» ESSAY MAG HET LEVEN ­VOLTOOID ZIJN? Albert Heringa hielp zijn negenennegentig-jarige moeder Moek te sterven. Het Openbaar Ministerie had in Zutphen geëist dat hij drie maanden voorwaardelijke celstraf zou krijgen, maar bij de uitspraak eind oktober bleek dat Heringa die straf niet hoeft uit te zitten. Zijn daad bleef echter wel als ‘strafbaar’ gelden. Esther Wit van het Humanistisch Verbond buigt zich over de vraag hoe terecht het anno 2013 nog is dat hulp bij zelfdoding strafbaar is. ‘De wet doet geen recht aan de diversiteit van levensvisies.’ tekst: Esther Wit N ederland kent sinds 2002 een euthanasiewet die bepaalt dat artsen onder strikte voorwaarden mogen helpen bij een zelfgekozen dood. Een persoon kan euthanasie krijgen als hij of zij uitzichtloos en ondraaglijk lijdt, waarbij dit ‘lijden’ medisch wordt opgevat. De moeder van Albert Heringa leed niet medisch, ze leed aan het leven zelf. Het Openbaar Ministerie geeft in de rechtszaak tegen Heringa aan: ‘Lijden aan het leven is expliciet beperkt tot een lichamelijke, medische aandoening. (…) De wetgever heeft de pure levensmoeheid zeer weloverwogen niet als lijden in de zin van de euthanasiewet bedoeld. In dat geval is er immers geen medische classificeerbare aandoening als oorzaak aan te wijzen.’ Met name ouderen die hun leven voltooid achten, worden niet binnen de euthanasiewet geholpen en zitten klem. Zij lijden niet primair lichamelijk, maar existentieel; het leven is ‘klaar’. Familieleden en vrienden zijn regelmatig bereid om te helpen bij deze stervenswens. En daar ontstaat het grootste morele probleem: de wet stelt hulp bij zelfdoding strafbaar. Hulp geven en krijgen Niet-medici die stervenshulp geven, zijn volgens artikel 294.2 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar. Desondanks wordt deze hulp in praktijk wel degelijk gegeven. Als iemand van wie je houdt, zijn leven voltooid acht en het om begrijpelijke en invoelbare redenen wil beëindigen, is het moeilijk deze wens naast je neer te leggen. Het voelt tegennatuurlijk om iemand op zo’n cruciaal moment alleen te laten. Dat gold ook voor Albert Heringa. De huisarts vond zijn negenennegentig-jarige moeder Moek lichamelijk te goed om aan de vereisten voor euthanasie te voldoen. Maar Moek was klaar met haar leven en gaf meerdere malen expliciet aan op een waardige manier te willen sterven. Heringa besloot haar te helpen en legde deze hulp vast op beeld. Drie jaar na dato ging het OM over tot vervolging wegens het verlenen van hulp bij zelfdoding. Heringa hoorde drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf tegen zich eisen. Toch blijken velen er begrip voor te kunnen opbrengen dat hoogbejaarden hun leven ‘voltooid’ achten. Uit een peiling door het televisieprogramma EenVandaag blijkt dat achtenvijftig procent van de Nederlanders vindt dat Heringa geen straf verdient voor het helpen van zijn moeder. Drieënveertig procent zou ook zelf geholpen willen worden in geval van voltooid leven. Maar het verbod op hulp bij zelfdoding is hardnekkig. De vraag is: waarom? Stervenswens verklaard Ouderen die hun leven voltooid achten, worden regelmatig geconfronteerd met een ‘vertaling’ van hun verzoek naar een culturele of maatschappelijke oorzaak. Degene die wil sterven, zou bijvoorbeeld eigenlijk meer zorg willen, eigenlijk het lijden niet accepteren of last hebben van andere kwalen, zoals een doorgeschoten maakbaarheidsgedachte, zoals Jan Marijnissen beweerde in de voorloper van dit blad, Roodkoper (juni 2011, zie kader). Het verlangen je leven te eindigen, zou op een ‘dieper’ niveau de uiting van een maatschappelijk en cultureel probleem zijn, zoals een teken van gebrekkige zorg of de overspannen eis dat het leven altijd aangenaam moet zijn. Talloze groepen werpen zich op deze manier op om het verlangen achter het sterven te verklaren. Deze ‘vertalingen’ zijn goed bedoeld; ze willen voorkomen dat mensen klaar zijn met leven, omdat er te weinig zorg en aandacht voor ze is. Maar ze leiden ook tot een paradox: de persoon met een eigen achtergrond en levensverhaal verdwijnt om plaats te maken voor het individu als ‘voorbeeld’ van een maatschappelijke of culturele misstand. Het stervensverlangen van Moek wijst niet op een maatschappelijk, cultureel of psychologisch probleem, maar op de existentiële ervaring dat het leven goed was, maar nu is uitgeleefd. En Heringa’s hulp getuigt niet van te weinig zorg of teveel nihilisme, maar van moreel medeleven en grote empathie. Het eerste slachtoffer van goed bedoelde pogingen de stervenswens te verklaren, is het individu met zijn eigen verhaal. Autonomie We worden niet dagelijks geconfronteerd met mensen die willen sterven, omdat hun leven klaar is. Hoe kun je nu ‘klaar’ zijn 46 » NIEUWE LIEFDE » WINTER 2013 Heringa’s hulp ­getuigt niet van te weinig zorg of ­teveel nihilisme, maar van moreel medeleven en grote empathie met het meest belangrijke wat we hebben: leven? Bijna vanzelf gaan we op zoek naar ‘een oplossing’. Een nieuwe hobby, vaker naar buiten, nieuwe mensen ontmoeten, therapie of pillen. Het verlangen te sterven, wordt geïnterpreteerd als een oplosbaar probleem: meer zorg, de pijn verzachten, gesprekken met een psycholoog. Hiermee missen we de mogelijk existentiële aard van de stervenswens. Voor iemand die zijn leven voltooid acht, voegt de resterende tijd niets toe aan het leven, maar doet er afbreuk aan. Als dit existentiële verlangen niet wordt gehoord, kan een ­oudere zich zelfs ‘mishandeld’ voelen. Emeritus hoogleraar filosofie en ethiek Henk Manschot ­formuleert het zo: ‘Bij de categorie ouderen met een vastbeslo- dat juist deze mensen zich niet alleen onbegrepen, maar ook “mishandeld” voelen, wanneer hun inzicht dat hun leven is voltooid en hun weloverwogen en vrijwillig besluit om het leven te beëindigen, wordt ontkracht.’ De stervenswens past binnen een levensvisie waaraan mensen zich hebben verbonden; het is ingebed in de betekenis die zij aan het leven geven, en hoe dat leven geleefd moet worden. Als iemand zijn levensvisie wel mag leven, maar niet mag sterven, kan dit als zwaar onrecht worden ervaren. Goed gesprek Zelfbeschikking is geen pleidooi voor zelfdoding en hulp bij zelfdoding, maar een pleidooi voor diversiteit in leven en sterven Maar wat nou als een persoon zijn eigen stervensverlangen verkeerd inschat? Zijn verlangens niet begrijpt? Geen hulp durft te vragen? Er zelf niet uit komt? Eigenlijk iets anders wil? Al deze opties zijn mogelijk. Duidelijkheid verkrijgen over je laatste wens, is geen sinecure en vraagt tijd en aandacht. De belangrijkste vraag is dan ook: hoe kunnen we er zo goed mogelijk voor zorgen dat het besluit rondom het levenseinde zorgvuldig, weloverwogen en ‘eigen’ is. Het klinkt simpel en clichématig, maar wordt juist daarom misschien wel snel over het hoofd gezien: een goed gesprek. Het gevoel dat het leven voltooid is, vraagt ten doodswens is autonomie (...) meer dan een ethisch principe. De algemene ethische argumentatie is bij hen verweven geraakt met een existentieel-(levensbeschouwelijk) “commitment” dat ze in heel hun leven hebben omarmd en dat vergroeid is met een visie op humaniteit en waardigheid, die voor alle uitingen van hun leven geldt. Het gaat tegen hun diepste levensgevoel en -overtuiging in om bij het sterven daarvan af te wijken. Vandaar een goed gehoor en existentiële begeleiding. De voornaamste taak van deze begeleiders bestaat erin de stervenswens niet te vertalen, maar hem te verhelderen. Uit deze aanpak spreekt het vertrouwen dat personen tot een goede afweging in staat zijn. Daar is een goede reden voor: niemand anders is er beter toe in staat. Zelfbeschikking betekent niet dat de ‘beste’ keuze wordt gemaakt, maar wijst de beste in- 47 » NIEUWE LIEFDE » WINTER 2013 stantie aan om de keuze te maken: de persoon zelf. Ook in geval van sterven kan niemand anders dan de drager van het leven bepalen of hij of zij het leven nog wil leven. De enige manier om ‘goed’ te sterven is te sterven, op een wijze die past bij de persoon in kwestie en uiting geeft aan diens leven, waardestelsel en eigenheid. Het ‘eigen’ zijn van de beslissing voorspelt niet hoe de beslissing inhoudelijk uitvalt. Zelfbeschikking is geen pleidooi voor zelfdoding en hulp bij zelfdoding, maar een pleidooi voor di- langrijke gemeenschapswaarde is, waaraan een hogere waarde werd toegekend dan aan het individuele zelfbeschikkingsrecht. (…) De wetgever oordeelt nog immer dat het respect voor leven als gemeenschapswaarde van hogere betekenis is dan de betekenis die het leven voor het individu kent.’ Hier wordt een heldere morele achtergrond gegeven: het leven behoort niet toe aan het individu, maar aan de gemeenschap. En de gemeenschap meende in 1886 dat het leven als zodanig respect en bescherming vraagt, ongeacht wat de drager van dat leven er zelf van vindt. Het is mede dit morele uitgangspunt dat vragen oproept. Er zijn mensen die niet aan het leven, maar aan de persoon de hoogste waarde toekennen. Wat hen betreft, is de persoon niet een min of meer toevallige drager van een door de gemeenschap beschermd ‘leven’, maar de uiteindelijke en doorslaggevende factor, waarde en beslissingsbevoegde. Dat de betekenis van het individuele leven aan de gemeenschap en niet aan de persoon toebehoort, wordt zelden als argument gebruikt in beslissingen rond het levenseinde. Het is dan ook bijzonder dat het OM zo expliciet naar de achtergrond van het wetsartikel verwijst. Als deze overweging een rol speelt in het verbod op hulp bij zelfdoding, is het noodzakelijk hierover een open en eerlijk gesprek te voeren. We hebben dan minstens ook te maken met een botsing tussen levensbeschouwelijke keuzes en overwegingen. Empathie en liefde Het vraagt een omslag in ons denken: sterven is geen ­medische kwaal, maar onderdeel van het leven versiteit in leven en sterven. Het levenseinde niet in eigen hand nemen, maar in handen van de natuur, god of het lot leggen, is evenzeer een teken van zelfbeschikking. We moeten er op durven vertrouwen dat mensen uiteindelijk zelf de beste beslissing maken, in navolging van hun eigen levensbeschouwelijke visie. De inhoud van de beslissing is variabel, de kwaliteit wordt bepaald door één norm: is het een weloverwogen, duurzaam, autonoom besluit? Een waardestelsel uit 1886 Draagt de strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding ertoe bij dat mensen met een stervensverlangen goed begeleid worden en een oprechte, eigen keuze maken? Deze vraag is moeilijk te beantwoorden. De strafbaarstelling heeft namelijk niet als doel om goed sterven mogelijk te maken, maar om het leven te ­beschermen. In haar requisitoir in de zaak Heringa geeft het Openbaar ­Ministerie aan: ‘De rechtsgrond van artikel 294 Wetboek van Strafrecht is gelegen in eerbied voor het menselijk leven. (…) Hulp bij zelfdoding is destijds (EW: in 1886) door de wetgever strafbaar gesteld, omdat de bescherming van het leven een be- Uit ‘Een waardig levenseinde’ van Jan Marijnissen: ‘De zin van het leven is vooral zin hebben ín het leven. En zin hebben ín het leven heeft veel te maken met de kwaliteit van leven. Onder invloed van de steeds verder voortschrijdende ­economisering van de samenleving – onder andere tot uiting komend in de gedachte dat de waarde van een persoon recht evenredig is met zijn economische succes – worden sommige bevolkingsgroepen steeds meer gemarginaliseerd. Ook het alles overheersende schoonheidsideaal van snel, jong, strak, gezond en verstandig draagt, gezien zijn ­onbereikbaarheid voor velen, bij aan isolement. Bovendien leiden de hedonistische levenshouding (ik heb ‘recht op geluk’) en het heersende consumentisme tot ­overspannen verwachtingen, als zou het ultieme levensgeluk binnen handbereik zijn. Naast deze culturele ontwikkelingen zijn ook materiele ­factoren van invloed op de kwaliteit van mensenlevens. Met name op dit terrein dragen de overheid en de georganiseerde samenleving een grote verantwoordelijkheid. De omstandigheden in de zorg kunnen invloed hebben op de kwaliteit van het bestaan en daarmee op de zin in het leven. En realiseer je ook dat ouderen steeds meer uit hun omgeving verliezen – hun leefwereld wordt steeds kleiner. En: ­ouderen willen anderen niet tot last zijn. En dan is er nog de (vaak ­aangeprate) angst voor ontluistering. Het lijkt me niet moeilijk voor te stellen dat sommige ­ouderen dit alles zullen ‘verinnerlijken’ en op grond van ‘zelfbeschikking’ komen tot een euthanasieverzoek.’ 48 » NIEUWE LIEFDE » WINTER 2013 Artikel 294.2 blokkeert een belangrijke mogelijkheid; in het levenseinde geholpen worden door een naaste. Hoewel deze hulp een daad van empathie en liefde is, wordt hij omgeven door geheimzinnigheid en illegaliteit. Een artikel dat bedoeld is om beschaving te bevorderen, pakt uit in zijn tegendeel. De praktische vraag hoe je voorkomt dat dodelijke medicijnen ‘te vrij’ toegankelijk worden of mensen om verkeerde redenen een einde aan hun leven willen maken, los je pas op door ruimte te creëren. En deze ruimte betreft in eerste instantie de ‘diagnose’. Kunnen we ons voorstellen dat iemand zijn leven voltooid acht en hulp bij zelfdoding vraagt? En lukt het om de persoon zelf en diens levensopvatting en waardenpalet als uitgangspunt te nemen? Als we dit uitgangspunt delen, kunnen we zorgvuldigheidseisen opstellen die het mogelijk maken om daadwerkelijk een eigen keuze te maken, goede begeleiding te verzorgen en familie en naasten een rol te geven. Het vraagt een omslag in ons denken: sterven is geen medische kwaal, maar onderdeel van het leven. Misschien kunnen wij iets van ouderen leren als we hun ster- venswens niet vertalen, maar horen. Medische en technologische ontwikkelingen maken het mogelijk dat we steeds ouder worden, maar verstommen bij het gevolg ervan: oud zijn. Moek was lang genoeg oud geweest. Ze verlangde naar het meest natuurlijke en vanzelfsprekende slotstuk: sterven. Ze ontkende niet het lijden, maar erkende de dood. Het getuigt van respect voor ouderen die klaar zijn met leven, dat we niet alleen proberen hen te ‘helpen’, maar ook toestaan dat ze ons helpen: leren dat de dood bij het leven hoort en waardig en kalm verwelkomd kan worden. Esther Wit is afgestudeerd aan de Universiteit voor Humanistiek en werkzaam als projectmedewerker Visie & Beleid bij het Humanistisch Verbond. Dit stuk is na te lezen via denieuweliefde.com/euthanasie. Nieuwe Liefde magazine en het Humanistisch Verbond zijn benieuwd naar uw mening over euthanasie. Reageren kan via onze Facebook-pagina of ­humanistischverbond.nl/nieuws/euthanasie. Het gehele artikel van Jan Marijnissen werd eerder gepubli­ ceerd in R ­ oodkoper in april 2001, gevolgd door een ­herpublicatie in ­‘Bewaarstukken uit 15 jaar Roodkoper’, in 2011. Lees het na via ­denieuweliefde.com/euthanasie. Meer weten? • De documentaire De laatste wens van Moek is te bekijken op: thisistheend.nl/kijk-online/de-laatste-wens-van-moek • Het onderzoek van EenVandaag naar aanleiding van de rechtszaak: opiniepanel.eenvandaag.nl/uitslagen/47025/ meerderheid_tegen_straf_heringa • In het boek De laatste wens van Moek beschrijft Albert Heringa de ­feiten en achtergronden rond het leven en de dood van zijn moeder. Te ­bestellen via: uitgeverijdebrouwerij.nl/de-laatste-wens-van-moek-3 49 » NIEUWE LIEFDE » WINTER 2013