42 Welke omstandigheden droegen ertoe bij dat aan het einde van de 11de eeuw de Kruistochten begonnen? - Na de verovering van Palestina door de islamitische Arabieren mochten christelijke pelgrims de heilige plaatsen in Palestina blijven bezoeken. Maar dat mocht niet meer toen in de 11de eeuw een groot deel van het Midden-Oosten werd veroverd door een ander islamitisch volk, de Seldsjoeken. Pelgrims berichtten dat zij door de Seldsjoeken slecht werden behandeld. - Vanuit het christelijke Oost-Romeinse rijk werd de paus om militaire steun gevraagd om verloren gebieden weer te heroveren. Het verzoek kwam op een goed moment, want kort tevoren waren moslims verslagen die zich in Spanje en op Sicilië hadden gevestigd. 43 Wat bewoog mensen om aan een kruistocht deel te nemen? - Enthousiasme voor het christendom en voor de bevrijding van de heilige plaatsen in Palestina was voor velen het belangrijkst. - Anderen ging het vooral om roem, rijkdom en avontuur. - De paus beloofde de deelnemers vergeving van zonden. - Misdadigers die meegingen, hoefden hun straf niet te ondergaan. Aanvullende redenen (uit AB, blz. 50-51): - Overschot aan landloze ridders. - Uiteenvallen van de islamitische wereld. 44 Welke gevolgen hadden de Kruistochten? HB, blz. 53: - De kruisvaarders stichtten tijdens de Eerste Kruistocht in het Midden-Oosten enkele kleine staten. - Bij de handel ontstond een nieuw beroep, dat van bankier. Italiaanse bankiers stichtten kantoren in het Heilige Land. HB, blz. 54: - De handel nam toe (vooral vanuit Italiaanse steden). Kooplieden leverden voedsel en wapens aan kruisvaarders en namen op de terugweg luxe artikelen meer, zoals zijde en specerijen. AB, blz. 50-51: - De Europeanen leerden nieuwe ideeën kennen (op de gebieden van wiskunde, sterrenkunde en medicijnen). - Nieuwe goederen / producten drongen overal in Europa door. - Door de toegenomen handel groeiden de steden in Europa. - De beeldvorming over de islamitische wereld veranderde bij Europanen (en andersom). 45 Welke andere activiteiten dan de Kruistochten werden in de Middeleeuwen ondernomen vanuit West-Europa naar de buitenwereld? - Er waren wetenschappelijke contacten en activiteiten. Studenten uit Europa trokken naar Arabische universiteiten in Spanje om er van de kennis van de Arabieren te profiteren (HB, blz. 52-53). - Er werden handelsreizen ondernomen, met name door Italiaanse steden (HB, blz. 54); een voorbeeld is Marco Polo die naar Mongolië en China reisde (AB blz. 58) 86 - Er werden diplomatieke reizen ondernomen, bijvoorbeeld door Willem van Rubroek in naam van de Franse koning naar de grote Khan in Mongolië (AB blz. 58). . 46 Welke factoren droegen ertoe bij dat de handel herleefde in de 11de en 12de eeuw? De weinige kooplieden die vóór de 11de eeuw nog handel dreven, ondervonden veel hindernissen. In de loop van de 11de en 12de eeuw wisten de kooplieden een groot deel van deze hindernissen te overwinnen: - De kooplieden gingen samenwerken. Zij sloten zich aaneen in gilden. - De kooplieden en stedelingen kregen soms steun van de landsheer en hoge edelen. Die hielpen kooplieden tegen rovers, zorgden voor verbetering van wegen en bruggen en maakten een einde aan de tol en belastingen die de lagere adel aan de kooplieden oplegde. Zij steunden ook de invoering van een muntstelsel voor hun gehele graafschap, hertogdom of rijk. 47 Waarom herleefde de handel het eerst in Italië? - Dat land lag gunstig voor de handel tussen het Midden-Oosten en de rest van Europa. - Kooplieden uit steden als Venetië en Genua wisten goede handelsbetrekkingen met het Oost-Romeinse rijk en de moslimgebieden op te bouwen. - Vooral deze Italiaanse kooplieden profiteerden van het door de kruistochten toegenomen contact. Aan de kruisvaarders leverden ze voedsel en wapens en op de terugweg namen ze allerlei luxe artikelen mee, zoals zijde en specerijen. 48 Vergelijk de Hanze met de Europese Unie in onze tijd: a noem een belangrijke overeenkomst. - Wegwerken van handelsbelemmeringen in Europa b noem een belangrijk verschil. - In onze tijd gaat het om samenwerkende staten, toen ging het om samenwerkende steden. 49 Waardoor herleefden de steden? - Tegelijk met de handel herleefden de oude steden en ontstonden er nieuwe. Dit is geen toeval. Om handel te kunnen drijven zijn steden nodig: de stad is de beste verzamelplaats voor mensen die goederen en producten willen kopen en verkopen. Daarom gingen kooplieden bij elkaar wonen in steden. - De steden groeiden ook doordat veel mensen van het platteland verhuisden naar de steden: boeren die te weinig grond hadden of aangetrokken werden door het leven in de steden, adellijke zonen die geen land of leen kregen en horigen die er vrijheid zochten. 50 Waardoor herleefden de ambachten? In de steden herleefden ook de ambachten. De boeren op de domeinen waren zelfvoorzienend: alles wat zij nodig hadden, produceerden of vervaardigden zij zelf. Dat werd anders in de steden. De stedelingen konden niet alles zelf vervaardigen; daarom waren er ambachtslieden nodig. In de steden werden de ambachtslieden de grootste bevolkingsgroep: metselaars, timmerlieden, smeden, molenaars, bakkers, slagers, spinners, wevers, kleermakers, leerlooiers, schoenmakers. 51 Welke soort samenleving ontstond door de herleving van handel, ambachten en steden? Door de herleving van handel, ambachten en steden ontstond er weer een agrarisch-urbane samenleving. Het grootste deel van de bevolking woonde nog steeds op het platteland en leefde van de landbouw. Maar steeds meer mensen gingen in steden wonen en leefden vooral van handel en ambachten. 87 52 a Waarom wilden stedelingen stadsrechten krijgen? In het begin waren de stedelingen even onvrij als de boeren op een domein. Zij hadden allerlei verplichtingen tegenover de grootgrondbezitter, meestal een edelman, op wiens grondgebied de stad lag. Vooral de handelaars konden deze verplichtingen (herendiensten) niet goed combineren met het handel drijven. De stadsbewoners verzochten daarom de landsheer (koning, graaf of hertog) om de stad en de stedelingen los te maken uit het feodale systeem en aparte rechten, stadsrechten, te schenken. b Waarom waren landsheren bereid stadsrechten te verlenen? In ruil voor stadsrechten eisten de hoge edelen erkenning als landsheer en het betalen van belastingen. Zij konden dan rekenen op militaire hulp en financiële steun van de steden. Zo konden de hoge edelen ook de macht van hun leenmannen beperken. 53 Hoe probeerden de steden meer zelfstandigheid en invloed op het landsbestuur te verkrijgen? De steden buitten erfopvolgingskwesties uit. Als een graaf of hertog bijvoorbeeld kinderloos stierf, of alleen dochters of minderjarige zonen naliet, was het vaak niet duidelijk wie de wettige opvolger moest zijn. De steden konden dat uitbuiten door één van de kandidaat-opvolgers te steunen in ruil voor meer zelfstandigheid en invloed op het landsbestuur. 54 Welke voordelen had de oprichting van gilden voor: a de leden van een gilde? Alleen gildeleden mochten een bepaald beroep uitoefenen. Ze hoefden dus niet meer bang te zijn voor concurrentie van mensen die ook dat beroep wilden gaan uitoefenen. b de overige bewoners van de stad? De stadsbesturen maakte reglementen waaraan de gildeleden zich moesten houden. Daarin werd precies voorgeschreven welke kwaliteit de producten moesten hebben, waar en wanneer de producten mochten worden verkocht, wat de prijs van de producten was, enz. Daardoor konden de burgers rekenen op een vaste, goede kwaliteit van de producten. 55 Welke nadelen kregen de gilden op den duur voor niet-leden? NB Deze vraag komt te vervallen 56 Waarover ging de investituurstrijd? Over de benoeming van bisschoppen, abten en andere geestelijken, of door de geestelijkheid of door vorsten. 57 Wie won de strijd tussen beiden: paus Gregorius of keizer Hendrik IV? En op welke wijze? Het leek of paus Gregorius de strijd had gewonnen. Hij had Hendrik IV in de ban gedaan en had deze pas opgeheven nadat de keizer hem om vergeving had gevraagd. Maar Hendrik IV bleef bisschoppen en abten benoemen en liet zelfs een ‘tegenpaus’ kiezen. Hij verdreef paus Gregorius uit Rome en liet zich door de tegenpaus tot keizer kronen. 58 Wat was uiteindelijk het resultaat van de machtsstrijd tussen paus en vorst De opvolger van Hendrik IV, Hendrik V, erkende het gezag van de Kerk bij de benoeming van bisschoppen en abten (Concordaat van Worms,1122). Maar op den duur moest de paus erkennen dat hij niet genoeg macht bezat om vorsten te kunnen afzetten. Ook kon de paus vorsten niet dwingen een andere politiek te volgen. 88 59 Waarom was er aan het einde van de Middeleeuwen geen volledige scheiding van Kerk en staat? De vorsten bleven vaak rekening houden met de wensen van de Kerk. Ook zouden geestelijken vaak belangrijke taken in het bestuur van het land krijgen. 60 Wat zijn noodzakelijke voorwaarden voor het ontstaan van nationalisme? Noodzakelijke voorwaarden voor het ontstaan van nationalisme zijn: - het besef over gemeenschappelijke ervaringen te beschikken; - het besef gemeenschappelijke belangen te hebben. 61 Waardoor slaagde Willem de Veroveraar er in de macht in heel Engeland in handen te krijgen? - Hij gaf het grootste deel van de grond in leen aan zijn Normandische ridders en soldaten, maar zorgde ervoor dat zij slechts kleine gebieden kregen. - Bestuur en rechtspraak kwamen in handen van koninklijke ambtenaren. - Hij liet het Domesday Book samenstellen, met gegevens over alle steden en dorpen in Engeland. Het Domesday Book diende als basis bij het opleggen van belastingen. 62 Waarom was de Magna Charta zowel een ondermijning van de macht van de koning als een vorm van centralisatie? De Magna Charta beperkte de macht van de koning. Zo mocht hij geen belasting opleggen zonder toestemming van de adel, geestelijkheid en burgerij. Aangezien de Magna Charta voor het hele land gold, was het toch een vorm van centralisatie. 63 Op welke manier wisten de Franse koningen de macht van hun leenmannen te breken? De Franse koningen wisten de macht van hun leenmannen te breken door steun te zoeken bij de steden. Zij vestigden hun gezag door ambtenaren aan te stellen. 64 a Wat hield het wereldbeeld in de joods-christelijke cultuur in? - God heeft de aarde en de hemellichamen geschapen ten behoeve van de mens. De aarde is dus, als woonplaats van de mens, het centrum van heelal. God houdt het heelal, de aarde en de mens in zijn almacht. - De meeste middeleeuwse wereldkaarten weerspiegelden dit wereldbeeld. Ze hadden, net als de Romeinse, de vorm van een cirkel. Op die kaarten was Jeruzalem het middelpunt van de wereld. De Kerk had geen behoefte aan een geografisch juist wereldbeeld, maar aan een symbolisch wereldbeeld met Jeruzalem als middelpunt. b Hoe veranderde het christelijke wereldbeeld in de Middeleeuwen? - De ideeën van Aristoteles en Ptolemaeus over het heelal werden pas weer 'herontdekt' door contacten met geleerden uit de islamitische wereld in de 12de en 13de eeuw. - Omstreeks 1350 was het idee dat de aarde een bol was, onder de geleerden algemeen aanvaard. - Nieuwe kennis van de aardrijkskunde en het landschap begon tussen 1300 en 1350 door te dringen in kaarten voor praktisch gebruik van vooral zeelieden en handelaars. 65 Wat hield het joods-christelijke middeleeuwse mensbeeld in? Het joods-christelijke mensbeeld hield in: - God heeft alles geschapen. Zijn belangrijkste schepsel is de mens. - Als de mens doet wat God van hem verlangt, zal hij daarvoor eeuwig worden beloond (in de hemel). De mens is dus niet, zoals in het Grieks-Romeinse mensbeeld, afhankelijk van de willekeurige gunsten van goden of van natuurkrachten. - De mens is onvolmaakt maar heeft toch kans op de hemel. 89 - De mens heeft een vrije wil, maar wordt gestraft als hij zich niet houdt aan Gods wil. 66 Wat waren in het onderwijs in het grootste deel van de Middeleeuwen de belangrijkste vakken? En hoe valt dat te verklaren? - De belangrijkste vakken waren lezen en schrijven, sterrenkunde en muziek. - Die vakken waren van nut voor geestelijken omdat zij data moesten kunnen berekenen en de mis moesten kunnen zingen. 67 Waardoor nam in de Late Middeleeuwen de vraag naar onderwijs aan nietgeestelijken toe? - De regeringen en de stadsbesturen hadden toen meer ambtenaren nodig. - De groeiende handel vroeg om goede boekhouders. 68 Welke belangrijke veranderingen vonden er in de Late Middeleeuwen plaats op de volgende gebieden: a rechtspraak Bestudering van het Romeinse recht leidde onder andere tot de afschaffing van het godsoordeel en het invoeren van de bekentenis en getuigenverklaringen als bewijsmateriaal. Dit had wel tot gevolg dat men ging martelen (pijnbank) om een bekentenis te krijgen. b literatuur In de Late Middeleeuwen ontstond een ander soort literatuur, de lyriek. Het zijn korte gedichten over verdriet en vreugde, vaak ook over de liefde. In de 13de eeuw kwam nog een ander soort literatuur naar voren: korte spotdichten, novelles (korte verhalen), fabels en leerdichten, waarin kritiek geuit werd op de samenleving en aan de hand van voorbeelden werd duidelijk gemaakt hoe de mensen zich moesten gedragen. c bouwkunst In de bouwkunst veranderde de bouwstijl: de romaanse bouwstijl ging over in de gotische. Verder gingen naast de Kerk ook rijke burgers opdrachten geven aan bouwmeesters. Er werden nu ook indrukwekkende huizen van kooplieden, stadhuizen en waaggebouwen gebouwd. 4.1 Oriëntatiekennis – examenstof – basisvragen (AB, blz. 66-67) 1 Waardoor kwam er aan het einde van de Middeleeuwen verandering in het wereldbeeld? - Door de reizen naar Azië en verslagen erover van Willem van Rubroek en Marco Polo - Door de ontdekkingstochten van Portugese en Spaanse ontdekkingsreizigers 2 Om welke redenen gingen de Portugezen de kust van Afrika verkennen? De Portugezen zochten bondgenoten tegen de moslims. Ook hoopten ze een zeeweg te vinden naar Azië. Dan hoefden ze zijde en specerijen niet meer van de moslims te kopen. 113 3 Welke belangrijke ontdekkingen van de Portugezen droegen bij aan de verandering van het wereldbeeld? - In 1488 bereikten de Portugezen de zuidelijkste punt van Afrika. - In 1498 bereikten drie Portugese schepen onder leiding van Vasco da Gama India. Zo hadden de Portugezen de zeeweg naar Azië ontdekt. - In 1519-1521 bereikte de Portugees Magelhaen in westelijke richting varend Azië. 4 Welke belangrijke ontdekking in naam van de Spaanse koning en koningin droeg bij aan de verandering in het wereldbeeld? In 1492 ontdekte Columbus in opdracht van de Spaanse koning en koningin Amerika, hoewel nog zo'n twintig jaar (tot de reis van Magelhaen) werd gedacht dat hij Azië overzee had bereikt. 5 Wat hield de overzeese expansie van de Spanjaarden en van de Portugezen in de 16de eeuw in? - De Spanjaarden stichtten een groot koloniaal rijk in Midden- en Zuid-Amerika, waarin zij zilvermijnen en plantages aanlegden. - De Portugezen stichtten op verschillende plaatsen in Azië, vooral aan de kusten van India, factorijen (handelsposten). Van daaruit werd handel gedreven met de inheemse bevolking. Ook stichtten zij Brazilië als kolonie. 6 Wat waren de gevolgen van de Europese expansie voor de bevolking van Amerika en van Afrika? - Veel Indianen werden verdreven, gedood of gedwongen voor de Europeanen te werken. Veel anderen kwamen om door voor hen onbekende ziekten. - Als arbeidskrachten voor de Amerikaanse plantages werden slaven uit Afrika gehaald. 7 Waaraan dankten de Europeanen hun overwicht? Grotere en snellere schepen en vuurwapens 8 a Met welke theorie doorbrak Copernicus het middeleeuwse beeld van het heelal? - Dat de zon een vaste ster is, omringd door planeten die rond haar wentelen en waarvan zij het middelpunt en de fakkel vormt. - Dat er naast de hoofdplaneten nog secundaire planeten zijn die als satellieten rond hun hoofdplaneten draaien, en samen met hen rond de zon. - Dat de aarde een hoofdplaneet is. - Dat de ogenschijnlijke beweging van de sterren slechts een optische illusie is, veroorzaakt door de werkelijke beweging van de Aarde en de schommelingen van haar as. b Waarom duurde het lange tijd voordat de theorie van Copernicus algemeen aanvaard werd? - De theorie ging in tegen wat ieder mens ‘met gezond verstand’ zelf kon voelen en zien: de aarde beweegt niet en de zon maakt dagelijks een omloop om de aarde. - Bovendien waren de beweringen in strijd met wat in de Bijbel over de Schepping stond. 9 a Waardoor ontstond rond 1500 kritiek op de Kerk? In de Late Middeleeuwen nam het aantal mensen dat kon lezen en schrijven langzaam toe, vooral onder edelen en welgestelde burgers. Daartoe droeg tegen het einde van de 15de eeuw ook de uitvinding van de boekdrukkunst bij. Sommigen kwamen tot de conclusie dat de Kerk de Bijbel anders uitlegde dan volgens hen voor de hand lag en dat de Kerk er gebruiken op na hield die nergens in de bijbel terug te vinden waren. Enigen onder hen publiceerden hun kritiek. b Waartoe leidde die kritiek? Sommigen wilden alleen misbruiken in de katholieke Kerk, zoals de aflatenhandel, afschaffen. Anderen besloten zich van de katholieke Kerk af te scheiden en een nieuwe 114 Kerk te stichten. Zij worden hervormers genoemd en hun beweging de Hervorming of Reformatie. Omdat de nieuwe Kerken die werden gesticht, voortkwamen uit protest tegen de katholieke Kerk, worden die Kerken protestants genoemd en de aanhangers protestanten. 10 Wie waren de belangrijkste hervormers? De belangrijkste hervormers waren de Duitse monnik Maarten Luther (1483-1546) en de Fransman Johannes Calvijn (1509-1564). 11 Welke kritiek had Luther op het verkopen van aflaten? Luther verweet de Kerk gewetenloosheid te stimuleren en er een dubbele moraal op na te houden door zonden te laten afkopen met geld en te betalen voor Gods vergeving. 12 a Op welke punten week de hervormer Luther af van de katholieke Kerk? - Volgens Luther, de eerste hervormer, kwam men niet in de hemel door goede werken te doen, maar door in God te geloven. - Luther wilde het pausschap, het celibaat, veel sacramenten, de heiligenverering en de kloosterorden afschaffen, omdat daarover niets in de bijbel stond. - Luther wilde dat iedereen de bijbel ging lezen. In het verleden hadden de priesters dit voor de mensen gedaan. b Waarom steunden veel Duitse vorsten de Reformatie/Hervorming zoals Luther die wilde? Voor de vorsten was het lutheranisme om verschillende redenen aantrekkelijk: - Zij werden het hoofd van de Kerk. - Ze konden de kloosters sluiten en de bezittingen van de kloosters overnemen. - Volgens het lutheranisme moesten onderdanen de vorst altijd gehoorzamen, ook als de vorst zich slecht gedroeg. 13 a Omschrijf enkele belangrijke verschillen tussen calvinisme en lutheranisme. Enkele belangrijke verschillen tussen calvinisme en lutheranisme zijn: - Bij de lutheranen is de vorst het hoofd van de Kerk. Bij de calvinisten bestuurt iedere ‘gemeente’ zichzelf door een raad van gekozen ouderlingen. - Anders dan de lutheranen mogen calvinisten tegen hun vorst in verzet komen, als deze handelt tegen ‘Gods gebod'. b Welke protestantse Kerk werd in Nederland het belangrijkst? In Nederland werd de calvinistische Kerk het belangrijkst (eerst Gereformeerde Kerk genoemd, later Nederlandse Hervormde Kerk). 14 Waardoor ontstond de anglicaanse Kerk? Omdat koning Hendrik VIII van Engeland van de paus geen toestemming kreeg voor een echtscheiding, stichtte hij in Engeland een eigen Kerk, de anglicaanse Kerk (1532). Hij maakte zichzelf hoofd van die Kerk. 15 a Welke maatregelen op het gebied van kerkelijke discipline werden door de katholieke Kerk genomen in het kader van de Contra-Reformatie? De Kerk nam de volgende maatregelen op het gebied van de kerkelijke discipline: - De Kerk stelde een lijst met verboden boeken op, de Index. - De Kerk verbood priesters andere inkomsten dan de Kerk hun verstrekte. - De Kerk verbood het verhandelen van kerkelijke ambten en aflaten. - De Kerk aanvaardde een oude gezuiverde vertaling van de Bijbel. - De Kerk stelde de leer op schrift in een leerboek, de catechismus. - De Kerk stelde voor priesters een gedegen opleiding en het celibaat verplicht. - De Kerk verplichtte priesters tot een vaste woon- en verblijfplaats. b Aan wie werd het uitvoeren van deze en andere maatregelen toevertrouwd? Aan de order der Jezuieten (de inquisitie) c Wat was het resultaat van al deze maatregelen? Veel mensen bleven katholiek of werden het weer. 115 16 Welke invloed had de Franse Revolutie in veel Europese landen op het gebied van de godsdienstvrijheid? Als gevolg van de Franse Revolutie werden in veel Europese landen grondwetten ingevoerd. Daarin werd de scheiding tussen Kerk en staat vastgelegd. Katholieken en protestanten leven sindsdien over het algemeen vreedzaam naast elkaar. 17 Welk mensbeeld werd in de Renaissance overgenomen? In de Renaissance vonden de mensen naar het voorbeeld van de Grieken en Romeinen dat: - een mens zichzelf niet op de achtergrond hoefde te plaatsen. - ieder mens belangrijk was en voor zichzelf en niet voor een of andere groep leefde. - het leven geen voorbereiding was op het leven na de dood, maar dat van het leven op aarde moest worden genoten. - talenten en mogelijkheden van individuen niet door dwang, dogma’s of ander gezag mochten worden beperkt. 18 a Omschrijf in één of twee zinnen de nieuwe ideale mens in de Renaissance. De nieuwe ideale mens in de Renaissance werd de ‘uomo universale’: de mens die zich ontplooide op een zo breed mogelijk vlak (maatschappelijk leven, kunsten en wetenschappen). b Wie werd waarom als het ideale voorbeeld daarvan gezien? De Italiaan Leonardo da Vinci (1452-1519). Hij was schilder, beeldhouwer, anatomisch onderzoeker en tekenaar, architect, wiskundige en ontwerper van talloze mechanische werktuigen. 19 In welke deels achtereenvolgende, deels samenvallende nieuwe kunststijlen bleef tijdens de gehele Nieuwe Tijd de invloed van de Grieks-Romeinse cultuur bestaan? Barok en Classicisme 20 a Waardoor ontstond de Barok? De Barok ontwikkelde zich onder invloed van twee factoren: - De Contra-Reformatie: om de macht en de grootheid van de Kerk goed tot uiting te laten komen. - Absolute vorsten wilden hun macht in hun paleizen tot uitdrukking brengen en sloten zich bij deze bouwstijl aan. b Wat waren de kenmerken van de Barok? Kenmerken van de Barok: - invloeden uit de bouwstijl in de Grieks-Romeinse tijd; - de bouwstijl en de inrichting van de kerken was veel overdadiger dan in de Renaissance. 21 a Waardoor ontstond het Classicisme? De verbreiding van het Classicisme werd gestimuleerd door opgravingen in Herculaneum en Pompeji. b Wat waren de kenmerken van het Classicisme? Kenmerk van het Classicisme: - kunstenaars gingen rationeler te werk dan in de Renaissance; - bewondering voor de harmonie, zoals in de kunst van de klassieke Oudheid; - het toepassen van regels en wetten in kunstwerken om de ideale verhoudingen te bereiken. 22 Waardoor veranderde de wetenschap in de Renaissance? Geleerden waren in de Middeleeuwen meestal geestelijken. Vanaf de Renaissance kwamen er anders dan in de Middeleeuwen steeds meer onderzoekers die geen geestelijke waren. Zij gingen ook onderzoek doen op gebieden die niet met de godsdienst hadden te maken. Zij wilden zich niet meer volledig aan de leiding van de Kerk onderwerpen bij hun 116 onderzoek. Net als in de Grieks-Romeinse tijd gingen zij proeven doen, kijken wat er gebeurde, nadenken over wat zij zagen. 23 Noem twee belangrijke kenmerken van de Wetenschappelijke Revolutie? - Een nieuwe manier van onderzoeken: observeren (waarnemen, kijken wat er gebeurt), experimenteren (proeve doen) en redeneren (nadenken ver wat er is gebeurd, conclusies trekken uit observaties en experimenten). - Grote veranderingen in het leven van veel mensen: vooruitgang in de medische zorg en nieuwe energiebronnen. - Met geweld gepaard gaand verzet van de Kerk, de overheid en sommige bevolkingsgroepen. 24 In welk opzicht verschilt het onderzoek tijdens de Wetenschappelijke Revolutie van het onderzoek in de klassieke Oudheid? Ook in de Oudheid hield men zich met empirische wetenschap (onderzoek gebaseerd op waarneming, ervaring en experiment) bezig. Maar de systematische experimenten in de Renaissance waren iets nieuws. 25 Waarom ondervonden de onderzoekers tot laat in de 16de eeuw veel tegenstand van de Kerk? De Kerk wilde haar greep op de wetenschap niet verliezen. En zij wilde beletten dat belangrijke kerkelijke opvattingen door de resultaten van onderzoek werden ondermijnd. 26 Waardoor werd vanaf het einde van de 16de eeuw de situatie voor de onderzoekers gunstiger? - Onderzoekers gingen met elkaar samenwerken in wetenschappelijke verenigingen. - Ze kregen steun van regeringen. 27 Welke invloed had de Wetenschappelijke Revolutie op de betrekkingen tussen Europa en de niet-westerse wereld? Door uitvindingen kregen de Europeanen een voorsprong op de rest van de wereld. Zonder uitvindingen als vuurwapens, en later stoomschepen en spoorwegen, hadden de Europeanen de wereld niet enkele eeuwen kunnen overheersen. 28 Waardoor wisten de koningen in de Late Middeleeuwen de edelen aan hun macht te onderwerpen? De steden sloten om zich van de macht van de edelen te bevrijden een overeenkomst met de vorst. Deze kreeg de taak (en de kans) om met geld en militaire steun van de steden een leger uit te rusten. Daarmee en met een andere krijgstactiek dan de edelen gewend waren, slaagde de vorst erin de edelen aan zijn macht te onderwerpen. 29 Welke nieuwe functies kreeg de adel? Een deel van de adel trad als militair bevelhebber in dienst van de koning. Een ander deel kreeg taken in het bestuur van de vorst, als (koloniaal) gouverneur of provinciaal gemachtigde. 30 Met welk argument verdedigden de absolute vorsten hun macht? God heeft ons aangesteld om onze onderdanen te besturen. Alleen aan hem zijn we verantwoording schuldig. 31 Waarop was de macht van de absolute vorsten vooral gebaseerd? Op twee elkaar versterkende monopolies: het belasting- en het geweldsmonopolie (zeggenschap over politie en leger). 32 a In welke twee Europese landen lukte het vorsten niet hun absolute gezag aan de bevolking op te leggen? Ons land (de Republiek) en Engeland 117 b Welke bevoegdheden kreeg het Engelse parlement in 1689? Wetten werden pas van kracht als het parlement zijn goedkeuring had gegeven. Ook werden enige grondrechten vastgelegd zoals geen arrestatie zonder de kans je te verdedigen voor een rechtbank, en vrije verkiezingen (voor slechts een deel van de mannelijke bevolking). c Welke bevoegdheid had het Engelse parlement in 1689 al? Het goedkeuren van belastingen 42 a Waardoor ontstond een begin van een wereldeconomie? Overal in de wereld leerde men nieuwe producten, grondstoffen en huisdieren kennen. Er ontstond handel tussen de verschillende werelddelen. Door deze handel tussen de werelddelen ontstond er een begin van een wereldeconomie. b Waarom was de handel tussen de verschillende werelddelen in de 17de eeuw nog niet zo omvangrijk? Er voeren maar weinig schepen tussen de werelddelen. Bovendien waren die schepen klein. Daarbij kwam ook nog dat lang niet iedereen deze nieuwe producten gebruikte / kon betalen. c Wie profiteerden het meest van deze handel? De handel in de wereld bracht voor West-Europeanen veel voordelen: nieuwe producten, nieuwe banen voor velen, meer rijkdom voor velen uit de bovenlaag van de bevolking. d Waardoor nam de handel steeds meer toe? Door de toenemende welvaart konden steeds meer mensen de producten kopen. De handel erin nam daardoor steeds meer toe. 43 Waarom trokken grote groepen mensen vanuit Europa naar Midden- en Zuid-Amerika? Om daar te gaan wonen 44 Wat waren de gevolgen voor de oorspronkelijke bevolking van Amerika, de Indianen? De Indianen werden verdreven, gedood of gedwongen voor de Europese kolonisten te werken. 46 a Welke landen namen in de loop van de 17de eeuw deel aan de trans-atlantische slavenhandel? Portugal, de Republiek / Nederland, Frankrijk, Engeland, Denemarken b Door welke organisaties werd deze handel georganiseerd? Handelscompagnieën die van de staat een monopolie kregen. Frankrijk, Engeland en de Republiek hadden ieder hun eigen West-Indische Compagnie. c Welk aandeel had de Nederlandse West-Indische Compagnie in de trans-atlantische slavenhandel? De WIC leverde slaven aan de plantagekolonie Suriname en aan de Spaanse koloniën. Naar schatting hebben Nederlandse schepen in totaal een half miljoen slaven naar Amerika gebracht. Het aantal komt neer op slechts 5% van de totale trans-atlantische slavenhandel. 48 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het kapitalisme? De belangrijkste kenmerken van het kapitalisme zijn: 1 De arbeider werkt in opdracht van een werkgever (eigenaar van een of meer bedrijven). Deze is daarbij niet aanwezig. Dat wordt scheiding tussen kapitaal en arbeid genoemd. 2 De werkgever is een zakenman die het kapitaal heeft om grondstoffen, werktuigen, vervoermiddelen en lonen te kunnen betalen. 3 De meeste bedrijven zijn in handen van particulieren. 4 De werkgevers proberen zoveel mogelijk winst te maken.