Organisatiebeleid sport en bewegen

advertisement
Organisatiebeleid sport en bewegen
Bron: TNO (PASEO), Rifkin
Beleid van een organisatie tav. sport en bewegen in kaart brengen met behulp van onderstaande
vragen in de vorm van een interview.
Interne organisatie capaciteiten
I. Acties
1. Is uw organisatie betrokken bij enige activiteiten met betrekking tot de promotie van sport en
bewegen?
2. Als uw organisatie betrokken is bij activiteiten met betrekking tot de promotie van sport en bewegen.
Is uw organisatie van plan om deze activiteiten te intensiveren of verminderen het komende jaar?
3. Als uw organisatie momenteel niet betrokken is bij activiteiten met betrekking tot de promotie van
sport en bewegen. Heeft uw organisatie plannen/ is uw organisatie geïnteresseerd om zich bezig te
gaan houden met deze activiteiten?
4. Als uw organisatie niet betrokken is bij activiteiten met betrekking tot de promotie van sport en
bewegen.Zijn er specifieke redenen die de organisatie weerhouden om deze activiteiten toe te
passen?
5. Wat zijn de effecten van de activiteiten tot nu toe/ te verwachten effecten, met betrekking tot de
promotie van sport en bewegen?
6. Worden deze activiteiten geëvalueerd?
7. Had de activiteit andere (extra) uitkomsten dan verwacht? (positief of negatief)
8. Is de organisatie tevreden met de behaalde effecten?
II. Concrete gebeurtenissen met betrekking tot acties (mogelijkheden)
9. Welke concrete situaties of gebeurtenissen waren er verantwoordelijk voor dat uw organisatie zich
bezig ging houden met activiteiten rondom de promotie van sport en bewegen?
10. Zijn er internationale of nationale politieke/ overheidsontwikkelingen geweest, die ervoor zorgden
dat uw organisatie zich bezig ging houden met betreffende activiteiten?
11. Was er maatschappelijke steun of aandacht vanuit de media die ervoor zorgden dat uw
organisatie zich bezig ging houden met betreffende activiteiten?
12. Waren er wetenschappelijke resultaten die uw organisatie er toe heeft gebracht om zich bezig te
houden met betreffende activiteiten?
III. Doelstellingen
13. Heeft uw organisatie doelstellingen/goals met betrekking tot activiteiten voor de promotie van sport
en bewegen?
14. Hoe belangrijk zijn deze doelstellingen/goals in vergelijking met andere doelstellingen in uw
organisatie?
15. Zijn deze doelstellingen specifiek en concreet geformuleerd?
16. Zijn deze doelstellingen relevant en realistisch?
17. Worden deze doelstellingen breed gedragen/gedeeld binnen uw organisatie?
Is er een overeenstemming over deze doelstellingen in uw organisatie?
IV. Verplichtingen
18. Heeft uw organisatie verplichtingen/ verantwoordelijkheden met betrekking tot de activiteiten voor
de promotie van sport en bewegen?
19. Zijn deze verplichtingen/verwachtingen belangrijk vergeleken met andere verplichtingen van uw
organisatie?
20. Zijn er interne verplichtingen/ verwachtingen onderling in uw organisatie?
21. Zijn er externe verplichtingen of verwachtingen vanuit internationale en/of nationale politiek/
overheden?
22. Zijn er externe verplichtingen/ verwachtingen vanuit de media of de maatschappij?
23. Zijn er externe verplichtingen/ verwachtingen vanuit de wetenschap?
V. Middelen
24. Heeft uw organisatie middelen toegewezen voor activiteiten m.b.t. de promotie van sport en
bewegen?
25. Beschrijf deze middelen in vergelijking tot andere middelen van uw organisatie.
Met betrekking tot de organisatie intern:
26. Zijn leiderschap en verantwoordelijkheden beschreven met betrekking tot de activiteiten?
27. Zijn relevante delen van de organisatie betrokken in het besluitvormingsproces van de activiteiten?
28. Zijn er voldoende financiële middelen om deze activiteiten uit te voeren?
29. Is er voldoende gekwalificeerd personeel om de activiteiten uit te voeren?
30. Zijn deze activiteiten uitgevoerd op basis van een probleem analyse of behoefte peiling?
31. Is de organisatie in staat om activiteiten, indien nodig, snel aan te passen aan nieuwe
omstandigheden?
Met betrekking tot externe steun/support voor de activiteiten:
32. Zijn er internationale of nationale (politieke) organisaties die deze activiteiten steunen?
33. Steunt de media of het publiek deze activiteiten?
34. Steunt de wetenschap deze activiteiten?
Intersectorale structuren
35. In welke sector bevindt uw organisatie zich?
 Gezondheidszorg sector
 Sport sector
 Sociale sector
 Anders: ...................
36. Met betrekking tot de promotie van sport en bewegen, met welke andere sectoren werkt uw
organisatie samen (niet de eigen sector)?
no intense
cooperation
cooperation
Gezondheidszorg sector
1
2
3
4
5
Sport sector
1
2
3
4
5
Sociale sector
1
2
3
4
5
Anders: ......................................
1
2
3
4
5
37. In de context van de promotie van sport en bewegen, welke sector acht u wenselijk om intenser
mee samen te werken in de toekomst:
Gezondheidszorg sector
Sport sector
Sociale sector
......................... (vul andere sectoren in )
......................... (optioneel: vul andere sectoren in)
......................... (optioneel: vul andere sectoren in)
not true
at all
1
1
1
1
1
1
2
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
4
4
4
4
4
4
definitely
true
5
5
5
5
5
5
38. Ziet u een noodzaak in het starten van een nationale alliantie ten behoeve van de promotie van
sport en bewegen? Waarom wel/niet?
39. Kent u bestaande allianties met betrekking tot dit onderwerp?
40. Zouden u en uw organisatie interesse hebben om eventueel mee te doen in deze alliantie? (ter
inventarisatie)
Download