij de snelheid van bewegen in de ene richting verschilt van
die in de andere richting: de ogen drijven als het ware langzaam af en worden met een
snelle rukbeweging weer terug gehaald. In de slaap en onder narcose verdwijnt de
nystagmus.
Netvliesloslating
Inleiding
Het oog is een holle bol met een transparante voorkant, het hoornvlies.
Hierdoor valt het licht naar binnen. Vervolgens gaat het door de pupil (de ronde
opening in het regenboogvlies), door de lens en door de glasvochtruimte die
gevuld is met een heldere gelei (het glasvocht).
Uiteindelijk komt het licht terecht op het netvlies.
In het netvlies zitten staafjes en kegeltjes: dit zijn de cellen die de lichtprikkel omzetten
in een elektrische prikkel.
Deze prikkels worden via de oogzenuw naar de hersenen geleid en daar omgezet in een
beeld.
Wanneer u het oog zou vergelijken met een fototoestel, dan vormen het hoornvlies en de
lens het lenzenstelsel van de camera.
Het regenboogvlies (iris) is te vergelijken met de sluiteropening (het diafragma) en het
netvlies zou de film zijn.
Een netvliesloslating (ablatio retinae) komt jaarlijks ongeveer bij 1 op de 10.000 mensen
voor.
Het kan op elke leeftijd optreden, maar bij ouderen is het risico groter.
Bijzienden of mensen met netvliesloslating in de familie lopen meer risico. Ook na een
staaroperatie is het risico toegenomen. Wanneer een netvliesloslating niet wordt
behandeld kan het leiden tot slecht zien of blindheid.
kleurenblindheid
Het licht en het oog
Zichtbaar licht bestaat uit de golflengten van 360 tot 780 nm. Elke golflengte heeft een
bepaalde kleur. Daglicht is een mengsel van alle golflengten. Deze verschillende
golflengten (en kleuren) worden zichtbaar gemaakt als het daglicht wordt opgesplitst
door bijvoorbeeld een prisma. Er ontstaat dan een spectrum, reikend van het langgolvige
rood (670 nm) via oranje, geel, groen, blauw naar het kortgolvige violet (420 nm). Ook
een regenboog ontstaat door breking van het licht in vochtige lucht. Het menselijke oog
kan ongeveer 160 kleurmengels waarnemen, samengesteld uit de 3 primaire kleuren:
blauw, groen en rood.
In het centrum van het netvlies bevinden zich kegeltjes die de beelden opvangen. Er zijn
3 soorten kegeltjes, ieder met een eigen spectrale gevoeligheid: blauw, groen en rood.
Een bepaalde kleur, die het oog "ziet", wordt ontleed in componenten die ieder van deze
3 kegeltjes kan verwerken. In de hersenen wordt deze informatie weer samengesteld tot
een gewaarwording van de gegeven kleur. Gelijktijdige stimulatie van alle 3 soorten
kegeltjes leidt tot de waarneming van "wit". Bij bepaalde kleurenzienstoornissen
ontbreekt een of meer van de 3 pigmenten (kegeltjes).
Vormen van kleurenblindheid
Kleurenzienstoornissen kunnen onderverdeeld worden in a) aangeboren of b) verworven
(op latere leeftijd ontstane) kleurenzienstoornissen. De aangeboren vorm is vanaf de
geboorte aanwezig en is vrijwel altijd een "rood-groen" stoornis. De verworven vorm
ontstaat later door bijvoorbeeld een oogzenuw- of netvlies-aandoening en is vaker een
"blauw-geel" stoornis.
Aangeboren kleurenzienstoornissen
Een persoon met normaal kleurenzien is in staat alle kleuren te onderscheiden vanuit de
3 primaire kleuren met behulp van de 3 soorten kegeltjes van het netvlies. Het normale
zien heet daarom trichromasie (3 kleurenzien). Als de gevoeligheid van één van de
kleuren afwezig is, spreekt men van dichromasie (2 kleurenzien) en als die voor 2
kleuren ontbreekt, spreekt men van monochromasie (1 kleurenzien). De aangeboren
kleurzienstoornis komt voor bij 8% van de mannen en 0.5% van de vrouwen.
Indeling van aangeboren kleurenzienstoornissen
Trichromasie (3 kleurenzien)
Een gezond persoon kan alle 3 de kleuren even goed waarnemen. Dit is de normale
situatie en wordt de "normale trichromaat' genoemd. Soms is een persoon weliswaar een
trichromaat (kan alle kleuren waarnemen), maar is de gevoeligheid van bepaalde
kegeltjes verminderd. Dit wordt een "anomale trichromasie", ofwel een verzwakt
kleurenzien genoemd. Men heeft dan bijvoorbeeld meer rood nodig dan normaal
(verminderde gevoeligheid voor rood ofwel protanomalie genoemd) of meer groen nodig
dan normaal (verminderde gevoeligheid voor groen, ofwel deuteranomalie genoemd) of
meer blauw nodig dan normaal (verminderde gevoeligheid voor blauw waarbij de kleuren
blauw en groen worden verwisseld, ofwel tritanomalie genoemd).
Trichromaat - normaal kleurenzien
Dichromasie (2 kleurenzien)
Bij dichromaten (2 kleurenzien) kan men ook een onderverdeling maken in het ontbreken
van rode kegeltjes (protanopen of "rood-blindheid"), groene kegeltjes (deuteranopen of
"groen-blindheid" genoemd) of blauwe kegeltjes (tritanopen of "blauwgeel-blindheid"
genoemd).
Protanopen of "rood-blindheid"
Deuteranopen of "groen-blindheid"
Tritanopen of "blauwgeel-blindheid"
Monochromasie (1 kleurenzien)
Bij monochromaten is er géén of slechts 1 type kegeltje aanwezig. Blindheid voor alle
kleuren is extreem zeldzaam (staafjes monochromaat genoemd). Deze echte
kleurenblinde heeft dus helemaal geen kegeltjes en ziet alleen maar in zwart-wit en
grijstinten, zoals we vroeger op een zwart-wit TV zagen. Een echte kleurenblinde ziet ook
veel minder goed bij daglicht en is lichtschuw, omdat hij evenals een nachtdier alleen
met de staafjes kijkt.
Staafjes monochromaat
Verworven kleurenzienstoornissen
Deze vorm van kleurenzienstoornis komt minder vaak voor: de kleuren worden anders of
minder intens waargenomen. Het kan soms voorkomen bij:
- specifieke netvlies-aandoeningen, bv. de "cone [kegeltjes] dystrofie" of "cone-rod
[kegeltjes-staafjes] dystrofie.
- bepaalde oogzenuwafwijkingen, zoals neuritis optica
- bepaalde medicijnen, zoals chloroquine of hydroxychloroquine (plaquenil, bij hoge
dosis)
Klachten
Vrijwel alle mensen met stoornissen in het kleurenzien hebben een normale
gezichtsscherpte en zijn niet lichtschuw. Zij kunnen alleen bepaalde kleuren (meestal
rood en groen) niet goed van elkaar onderscheiden. Het komt veel voor, ongeveer bij 8%
van de mannen en 0.5% van de vrouwen in Nederland. Van deze 8,5% heeft 6% een
"anomale trichromasie" (d.w.z. men kan alle 3 kleuren wel zien, maar er is een
kleurenzien-zwakte) en 2% heeft een dichromasie (d.w.z. er ontbreekt 1 van de primaire
kleuren).
Monochromasie (1 kleurenzien)
Bij monochromaten is er géén of slechts 1 type kegeltje aanwezig. Blindheid voor alle
kleuren is extreem zeldzaam (staafjes monochromaat genoemd). Deze echte
kleurenblinde heeft dus helemaal geen kegeltjes en ziet alleen maar in zwart-wit en
grijstinten, zoals we vroeger op een zwart-wit TV zagen. Een echte kleurenblinde ziet ook
veel minder goed bij daglicht en is lichtschuw, omdat hij evenals een nachtdier alleen
met de staafjes kijkt.
Protanopen of "rood-blindheid"
Deuteranopen of "groen-blindheid"
Tritanopen of "blauwgeel-blindheid"
Zij zien bijvoorbeeld niet goed het verschil tussen rijpe rode aardbeien en onrijpe groene
aardbeien. Meestal gaat het om een schakelfout van de kegeltjes die aangeboren is en
gedurende het leven niet verandert. Net als mensen met een normaal kleurenzien
kunnen deze personen, afhankelijk van training, kleuren wel benoemen, maar zij zullen
eerder kleuren verwisselen die door normalen niet verwisseld worden. Een
monochromaat komt uitermate zelden voor. De mate van gestoord kleurenzien zal in de
loop van het leven niet veranderen. Kleurenblindheid is niet te behandelen of te
verhelpen.
De afwijking is meestal geslachtsgebonden erfelijk, zodat kinderen het van opa via de
moeder kunnen overerven. Vrouwen kunnen wel draagster zijn. Dat wil zeggen dat ze
zelf normaal kleuren onderscheiden, maar de stoornis wel kunnen doorgeven aan hun
zonen. Voor sommige beroepen, zoals piloot, schipper en treinmachinist is het goed
kleuren kunnen zien een vereiste.
Tranende ogen
Kleine klieren van het slijmvlies en van de ooglidranden produceren tranen.
Deze zorgen ervoor dat het oog steeds ”gesmeerd'’ is.
De traanklier, gelegen onder het bovenooglid, reageert bij
emotie of
oogirritatie en produceert dan meer traanvocht.
De ene persoon traant veel makkelijker dan de andere.
De geproduceerde tranen worden afgevoerd door de 2
traanpunten.
Het traanvocht wordt als het ware door de oogleden hier
ingepompt.
Van de traanpunt gaan de tranen via een klein kanaaltje
naar de traanzak
en daarna via het neustraankanaal naar de neus.(dit
verklaart waarom
men moet snuiten na huilen!).
Naast het “smeren” hebben de tranen een afweerfunctie en ook voeren
ze viezigheid af.
Bij een verstopt systeem gaat dit niet en kunnen ziektekiemen
een ontsteking veroorzaken.
Refractie-afwijking
Inleiding
Om scherp te zien is het nodig dat lichtstralen uit de buitenwereld precies op het netvlies
van het oog samenvallen. Bij het normale oog zorgen het hoornvlies en de lens in het
oog ervoor dat bij zien in de verte op het netvlies een helder beeld ontstaat. Scherp
stellen voor dichtbij gebeurt door het instellen van de ooglens. Wanneer de sterkte van
hoornvlies en ooglens niet goed in verhouding staan tot de lengte van de oogbol, dan
vallen de lichtstralen uit de buitenwereld bij het in de verte kijken niet precies samen op
het netvlies. Er is dan geen sprake van een oogziekte of zwakte maar van een refractieof brekingsafwijking.
Niet scherp zien ten gevolge van een refractie-afwijking.
Wat zijn refractie-afwijkingen?
Om scherp te zien is het nodig dat lichtstralen uit de buitenwereld precies op het netvlies
van het oog samenvallen. Bij het normale oog zorgen het hoornvlies en de lens in het
oog ervoor dat bij zien in de verte op het netvlies een helder beeld ontstaat. Scherp
stellen voor dichtbij gebeurt door het instellen van de ooglens. U kunt dit vergelijken met
een fotocamera: door de fotolens te verstellen zorgt u ervoor dat binnenvallende stralen
zo door de lens worden gebroken, dat ze precies op de film samenkomen. Uw foto wordt
dan scherp. Wanneer de sterkte van hoornvlies en ooglens niet goed in verhouding staan
tot de lengte van de oogbol dan vallen de lichtstralen uit de buitenwereld bij het in de
verte kijken niet precies samen op het netvlies. Er is dan geen sprake van een oogziekte
of zwakte maar van een refractie- of brekingsafwijking.
Bijziendheid
Wanneer het hoornvlies te bol is of het oog te lang dan worden de binnenvallende stralen
te veel gebroken. Ze vallen dan samen op een punt dat voor het netvlies ligt. Op het
netvlies zelf ontstaat geen scherp beeld; men spreekt dan van bijziendheid.
Verziendheid
Is het hoornvlies te vlak of het oog te kort dan vindt afbeelding van een voorwerp plaats
achter het netvlies. Ook dan is het beeld niet scherp. Dit heet verziendheid.
Astigmatisme
Eveneens is het mogelijk dat het hoornvlies niet precies bolvormig is, waardoor de
breking in de ene richting anders is dan in de andere richting: ook dit levert een
onscherp beeld op. Deze afwijking heet astigmatisme.
Ouderdomsverziendheid
Bij het ouder worden vermindert het vermogen van de ooglens om scherp te stellen voor
dichtbij. Ongeveer vanaf het veertigste levensjaar begint dit verschijnsel op te treden. De
meeste mensen die tot dan toe geen bril nodig hadden, zullen nu behoefte krijgen aan
een leesbril.
Bril, contactlens of operatie?
Bril
Wil men bij een brekings- of refractie-afwijking het beeld toch scherp op het netvlies
krijgen dan heeft men een correctie nodig. De eenvoudigste manier is een bril. Om
bijziendheid te verhelpen voorziet men de bril van negatieve glazen; bij (ouderdoms)verziendheid krijgt men positieve glazen. De bril om astigmatisme te verhelpen heeft
cylindrische glazen. Brillen tegelijk voor dichtbij en veraf zijn verkrijgbaar met een
zichtbaar leesdeel (bifocale glazen) maar ook met een onzichtbaar leesdeel (multifocale
glazen).
Contactlenzen
Een tweede mogelijkheid om beter te zien zijn contactlenzen. In principe zijn er twee
soorten contactlenzen; harde zuurstofdoorlaatbare lenzen: dit zijn kleine lenzen met een
doorsnede van maximaal 10 mm en een levensduur van gemiddeld twee jaar; zachte
lenzen: deze lenzen zijn wat groter (14 mm).
Ze zijn zacht omdat ze water opnemen. Dit verbetert het draagcomfort; nadeel is dat er
een verhoogd risico op infectie bestaat, zeker wanneer deze lenzen dag en nacht
achtereen gedragen worden. De hygiene voor onderhoud en vervanging is dus erg
belangrijk. Er zijn dag-, week-, maand- en half jaar vervangsystemen. De mogelijkheid
bestaat om cylinder-afwijkingen in lenzen aan te brengen. Ook is het mogelijk een
leesgedeelte aan te brengen in een contactlens.
Operatie
Als derde mogelijkheid is er een operatie. Met de komst van de speciale laser (excimerlaser) behoren de krasjes op het hoornvlies tot het verleden. Met de laser kan de sterkte
verminderd worden, hetzij direct vanaf de oppervlakte van het hoornvlies (PRK = photo
refractieve keratectomie), hetzij in de diepte na het maken van een flapje (Lasik = laser
in situ keratomileusis). Tevens is het mogelijk om een lens aan te brengen in het oog
voor de eigen lens. Ook is het mogelijk astigmatisme te verhelpen met behulp van de
laser of d.m.v. kleine sneetjes in het hoornvlies.
Tot slot
Dit was in vogelvlucht enige informatie over refractie-afwijkingen en de mogelijke
correctiemiddelen. Mocht u vragen hebben dan is uw oogarts of opticien graag bereid
deze te beantwoorden
Retinitis pigmentosa
Inleiding
Retinitis pigmentosa (ook wel T.R.D., tapetoretinale dystrofie, genoemd) is eigenlijk niet
één ziekte maar een verzamelnaam voor een groep ziekten die gekenmerkt worden door
slecht zien in het donker (nachtblindheid) en zeer geleidelijke beperking van het
gezichtsveld, die uiteindelijk leidt tot kokerzien. De ernst en het beloop kunnen heel erg
wisselen: soms zijn de symptomen al op kinderleeftijd duidelijk; soms wordt de ziekte
pas op middelbare leeftijd vastgesteld. Wij gaan ervan uit dat de aanleg om de ziekte te
krijgen, wel in alle gevallen erfelijk bepaald is. Het gaat hierbij om verschillende vormen
van erfelijkheid, waarbij de kans om de aandoening over te dragen op eventuele
kinderen varieert van zeer gering (minder dan 1%) tot vrij aanzienlijk (maximaal 50%).
Indien u een erfelijkheidsonderzoek wilt, kunt u dat overleggen met uw oogarts of met
uw huisarts.
Hoe vaak komt het voor ?
Geschat wordt, dat ongeveer 1:4000 mensen retinitis pigmentosa (RP) hebben. Dat
betekent, dat er tegen de 4000 mensen met deze aandoening in Nederland moeten zijn.
Voor oogartsen is de ziekte goed bekend, maar voor huisartsen is dat helaas niet zo,
omdat de kans dat zij ermee te maken krijgen veel kleiner is. Omdat de aanleg voor de
ziekte erfelijk is, zullen soms meerdere familieleden RP hebben, zodat de ziekte en het
beloop al uit ervaring bekend zijn. Toch kunnen er grote verschillen zijn in het beloop van
de ziekte, zelfs binnen één familie! Bovendien is het zo, dat bij ongeveer de helft van de
RP-patiënten geen andere familieleden met de aandoening bekend zijn.
Diagnose
Wanneer RP in de familie voorkomt, zal men dikwijls de symptomen herkennen en zal de
oogarts vaak gemakkelijk de diagnose kunnen bevestigen, meestal door naar het netvlies
te kijken met de oogspiegel en gezichtsveldonderzoek te laten doen. Bij het
gezichtsveldonderzoek wordt gekeken of er delen van het gezichtsveld (boven, beneden
of opzij) niet goed functioneren. Wanneer de aandoening niet in de familie voorkomt,
wordt de diagnose vaak in een veel later stadium gesteld: door het zeer langzame beloop
past de patiënt zich bijna ongemerkt aan. Hij of zij went zichzelf om goed naar de grond
te kijken tijdens het lopen en voortdurend de omgeving te "scannen". Pas achteraf
realiseert men zich dat de symptomen er soms al meer dan tien jaar of langer waren .....
In deze gevallen zal de oogarts behalve een gezichtsveldonderzoek soms ook een ERG
(ElectroRetinoRram) doen om zeker te zijn van de diagnose. Bij dit onderzoek wordt de
elektrische activiteit geregistreerd die het netvlies na een lichtflits uitzendt. Bij dit
onderzoek worden meestal contactlenzen met draadjes eraan op de ogen geplaatst (na
verdovende druppels en met een soort gel) en moet men een tijd in het donker zitten.
Het onderzoek neemt daarom ruim een half uur tot drie kwartier in beslag en is, zeker
voor kinderen, toch wel belastend te noemen. In sommige gevallen wordt ook een
donkeradaptatie gedaan: hierbij meet men de gevoeligheid van staafjes en kegeltjes, die
langzaam toeneemt na het uitdoen van het licht. Men moet recht vooruit in een bol
kijken, terwijl in het donker een zwak lichtje zo sterk wordt gemaakt, dat het net gezien
wordt. Dit onderzoek vereist wel concentratie en medewerking, maar is niet belastend.
Het geeft echter slechts informatie over een klein stukje van het netvlies, namelijk daar
waar een lichtje aangeboden wordt. Het wordt daarom niet standaard uitgevoerd.
Prognose
Omdat het om zoveel verschillende vormen gaat, is er geen vaste uitspraak te doen over
de prognose. Wel gaat het in principe om een langzame achteruitgang. Soms lijken er
echter periodes van "stilstand" op te treden, helaas soms ook van snellere achteruitgang.
Vaak is de gezichtsscherpte tot op redelijk hoge leeftijd goed, zodat lezen geen probleem
geeft, maar men door het zeer kleine gezichtsveld toch erg gehandicapt is, bijvoorbeeld
bij het lopen door een winkelstraat of bij het oversteken. Dit gelijktijdig aanwezig zijn
van het goede zien van kleine details en het niet zien van grote obstakels wordt door de
omgeving soms moeilijk begrepen. Het is belangrijk dit aan familie, vrienden en collega's
uit te leggen. Het blijkt vaak moeilijk met de onzekerheid over de toekomst te leven. Na
het horen van de diagnose is het normaal, dat men een periode nodig heeft om het
veranderde toekomstbeeld te verwerken. Sommige mensen worden angstig, andere boos
of depressief. Het gaat in feite om een soort rouwproces. Het is belangrijk over uw
gevoelens te kunnen praten.
Behandeling
Helaas is er tot dusver geen effectieve behandeling voor RP. Men is en blijft echter druk
bezig met het zoeken hiernaar: medicijnen (momenteel is men bezig met,
netvliestransplantatie (dierproeven, enkele proeven op bijna blinde mensen gedaan: nog
niet veel resultaat), het in-bouwen van chips in het netvlies (dierproeven) en ook is men
bezig met gentherapie (dierproeven)). Hopelijk geven deze inspanningen in de nabije
toekomst mogelijkheden voor een effectieve therapie! Uit Amerikaans onderzoek is
gebleken, dat patiënten die hoge doses vitamine A slikten, minder achteruitgang van hun
ERG lieten zien dan RP-patiënten die dit niet deden. Er was echter geen verschil
merkbaar in de gezichtsscherpte en het gezichtsveld. Men is het er daarom niet over
eens, of het nu verstandig is vitamine A te slikken of niet, vooral omdat een teveel aan
vitamine A het lichaam niet langs natuurlijke weg verlaat, maar wordt opgeslagen in
vetweefsel. Hoge doses vitamine A kunnen schadelijk zijn en bijvoorbeeld afwijkingen
veroorzaken aan de ongeboren vrucht, zodat het kinderen en vrouwen in de vruchtbare
leeftijd in ieder geval wordt ontraden. Via de RP patiëntenvereniging kunt u op de hoogte
blijven van nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de therapie, o.a. via het
verenigingsblad "Uitzicht".
Heeft het zin voor controle naar de oogarts te blijven gaan?
Hoewel de oogarts de kwaal niet kan wegnemen, kan hij of zij u soms toch helpen. Het
controleren van de brilsterkte is natuurlijk zinvol om uw gezichtsvermogen zo goed
mogelijk te benutten. Zo nodig kan de oogarts u verwijzen voor extra hulpmiddelen
(loupes etc.). Verder komt bij RP vaak staar voor. Deze staar kan geopereerd worden,
waardoor het zicht aanzienlijk kan verbeteren. RP-patiënten hebben geen hoger
operatierisico dan gewone staarpatiënten, maar de afweging of je wel of niet moet
opereren, kan moeilijk zijn: in hoeverre is de staar en in hoeverre is de RP
verantwoordelijk voor achteruitgang van het gezichtsvermogen? Het resultaat van de
operatie is daardoor vaak moeilijk te voorspellen. Soms daalt de gezichtsscherpte door
ophoping van vocht in de gele vlek (macula-oedeem). Hiervoor kan de oogarts een soort
plaspil, Diamox, geven. Dit middel heeft nogal wat bijwerkingen en helpt lang niet altijd,
maar kan soms toch de gezichtsscherpte aanzienlijk verbeteren. Tenslotte komt bij een
zeer klein percentage van RP-patiënten een verhoogde oogdruk voor. Aangezien dit ook
meestal relatief makkelijk (met oogdruppels) kan worden behandeld, is controle van de
oogdruk van belang om (onnodige) schade te voorkomen.
Tot slot
RP is een ernstige oogziekte, die op dit moment niet genezen kan worden. In het
algemeen gaat het om een zeer langzame verslechtering, waaraan men zich vaak goed
aanpast. De onzekerheid over het beloop is echter moeilijk te aanvaarden. Het heeft
echter geen zin, u af te vragen óf en zo ja, wanneer u blind zult worden. Hopelijk wordt u
dit niet. Probeert u zich te richten op de dingen die u wél kunt, bezig te zijn met vandaag
en minder met morgen.
Macula-Degenaratie
Inleiding
Wat is macula degeneratie? Dit is een oogaandoening waardoor de
gezichtsscherpte afneemt. We zullen verder de afkorting MD gebruiken. MD is
eigenlijk een verzameling oogaandoeningen die elk een verschillende
ontstaanswijze hebben; zij hebben alle de overeenkomst dat zij schade
aanrichten op dezelfde plek in het oog: de zogenaamde gele vlek, ofwel de
macula lutea, kortweg macula.
Wat is de macula ?
Zoals in een fototoestel achter de lens de lichtgevoelige laag het filmpje zit, is dit ook het
geval in het oog. Daar is het netvlies
achterin het oog, de lichtgevoelige laag. Het
centrale deel daarvan, nauwelijks enkele
millimeters groot, is de macula. Alleen via de
macula is het centrale scherpe zien mogelijk.
Door MD wordt de macula en dus het scherp
zien aangetast.
De belangrijkste typen MD zijn:
Juveniele MD.
Deze treedt reeds op jonge leeftijd op en is
erfelijk. Er zijn verschillende vormen.
Vergeleken met het hierna volgende type
komt de juveniele MD betrekkelijk weinig
voor.
Seniele of leeftijdsgebonden MD.
"Seniel" heeft hier betrekking op de leeftijd:
het begint rondweg na het vijftigste
levensjaar. Erfelijkheid speelt voor zover
bekend geen rol van betekenis. Er zijn bij dit
type twee belangrijke vormen te onderscheiden: droge MD en vochtige MD. Bij droge MD
gaat vooral de fijne structuur van de macula verloren. Bij de vochtige MD treden
daarnaast ook lekkage uit bloedvaatjes, nieuwvormingen van vaten en/of bloedingen in
het netvlies op.
Beloop
Hoe erg wordt het? Om hierover duidelijkheid te kunnen geven is het noodzakelijk
onderscheid te leren maken tussen het centrale en het perifere zien. Het centrale zien
functioneert overal waar men de blik op richt om iets scherp te zien; als u iemand
aankijkt, als u leest of iets anders doet waarbij het gaat om fijne details. Het perifere
zien ligt daarbuiten, eromheen: opzij, boven, onder. Bij MD heeft het centrale zien, dus
het scherpe zien, te lijden.U kunt iemands gezicht niet meer goed zien; lezen gaat niet
goed meer; TV-kijken wordt moeilijk. In verreweg de meeste gevallen blijft het perifere
zien gespaard; men wordt dus niet totaal blind! Hoe erg het wordt hangt ten dele af van
het type MD. Bij de groep van de juveniele MD, waarin de zogenaamde ziekte van
Stargardt de meest bekende is, kan het bij de verschillende vormen nogal uiteenlopen
hoe ernstig de stoornis wordt en hoe snel het gaat. Vrijwel altijd zijn beide ogen
aangedaan. Bij de droge MD, de meest voorkomende vorm van seniele MD, kan het jaren
duren voordat het zicht duidelijk merkbaar achteruit gaat. Het perifere zien blijft intact.
Gewoonlijk zijn beide ogen min of meer aangedaan. Bij de vochtige MD, ook wel
genoemd de MD van Junius Kuhnt of de schijfvormige MD, verloopt het proces vaak veel
sneller dan bij de droge MD; soms zelfs heel snel. Opvallend is dat het andere oog nog
een tijd redelijk goed kan blijven, maar ook hier moet men erop rekenen, dat vroeg of
laat beide ogen zullen worden getroffen. In sommige gevallen van vochtige MD kan ook
het perifere zien enigermate worden aangetast. In het algemeen bereikt de ziekte een
eindstadium. Maar vaak betekent MD al lang voordat het zover is een ernstige visuele
handicap met verstrekkende gevolgen voor belangrijke zaken zoals beroep en hobby's.
De mate waarin dit het geval zal zijn is echter moeilijk te voorspellen.
Onderzoek
De diagnose MD zal veelal op grond van
oogspiegelonderzoek door de oogarts worden gesteld. Vaak
zal de oogarts nog aanvullend onderzoek verrichten met
behulp van fluoresceineangiografie. Daarbij wordt na het
inspuiten van contrasterende vloeistof in de arm, een serie
foto's gemaakt van het netvlies van één of beide ogen. Op
deze wijze is de aard en de mate van de MD heel goed te
bepalen. Op grond van de bevindingen kan worden
besloten of behandeling met laser mogelijk en/of zinvol is.
Behandeling
Een echte behandeling die de oorzaak van het ziekteproces
bestrijdt is er helaas niet. In enkele gevallen van vochtige
MD is behandeling met laser mogelijk. Maar ook dan is een
blijvend gunstig effect niet te garanderen. Van meer belang
zijn de mogelijkheden van "low vision"; dit is de
verstrekking van optische hulpmiddelen. Deze kunnen variëren, afhankelijk van de
behoefte van de patiënt, van een eenvoudige leesliniaal tot een gecompliceerde
prismaloupebril met leesopzetstuk. Ook aan de verlichting van omgeving en werkvlak
wordt aandacht besteed. De bedoeling van low vision is het verkrijgen van een optimale
gezichtsscherpte ondanks de schade die door MD aan het gezichtsvermogen is
toegebracht. Het low vision onderzoek geschiedt veelal door speciaal daarvoor opgeleide
optometristen of opticiens. Ook kan het plaatsvinden via instellingen voor ambulante
hulp aan mensen met een visuele handicap. Individuele aanpassing en training is bij low
vision van groot belang en men zal veel tijd en energie moeten besteden aan het leren
omgaan met de verschillende technische hulpmiddelen.
Puntsgewijs
Er zijn geen middelen bekend, geen medicamenten, geen dieet of andere leefregels,
waardoor MD kan worden voorkomen, of eenmaal opgetreden, gunstig kan worden
beïnvloed. Hoewel de werkelijke oorzaak van MD niet bekend is, wordt het vaak slijtage
genoemd. Dit houdt geen verwijt in dat men de ogen verkeerd zou hebben gebruikt.
Intensief gebruik van loupes of andere hulpmiddelen verergert het ziekteproces niet. Er
zijn verschillende andere aandoeningen van het inwendige oog, die naar hun natuur op
allerlei plaatsen kunnen optreden; dus ook wel eens in het gebied van de macula. Deze
aandoeningen hebben echter niets met MD te maken, hoewel er overeenkomstige
klachten kunnen optreden. Deze aandoeningen blijven hier, bij de bespreking van MD,
buiten beschouwing.
Wat is de MD-groep ?
Voluit eigenlijk: Diagnosegroep Macula Degeneratie. De MD-groep is als
patiëntenvereniging tot stand gekomen binnen de Nederlandse Vereniging van Blinden en
Slechtzienden de NVBS en wil MD patienten de hand reiken bij het leren omgaan met hun
handicap.
Conjunctivitis
Wat is conjunctivitis?
Conjunctivitis is de medischeterm voor een
bindvliesontsteking van het oog. Het is de meest
voorkomende oorzaak van een rood oog.
Het oogwit wordt bedekt door een dunne laag slijmvlies
(conjunctiva) dat veel fijne bloedvaatjes bevat. Bij
irritatie zetten deze vaatjes uit, waardoor het oog rood
wordt.
Oorzaken
De meest voorkomende oorzaak is een virus of een
bacterie. Ook een allergie, het “droge ogen” syndroom
of irriterende stoffen in de omgeving kunnen een rood
oog veroorzaken.
Verschijnselen
Een bacteriële conjunctivitis geeft een geelgroene afscheiding (pus).
Virussen zijn in het algemeen de oorzaak van het bekende “rode oog”, vaak gepaard
gaande met een rauwe keel en loopneus, zoals bij een verkoudheid of griep; deze
verschijnselen duren 1-2 weken De meeste virale infecties van de conjunctiva
veroorzaken een slijmvorming en waterige afscheiding. De allergische conjunctivitis geeft
vaak jeuk en waterige afscheiding en wisselend matige tot hevige roodheid. Het “droge
ogen” syndroom geeft pijnlijke, rode slijmvliezen soms met lichtschuwheid en door de
irritatie heftige tranenvloed. Irriterende stoffen geven voornamelijk forse, waterige,
afscheiding eventueel gevolgd door een rood oog.
Diagnose
Door onderzoek kan de oogarts of de huisarts onderscheid maken tussen de
verschillende soorten bindvliesontsteking. Soms kan het ook nodig zijn een “kweek” te
maken van de afscheiding uit het oog. Hiervoor wordt voorzichtig met een wattenstaafje
langs het oogslijmvlies gestreken. Op deze manier kan worden vastgesteld welke
bacterie of virus bestreden moet worden
Behandeling
Bij een bacteriële conjunctivitis kan een antibioticum gegeven worden in de vorm van
oogdruppels, zalf of een gel. Bij een virale conjunctivitis hebben antibiotica geen effect.
Soms is het nodig met ontstekingsremmende medicijnen te druppelen. Allergische
conjunctivitis kan worden behandeld met druppels die specifiek tegen een allergie in het
oog werkzaam zijn. Het “droge ogen” syndroom kan soms worden behandeld met
kunsttranen. Er zijn vele soorten druppels, zalven en gels in de handel die de
verschijnselen van droge ogen helpen verzachten (zie voor verdere informatie de folder
“droge ogen” ).
Preventie
De bacteriële en virale vormen van conjunctivitis zijn besmettelijk. Het is daarom aan te
bevelen de handen goed te wassen na contact met de patiënt (oogdruppelen!) en geen
handdoeken of zakdoeken over en weer te gebruiken.
Prematuren Retinopathie
Prematuren Retinopathie
(ROP = Retinopathy of Prematurity)
Inleiding
Prematuren retinopathie is een aandoening die kan ontstaan in het netvlies van te vroeg
geboren kinderen. In het netvlies treedt een verstoring op van de uitgroei van de
normale bloedvaten. Dit kan leiden tot afwijkende bloedvaten (vaatnieuwvorming). Deze
kunnen aan het netvlies trekken waardoor dit uiteindelijk plaatselijk of geheel los kan
raken.
Tijdens de zwangerschap groeien de bloedvaten in het netvlies vanuit het gebied rond de
oogzenuw geleidelijk uit naar de randen van het netvlies. Pas bij een zwangerschapsduur
van 38 tot 40 weken is de uitgroei van de bloedvaten in het netvlies voltooid. Te vroeg
geborenen hebben nog'onrijpe' netvliesvaten waarvan de verdere uitgroei verstoord kan
raken. Hierbij zijn een aantal factoren van invloed: het belangrijkst is de
zwangerschapsduur bij de geboorte (hoe korter de zwangerschap, des te hoger de kans
op ROP); daarnaast het geboortegewicht en meerlingzwangerschappen, het aantal dagen
en de wijze (met of zonder kunstmatige beademing) waarop zuurstof werd toegediend;
alsook het optreden van ademhalingsstilstanden, ernstige algemene infecties met hoge
koorts (sepsis), bloedtransfusies en tekort aan vitamine E tijdens de periode volgend op
de vroeggeboorte. Vaak spelen meerdere factoren tegelijk een rol.
Beloop
ROP ontstaat meestal in de 5e tot 7e week na de premature geboorte. Per week kan de
ernst van de ROP toenemen; bij 1 tot 2% van de prematuur geboren kinderen ontwikkelt
ROP zich binnen 6 tot 10 weken van stadium 1 (geringe afwijking op de overgang tussen
wel en niet van bloedvaten voorziene netvliesgedeelte) tot stadium 5 (totale
netvliesloslating).
Bij de meeste kinderen treedt spontane teruggang van de afwijkingen in het netvlies op
zonder blijvend zichtbare afwijkingen. Van de kinderen met een geboorte gewicht minder
dan 1000 gram ontwikkelt uiteindelijk ongeveer 30% een littekenstadium en 8% een
eindstadium (met blindheid) tgv ROP. Voor kinderen met geboorte gewicht tussen de
1000 en 1500 gram liggen deze percentages op 2,5 respectievelijk 0,5 %.
Screening en Diagnose
De afwijkingen in het netvlies bij prematuren zijn meestal op te sporen door alle vroeg
geboren kinderen met risicofactoren in de periode na hun geboorte te vervolgen. Dit
gebeurt middels oogspiegelonderzoek met verwijde pupillen volgens een bepaald
screeningsprotocol. Eventueel zichtbare afwijkingen worden vervolgd en indien
noodzakelijk behandeld (zie onder behandeling).
Volgens het protocol moeten alle kinderen met een zwangerschapsduur minder dan 32
weken en/of alle kinderen met een geboortegewicht minder dan 1500 gram en/of alle te
vroeg geborenen die langer dan drie dagen meer dan 40% zuurstof kregen door de
oogarts worden gescreend op ROP.
Het eerste oogspiegelonderzoek hoort plaats te vinden 5 tot 6 weken na de geboorte. De
frequentie van de vervolgonderzoeken is afhankelijk van de bevindingen bij het eerste
oogspiegelonderzoek. Voor het oogspiegelonderzoek wordt de pupil maximaal wijd
gemaakt met oogdruppels. Dikwijls wordt na een verdovende oogdruppel een
ooglidspreider ingebracht om het netvlies optimaal te kunnen bekijken. In principe is het
onderzoek niet gevaarlijk of pijnlijk.
Behandeling, algemeen
Er is tot nu toe helaas nog geen mogelijkheid het ontstaan van ROP bij te vroeg
geborenen te voorkomen. Veeleer is het door de huidige neonatologische technieken
mogelijk steeds jongere premature kinderen in leven te houden. Juist bij hen is de kans
om ROP te ontwikkelen het hoogst. Daardoor blijkt het aantal tgv ROP blind of
slechtziend geworden kinderen in Nederland een stijging te vertonen.
Anderzijds hebben nieuwe neonatologische behandelingen de kans op ROP duidelijk
verkleind.
Behandeling,oogheelkundig
Aangezien thans algemeen wordt aangenomen dat de prikkel voor het uitgroeien van
afwijkende bloedvaten in het netvlies afkomstig is uit het nog niet van vaten voorziene
gedeelte daarvan, bestaat behandeling van ROP uit het uitschakelen van dit gedeelte van
het netvlies met behulp van cryotherapie (koude coagulatie) of laserbehandeling. Deze
behandelingen worden gegeven in gespecialiseerde oogklinieken, veelal in centra waar
ook een NICU (Neonatale Intensive Care Unit) aanwezig is.
De noodzaak tot behandeling hangt af van een aantal faktoren: de plaats van de
afwijkende vaten in het netvlies, de ernst van de afwijking en de mate van progressie
van de afwijkingen. In principe wordt onder narcose behandeld via de buitenkant of via
de pupilopening van het oog. Soms is herhaalde cryo of laserbehandeling nodig. In de
vergevorderde stadia van ROP kan geprobeerd worden iets van visuele functie te
behouden door hooggespecialiseerde netvlieschirurgie. De prognose in deze gevallen is
helaas ongunstig.
Prognose
Door deze behandelingen tijdig toe te passen bleek in een grote Amerikaanse studie het
aantal kinderen dat door ROP blind of slechtziend werd met 50% af te nemen. Nog
steeds wordt echter een deel van de behandelde kinderen slechtziend of blind tgv de
netvliesafwijkingen of complicaties, zoals bloedingen of verhoogde oogdruk.Ook is er in
de met succes behandelde groep kinderen een verhoogde kans op latere complicaties
zoals een lui oog, sterke bijziendheid, scheelzien of een late netvliesloslating.
Oogheelkundig vervolgonderzoek op peuter en kleuterleeftijd wordt daarom aanbevolen.
Met dank aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap.
Herpes Simplex van het oog
Wat is Herpes Simplex?
Herpes Simplex is een virus dat infecties kan veroorzaken in de huid, slijmvliezen en
zenuwen. Er zijn twee belangrijke soorten Herpes Simplex Virus (HSV).
Type I is de meest voorkomende soort en is verantwoordelijk voor de Herpes Simplex
oogontsteking en de bekende koortslip.
Type II is seksueel overdraagbaar en veroorzaakt slechts zelden een ontsteking in het
bovenlichaam.
Wat is de Herpes Simplex oogontsteking?
De meest voorkomende Herpes Simplex oogontsteking veroorzaakt door HSV type I is
een terugkerende ontsteking van het hoornvlies, het voorste heldere deel van het oog.
Littekenvorming in het hoornvlies kan het gezichtsvermogen ernstig verminderen.
Het Herpes Simplex Virus type I dat de infectie veroorzaakt, kent een aantal subtypen.
Hierdoor kunnen duur en ernst van de ontsteking variëren. Ook de reactie op de
behandeling kan verschillend zijn.
Verschijnselen
De ziekte begint meestal aan het oppervlak van het hoornvlies. Het oog wordt rood, is
geïrriteerd en gevoelig voor licht. De meeste mensen krijgen de ontsteking hierna niet
opnieuw. Eén op de vier mensen met een hoornvlies ontsteking krijgt echter binnen twee
jaar opnieuw een ontsteking.
Beloop
De ontsteking kan dieper in het hoornvlies dringen en daar blijvende littekens of een
ontsteking in het oog veroorzaken. Soms ontstaan op het hoornvlies chronische zweren,
die zeer moeizaam genezen. Herpes Simplex oogontsteking treedt meestal maar in één
oog op. Verspreiding van het virus naar andere mensen is niet waarschijnlijk. Bij mensen
met een slechte afweer (zoals patiënten met AIDS, of na een orgaantransplantatie,
waarbij afweerremmende medicijnen worden gegeven) kan het virus andere delen van
het lichaam infecteren. Dit gebeurt echter hoogst zelden.
Na de oorspronkelijke infectie komt het virus in een ruststadium. Het verblijft in de
zenuwen die van de huid of het oog afkomstig zijn. Zo af en toe, bijvoorbeeld tijdens een
verkoudheid, wordt het virus weer actief en veroorzaakt dan opnieuw een oogontsteking
of een koortslip.
Hoe wordt Herpes Simplex oogontsteking behandeld?
De behandeling hangt af van de uitgebreidheid van de ontsteking. Vaak wordt antivirale
oogmedicatie gebruikt in de vorm van oogdruppels of oogzalf.
Soms is het nodig om het oppervlak van het hoornvlies eraf te schrapen om de
hoeveelheid virusdeeltjes te verminderen. Corticosteroïden kunnen gebruikt worden om
de reactie van het lichaam af te remmen. Het is van groot belang goed ervoor te waken
dat het virus zich niet vermeerdert. Wanneer er sprake is van ernstige littekenvorming
en het gezichtsvermogen ernstig is aangedaan kan een hoornvliestransplantatie
overwogen worden.
Bij een beginnende ontsteking, ook als u dit al vaker heeft meegemaakt, is het belangrijk
om contact op te nemen met uw oogarts.
Met dank aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
Suikerziekte en het oog
Inleiding
Ten gevolge van suikerziekte (diabetes mellitus) kunnen er
beschadigingen optreden binnen in het oog. Zonder dat al
direct het zien wordt aangetast kunnen er toch afwijkingen
aanwezig zijn in het netvlies. Men noemt dit diabetische
retinopathie. Wanneer deze schadelijke afwijkingen niet
tijdig worden onderkend en behandeld kan blindheid het
gevolg zijn.
Diabetische retinopathie
Diabetische retinopathie is een complicatie van
suikerziekte waarbij er veranderingen optreden in de
bloedvaten van het netvlies. Deze veranderingen kunnen
zich voordoen in twee vormen. De wand van de kleine
bloedvaten is veranderd. Daardoor kan lekkage van vocht
en bloed optreden (exsudatieve retinopathie).
Daaropvolgend kan bloedvatnieuwvorming optreden
(proliferatieve retinopathie). Deze nieuwe bloedvaatjes zijn
erg broos en kunnen gemakkelijk bloedingen in het
glasvocht binnen in het oog veroorzaken.
Controle
Het risico van het krijgen van een retinopathie neemt toe met de tijd dat de suikerziekte
bestaat. Omdat het mogelijk is al geruime tijd aan suikerziekte te lijden zonder dat men
daar iets van heeft gemerkt is het verstandig ook de ogen te laten controleren zodra er
suikerziekte is vastgesteld. Goede regulatie van de bloedsuiker maakt de kans op het
krijgen ervan. Het algemeen advies luidt deze controle na 1 tot 2 jaar te herhalen ook als
u geen oogklachten heeft. Er kunnen afwijkingen optreden in de ogen die (nog) geen
klachten geven maar wel behandeld moeten worden om verdere beschadiging te
stoppen.
Onderzoek
Bij het onderzoek door de oogarts wordt de pupil met druppels verwijd, zodat het
netvlies goed kan worden bekeken. Deze druppels maken het zien tijdelijk minder. Als er
afwijkingen worden gevonden, kan het noodzakelijk zijn foto's te maken met
contrastvloeistof (fluorescentie-angiografie). Hierbij wordt een kleurstof in de arm
gespoten. Soms kan men hier wat misselijk van worden. Met behulp van dit onderzoek
kan de oogarts de mate en de ernst van de afwijking beter beoordelen.
Behandeling
Wanneer er afwijkingen in het netvlies worden vastgesteld, kan een laserbehandeling in
een groot aantal gevallen een verder achteruitgaan van het zien stoppen of vertragen.
Laserbehandeling
Met laserbehandeling is het mogelijk bijzondere lichtstralen op het netvlies te richten. In
geval van exsudatieve diabetische retinopathie is het mogelijk de lekkende bloedvaten
dicht te lassen. Deze behandeling duurt in het algemeen ongeveer tien minuten.
Wanneer er echter nieuwe bloedvaatjes zijn gevormd (proliferatieve diabetische
retinopathie) moet vrijwel het gehele netvlies met laserstralen worden behandeld. Deze
behandeling is veel uitgebreider dan de eerstgenoemde en zal vaak in meerdere keren
plaatsvinden. De voorbereiding op de laserbehandeling bestaat uit oogdruppels om de
pupil te verwijden en druppels om het oog te verdoven. Indien het gaat om een
uitgebreide behandeling, kan ook een injectie bij het oog gegeven worden voor een
plaatselijke verdoving.
Andere behandelingen
Als er een bloeding in de glasvochtruimte ontstaat kan soms een behandeling met koude
(cryotherapie) helpen om de abnormale bloedvaten, die de bloeding hebben veroorzaakt,
te doen verdwijnen. Als de bloeding hiermee niet voldoende opheldert, kan een
vitrectomie worden uitgevoerd. Dit is een operatie, waarbij het glasvocht wordt
verwijderd. Naar bevind van zaken kan tijdens de operatie het netvlies ook nog met
laserstralen worden behandeld.
Conclusie
Helaas geeft suikerziekte nogal eens problemen met het zien. Door de steeds betere
onderzoeks- en behandelingstechnieken is het tegenwoordig vaak mogelijk de
retinopathie tot staan te brengen. In veel gevallen is het daardoor mogelijk blindheid te
voorkomen. Laat daarom bij suikerziekte uw ogen regelmatig onderzoeken!
Verdere vragen kunt u het best aan uw eigen oogarts stellen.
Met dank aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
Scheelzien (strabismus)
Inleiding
Scheelzien is een afwijking van de stand van de ogen, waarbij de ogen niet op hetzelfde
punt gericht zijn. Het ontstaat meestal op kinderleeftijd, maar kan ook bij volwassenen
optreden. Dit artikel gaat uitsluitend over het gewone scheelzien, waarbij de oogspieren
normaal functioneren. Scheelzien komt voor bij 3 - 5% van de bevolking en is niet alleen
een cosmetisch probleem. Schele kinderen vaak geplaagd en ouderen kunnen hun
afwijkende oogstand als lelijk ervaren. De voornaamste reden om scheelzien al op jonge
leeftijd op te sporen en te behandelen is om te voorkomen dat een lui oog niet tijdig
wordt behandeld. Een lui oog ziet details slecht en is alleen bij jonge kinderen met succes
te behandelen.
Oorzaken en gevolgen
Om inzicht in de oorzaken en gevolgen van het scheelzien te krijgen is het belangrijk te
weten dat mensen zien met beide ogen. De beelden uit beide ogen worden in de
hersenen verenigd tot één beeld. Dit vermogen tot tweeogig zien ontwikkelt zich in de
eerst zes tot zeven levensjaren van het kind, waarbij de belangrijkste ontwikkelingen al
plaats vinden in de vroegste levensperiode. Als de normale ontwikkeling van het
tweeogig zien wordt verstoord kan scheelzien optreden. Factoren die een rol kunnen
spelen bij het ontstaan van scheelzien zij o.a. erfelijke aanleg of medische problemen in
de periode rond de geboorte. Ook de eventuele brilsterkte van de ogen kan het ontstaan
van scheelzien in de hand werken. Een hoge verziendheid is een risicofactor voor het
ontwikkelen van scheelzien. Verder kan een verschil in sterkte tussen de beide ogen
leiden tot verstoring van het tweeogig zien en tot scheelzien.
Het luie oog
Wanneer scheelzien al op jonge leeftijd ontstaat is er zelden sprake
van dubbelzien. Het dubbelbeeld wordt in de hersenen onderdrukt.
Als het beeld van hetzelfde oog enige tijd achter elkaar wordt
onderdrukt, dan ontwikkelt het scherpzien van dit oog zich niet goed
en gaat het gezichtsvermogen achteruit. Men spreekt dan van een lui
oog. Wanneer de ogen beurtelings scheel kijken is de kans op een lui
oog klein. Een lui oog kan al op zeer jonge leeftijd ontstaan en het
gaat niet vanzelf over! Wel kan het worden verholpen als er tijdig
met de behandeling wordt begonnen, in elk geval voor het zesde
jaar, maar bij voorkeur eerder.
Verschijnselen en diagnose
Een flinke scheelziensafwijking is duidelijk zichtbaar. Maar er zijn ook kleine
scheelziensafwijkingen, die niet of nauwelijks opvallen en daardoor minder ernstig lijken.
De gevolgen zijn echter gelijk, maar een kleine afwijking kan alleen door gericht
onderzoek worden ontdekt. Het is mogelijk dat de afwijking al langere tijd bestaat en dat
er sprake is van een zeer slechtziend lui oog. Wanneer het scheelzien pas op oudere
leeftijd optreedt is de kans op een lui oog klein. In dat geval kan het beeld van het
afwijkende oog minder gemakkelijk worden onderdrukt. Er zal dan dubbelzien optreden.
Het kind knijpt dan vaak één oog dicht, houdt de hand voor het oog of klaagt over
dubbelzien. Ook kan het kind last krijgen van onzekere bewegingen: b.v. ernaast grijpen,
misstappen of gebrekkig afstand kunnen schatten bij balspelen.
Onderzoek
Op veel consultatiebureaus voor zuigelingen en
kleuters worden tegenwoordig de oogjes volgens
een vast onderzoeksprogramma nagekeken.
Wanneer de bureau-arts twijfelt aan de stand van
de ogen of aan de kwaliteit van het zien stuurt hij
het kind door naar de oogarts. De oogarts en
samenwerkende orthoptist doen al bij jonge
kinderen uitgebreid onderzoek naar de stand en de
samenwerking van de ogen. Ook worden de
oogbewegingen onderzocht en wordt de
gezichtsscherpte oog voor oog bepaald. De oogarts
zal de ogen indruppelen om de pupillen te verwijden. Zo kan de oogarts de ogen van
binnen te bekijken en zien of de ogen gezond zijn. Daarbij wordt ook vastgesteld of er
een brilcorrectie nodig is. De druppels zijn binnen enkele uren uitgewerkt.
Behandeling
De behandeling van scheelzien en/of van een lui oog kan langdurig zijn. In de meeste
gevallen komt het kind na onderzoek door de oogarts onder behandeling van de
orthoptist die de oogarts ook adviseert bij de beslissing tot een oogspieroperatie. In het
algemeen wordt ernaar gestreefd eerst het luie oog te behandelen voordat de eventuele
oogspiercorrectie wordt uitgevoerd. Behandeling van het luie oog omvat de volgende
methoden:
Afplakken of afdekken van het goede oog, om het zien van het luie oog te
verbeteren.
Zo nodig voorschrijven van een bril om het beeld dat het luie oog ontvangt
maximaal scherp te krijgen.
Voorschrijven van een bril bij een hoge verziendheid (positieve brilsterkte)
omdat het kind daardoor een verbetering van de oogstand kan krijgen.
In enkele gevallen is het nodig oogdruppels voor te schrijven.
Bij al deze behandelingen zijn regelmatige controles nodig om de resultaten te kunnen
vaststellen. Bij deze controles kan de oogarts het resultaat van de behandeling met de
ouders bespreken.
De oogspieroperatie
Bij een deel van de schele kinderen zal vroeg of laat worden besloten tot "rechtzetten".
Er wordt dan een oogspieroperatie verricht, waarbij de oogspieren die aan de buitenkant
van de oogbol vastzitten, verzwakt worden of versterkt door ze te verplaatsen of in te
korten. Dit kan aan een of aan beide ogen gebeuren. Aan jonge kinderen wordt altijd
algehele narcose gegeven. Van het ziekenhuis hangt af of het kind voor de operatie moet
worden opgenomen of dat de ingreep in dagbehandeling plaatsvindt. Na de operatie
zullen de ogen rood en wat gezwollen en pijnlijk zijn. Er kunnen oogdruppels worden
voorgeschreven. De eerst dagen na de operatie kan het kind beter niet in de zandbak
spelen. Ook wordt zwemmen vlak na de operatie in het algemeen ontraden wegens
infectiegevaar. In de meeste gevallen heeft de operatie voldoende cosmetisch resultaat.
Soms is een tweede operatie noodzakelijk, bijvoorbeeld bij een duidelijke onder- of
overcorrectie. Bij oogspieroperaties op oudere leeftijd is het erg belangrijk tevoren goed
te onderzoeken in hoeverre er kans bestaat op dubbelzien na een operatie. Soms zijn de
hersenen zo goed aangepast aan de bestaande schele oogstand dat het onmogelijk is een
cosmetisch storend scheelzien te corrigeren zonder dubbelzien te veroorzaken. In dat
geval moet van een operatie worden afgezien.
Verdere vragen kunt u het best aan uw eigen oogarts of orthoptist stellen.
Met dank aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
Glaucoom
Inleiding
Glaucoom is een veel voorkomende ziekte van het oog die in de meeste
gevallen, maar niet altijd gepaard gaat met een te hoge druk binnen in het oog.
In het beginstadium veroorzaakt glaucoom geen klachten. Vroege herkenning is
belangrijk omdat onbehandeld glaucoom tot onherstelbare schade aan de
oogzenuw en tot blindheid kan leiden.
Oogdruk
De bolle vorm van het oog wordt mede in stand gehouden doordat binnen in het oog
vocht wordt geproduceerd, dat kamerwater wordt genoemd. Dit oogvocht heeft niets te
maken met het uitwendige traanvocht. De hoogte van de oogdruk is afhankelijk van het
evenwicht tussen aanmaak en afvoer van het kamerwater. Te hoge oogdruk kan
ontstaan wanneer de afvoer van kamerwater wordt belemmerd.
Oorzaak
De oorzaak van glaucoom is
nog onbekend. Wel weten we
dat een verhoogde oogdruk
een zeer belangrijke factor is.
Door verhoogde oogdruk kan
beschadiging van de
oogzenuw optreden met als
gevolg uitval van een deel
van het gezichtsveld, zonder
dat dit in het begin wordt
opgemerkt. Ook is bekend dat
afwijkingen van de
bloedvaten bij of in het oog
een rol kunnen spelen.
Soorten glaucoom
De meest voorkomende vorm
van glaucoom is het open
kamerhoekglaucoom. Een
bijzondere vorm is het
normale oogdrukglaucoom, waarbij ernstige schade aan de oogzenuw kan optreden
zonder dat de oogdruk duidelijk verhoogd is. Veelal speelt een slechte bloedtoevoer naar
de oogzenuw hierbij een rol. Bij het afgesloten kamerhoekglaucoom is de bouw van het
oog zodanig dat in korte tijd afsluiting van de kamerhoek kan ontstaan met als gevolg
een acuut glaucoom. Dit gaat gepaard met wazig zien, een rood oog, hoofdpijn,
misselijkheid en braken en vereist snelle behandeling. De chronische vorm komt meer
voor en is in een vroeg stadium goed te behandelen. Mensen die verziend zijn, met een
sterke plus-bril, hebben een grotere kans op afgesloten kamerhoekglaucoom.
Aangeboren glaucoom is zeldzaam, maar glaucoom kan op elke leeftijd optreden.
Glaucoom kan ook ontstaan als gevolg van andere oogziekten. We spreken dan van
secundair glaucoom.
Risicogroepen
In principe kan iedereen glaucoom krijgen.
De belangrijkste factoren die de kans op glaucoom vergroten zijn:
1. een verhoogde oogdruk.
2. de aanwezigheid van glaucoom in de familie.
3. de leeftijd; met het stijgen van de leeftijd neemt de kans op glaucoom toe.
4. hoge bijziendheid (een sterke min-bril)
5. het gebruik van bepaalde geneesmiddelen of oogdruppels.
6. een doorgemaakt oogongeval.
7. het behoren tot het negroïde ras.
Onderzoek
Deskundige controle van de ogen kan glaucoom al in een vroeg stadium aan het licht
brengen. Uitsluitend oogdrukcontrole is hiervoor niet toereikend. Met name is dit van
belang na het veertigste levensjaar, vooral wanneer er in de familie vaker glaucoom
voorkomt. Het onderzoek naar glaucoom omvat onder andere meting van de oogdruk,
het bekijken van het inwendige van het oog en zo nodig bepaling van het gezichtsveld.
Behandeling
Wanneer de diagnose glaucoom gesteld, probeert de oogarts eerst de oogdruk te
verlagen. Meestal met oogdruppels, maar soms ook met tabletten. Ook kan besloten
worden een laserbehandeling uit te voeren. Met een laserstraal wordt de afvoer van het
inwendige oogvocht verbeterd, waardoor de oogdruk vermindert. Deze ingreep gebeurt
meestal poliklinisch. Daarnaast bestaat ook nog de mogelijkheid de afvoer van het
inwendige oogvocht door middel van een operatie zo te verbeteren dat de oogdruk
voldoende daalt om beschadiging van de oogzenuw te voorkomen of te stabiliseren.
Reeds bestaande schade aan de oogzenuw en aan het gezichtsvermogen kan echter niet
meer ongedaan worden gemaakt.
Tot slot
Dit artikel geeft in het kort weer wat glaucoom is en wat de gevolgen kunnen zijn van te
hoge oogdruk. In kort bestek is aangegeven wat daaraan gedaan kan worden.
Verdere vragen hierover kunt u het best stellen aan uw eigen oogarts.
Met dank aan het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
pingueculum
Een pingueculum is een iets verheven gelig plekje op
het oogwit, meestal aan de neuskant op halve
hoogte. Het bestaat uit een neerslag in het slijmvlies
van eiwit en vet. Het bedreigt het zien niet en hoeft
bijna nooit behandeld te worden. Behandeling om
cosmetische redenen is af te raden omdat het zelden
mooier wordt. Er wordt wel eens met
vasoconstrictieve oogdruppels behandeld.
Zwevende vliegjes
In het oog is er glasvocht, een gelei die het oog opvult. Het bevindt zich achter de
ooglens en laat ongehinderd de lichtstralen door op het netvlies.
Door veroudering kan in dit glasachtig lichaam verdichtingen ontstaan die schaduwen
werpen op het netvlies. Bijzienden hebben hiervoor meer aanleg.
Dit kan geen kwaad. Indien ze samen gaan met lichtflitsen, dan kan dit wel duiden op
een scheuren van het netvlies. Ook kan bij suikerziekte bloed in het glasvocht komen.
Ook kunnen dergelijke bewegende vlekjes gevolg zijn van een uveitis (oogonsteking).
Een andere oorzaak is dat het glasvocht plots los komt van het netvlies. Het glasvocht
zich nl. vast aan het netvlies op bepaalde plaatsen. Wanneer het glasvocht los komt, dan
is er glasvochtvertroebeling. Een oogarts kan uitmaken of die zwevende vliegjes een
schadelijke oorzaak hebben of niet.
Wanneer het glasvocht krimpt en van het netvlies loskomt dan kunnen er gaatjes
onstaan in het netvlies. Dit uit zich als kleine vlekjes in het gezichtsveld.
Zo'n gaatje kan het begin zijn van een netvliesloslating. Het loslaten van het glasvocht
kan samen gaan met lichtflitsten, net of een TL-lamp steeds aan en uitgaat. Soms gaat
dit vanzelf over. Als de lichtflitsen aanhouden, samen met veel zwarte vlekjes, dan is
onmiddellijk onderzoek noodzakelijk door de oogarts. Een laserbehandeling kan
netvliesloslating voorkomen.
Oogmigraine
In het oog is er glasvocht, een gelei die het oog opvult. Het bevindt zich achter de
ooglens en laat ongehinderd de lichtstralen door op het netvlies.
Door veroudering kan in dit glasachtig lichaam verdichtingen ontstaan die schaduwen
werpen op het netvlies. Bijzienden hebben hiervoor meer aanleg.
Dit kan geen kwaad. Indien ze samen gaan met lichtflitsen, dan kan dit wel duiden op
een scheuren van het netvlies. Ook kan bij suikerziekte bloed in het glasvocht komen.
Ook kunnen dergelijke bewegende vlekjes gevolg zijn van een uveitis (oogonsteking).
Een andere oorzaak is dat het glasvocht plots los komt van het netvlies. Het glasvocht
zich nl. vast aan het netvlies op bepaalde plaatsen. Wanneer het glasvocht los komt, dan
is er glasvochtvertroebeling. Een oogarts kan uitmaken of die zwevende vliegjes een
schadelijke oorzaak hebben of niet.
Wanneer het glasvocht krimpt en van het netvlies loskomt dan kunnen er gaatjes
onstaan in het netvlies. Dit uit zich als kleine vlekjes in het gezichtsveld.
Zo'n gaatje kan het begin zijn van een netvliesloslating. Het loslaten van het glasvocht
kan samen gaan met lichtflitsten, net of een TL-lamp steeds aan en uitgaat. Soms gaat
dit vanzelf over. Als de lichtflitsen aanhouden, samen met veel zwarte vlekjes, dan is
onmiddellijk onderzoek noodzakelijk door de oogarts. Een laserbehandeling kan
netvliesloslating voorkomen.
Download