Veel mensen willen voor de uitvaart van een dierbare zelf een boekje maken, deze map wil u daarbij van dienst zijn. Er wordt uitgegaan van een Eucharistieviering, dat is de meest voorkomende vorm van uitvaartdienst. De structuur en sommige teksten staan vast, maar voor veel gebeden en lezingen zijn er keuzemogelijkheden. In de map zijn die mogelijkheden steeds genummerd, u kunt dan zelf kiezen welke tekst het beste bij de overledene past. Sommige teksten kunnen door familieleden of vrienden gelezen worden. Vermeld u dan in het boekje de naam van de lezer. Het In Memoriam, een tekst over de overledene, wordt door de familie, eventueel met hulp van de voorganger, geschreven maar niet afgedrukt in het boekje. (Vaak wel op het gedachtenisprentje.) Voor de eerste lezing staan er 59 keuzes in de map, u mag echter ook een andere bijbeltekst (niet uit het Evangelie) kiezen. Ook voor het Evangelie kunt u een andere keuze maken dan de 15 voorbeelden in de map. Het is niet toegestaan deze twee lezingen door niet-bijbelse lezingen te vervangen. Een of twee korte gedichten of persoonlijke gedachten kunnen in overleg met de voorganger ingevoegd worden. Behalve het openinglied (Reqiuem), het slotlied (In Paradisum) en de vaste gezangen staan er geen liederen in deze map. Het invullen van de overige gezangen kunt u in samenspraak met iemand van het koor doen. Het afspelen van muziek via CD’s of dergelijke is niet mogelijk. Op het eind van de map treft u een voorbeeldboekje aan. Laat het boekje, voor dat u het gaat afdrukken, altijd eerst controleren door de voorganger! OPENINGSRITUS OPENINGSZANG De priester begroet de overledene met wijwater en gaat dan voor de kist uit de kerk in. Ondertussen wordt een geschikt lied gezongen. Wij laten hier de tekst van het gebruikelijke gregoriaanse gezang volgen: Requiem aeternam dona eis, Domine, et lux perpetua luceat eis. Te decet hymnus Deus in Sion et tibi reddetur votum in Jerusalem: exaudi orationem meam, ad te omnis caro. [Heer, geef hun de eeuwige rust en het eeuwige licht verlichte hen. U komt een lofzang toe, God, in Sion, en U moet een dankoffer worden gebracht in Jerusalem, verhoor mijn gebed; tot U komt alle vlees.] OPENING In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Amen. De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. En met uw geest. Indien gewenst worden na een woord van welkom familieleden gevraagd de kaarsen rond de baar te ontsteken. Daarna volgt het… IN MEMORIAM Een tekst (+/- 1 A4 lettergrootte 14) over de overleden. Kan door een familielid of door de priester gelezen worden. Wordt niet in het boekje afgedrukt SCHULDBELIJDENIS Broeders en zusters, belijden wij onze zonden, bekeren wij ons tot God om de heilige eucharistie goed te kunnen vieren. Ik belijd voor de almachtige God en voor u allen, dat ik gezondigd heb in woord en gedachten in doen en laten, door mijn schuld, door zijn schuld, door mijn grote schuld. Daarom smeek ik de heilige Maria, altijd maagd, alle engelen en heiligen en u, broeders en zusters voor mij te bidden tot de Heer onze God. Moge de almachtige God zich over ons ontfermen, onze zonden vergeven en ons geleiden tot het eeuwig leven. Amen. 1. Kyrie eleison. Kyrie eleison. Christe eleison. Christe eleison. Kyrie eleison. Kyrie eleison. 2. Heer, ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. Christus, ontferm U over ons. Christus, ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. GEBED Laat ons bidden. 1. God, almachtige Vader,in geloof belijden wij, dat uw Zoon gestorven is en verrezen. Verleen ons goedgunstig, dat onze dierbare N., die in Christus is ontslapen, door dit mysterie vol vreugde zal verrijzen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 2. God, Gij zijt barmhartig en vergevingsgezind. Wij bidden U voor onze dierbare N. die Gij tot U hebt geroepen. Herinner U zijn (haar) Godsvertrouwen en zijn (haar) geloof, leid hem (haar) het eeuwig vaderland binnen en maak hem (haar) voor altijd gelukkig. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 3. God, Gij zijt ons, zondaars, barmhartig. Gij wilt het geluk zijn van de heiligen, van allen die U toebehoren. Verhoor ons gebed voor N. die wij heden ten grave dragen. (die wij heden uitgeleide doen.) Laat hem (haar) met uw uitverkorenen deel hebben aan het eeuwig leven, en maak hem (haar) waardig om op de dag van de verrijzenis voor uw aanschijn te mogen treden. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 4. God, Gij alleen kunt leven geven na de dood. Bevrijd onze dierbare N. van al zijn (haar) zonden en laat hem (haar), om zijn (haar) geloof in Christus' verrijzenis, eens in heerlijkheid verrijzen en altijd bij U zijn. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 5. (in de paastijd) Heer, verhoor in uw goedheid ons gebed: vermeerder ons geloof in uw Zoon die van de doden is opgestaan en versterk ook onze hoop op de verrijzenis van onze dierbare N. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 6. voor iemand die jong gestorven is God, het leven van iedere mens ligt in uw hand. Wij zijn diep bedroefd omdat onze dierbare N. in zo korte tijd zijn (haar) levensweg heeft moeten voltooien; wij buigen ons hoofd en bevelen hem (haar) van harte bij U aan: laat hem (haar) in de heerlijkheid van uw huis voor altijd in de kracht van zijn (haar) jeugd blijven. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 7. Voor iemand die plotseling is gestorven: Toon ons, Heer, uw overweldigende goedheid, nu wij treuren over de dood van N., die plotseling van ons is weggenomen; help ons te geloven dat hij (zij) is opgenomen in uw huis. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 8. Voor iemand die na langdurige ziekte is overleden: God, Gij hebt van onze dierbare N. gevraagd U te dienen in zorgen en ziekte. Laat hem (haar) als beloning binnengaan in de heerlijkheid van uw Zoon, zoals hij (zij) Hem gevolgd is in de beproeving van het lijden. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 9. God, Gij zijt het geluk van allen die geloven en het leven van hen die trouw zijn. Door de dood en de verrijzenis van uw Zoon hebt Gij ons verlost. Toon uw barmhartigheid aan uw dienaar (dienares) N. Laat hem (haar) die het mysterie van onze verrijzenis heeft beleden, de vreugde ontvangen van het eeuwig geluk. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 10. God, almachtige Vader, Gij hebt ons door het mysterie van het kruis gesterkt en ons gesteld onder het heilbrengend teken van de verrijzenis van uw Zoon; geef dat uw dienaar (dienares) N, die nu bevrijd is van de beperkingen van dit sterfelijk bestaan wordt opgenomen in de kring van uw uitverkorenen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 11. God, al wat sterven moet, blijft bij U leven: voor U is de dood van ons lichaam niet het einde, maar een overgang naar beter leven, wij bidden U: laat het leven van uw dienaar (dienares) N. ontvangen worden in de schoot van uw vriend, de aartsvader Abraham, om het te doen verrijzen op de dag van het laatste oordeel, en als hij (zij) bij zijn (haar) leven op aarde tegenover U tekort is geschoten louter hem (haar) dan door uw vergevende liefde. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 12. Barmhartige Heer, wij vragen ootmoedig, wil de ziel van uw dienaar (dienares) N. genadig aannemen en hem (haar) in overvloed uw barmhartigheid schenken: zuiver hem (haar) in uw goedheid van elke smet, die hij (zij) in zijn (haar) aardse bestaan heeft opgelopen en moge hij (zij), verlost uit de greep van de dood, de overgang naar het leven waardig worden. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. 13. Voor iemand die zich bijzonder voor het evangelie inzette Barmhartige Heer, wij bidden U voor uw dienaar (dienares) N. Zonder ophouden heeft hij (zij) zich ingespannen voor het uitdragen van uw Blijde Boodschap. Schenk hem (haar) als loon voor zijn (haar) werken, dat hij (zij) onbekommerd mag binnentreden in uw Rijk.Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. DIENST VAN HET WOORD EERSTE LEZING (mag door een familielid gelezen worden) 1. Uit het boek Genesis In die dagen gaf Jakob zijn zonen de volgende opdracht: "Als ik met mijn voorvaderen verenigd word, begraaf mij dan bij mijn vaderen in de grot op de akker van Makpela, ten oosten van Mamre, in Kanaän. Het is de akker die Abraham als eigen begraafplaats van de Hethiet Efron gekocht heeft. Daar zijn Abraham en zijn vrouw Sara begraven, daar zijn Isaak en zijn vrouw Rebekka bijgezet, en daar heb ik Lea begraven. De akker met de grot die erop ligt, is gekocht van de Hethieten." Toen Jakob zijn zonen deze laatste opdracht gegeven had, trok hij zijn voeten terug op het bed, gaf de geest en werd met zijn voorvaderen verenigd. Toen wierp Jozef zich op zijn vader, weende over hem en kuste hem. En hij gaf de geneesheren die in zijn dienst waren de opdracht om zijn vader Israël te balsemen, en de geneesheren deden dat. Dit nam veertig dagen in beslag, want zo lang duurt de balseming. De Egyptenaren rouwden om hem, zeventig dagen lang. Na de rouwtijd zei Jozef tot farao's hovelingen: "Wees mij ter wille en doe voor mij een goed woord bij farao. Zeg hem: 'Mijn vader heeft mij onder ede doen beloven: Ik ga nu sterven; je moet mij begraven in het graf dat ik in Kanaän heb uitgehouwen.' Laat mij dus mijn vader gaan begraven; daarna kom ik terug." Farao zei: "Ga uw vader begraven, zoals hij u heeft laten beloven." Jozef ging dus zijn vader begraven; alle hovelingen van de farao, de oudsten van zijn huis, en alle 9Oudsten van Egypte vergezelden hem; verder heel de familie van Jozef, zijn broers en de familie van zijn vader. Alleen de kleine kinderen en de schapen en runderen lieten zij in Gosen achter. Ook wagens en Wagenmenners reden met hen mee, zodat het een indrukwekkende stoet was. Toen zij aangekomen waren bij de Doornendorsvloer, bij de Jordaan, hielden zij een grote, plechtige rouwklacht; zeven dagen lang liet Jozef om zijn vader rouwen. De Kanaänitische bewoners van het land zagen die rouwplechtigheden op de Doornendorsvloer en zeiden: "Egypte houdt indrukwekkende rouwklachten"; zo komt het dat die plaats aan de overzijde van de Jordaan Abel-Misraïm heet. Daarna volvoerden Jakobs zonen de opdracht die hun vader hun gegeven had. Zij brachten hem over naar Kanaän en begroeven Hem in de grot op de akker van Makpela. Abraham had die akker ten oosten van Mamre als eigen begraafplaats gekocht van de Hethiet Efron. Nadat Jozef zijn vader begraven had, keerde hij naar Egypte terug, samen met zijn broers en allen die hem vergezeld hadden bij de begrafenis van zijn vader. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 2. Uit het boek Numeri In die tijd trokken de Hebreeën van de berg Hor in de richting van de Rietzee, want zij wilden om Edom heentrekken. Maar onderweg werd het volk ongeduldig. Het keerde zich tegen God en tegen Mozes: "Hebt gij ons uit Egypte gevoerd om te sterven in de woestijn? Er is geen brood, er is geen water en dat minderwaardige eten staat ons tegen." Toen zond de Heer giftige slangen op het volk af. Deze beten de Israëlieten en velen van hen vonden de dood. Nu kwam het volk naar Mozes en zei: "Wij hebben gezondigd want wij hebben ons tegen de Heer en tegen u gekeerd. Bid de heer, dat Hij die slangen van ons wegneemt." Toen bad Mozes voor het volk en de Heer zei tot hem: "Maak zo'n giftige slang en zet die op een paal. Iedereen die gebeten is en ernaar opziet, zal in leven blijven." Mozes maakte een bronzen slang en zette die op een paal. Ieder die door een slang was gebeten en zijn ogen op de bronzen slang richtte, bleef in leven. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 3 Uit het boek Job Zo luiden de woorden van Job: Moet een mens niet zwoegen op aarde, dagen maken van een dagloner? Hij snakt naar schaduw, ziet verlangend uit naar betaling. Zo ken ik ook vruchteloze maanden en nachtenlang van getob. 's Avonds denk ik: "Wanneer wordt het morgen?" 's Morgens: "wanneer wordt het avond?" en zo lang het licht is, ben ik ziek van onrust. Overdekt is mijn lijf met vuil en wormen, van top tot teen etter en kloven. Mijn dagen verschieten sneller dan een weversspoel, ze lopen af, de draad is ten einde. God, bedenk toch: niet meer dan een zucht is mijn leven, ik zal geen geluk meer zien. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 4. Uit het boek Job Een mens, kind van een vrouw is beperkt van dagen, overstelpt met zorgen, een bloem die bloeit en verwelkt, vluchtig als een schaduw, onbestendig. Op zo iemand hebt Gij het begrepen, zo'n kleine mens daagt Gij voor het gerecht. En kon een onreine nu nog maar rein worden - helaas, geen schijn van kans. Let wel, voor een boom is er hoop: zelfs omgehouwen, kan hij nog uitbotten, opnieuw in blaren schieten. Al worden zijn wortels oud in de grond, al sterft zijn tronk diep in de bodem, hij hoeft maar water te ruiken en hij loopt uit, krijgt weer twijgen als een jonge plant. Maar een mens sterft en het is gedaan, geeft de geest en hij is voorbij: water uit de zee dat verdampt, een rivier die totaal verdroogt. Als een mens eenmaal geveld is, blijft hij liggen zolang de hemel bestaat, hij slaapt en wordt niet meer wakker. Verberg mij in het dodenrijk, stop me weg tot uw toorn is geluwd, neem me in uw liefde terug als de termijn is verstreken. Zou een dode weer tot leven kunnen komen? Ach, heel mijn leven zou ik op wacht blijven staan tot mijn aflossing komt. Ik zou antwoorden als Gij roept, hunkerend naar uw eigen schepsel. Gij zoudt wel mijn stappen tellen, maar niet mijn zonden. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 5. Uit het boek Job Zo luiden de woorden van Job: Ach, werden mijn woorden maar opgetekend, ergens in vastgelegd, door een ijzeren stift in een rotssteen gedreven, met lood gevuld, tot blijvende getuigenis. Want ik weet, ik ben er zeker van: mijn verdediger leeft, tenslotte zal hij deze wereld binnentreden. En al ben ik nog zo geschonden, ik zal God zien vanuit dit lichaam. Aan mijn zijde zal ik Hem zien, met eigen ogen. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 5a Uit het boek Spreuken Lofrede op de sterke vrouw. Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Haar waarde gaat die van koralen ver te boven! Het hart van haar man vertrouwt op haar en het zal hem aan winst niet ontbreken. Zij brengt hem geluk, geen ongeluk, alle dagen van haar leven. Zij zoekt zorgvuldig wol en linnen uit en doet ermee wat haar handen aangenaam vinden. Zij is als het schip van een koopman en haalt van verre haar voedsel. Zij staat op terwijl het nog nacht is en deelt leeftocht uit aan haar gezin en geeft haar dienstmaagden het deel dat hen toekomt. Zij slaat haar oog op een akker en koopt die, van de vrucht van haar handen plant zij een wijngaard. Zij omgordt haar lenden met kracht en maakt haar armen sterk. Zij merkt dat haar ondernemingen slagen: ’s nachts gaat haar lamp niet uit. Zij strekt de handen uit naar het spinrokken en houdt de weefspoel in haar vingers. Zij opent haar hand voor de behoeftige en strekt haar armen uit naar de misdeelde. Zij vreest voor haar gezin geen sneeuw, want heel haar gezin is in scharlaken gekleed. Zij vervaardigt dekens: zij is in byssus en purper gekleed. Haar man is vermaard in de poorten, als hij daar zetelt met de oudsten van het land. Zij vervaardigt linnen kleren en verkoopt ze: zij levert gordels aan de koopman. Kracht en luister zijn haar gewaad en zij ziet lachend de dag tegemoet. Zij opent haar mond en zij spreekt wijsheid: van haar tong komen lieflijke lessen. Zij gaat de gangen van haar gezin na en eet haar brood niet in ledigheid. Haar zonen staan op en prijzen haar gelukkig. haar man staat op en roemt haar: ‘Veel vrouwen hebben zich wakker gedragen, Maar gij overtreft ze alle!’ Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 6. Uit het boek Prediker Houd je Schepper in ere zolang je nog jong bent, eer de kwade dagen komen en de jaren dat je zegt: het bevalt me niet meer. Als het zover is, staan de huisbewakers te beven en lopen de sterke mannen gebogen. De weinige maalsters die er nog zijn, staken hun werk, de vrouwen aan het venster zien alleen maar duisternis. De huisdeur valt in het slot, het geluid van de molen vervaagt, het gefluit van de vogels verstomt, alle tonen sterven weg. Onderweg is men overal bang voor en idere helling schrikt af. De amandel smaakt niet langer, de sprinkhaan ligt zwaar op de maag en de kappervrucht helpt niet meer: de mens is op weg naar zijn laatste verblijf, de rouwklagers staan op straat al te wachten. Het zilveren koord knapt af, de gouden schaal breekt, de kruik gaat stuk bij de bron en het scheprad valt gebroken in de put. Het stof keert terug naar de aarde waar het vandaan kwam, en de levensgeest naar God die hem schonk. Nu je dit alles hebt gehoord: vrees God en onderhoud zijn geboden; daar komt voor een mens alles op aan. Want van alles wat je doet, zelfs in het verborgene zal Gods oordeel uitwijzen of het goed is of kwaad. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 7. Uit het boek Wijsheid De zielen van de rechtvaardigen zijn in Gods hand en geen kwelling kan hen raken. Voor het oog van de dwazen schenen zij te sterven en hun heengaan werd als een ongeluk aangezien, hun verwijdering ver van ons, als een ramp, maar zij zijn in vrede. Want ofschoon zij in het oog van de mensen getuchtigd worden, is er voor hen toch volle hoop op onsterfelijkheid. Nadat zij een kleine tuchtiging hebben ondergaan, zullen zij grote weldaden ontvangen. Want God heeft hen beproefd en Hij heeft hen waardig bevonden. Als goud in de smeltoven heeft Hij hen gekeurd, als een brandoffer heeft Hij hen aanvaard. Op het ogenblik van de vergelding zullen zij schitteren als een lopend vuur in een rietveld; zij zullen de volken oordelen en heersen over de naties, en de Heer zal voor altijd over hen koning zijn. Zij die zich aan Hem hebben toevertrouwd, zullen de waarheid vatten; zijn getrouwen zullen in liefde bij Hem blijven, want genade en goedheid vallen uitverkorenen ten deel. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 8. Uit het boek van de Wijsheid De rechtvaardige, al sterft hij voor zijn tijd, zal in rust zijn. Want het aanzien van de ouderdom bestaat niet in de lange duur, en wordt niet gemeten naar het getal der jaren, maar inzicht is voor de mensen de ware wijsheid, en een vlekkeloos leven de ware ouderdom. Omdat hij bij God behagen had gevonden, werd hij bemind en weggenomen uit het midden van de zondaars onder wie hij leefde. Hij werd weggerukt opdat het kwaad zijn inzicht niet zou bederven, noch boze toeleg zijn ziel verleiden. Want de betovering van het slechte verduistert het goede, en de maalstroom van de begeerte ondermijnt de argeloze geest. In korte tijd tot rijpheid gekomen, had de rechtvaardige reeds een vol leven achter zich, want zijn ziel vond behagen bij de Heer. Daarom ging hij spoedig heen uit de slechte wereld. De volken die het zagen en niet verstonden, dachten er niet aan dat de Heer aan zijn uitverkorenen genade schenkt en barmhartigheid, en dat Hij waakt over zijn geliefden. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 9. Uit het boek van de Wijsheid De hoop van de goddeloze is als kaf dat door de wind wordt meegevoerd, als lichte rijp die door een storm wordt weggeblazen, als rook die door de wind wordt verspreid en als de vluchtige herinnering aan een gast die één dag is gebleven. De rechtvaardigen echter leven tot in eeuwigheid; zij vinden hun loon bij de Heer en de Allerhoogste draagt zorg voor hen. Daarom zullen zij de heerlijke kroon en de schone diadeem van de Heer ontvangen: Hij zal hen met zijn rechterhand behoeden en met zijn arm beschutten. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 10 Uit het boek der Wijsheid Welke mens kent Gods raadsbesluit of wie bevroedt wat de Heer wil? Want armzalig is het denken van de stervelingen en wankel zijn onze overwegingen. Het vergankelijke lichaam bezwaart de ziel en de aardse tent is een last voor de veel-denkende geest. Wij vermoeden amper de dingen op aarde; zelfs wat voor de hand ligt ontdekken wij maar met moeite: wie speurt er dan na wat er in de hemelen is? Wie zou uw raadsbesluit gekend hebben, als Gij de wijsheid niet had gegeven en niet uw heilige geest uit de hemel had gezonden? Zo zijn de paden recht gemaakt van degenen die de aarde bewonen; zo hebben de mensen geleerd wat U welgevallig is, en zijn zij gered door de wijsheid. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 11 Uit het boek Ecclesiasticus (Al wat leeft verslijt als een kleed en van oudsher geldt de beschikking: gij moet sterven. Zoals met het loof aan een tierige boom - hij laat zijn bladeren vallen en weer andere groeien - zo gaat het met de mensen van vlees en bloed: het ene geslacht gaat dood, het andere wordt geboren. Ieder werk wordt voos en vergaat en met het werk verdwijnt ook de maker.) De Heer heeft de mens uit de aarde geschapen en heeft hem tot haar doen terugkeren. Hij schonk hun een aantal dagen en een bestemde tijd en gaf hun de macht over de dingen op de aarde. Hij heeft hen bekleed met een kracht als de zijne en hen gemaakt naar zijn beeld. In al wat leeft, heeft Hij de vrees voor de mens gelegd en hem tot heer gemaakt over dieren en vogels. Hij heeft hun tong gevormd en hun ogen en hun oren en hun een hart gegeven om te denken. Hij heeft hen vervuld met onderscheidingsvermogen; Hij toonde hun het goed en het kwaad. Hij heeft zijn oog in hun hart geplant om hun te laten zien hoe groot zijn werken zijn, zodat zij van de grootheid van zijn werken gewagen en zijn heilige naam prijzen. Uiteindelijk zal de Heer opstaan en hun geven naar hun verdienste; wat zij verdienen zal Hij op hun hoofd laten neerkomen. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 12. Uit het boek Eclesiasticus Wie doorgrondt Gods grote daden? de macht van zijn majesteit, wie meet ze? En wie zal al de blijken van zijn barmhartigheid verhalen? Men doet er niets aan af, men voegt er niets aan toe: de wonderdaden van de Heer zijn niet te doorgronden. Als een mens is uitgedacht, staat hij nog aan het begin, en als hij ermee ophoudt, ziet hij nog geen uitweg. Wat is de mens en waartoe deugt hij? Wat betekenen zijn goede, wat zijn kwade daden? Voor een mensenleven is honderd jaar heel veel. Een waterdrop uit de zee en een korreltje zand, dat zijn die paar jaren op de eeuwigheid. Daarom heeft de Heer geduld met de mensen en stort Hij over hen zijn barmhartigheid uit. Hij ziet en Hij weet dat hun einde ellendig is: daarom biedt Hij rijkelijk verzoening. De barmhartigheid van de mens gaat uit naar zijn buurman, maar de barmhartigheid van de Heer gaat uit naar alles wat leeft; Hij wijst hen terecht, Hij tuchtigt en onderwijst hen en Hij voert hen terug als een herder zijn kudde. Hij ontfermt zich over hen die zijn tuchtiging aanvaarden en zich ijverig naar zijn voorschriften voegen. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 13. Uit de profeet Jesaja In die dagen zal de Heer der hemelse machten voor alle volkeren op deze berg een gastmaal aanrichten. Op deze berg zal Hij de sluier verscheuren die over alle volkeren ligt, en de doek die uitgespreid ligt over alle naties. De Heer zal voor immer de dood vernietigen; Hij zal de tranen van alle gezichten afwissen, en de schande van zijn volk wegnemen van heel het aardoppervlak. Want zo heeft de Heer besloten. Op die dag zal men zeggen: "Dat is onze God, op wie wij hoopten. Hij heeft ons gered. Dit is de Heer, op wie wij ons vertrouwen hadden gesteld: laat ons jubelen en ons verheugen in de redding die Hij ons bracht. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 14. Lezing uit de profeet Jesaja Zo spreekt de heer: Woestijn en steppe zullen zich verheugen, jubelen en bloeien de dorre vlakte. Pronken zal zij met lelies, van blijdschap jubelen en juichen. De glorie van de Libanon valt haar ten deel, de luister van Karmel en Sjaron. Zij zullen de glorie van de Heer aanschouwen, de luister van onze God. Maak slappe handen sterk, geef kracht aan knikkende knieën. Spreek tot allen die de moed verloren hebben: "Vat moed en vrees niet: uw God komt om de wraak te voltrekken, God komt om te vergelden en om u te redden. Dan gaan de ogen van de blinden weer open en zullen de oren van de doven geopend worden. De lamme zal springen als een hert en jubelen zal de tong van de stomme. Ja, in de steppe zullen beken ontspringen, rivieren in de woestijn. De dorre vlakte wordt een vijver, het dorstige land één waterbron. En op de plaats waar jakhalzen huisden, zullen biezen groeien en groen riet. Een hoge, gebaande weg zal daar lopen die de heilige weg zal heten. Geen onreine betreedt die weg en de dwazen dwalen er niet. Er zal geen leeuw te bekennen zijn en wilde dieren komen er niet, maar de vrijgekochten zullen die weg begaan en degenen die door de Heer verlost zijn, zij zullen weer terugkeren. Jubelend komen zij naar Sion, hun hoofden omgeven met eeuwige vreugde. Zij zullen vreugde verkrijgen en blijdschap, en pijn en gejammer nemen de vlucht. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 15 Uit de profeet Jesaja Zo spreekt de God de Heer: Komt naar het water, gij allen die dorst lijdt! Ook gij die geen geld hebt, komt toch. Komt kopen, geniet zonder geld en zonder betalen. Komt kopen wijn en melk. Wat geeft gij uw geld voor iets dat geen brood is? Wat geeft gij uw arbeid voor iets dat niet voedt? Luister, luistert naar Mij, dan eet gij wat goed is, dan verzadigt gij u aan een heerlijke spijs. Neigt uw oor en komt naar Mij, en luistert en gij zult leven. Een blijvend verbond ga Ik sluiten met u, de gunst, aan David verleend, verloochen Ik niet. Hem heb ik gemaakt tot getuige voor de volkeren, tot vorst en gebieder over de naties. Waarlijk, een volk zult ge roepen dat gij niet kent, en een volk dat u niet kent, snelt naar u toe, omwille Israëls Heilige die u verheerlijkt. Zoekt de Heer, nu Hij zich laat vinden, roept Hem aan nu Hij nabij is. De ongerechtige moet zijn weg verlaten, de zondaar zijn gedachten; hij moet naar de Heer terugkeren - de Heer zal zich erbarmen - terug naar onze God, die altijd wil vergeven. Uw gedachten zijn nu eenmaal niet mijn gedachten, mijn wegen niet uw wegen - luidt de godsspraak van de Heer. - Maar zoals de hemel hoog boven de aarde is, zo hoog gaan mijn wegen uw wegen te boven, en mijn gedachten uw gedachten. Zoals de regen en de sneeuw uit de hemel vallen en daar pas terugkeren wanneer zij de aarde hebben gedrenkt, haar hebben bevrucht zodat zij groen wordt, wanneer zij het zaad aan de zaaier hebben gegeven, en het brood aan de eter, zo zal het ook gaan met het woord, dat komt uit mijn mond: het keert niet vruchteloos naar Mij terug; het keert pas weer wanner het mijn wil volbracht heeft en zijn zending heeft vervuld. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 16. Uit de Klaagliederen van Jeremia Het geluk bleef verre van mij, wat welstand is wist ik niet meer. Mijn hoop op de Heer blijkt vervlogen, ik leef zonder hoop. Ik denk aan mijn nood en ellende, dit vergiftigt mijn leven. Ik blijf er aldoor aan denken, het weegt op mij als een last. Desondanks prent ik mij in. en dat geeft mij hoop: zonder einde is de genade van de Heer, onuitputtelijk is zijn erbarmen. Uw grote trouw is iedere ochtend weer nieuw. Ik behoor aan de Heer, - zegt mijn hart, - Hij blijft mijn hoop. Goed is de Heer voor wie hoopt, voor iedereen die Hem zoekt. Goed is het, in stilte, op redding van de Heer te wachten. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 17. Uit de profeet Ezechiël In die dagen kwam de hand van de Heer over mij; zijn geest nam mij mee en zette mij neer in een dal dat vol beenderen lag. Hij leidde mij er in alle richtingen tussendoor, en ik zag hoeveel er over heel het dal wel lagen en hoe dor ze waren. Daarop vroeg Hij mij: "Mensenkind, zouden deze beenderen nog tot leven kunnen komen?" Ik antwoordde: "Heer God, dat weet Gij alleen." Toen zei Hij: "Profeteer over deze beenderen en zeg: 'Dorre beenderen, luistert naar het woord van de Heer. Dit zegt God de Heer tot deze beenderen: Ik ga de levensgeest in u brengen, en ge komt weer tot leven. Ik leg pezen op u, bekleed u met vlees en overtrek u met een huid; dan schenk Ik u de levensgeest en u komt weer tot leven. Dan zult ge erkennen dat Ik de Heer ben.'" Ik profeteerde zoals mij was opgedragen. En zodra ik begon, ontstond er een gedruis: de beenderen voegden zich aaneen, elk op zijn plaats. En ik zag hoe er pezen op kwamen en vlees en hoe ze met een huid overtrokken werden. Maar de levensgeest was er nog niet in. Toen zei de Heer tot mij: "Profeteer tot de levensgeest, profeteer, mensenkind, en zeg tot de levensgeest: 'Dit zegt God de Heer: Kom van de vier windstreken, levensgeest, en blaas in deze gevallenen: dat ze weer leven.'" Ik profeteerde zoals mij opgedragen was en de levensgeest kwam erin. Ze werden weer levend en gingen overeind staan: een onoverzienbaar leger. Daarop zei de Heer tot mij: "Mensenkind, deze beenderen zijn het volk Israël. Bij hen leeft de gedachte: onze beenderen zijn verdord, onze hoop is vervlogen, het is met ons gedaan. Profeteer daarom en zeg hun: 'Dit zegt God de Heer: Ik ga uw graven openen; Ik wek u in groten getale daaruit op en voer u terug naar Israëls grond. En als Ik uw graven open en u in groten getale daaruit opwek dan zult ge erkennen dat Ik de Heer ben. Ik schenk u mijn geest, zodat ge weer leeft, en laat u op uw eigen grond gaan wonen. Dan zult ge erkennen dat Ik, de Heer, doe wat Ik zeg'" zo luidt de godsspraak van de Heer. Wij danken God. 18 Uit de profeet Ezechiël Een engel bracht mij naar de ingang van de tempel. Daar zag ik onder de drempel water opwellen en in oostelijke richting stromen; de voorzijde van de tempel ligt immers op het oosten. Het water stroomde eerst zuidwaarts langs de muur en dan langs de zuidkant van het altaar. Hij leidde mij door de noordpoort buitenom naar de oostelijke buitenpoort, en rechts daarvan kwam het water weer tevoorschijn. De engel ging verder oostwaarts met de meetstok in de hand en mat een afstand af van duizend el. Daar liet hij mij door het water waden en het kwam tot mijn enkels. Weer mat hij een afstand van duizend el af. Hij liet mij door het water waden en het kwam tot mijn knieën. Opnieuw mat hij een afstand van duizend el af; hij liet mij door het water waden en het kwam tot mijn middel. Nog eens mat hij een afstand van duizend el af; nu was het een rivier, ik kon er niet meer doorheen waden. Het water was zo diep dat men er alleen zwemmend overheen kon. Toen vroeg hij: "Hebt ge dat gezien, mensenkind?" Daarop liet hij mij teruggaan langs de oever van de rivier. En op de terugweg zag ik aan beide oevers overal bomen staan. Hij zei: "Dit water stroomt door het oostelijk deel van het land naar de Araba, mondt uit in de Zoutzee en maakt het water van de zee gezond. De rivier brengt leven overal waar hij stroomt, het wemelt er van dieren. De zee zit vol vis, want de rivier die erin uitmondt, maakt het water gezond. Overal waar hij stroomt is volop leven. Langs de kust staan vissers en hangen er netten te drogen. De vissoorten zijn er even talrijk als in de Grote Zee. Het water in de poelen en in de moerassen wordt echter niet gezond; het zal voor de zoutwinning dienen. Aan beide oevers van de rivier groeien allerlei vruchtbomen; hun bladeren verdorren niet en ze zijn nooit zonder vruchten. Elke maand dragen ze vruchten, omdat het water dat ze voedt uit het heiligdom komt. De vruchten zijn eetbaar en de bladeren hebben geneeskracht." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 19. Uit de profeet Daniël In die tijd zal de grote vorst Michaël opstaan om de kinderen van uw volk te beschermen. Want het zal een tijd van nood zijn, zoals er eerder nog geen is geweest sinds er volkeren zijn. Maar al degenen van uw volk die in het boek staan opgetekend, zullen in die tijd worden gered. En velen van hen die slapen in het stof zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om de smaad van een eeuwige schande te ondervinden. Dan zullen de wijzen stralen als de glans van het uitspansel en degenen die de mensen tot gerechtigheid hebben gebracht zullen schitteren als de sterren, voor eeuwig en immer. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 20. Uit de profeet Habakuk Hoelang moet ik nog roepen, Heer, terwijl Gij maar niet luistert? Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen, terwijl Gij maar geen uitkomst brengt? Waarom laat Gij mij onrecht lijden en ziet Gij die ellende maar aan? Waarom moet ik leven te midden van geweld en onderdrukking, waarom rijst er twist en moet men lijden onder tweedracht? Ik zal mijn wachtpost betrekken, ik ga op de wallen staan; ik zal uitkijken om te zien wat de Heer mij zeggen zal: het antwoord dat ik te horen krijg op mijn bezwaren. De Heer gaf mij antwoord: Schrijf het visioen op, zet het duidelijk op schrift, zodat men het vlot kan lezen. Want het visioen, - al wacht het de vastgestelde tijd nog af - hunkert niettemin naar zijn vervulling: het vertelt geen leugen. Al blijft het ook uit, geef het wachten niet op, want komen doet het beslist en het komt niet te laat. Bezwijken zal hij die in zijn hart niet deugt; de rechtvaardige echter blijft leven door zijn trouw. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 21 Uit het tweede boek van de Makkabeeën In die dagen hield de heldhaftige aanvoeder Judas de Makkabeeër een geldinzameling bij zijn manschappen en zond het bedrag daarvan, tweeduizend drachmen, naar Jeruzalem om voor de zonden van de overledenen een offer op te dragen. De gedachte aan hun verrijzenis had hem deze voortreffelijke daad ingegeven. Zo hij immers niet had geloofd dat de gevallenen zouden verrijzen, dan was het overbodig en zinloos geweest om voor de doden te bidden. Maar hij had de heerlijke beloning voor ogen die gereed ligt voor wie vroom ontslapen. Daarom liet hij dit zoenoffer opdragen om voor de overledenen vergeving van hun zonden te bekomen. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 22 Uit de Handelingen van de Apostelen In die dagen nam Petrus het woord en sprak: "Nu besef ik pas goed, dat er bij God een aanzien des persoons bestaat, maar dat, uit welk volk ook, ieder die Hem vreest en het goede doet, Hem welgevallig is. Het woord heeft Hij tot de kinderen van Israël gezonden, toen Hij door Jezus Christus de blijde boodschap van vrede verkondigde: Deze is de Heer van allen. (Gij weet wat er overal in Judea gebeurd is; hoe Jezus van Nazaret zijn optreden begon in Galilea na het doopsel dat Johannes predikte, en hoe God Hem gezalfd heeft met de heilige Geest en met kracht. Hij ging weldoende rond en genas allen, die onder de dwingelandij van de duivel stonden, want God was met Hem. En wij zijn getuigen van alles wat Hij in het land van de joden en in Jeruzalem gedaan heeft. Hem hebben ze aan het kruishout geslagen en vermoord. God heeft Hem echter op de derde dag doen opstaan en laten verschijnen, niet aan het hele volk, maar aan de getuigen die door God tevoren waren uitgekozen, aan ons, die met Hem gegeten en gedronken hebben nadat Hij uit de doden was opgestaan.) Hij gaf ons de opdracht aan het volk te prediken, en te getuigen dat Hij de door God aangestelde rechter is over de levenden en de doden. Van Hem leggen alle profeten het getuigenis af, dat ieder die in Hem gelooft, door zijn Naam vergiffenis van zonden verkrijgt." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 23. Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes. Aan Hem die ons liefheeft en van de zonden heeft verlost door zijn bloed, die ons gemaakt heeft tot een koninklijk geslacht van priesters voor zijn God en Vader, Hem zij de heerlijkheid en de macht in de eeuwen der eeuwen! Amen. Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem aanschouwen, ook zij die Hem doorstoken hebben; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, Amen! Ik ben de Alfa en de Omega, zegt God de Heer, Hij die is en die was en die komt, de Albeheerser. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 24. Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes Ik ken uw daden. Zie, Ik heb voor u een deur opengezet die niemand kan sluiten. Al is uw kracht gering, gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend. Omdat gij mijn woord standvastig hebt bewaard, zal Ik u bewaren in het uur van de beproeving, dat over de hele wereld zal komen, om de bewoners der aarde op de proef te stellen. Ik kom spoedig! Houd vast wat gij hebt, laat niemand u de kroon ontroven. Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel van mijn God; die zal hij nimmer meer verlaten. En ik grif op hem de naam van mijn God en de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat van mijn God uit de hemel neerdaalt, en de nieuwe naam die Ik draag. Wie oren heeft, hore wat de Geest tot de kerken zegt. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 25 Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes Ik, Johannes, zag een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand. En zij riepen allen luid: "Aan onze God die op de troon is gezeten en aan het Lam behoort de overwinning!" En al de engelen stonden rondom de troon, de oudsten en de vier dieren, en zij wierpen zich op hun aangezicht voor de troon en aanbaden God, met de woorden: “Amen! Lof en heerlijkheid en wijsheid en dank, eer en macht en sterkte aan onze God in de eeuwen der eeuwen, Amen!" Toen richtte zich een van de oudsten tot mij en zei: "Wie zijn dat in die witte gewaden en waar komen zij vandaan? Ik antwoordde hem: "Heer, dat weet gij." Toen zei hij: "Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van het Lam. Daarom staan zij voor de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in zijn tempel, en Hij die op de troon is gezeten zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen nooit meer honger of dorst lijden, geen zonne-steek of woestijngloed zal hen treffen, want het Lam in het midden van de troon zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen van het leven, en God zal alle tranen van hun ogen afwissen." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 26 Uit het boek Openbaring van de heilige apostel Johannes Ik, Johannes, keek, en zie, daar stond het Lam op de berg Sion, en met Hem de honderd-vierenveertigduizend. Die droegen zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven. En ik hoorde uit de hemel een geluid als het gedruis van vele wateren en het dreunen van de donder. En het geluid dat ik hoorde, was de klank van citerspelers die op hun citers speelden. En zij zongen een nieuw lied, staande voor de troon en voor de vier dieren en de oudsten. En niemand kon het lied leren dan alleen de honderd-vierenveertig-duizend vrijgekochten van de aarde. Zij zijn vrijgekocht als de eerstelingen van de mensheid, voor God en het Lam. En in hun mond is geen leugen gevonden: zij zijn zonder smet. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 27 Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes Ik, Johannes, zag een engel die in het zenit vloog. Hij had een eeuwig evangelie, om te verkondigen aan de bewoners van de aarde, aan alle volken en stammen en talen en rassen. En hij riep met luide stem: "Vreest God en geeft Hem eer, want het uur van zijn oordeel is gekomen. Aanbidt Hem die de hemel en de aarde en de zee, en de waterbronnen gemaakt heeft." En ik hoorde een stem uit de hemel die zei: "Schrijf op: Zalig de doden die in de Heer sterven, van nu af aan. Ja waarlijk, - zegt de Geest - , Laat hen uitrusten van hun moeiten, want hun werken vergezellen hen." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 28. Uit de openbaring van de heilige apostel Johannes. Ik, Johannes, zag ik een grote, witte troon, en Hem die daarop gezeten is. De aarde en de hemel vluchtten weg van zijn aanschijn en hun plaats werd niet meer gevonden. En ik kon de doden, groot en klein, voor de troon zien staan. En de boeken werden geopend. Nog een ander boek werd geopend, het boek des levens. En de doden werden geoordeeld naar hun daden, zoals die in de boeken beschreven stonden. En de zee gaf haar doden terug, en de dood en de onderwereld gaven hun doden terug, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn daden. Toen werden dood en onderwereld in de vuurpoel geworpen. Dit is de tweede dood, de poel van vuur. En ieder wiens naam niet stond in het boek des levens, werd geworpen in de poel van vuur. En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 29. Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes. Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, schoon als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon: ``Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.'' En Hij die op de troon is gezeten, sprak: `Zie, Ik maak alles nieuw. Ik ben de Alfa en de Omega, de oorsprong en het einde. Wie dorst heeft zal Ik om niet te drinken geven uit de bron van het water des levens. Wie overwint zal dit alles krijgen, en Ik zal zijn God zijn en hij mijn zoon. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 30 Uit het boek Openbaring van de heilige apostel Johannes Een engel bracht mij in de geest op een zeer hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, terwijl zij van God uit de hemel neerdaalde, stralend van de heerlijkheid Gods: zij schitterde als het kostbaarste gesteente, als kristalklare jaspis. Maar een tempel zag ik er niet, want God, de Heer, de Albeheerser, is haar tempel, evenals het Lam. En de stad heeft het licht van zon en maan niet nodig, want de luister van God verlicht haar en haar lamp is het Lam. En de volken wandelen bij haar licht, en de koningen der aarde brengen haar hun rijkdom. Haar poorten zullen overdag nooit worden gesloten, en er zal geen nacht meer zijn, en zij zullen daar de pracht en de schatten der volken brengen. Niets onreins zal er binnenkomen, en niemand die plichtig is aan de onnoembare leugen, maar alleen zij wier namen geschreven staan in het boek des levens van het Lam. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 31 Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome. Broeders en zusters, De hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken. Christus is immers voor goddelozen gestorven op de gestelde tijd, toen wij zelf nog geheel hulpeloos waren. Men zal niet licht iemand vinden die zijn leven geeft voor een rechtvaardige, al zou misschien iemand in een bepaald geval dit van zich kunnen verkrijgen. God echter bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven, toen wij nog zondaars waren. Des te zekerder zullen wij ontkomen aan de toorn, nu wij eenmaal gerechtvaardigd zijn door zijn bloed, dank zij Hem. Toen wij vijanden waren, zijn wij met Goed verzoend door de dood van zijn Zoon; des te zekerder zullen wij, eenmaal verzoend, gered worden door zijn leven. En dat niet alleen: nu reeds juichen wij in God door Jezus Christus onze Heer, door wie wij de verzoening hebben ontvangen. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 32. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome. Broeders en zusters, Door toedoen van één mens begon de dood te heersen, als gevolg van de val van die mens. Zoveel heerlijker zullen zij die de overvloed der genade en de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en heersen, dank zij de ene mens Jezus Christus. Dit betekent: één fout leidde tot veroordeling van allen, maar één goede daad leidde tot vrijspraak en leven voor allen. En zoals door de ongehoorzaamheid van één mens allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Een allen worden gerechtvaardigd. Weliswaar is de wet er bijgekomen, waardoor de overtredingen zich hebben vermeerderd. Maar waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos. Zo heeft de zonde haar heerschappij uitgeoefend door de dood, maar de genade zal heersen door de gerechtigheid, en zij zal leiden tot eeuwig leven, dank zij Jezus Christus onze Heer. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 33 Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome. Broeders en zusters, Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt. (Zijn wij een met Hem geworden door het beeld van zijn dood, dan moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding, in de overtuiging dat onze oude mens met Hem gekruisigd is; daardoor is aan het bestaan in de zonde een einde gekomen, zodat wij niet langer aan de zonde dienstbaar zijn. Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde). Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven: want wij weten dat Christus, eenmaal van de doden verrezen, niet meer sterft: de dood heeft geen macht meer over Hem. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 34 Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome. Broeders en zusters, Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God. De geest die gij ontvangen hebt, is er niet een die u tot slaven maakt en opnieuw in vrees doet leven: Gij hebt de Geest ontvangen die tot zonen maakt en ons doet uitroepen: Abba, Vader! De Geest van God zelf bevestigt het getuigenis van onze geest, dat wij kinderen zijn van God. Maar als wij kinderen zijn, dan ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God tezamen met Christus, daar wij delen in zijn lijden, om ook te delen in zijn verheerlijking. Ik ben ervan overtuigd, dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat. Ook de schepping ziet met vurig verlangen uit naar het ogenblik dat de heerlijkheid der kinderen Gods openbaar zal worden. Want de schepping is onderworpen aan een zinloos bestaan, niet omdat zij dat zelf wil, maar door de wil van Hem die haar daaraan onderworpen heeft. Maar zij is niet zonder hoop, want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij der vergankelijkheid en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods. Wij weten immers, dat de hele natuur kreunt en barensweeën lijdt, altijd door. En niet alleen zij, ook wij zelf, die toch reeds de eerstelingen van de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten over ons eigen lot, zolang wij nog wachten op de verlossing van ons lichaam. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 35 Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome. Broeders en zusters, Indien God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard; voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God die rechtvaardigt? Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus misschien, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt die, gezeten aan Gods rechterhand, voor ons zelfs ten beste spreekt? Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking wellicht of nood, vervolging, honger, naaktheid, levensgevaar of het zwaard? Maar over dit alles zegevieren wij glansrijk, dank zij Hem die ons heeft liefgehad. Ik ben ervan overtuigd, dat dood noch leven, engelen noch heerschappijen, heden noch toekomst, geen krachten, hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel bij machten is ons te scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus onze Heer. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 36 Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome. Broeders en zusters, Niemand van ons leeft voor zichzelf alleen, niemand sterft voor zichzelf alleen. Zolang wij leven, leven wij voor de Heer, en sterven wij, dan sterven wij voor de Heer: of wij leven of sterven, Hem behoren wij toe. Daarvoor is Christus gestorven en weer levend geworden: om Heer te zijn over doden en levenden. Allen zullen wij verschijnen voor de rechterstoel van God. Want er staat geschreven: Zowaar Ik leef, zegt de Heer, voor Mij zal elke knie zich buigen en elke tong zal God lofprijzen. Zo zal dan ieder van ons rekenschap moeten afleggen voor zichzelf. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 37 Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte. Broeders en zusters, Als wij verkondigen dat Christus uit de doden is opgestaan, hoe kunnen dan sommigen onder u beweren, dat er geen opstanding van de doden bestaat? Als er geen opstanding van de doden bestaat, is ook Christus niet verrezen. En wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en uw geloof eveneens. Dan volgt zelfs dat wij over God een vals getuigenis hebben afgelegd; want dan hebben wij tegen God in getuigd dat Hij Christus ten leven heeft gewekt, wat Hij niet gedaan heeft, indien, zoals zij beweren, de doden niet verrijzen. Want als de doden niet verrijzen, is ook Christus niet verrezen, en als Christus niet is verrezen, is uw geloof waardeloos en zijt gij nog in uw zonden. Dan zijn ook zij die in Christus ontslapen zijn verloren. Indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar zo is het niet! Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 38 Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte. Broeders en zusters, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden. Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens bij zijn komst, zij die Christus toebehoren; (daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader zal overdragen. Want het is vastgesteld dat Christus het koningschap zal uitoefenen, tot Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. En de laatste vijand die vernietigd wordt, is de dood. Immers, alles heeft Hij aan zijn macht onderworpen. Maar wanneer Hij zal zeggen: ``Alles is onderworpen,'' dan is natuurlijk Hij uitgezonderd die alles aan Hem onderworpen heeft. En wanneer alles aan Hem onderworpen is, dan zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die het al aan Hem onderwierp, opdat God alles in allen zij.) Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 39 Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte Broeders en zusters, Maar, zal iemand vragen, hoe verrijzen de doden? Met wat voor lichaam? Een dwaze vraag! Ook wat gij zelf zaait moet eerst sterven voor het tot leven komt, en wat gij zaait is slechts een graankorrel of iets dergelijks, en heeft nog niet de vorm die het zal krijgen. God geeft er een lichaam aan zoals Hij dat gewild heeft, en wel aan elk zaad zijn eigen lichaam. Ook is niet alle vlees hetzelfde, er is verschil tussen het vlees van mensen en dat van dieren en dat van vogels en van vissen. En er zijn hemelse lichamen en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die van de aardse. De luister van de zon is anders dan die van de maan, en die van de sterren is weer anders; zelfs de ene ster verschilt van de andere in schittering. Zo is het ook met de opstanding van de doden; wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, verrijst in onvergankelijkheid; wat gezaaid wordt in geringheid en zwakte, verrijst in heerlijkheid en kracht. Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam verrijst. Zoals er een natuurlijk lichaam bestaat, bestaat er ook een geestelijk lichaam. In deze zin staat er geschreven: De eerste mens, Adam, werd een levend wezen. De laatste Adam werd een levendmakende Geest. Maar het geestelijke komt niet het eerst; het natuurlijke gaat vooraf, daarna komt het geestelijke. De eerste mens, uit de aarde genomen, is aards; de tweede is uit de hemel. Zoals die eerste mens van aarde zijn alle aardse mensen, zoals de hemelse mens zullen alle hemelsen zijn. En gelijk wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen, zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse mens. Ik bedoel dit, broeders en zusters: vlees en bloed kunnen niet delen in het koninkrijk van God en het vergankelijke heeft geen aandeel in de onvergankelijkheid. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 40 Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte. Broeders en zusters, Nu deel ik u een mysterie mee: wij zullen niet allen sterven, maar wel allen van gedaante veranderen, opeens, in een oogwenk, bij de laatste bazuinstoot; want de bazuin zal weerklinken en de doden zullen verrijzen in onvergankelijkheid, en wij, wij zullen van gedaante veranderen. Want dit vergankelijke moet met onvergankelijkheid worden bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid. En wanneer dit vergankelijke met onvergankelijkheid is bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid, dan zal het woord van de Schrift in vervulling gaan: De dood is verslonden, de zege is behaald! Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw angel? De angel van de dood is de zonde, en de kracht van de zonde is de wet. Maar God zij gedankt, die ons de overwinning geeft door Jezus Christus, onze Heer. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 41 Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte Broeders en zusters, Wij dragen deze schat in aarden potten; duidelijk blijkt dat die overgrote kracht van God komt en niet van ons. Wij worden aan alle kanten bestookt, maar raken toch niet klem; wij zien geen uitweg meer, maar zijn nooit ten einde raad; wij worden opgejaagd maar niet in de steek gelaten; wij worden neergeveld maar gaan er niet aan dood. Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee, want ook het leven van Jezus moet in ons lichaam openbaar worden. Voortdurend wordt ons leven aan de dood uitgeleverd om Jezus' wil, opdat ook het leven van Jezus zich zou openbaren in ons sterfelijk bestaan. Zo verricht de dood zijn werk in ons en het leven in u. Maar wij bezitten die geest van geloof waarvan de Schrift zegt: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken. Ook wij geloven en daarom spreken wij. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 42 Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte. Broeders en zusters, Wij weten, dat Hij die de Heer Jezus van de doden heeft opgewekt, ook ons evenals Jezus ten leven zal wekken, om ons tot zich te voeren, samen met u. Want alles gebeurt voor u: de genade moet zich in velen vermenigvuldigen, zodat steeds meer mensen dank brengen aan God, tot eer van zijn naam. Neen, wij geven de moed niet op. Al gaan wij ook ten onder naar de uitwendige mens, ons innerlijk leven vernieuwt zich van dag tot dag. De lichte kwelling van een ogenblik bezorgt ons een alles overtreffende, altijddurende volheid van glorie. Wij houden het oog gericht niet op het zichtbare maar op het onzichtbare; wat wij zien gaat voorbij, de onzichtbare dingen duren eeuwig. Wij weten het immers: als de tent die onze aardse woning is, wordt neergehaald, heeft God voor ons een gebouw gereed in de hemel, een onvergankelijk, niet door mensenhand vervaardigd huis. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 43 Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze Broeders en zusters, Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen. In Hem heeft Hij ons uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid van zijn genade. Hiermee heeft Hij ons begiftigd in de Geliefde, in wie wij de verlossing hebben door zijn bloed, de vergeving van de zonden, dank zij de rijkdom van zijn genade. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 44. Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze Broeders en zusters. Laten wij geheel naar Christus toegroeien. Hij is et hoofd waaruit het hele lichaam kracht put. Als een welsluitend geheel bijeengehouden door de steun van al zijn gewrichten bereikt het zijn volle wasdom door de werkzaamheid die ieder deel is toegemeten en bouwt het zichzelf op in liefde. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 45 Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze Broeders en zusters, Eens waart gij duisternis, nu zijt gij licht door uw gemeenschap met de Heer. Leeft dan ook als kinderen van het licht, en de goede vrucht van het licht kan alleen maar zijn: goedheid, gerechtigheid, waarheid. Tracht te ontdekken wat de Heer behaagt. Neemt geen deel aan duistere en onvruchtbare praktijken, brengt ze liever aan het licht. Alles echter wat aan het licht wordt gebracht, komt in het licht tot helderheid. En alles wat verhelderd wordt is zelf 'licht' geworden. Zo zegt ook de hymne: "Ontwaak, slaper, sta op uit de dood, en Christus' licht zal over u stralen." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 46 Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi Broeders en zusters, Hij die bestond in goddelijke majesteit, heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God: Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd, door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan een kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen is, opdat bij het noemen van zijn naam zich ieder een knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde, en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader: Jezus Christus is de Heer. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 47 Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte. Broeders en zusters, Wij weten het: als de tent die onze aardse woning is, wordt neergehaald, heeft God voor ons een gebouw gereed in de hemel, een onvergankelijk, niet door mensenhand vervaardigd huis. Daarom houden wij altijd goede moed. Wij zijn ons bewust dat wij, zolang wij thuis zijn in het lichaam, ver zijn van de Heer. Wij leven in geloof, wij zien Hem niet. Maar wij houden moed en zouden liever uit dit lichaam verhuizen om onze intrek te nemen bij de Heer. Daarom is onze enige eerzucht, hetzij thuis hetzij in den vreemde, Hem te behagen. Want allen moeten wij voor Christus' rechterstoel verschijnen, opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan, goed of kwaad. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 48 Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi. Broeders en zusters, Ons vaderland is in de hemel, en uit de hemel verwachten wij onze Verlosser, de Heer Jezus Christus. Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam, met dezelfde kracht die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 49 Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Tessalonika. Broeders en zusters, Wij willen u niet in onwetendheid laten over het lot van hen die ontslapen zijn; gij moogt niet bedroefd zijn zoals de andere mensen, die geen hoop hebben. Wij geloven immers dat Jezus is gestorven en weer opgestaan; evenzo zal God hen die in Jezus zijn ontslapen levend met Hem meevoeren. En zo zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer. Troost elkander dan met deze woorden. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 50 Uit de brief aan de Hebreeën Broeders en zusters, Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God, en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen. Door het geloof heeft hij als vreemdeling vertoefd in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden; want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is. In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het heil alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en passanten op aarde genoemd. Wie zo spreken geven duidelijk te kennen, dat zij op zoek zijn naar een vaderland. Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, maar hun verlangen ging uit naar een beter vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 51 Uit de eerste brief van de heilige apostel Petrus Dierbaren, Geduldig verdragen dat gij te lijden hebt om uw goede daden, dat is het wat God behaagt. Het is ook uw roeping, want Christus heeft voor u geleden en u een voorbeeld nagelaten; gij moet in zijn voetstappen treden. Hij heeft geen zonde gedaan en in zijn mond is geen bedrog gevonden. Als Hij gescholden werd, schold Hij niet terug. Als men Hem leed aandeed, uitte Hij geen dreigementen. Hij liet zijn zaak over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. In zijn eigen lichaam heeft Hij onze zonden op het kruishout gedragen, opdat wij aan de zonden zouden afsterven en gaan leven voor gerechtigheid. Door zijn striemen zijt gij genezen. Want gij waart verdwaald als schapen, maar nu zijt ge bekeerd tot de herder en behoeder van uw zielen. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 52 Uit de eerste brief van de heilige apostel Petrus Dierbaren, Verheug u in de mate dat gij deel hebt aan het lijden van Christus; dan zult gij juichen van blijdschap, wanneer zijn heerlijkheid zich openbaart. Prijst u gelukkig, als men u hoont om de naam van Christus: het is een teken dat de Geest der heerlijkheid, die de Geest van God is, op u rust. Zorgt dat niemand van u te lijden heeft als moordenaar of dief of boosdoener of aanbrenger. Maar wie als christen lijdt, moet zich niet schamen, maar God eren met die naam. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 53 Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan Timoteüs. Dierbare, Houd Jezus Christus in gedachten, Davids nazaat, die uit de dood is opgestaan. Zo luidt de boodschap die ik verkondig en waarvoor ik zelfs als een misdadiger gevangenschap heb te lijden. Maar het woord van God laat zich niet in boeien slaan. Daarom ben ik bereid alles te verdragen ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij het heil verwerven in Christus Jezus en eeuwige heerlijkheid. Hoe waar is dit woord: "Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij met Hem heersen. Als wij Hem verloochenen, zal Hij ons verloochenen. Als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw: zichzelf verloochenen kan Hij niet.'' Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 54 Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes Vrienden, Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook. De wereld begrijpt ons niet, en ze kent ons niet, omdat zij Hem niet heeft erkend. Vrienden, nu reeds zijn wij kinderen van God, en wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard; maar wij weten dat wanneer het geopenbaard wordt, wij aan Hem gelijk zullen zijn omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 55 Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes Dierbaren, Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven; wij weten het, omdat wij onze broeders en zusters liefhebben. De mens zonder liefde is nog in het gebied van de dood. Ieder die zijn broeder haat is een moordenaar, en gij weet dat geen moordenaar eeuwig leven in zich heeft. Wat liefde is hebben wij geleerd van Christus: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders en zusters. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 56 Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes Kinderen, Wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen maar met concrete daden. Dat is onze maatstaf; daardoor krijgen wij de zekerheid dat wij thuishoren bij de waarachtige God. Dan mogen wij ook voor zijn aanschijn ons geweten geruststellen, ook als het ons veroordeelt, want God is groter dan ons hart en Hij weet alles. Dierbare vrienden, daar ons geweten ons niet hoeft te veroordelen, mogen wij vrijmoedig met God omgaan; wij krijgen van Hem alles wat wij vragen, omdat wij zijn geboden onderhouden en doen wat Hem aangenaam is. En dit is zijn gebod: van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft. Wie zijn geboden onderhoudt blijft in God, en God blijft in hem. En dat Hij in ons woont weten we door de Geest die Hij ons gegeven heeft. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 57 Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes Vrienden, Laten wij elkander liefhebben, want de liefde komt van God. Iedereen die liefheeft is een kind van God, en kent God. De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde. En de liefde die God is, heeft zich onder ons geopenbaard doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft, om ons het leven te brengen. Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad, en Hij heeft zijn Zoon gezonden om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 58 Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes Vrienden, Als God ons zozeer heeft liefgehad, moeten ook wij elkander liefhebben. Nooit heeft iemand God gezien, maar als wij elkaar liefhebben, woont God in ons, en is zijn liefde in ons volmaakt geworden. Dit is het bewijs dat wij in Hem verblijven zoals Hij verblijft in ons, dat Hij ons deel heeft gegeven aan zijn Geest. En wij, wij hebben gezien en wij getuigen, dat de Vader zijn Zoon heeft gezonden om de Heiland van de wereld te zijn. Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is, woont God in hem en woont hij in God. Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft, en wij geloven in haar. God is liefde: wie in de liefde woont, woont in God en God is met hem. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. TUSSENZANG EVANGELIE (gelezen door priester) 1. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs. In die tijd ging Jezus de berg op, toen Hij de menigte zag, en, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem. Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus: `Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten. Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen. Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 2. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs. In die tijd sprak Jezus: `Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze heb geopenbaard aan kinderen. Ja, Vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon het wil openbaren. Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.'' Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 3. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs. In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen in gelijkenissen. Hij zei: "Dan zal het met het Rijk der hemelen zijn als met tien meisjes die met hun lampen uittrokken, de bruidegom tegemoet. Vijf van hen waren dom, de andere vijf verstandig. Want de domme namen wel hun lampen mee, maar geen olie; de verstandigen echter namen met hun lampen tevens kruiken olie mee. Toen nu de bruidegom op zich liet wachten, dommelden zij allen in en sliepen. Maar midden in de nacht klonk er geroep: Daar is de bruidegom! Trekt hem tegemoet! Meteen waren al de meisjes wakker en maakten hun lampen in orde. De domme zeiden tegen de verstandigen: Geeft ons wat olie, want onze lampen gaan uit. Maar de verstandige antwoordden: Neen, er mocht eens niet genoeg zijn voor ons en jullie samen. Gaat liever naar de verkopers en haalt wat voor jezelf. Maar terwijl zij onderweg waren om te gaan kopen kwam de bruidegom, en die klaar stonden, traden met hem binnen om bruiloft te vieren; en de deur ging op slot. Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden: Heer, heer, doe open! Maar hij antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u: Ik ken u niet. Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 4. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs. In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: "Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen voor Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken. De schapen zal Hij plaatsen aan zijn rechterhand, maar de bokken aan zijn linker. Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen we U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken? De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan. En tot die aan zijn linkerhand zal Hij dan zeggen: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten. Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt en gij hebt Mij niet gekleed; Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken. Dan zullen ook zij antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig als vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor U gezorgd? Daarop zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan. En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 5. Uit het heilige evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas. In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: "Houdt uw lenden omgord en de lampen brandend! Gedraagt u als mensen die wachten op de terugkomst van hun heer, die naar de bruiloft is, om als hij aankomt en klopt, hem aanstonds open te doen. Gelukkig de dienaars, die de heer bij zijn komst wakende zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u: Hij zal zich omgorden, hen aan tafel nodigen en langs hen gaan om te bedienen. Al komt hij ook in de tweede of in de derde nachtwake, gelukkig zijn de dienaars die hij zo aantreft. Begrijpt dit wel: Als de eigenaar van het huis wist op welk uur de dief zou komen, zou hij in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 6 Uit het heilige evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas. Toen zij op de plaats kwamen die Schedel heet, sloegen zij Jezus daar aan het kruis, en zo ook de misdadigers, de een rechts, de ander links. Een van de misdadigers die daar hingen, hoonde Hem: "Zijt Gij niet de Messias? Red dan uzelf en ons." Maar de andere strafte hem af en zei: "Heb zelfs jij geen vrees voor God, terwijl je toch hetzelfde vonnis ondergaat? En wij ondergaan dat voonis terecht, want wij krijgen wat we door onze daden verdiend hebben; maar Hij heeft niets verkeerds gedaan." Daarop zei hij: "Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt." En Jezus sprak tot hem: "Voorwaar, Ik zeg u: Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 7. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas. Het was nu omtrent het zesde uur; er viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur toe, doordat de zon geen licht meer gaf. Het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. Toen riep Jezus met luider stem: "Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest." Nadat Hij dit gezegd had, gaf Hij de geest. Nu was er een zekere Jozef, lid van de Hoge Raad, een welmenend en rechtschapen man. Deze ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. Na het van het kruis genomen te hebben, wikkelde hij het in een lijkwade. Vervolgens legde hij Hem in een graf, dat in een steen was uitgehouwen en waarin nog nooit iemand was neergelegd. (Op de eerste dag van de week echter gingen de vrouwen zeer vroeg in de morgen naar het graf, met de welriekende kruiden die zij klaar gemaakt hadden. Zij vonden de steen weggerold van het graf, gingen binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. Terwijl zij niet wisten wat daarvan te denken, stonden er plotseling twee mannen voor hen in een stralend wit kleed. Toen zij van schrik bevangen het hoofd naar de grond bogen, vroegen de mannen haar: "Wat zoekt ge de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen.") Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 8. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas. Op de eerste dag van de week waren er twee leerlingen op weg naar een dorp, dat Emmaus heette en dat zestig stadien van Jeruzalem lag. Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen. Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hen toe en liep met hen mee. Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen. (Hij vroeg hun: "Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?" Met een bedrukt gezicht bleven ze staan. Een van hen, die Kleopas heette, nam het woord en sprak tot Hem: "Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is? Hij vroeg hun: "Wat dan?" Ze antwoordden hem: "Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was, machtig in daad en woord in het oog van God en heel het volk; hoe onze hogepriesters en overheidspersonen Hem hebben overgeleverd om ter dood te worden veroordeeld en Hem aan het kruis hebben geslagen. En wij leefden in de hoop, dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest, maar hadden zijn lichaam niet gevonden en kwamen zeggen, dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat Hij weer leefde. Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan en bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen ze niet." Nu sprak Hij tot hen: "O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben! Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?" Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had.) Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. Zij drongen bij Hem aan: "Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde." Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven. Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tot elkaar: "Brandde ons hart niet in ons, terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?" Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen. Deze verklaarden: "De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen." En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend werd aan het breken van het brood. Zo spreekt de Heer. Wij daken God. 9. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes. In die tijd nam Jezus het woord en sprak tot de Joden: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie luistert naar mijn woord en gelooft in Hem die Mij zond, heeft eeuwig leven en is aan geen oordeel onderworpen, hij is immers reeds uit die dood naar het leven overgegaan. Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: er zal een uur komen, ja het is er al, waarop de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en die haar horen, zullen leven. Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo gaf Hij ook aan de Zoon leven in zichzelf te hebben. Hij heeft Hem macht gegeven om oordeel te vellen; Hij is immers de Mensenzoon. Verwondert u niet hierover: er zal een uur komen, waarop allen die in de graven zijn, zijn stem zullen horen. Dan zullen zij die het goede deden, er uit te voorschijn komen tot de opstanding ten leven, maar die het kwade deden tot de opstanding ten oordeel." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 10. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes. In die tijd richtte Jezus het woord tot de menigte en zei: "Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik niet buitenwerpen. Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft; en dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft, dat Ik niets van wat Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag. Dit is de wil van mijn Vader, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven bezit; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 11. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes. (Bij zijn aankomst te Betanië bevond Jezus dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. Betanië nu was dichtbij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën. Vele Joden waren dan ook naar Marta en Maria gekomen om hen te troosten over het verlies van hun broer. Zodra Marta hoorde dat Jezus op komst was, ging zij Hem tegemoet; Maria echter bleef thuis. Marta zei tot Jezus:) (In die tijd zei Marta tot Jezus:) "Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik, dat wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven." Jezus zei tot haar: "Uw broer zal verrijzen." Marta antwoordde: "Ik weet dat hij zal verrijzen bij de verrijzenis op de laatste dag." Jezus zei haar: "Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit?" Zij zei tot Hem: "Ja, Heer ik geloof vast dat Gij de Messias zijt, de Zoon Gods, die in de wereld komt." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 12. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes. In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: "Het uur is gekomen, dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint, verliest het, maar wie zijn leven in deze wereld haat, zal het ten eeuwigen leven bewaren. Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. (Nu is mijn ziel ontroerd. Wat moet ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Maar daarom juist ben Ik tot aan dit uur gekomen. Vader, verheerlijk uw Naam!" Toen kwam er een stem vanuit de hemel: "Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem wederom verheerlijken.") Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 13. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes. In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: "Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben. Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend." Tomas zei tot Hem: "Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?" Jezus antwoordde hem: "Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij." Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 14. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs In die tijd zei Jezus: Het is met het rijk der hemelen als met de man die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn dienaars bij zich riep om hun zijn bezit toe te vertrouwen. Aan de een gaf hij vijf talenten, aan de andere twee, aan een derde een, ieder naar zijn bekwaamheid. Daarna vertrok hij. Die de vijf talenten gekregen had, ging er terstond mee werken en verdiende er vijf bij. Zo verdiende ook degene die de twee gekregen had, er twee bij. Maar die dat ene had gekregen, ging een gat in de grond graven en het geld van zijn heer verbergen. Een hele tijd later kwam de heer van die dienaars terug en hield afrekening met hen. Die vijf talenten gekregen had, trad naar voren en bood nog vijf talenten aan met de woorden: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd; ziehier, vijf talenten heb ik erbij verdiend. Zijn meester sprak tot hem: Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw heer. Nu trad die van de twee talenten naar voren en zei: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; ziehier, twee talenten heb ik erbij verdiend. Zijn meester sprak tot hem: Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw heer. Tenslotte trad ook die het ene talent had gekregen naar voren en zei: Heer, ik heb ervaren dat gij een hard mens zijt, die oogst waar gij niet gezaaid hebt en binnenhaalt waar gij niet hebt uitgestrooid. Daarom was ik bang en ben uw talent in de grond gaan verbergen. Hier hebt ge uw eigendom terug. Maar zijn meester gaf hem ten antwoord: Slechte en luie knecht, je wist dus dat ik oogst waar ik niet gezaaid heb en binnenhaal waar ik niet heb uitgestrooid? Daarom had je mijn geld bij de bankiers moeten uitzetten, dan zou ik bij mijn komst mijn bezit met rente teruggekregen hebben. Neemt hem dus dat talent af en geeft het aan wie de tien talenten heeft. Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden zelfs wat hij heeft. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. 15. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs In die tijd zei Jezus: Ik zeg u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en wat ge zult drinken, en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam niet meer dan de kleding? Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze. Zijt gij dan niet veel meer dan zij? Trouwens, wie van u is in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg een el toe te voegen? En wat maakt gij u zorgen over kleding? Kijkt naar de lelien in het veld: hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen. Toch zeg Ik u: Zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Als God nu het veldgewas dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen, zo kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen? Maakt u dus geen zorgen over de vraag: wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken? Want dat alles jagen de heidenen na. Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt. Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid: dan zal dat alles u erbij gegeven worden. Maakt u dus niet bezorgd voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. HOMILIE Korte preek door de priester VOORBEDE De voorbeden die hier volgen zijn voorbeelden die men, met eventuele aanpassingen, kan gebruiken. Zij kunnen ook helpen zelf een voorbede samen te stellen. De begintekst en het slotgebed van de voorbede wordt door de priester gebeden. De intenties kunnen door een familielid gelezen worden. 1. Bidden wij in geloof tot God, de almachtige Vader, die zijn Zoon Christus heeft doen opstaan uit de doden, voor het heil van levenden en doden: Voor onze dierbare overledene, die in het doopsel de kiem van eeuwig leven heeft ontvangen en die tijdens zijn (haar) leven het Lichaam van Christus, Brood van eeuwig leven, heeft gegeten: dat de Heer hem (haar) nu voor altijd de gemeenschap met de heiligen wil schenken en doet aanzitten aan het gastmaal van het eeuwige leven. Laat ons bidden. Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Voor onze dierbare N, die voor ons (als vader/moeder, opa/oma etc) zoveel gedaan en betekend heeft: dat de Heer zijn (haar) fouten en zonden moge vergeven en hem (haar) moge belonen voor al het goede, dat hij (zij) aan ons deed. Laat ons bidden. Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Voor onze overleden familieleden en bekenden, voor allen, die zijn ontslapen en vol hoop uitzien naar hun verrijzenis: dat de Heer hen welwillend zal opnemen in het licht van zijn aanwezigheid. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Voor onszelf willen we bidden, die bedroefd zijn om dit afscheid: dat de Heer ons wil troosten in ons verdriet; dat Hij ons helpt elkaar tot steun te zijn en dat Hij ons bewaart op de weg van het geloof, zodat Hij ons eens kan samenbrengen in de heerlijkheid van zijn Koninkrijk. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Heer, moge ons gebed ten goede komen aan de zielen van uw overleden dienaren en dienaressen: maak hen vrij van al hun zonden en laat hen delen in uw verlossing. Door Christus onze Heer. Amen. 2. Leggen wij met vertrouwen onze gebeden voor aan God onze Vader, die met ons is in voor- en tegenspoed: We bidden voor N., die we nu moeten loslaten en voortaan uit ons midden moeten missen: dat God hem/haar bij de hand mag nemen en hem/haar ten volle mag doen delen in zijn liefde. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Dat hij/zij vergeving mag ontvangen voor de dingen waarin hij/zij zwak was en tekort schoot tegenover God en tegenover zijn/haar medemensen en dat God hem/haar mag belonen voor de liefde, de hartelijkheid en de trouw, die we van hem/haar mochten ondervinden. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Voor zijn/haar (man, vrouw, kinderen, moeder etc), die hem/haar het meest zal missen; voor ons allemaal, die bedroefd zijn om zijn/haar heengaan: dat we de kracht ontvangen hoopvol verder te leven en elkaar te steunen op moeilijke momenten. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Voor allen die treuren om een dierbare dode; voor allen die weten, dat ze binnenkort moeten sterven: dat ze mensen aan hun zijde vinden, die hen bijstaan en dat ze mogen ervaren, dat God hun nabij is. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Voor allen uit onze kring van familie en bekenden, die gestorven zijn: dat zij geborgen mogen zijn in Gods liefde en daar in de kring van Gods vrienden het geluk zonder einde mogen vinden. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. God onze Vader, in leven en sterven zijn wij veilig in uw hand. Wees N. en ook ons nabij en laat ons steeds uw liefdevolle voorzienigheid ervaren. Dat vragen wij U door Christus onze Heer. Amen. 3. Wenden wij ons met vertrouwen tot de drie-ene God, Vader, Zoon en Geest: God, Vader in de hemel, Gij hebt ons geschapen en laat ons niet los, zelfs niet in de dood. Wij bidden om uw vaderlijke zorg voor N., die van ons is heengegaan. Wij bevelen hem/haar aan in uw liefde. Laat hem/haar toe in uw hemels vaderhuis, waar plaats is voor velen. Laat hem/haar daar gelukkig zijn met allen uit onze kring van familie en bekenden, die reeds gestorven zijn. Versterk in ons het geloof, de hoop en de liefde, zodat wij uw kinderen zijn, veilig bij U in leven en sterven. Zo bidden wij U: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Heer Jezus Christus, Zoon van God, onze broeder, Gij weet wat wij op dit moment voelen. Gij immers hebt het verdriet gekend om de dood van uw vriend Lazarus. Gij weet uit eigen ervaring wat het is te moeten sterven. Maar Gij zijt het ook, die ons door uw verrijzenis hoop hebt gegeven. Wij vragen U: neem N. die in uw Naam gedoopt is, bij de hand en leid hem/haar de vreugde van het eeuwig leven binnen. Sterk ons die achterblijven door de gave van de eucharistie, waarin Gij, gestorven en verrezen Heer, ons voedsel zijt en onze kracht. Zo bidden wij U: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. God, heilige Geest, die de Trooster wordt genoemd. Troost ons allen, maar vooral zijn/haar (vrouw,man, kinderen, moeder etc), die N. het meest zal missen. Help ons elkaar tot troost en steun te zijn. Laat ons leven vanuit de goede herinnering en met de hoop op een weerzien daar waar Gij alles één maakt in liefde. Zo bidden wij U: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Drie-ene God, door het geloof en het doopsel hebt Gij ons opgenomen in uw liefde. Verhoor dan onze gebeden voor N. en voor onszelf. Dat wij nooit aan uw liefde twijfelen. Schenk ons uw troost en aan N. eeuwige vrede. Gij die leeft in de eeuwen der eeuwen. Amen. 4. Met pijn in het hart, maar ook met geloof en vertrouwen leggen wij onze gebeden voor aan God, onze Schepper en Vader. Wij bidden voor N., die tot het einde toe voor het leven gestreden heeft: dat God hem/haar nu de uiteindelijke overwinning mag geven: het leven dat geen einde kent in het onvoorstelbare geluk van het hemelse vaderhuis. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Wij danken voor het leven van N.; voor al het goede en al het mooie, voor de liefde en de hartelijkheid, die wij door zijn/haar persoon van God mochten ontvangen. Dat God hem/haar nu mag belonen voor al het goede, dat hij/zij deed en hem/haar mag vergeven waarin hij/zij als zwakke mens tekort schoot. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Wij bidden voor al onze dierbare gestorvenen, onze familieleden en bekenden, allen met wie wij verbonden waren en zijn; wij gedenken ook hen aan wie niemand denkt en die eenzaam en weinig betreurd moesten sterven. Dat God zich over hen allen mag ontfermen en hen mag opnemen in zijn eeuwige vreugde. Laat ons bidden:Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Wij bidden voor hen voor wie dit afscheid zeer zwaar valt: voor N.'s (man, vrouw moeder etc); voor alle familieleden en vrienden: dat God hen troost en kracht mag schenken en dat ze elkaar mogen steunen in hun verdriet. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Bidden wij voor ons allen zoals wij hier samenzijn: dat wij, ondanks pijn en verdriet, met vertrouwen de weg van het geloof mogen gaan, samen met Jezus in de gemeenschap van zijn Kerk, zodat Hij ons eens thuis kan brengen bij God en bij hen die ons in geloof zijn voorgegaan. Laat ons bidden:Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Goede Vader, wij zijn bedroefd om dit afscheid. Wij bevelen N. maar ook onszelf bij U aan. Bewaar ons allen in de palm van uw hand en leid ons naar de uiteindelijke overwinning dwars door lijden en dood heen. Door Christus onze Heer. Amen. 5. Broeders en zusters, wij willen nu samen bidden tot de Heer, onze God, niet alleen voor onze overleden dierbare, maar ook voor de Kerk, voor de vrede in de wereld en voor het welzijn van ons allen Voor allen die de Kerk als herders leiden, dat zij metterdaad kunnen volbrengen, wat zij met woorden verkondigen. Laat ons bidden: Verhoor ons, Heer, ontferm U over ons. Voor allen die ons land besturen, dat zij rechtvaardigheid en vrede bevorderen. Laat ons bidden: Verhoor ons, Heer, ontferm U over ons. Voor allen die geestelijk of lichamelijk pijn lijden, dat zij nooit denken van God verlaten te zijn. Laat ons bidden: Verhoor ons, Heer, ontferm U over ons. Bidden wij God voorde ziel van onze overleden dierbare N., dat Hij hem (haar) van de macht van de duisternis en van alle straffen wil bevrijden. Laat ons bidden: Verhoor ons, Heer, ontferm U over ons. Dat de Heer in zijn goedheid al zijn (haar) zonden voor goed wil vergeten. Laat ons bidden: Verhoor ons, Heer, ontferm U over ons. Dat Hij hem (haar) een vaste woonplaats wil geven in zijn Rijk van vrede en licht. Laat ons bidden: Verhoor ons, Heer, ontferm U over ons. Dat Hij hem (haar) wil laten delen in het geluk en de gemeenschap van zijn heiligen en uitverkorenen. Laat ons bidden: Verhoor ons, Heer, ontferm U over ons. Voor onze overleden familieleden en weldoeners, dat de Heer hen in het licht van zijn heerlijkheid wil opnemen. Laat ons bidden: Verhoor ons, Heer, ontferm U over ons. Voor alle overleden gelovigen, dat de heer hen zal bijeenbrengen in het hemels rijk. Laat ons bidden: Verhoor ons, Heer, ontferm U over ons. God, Schepper en Verlosser van alle gelovigen, vergeef de zielen van uw dienaren en dienaressen al hun zonden; schenk hen op onze voorspraak uw genade waarnaar zij altijd hebben uitgezien; Gij die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen. DE HEILIGE EUCHARISTIE Brood en wijn worden aangedragen voor de viering van de Eucharistie. Ondertussen wordt er gecollecteerd en zal er (eventueel) een gedachtenisprentje worden uitgereikt. Het koor zingt… GEZANG TIJDENS HET KLAARMAKEN VAN DE GAVEN OPROEP TOT GEBED Bidt, broeders en zusters, dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God, de almachtige Vader. Moge de Heer het offer uit uw handen aannemen, tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn van ons en van heel zijn heilige Kerk. GEBED OVER DE GAVEN 1. Barmhartige Heer, wij bieden U deze gaven aan voor het heil van van onze dierbare N. en vragen U: laat hem/haar een genadige rechter vinden in uw Zoon, op wie hij (zij) in dit leven zijn (haar) vertrouwen heeft gesteld als een liefdevolle Verlosser. Door Christus onze Heer. Amen. 2. Heer, kom onze dierbare N. te hulp, nu wij op de dag van zijn (haar) begrafenis (uitvaart) U dit offer van verzoening aanbieden. Mochten hem (haar) nog smetten aankleven van zonde of menselijke tekorten sporen hebben nagelaten, laat uw liefde dan dit alles uitwissen en hem (haar) vergeven. Door Christus onze Heer. Amen. 3. Almachtige en barmhartige God, reinig door dit offer onze dierbare N. van zijn (haar) zonden in het bloed van Christus. Gij hebt hem (haar) gezuiverd door het water van de doop; moge uw liefdevolle vergeving hem (haar) voor altijd rein maken. Door Christus onze Heer. Amen. 4. (in de paastijd) Heer, aanvaard onze gaven en verhoor ons gebed: neem onze overledene N. op in de heerlijkheid bij uw Zoon, die ons met elkaar verbindt door dit grote sacrament van zijn liefde. Door Christus onze Heer. Amen. PREFATIE 1. De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig. Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden zullen wij U danken, altijd en overal door Christus onze Heer. Want Hij die uit de dood is opgestaan, Hij is het licht der wereld, onze enige hoop; in onze angst, omdat wij moeten sterven, troost ons uw belofte, dat wij eens onsterfelijk zullen zijn met Hem. Gij neemt het leven, God, niet van ons af, Gij maakt het nieuw, dat geloven wij op uw woord; en als ons aardse huis - ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons bereid in uw huis om daar voorgoed te wonen. Daarom met alle engelen, machten en krachten, met allen die staan voor uw troon, loven en aanbidden wij U en zingen U toe met de woorden: 2. De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig. Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden zullen wij U danken, altijd en overal door Christus onze Heer. Hij alleen heeft de dood aanvaard om allen voor de dood behoeden. Meer nog: Hij alleen heeft willen sterven opdat wij allen eeuwig voor U leven. Daarom met de koren van de engelen loven en aanbidden wij U en zingen vol vreugde: 3. De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig. Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden zullen wij U danken, altijd en overal door Christus onze Heer. Bij Hem vindt de wereld redding: Hij is het leven van alle mensen, Hij is de verrijzenis van de doden. Door wie de engelen, die eeuwig staan voor uw troon, U vol vreugde aanbidden, koning in majesteit. Laat nu ook onze stemmen meeklinken in dit koor, wij smeken U - en dat ook onze hulde wordt gehoord als U ter eer dit lied wordt aangeheven: 4. De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig. Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden zullen wij U danken, altijd en overal. Door uw beschikking komen wij in deze wereld. Onder uw leiding gaan wij door het leven. Volgens uw wil keren wij - krachtens de wet van de zonde - terug tot de aarde waaruit wij zijn genomen. Maar op een teken van U staan wij op uit de dood, want wij zijn verlost door het sterven van uw Zoon om te delen in de heerlijkheid van zijn verrijzenis. Daarom met alle engelen en heiligen loven en aanbidden wij U en zingen U toe vol vreugde: 5. De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig. Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden zullen wij U danken, altijd en overal. Want voor ons die de dood hebben verdiend zijt Gij genadig en vol liefde: door de zonde is de dood over ons gekomen, door Christus' overwinning zijn wij verlost en worden wij met Hem weer tot leven geroepen. Daarom met de engelen in de hemel verheerlijken wij U op aarde zolang er woorden zijn en zingen U toe vol vreugde: 1. Sanctus, sanctus, sanctus Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra glora tua. Hosanna in excelsis. Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis. 2. Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten. Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt in de Naam des Heren. Hosanna in den hoge. EUCHARISTISCH GEBED 1. Eucharistisch gebed IIC Gij zijt waarlijk heilig onze Heer, de bron van alle heiligheid. Heilig dan deze gaven met de dauw van uw heilige Geest, dat zij voor ons worden tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus onze Heer. Toen Hij werd overgeleverd en vrijwillig zijn lijden op zich nam, nam Hij het brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het aan zijn leerlingen met deze woorden: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij na de maaltijd ook de kelk, sprak opnieuw de dankzegging uit, en gaf hem zijn leerlingen met deze woorden: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren, totdat Hij komt. Zijn dood en verrijzenis indachtig, God, bieden wij U aan het levensbrood en de kelk van het heil. Wij danken U, omdat Gij ons waardig keurt om voor uw aangezicht te staan en uw heilige dienst te verrichten. Zó delen wij in het Lichaam en Bloed van Christus en wij smeken U, dat wij door de heilige Geest worden vergaderd tot één enige kudde. Denk toch, Heer, aan uw Kerk, verspreid over de hele wereld, dat haar liefde volkomen wordt, één heilig volk met N., onze paus en N., onze bisschop, en allen die uw heilig dienstwerk verrichten. Gedenk N., die uit deze wereld tot U geroepen hebt. Laat hem/haar, die in de doop met Christus gestorven en herboren is nu ook verrijzen tot nieuw leven met uw Zoon. Gedenk ook onze broeders en zusters die reeds ontslapen zijn in de hoop der verrijzenis, ja alle gestorvenen dragen wij op aan uw zorg. Neem hen aan en laat hen verschijnen in het licht van uw gelaat. Wij vragen U: ontferm U over ons allen, opdat wij tezamen met de maagd Maria, de moeder van Christus, met de apostelen en alle heiligen die hier eens leefden in uw welbehagen, waardig bevonden worden het eeuwig leven deelachtig te zijn en U loven en eren. Door Jezus Christus uw Zoon. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Amen. 2. Eucharistisch gebed IIIb Ja, Heer, Gij zijt werkelijk de Heilige; heel uw schepping moet U wel prijzen, want door Jezus Christus, uw Zoon onze Heer, maakt Gij alles levend en heilig, in de kracht van de heilige Geest. Altijd blijft Gij bezig U een volk bijeen te brengen uit alle naties en rassen en talen; want van oost tot west moet door een zuivere offergave hulde worden gebracht aan uw Naam. Wij hebben deze gaven dan ook hier gebracht om ze aan U toe te wijden. In alle ootmoed vragen wij U ze te heiligen door uw Geest en ze Lichaam en Bloed te doen zijn van Jezus Christus, uw Zoon onze Heer, op wiens woord wij deze geheimen vieren. Want in de nacht dat Hij werd overgeleverd nam Hij brood en sprak daarover het dankgebed om uw Naam te verheerlijken. Toen brak Hij het brood, gaf het aan zijn leerlingen en zei: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook na de maaltijd de beker en sprak een zegenbede om uw Naam te verheerlijken. Hij gaf hem aan zijn leerlingen en zei: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt. Daarom, Heer, gedenken wij het heilzame lijden en sterven van uw Zoon, zijn glorievolle verrijzenis, en zijn verheffing aan uw rechterhand; zo staan wij vol verwachting open voor zijn wederkomst en bieden U vol dankbaarheid dit offer aan, zo levend en heilig. Wij vragen U, Heer: zie welwillend neer op het offer van uw Kerk en wil er uw Zoon in herkennen, door wiens dood Gij ons met U verzoend hebt. Geef dat wij mogen worden verkwikt door het nuttigen van zijn Lichaam en Bloed. Vervul ons van zijn heilige Geest opdat men ons in Christus zal zien worden tot één lichaam en één geest. Moge Hij ons maken tot een blijvende offergave voor U: dan zullen wij het erfdeel verkrijgen, dat Gij ons beloofd hebt, samen met Maria, de heilige maagd en moeder van God; samen met uw apostelen en martelaren, (met de heilige N.) en met allen die in uw heerlijkheid zijn en daar voor ons bidden. Mogen de vrede in de wereld en het heil van alle mensen toenemen door dit offer van uw Zoon dat ons in handen is gegeven opdat wij met U worden verzoend. Maak uw volk onderweg hier op aarde sterk in liefde en geloof: samen met uw dienaar N., onze paus en N., onze bisschop, met alle bisschoppen, de geestelijkheid en heel het gelovige volk, dat Gij U hebt verworven. Wij vragen U welwillend te staan tegenover de wensen van deze gemeenschap die hier bij U is en waarvan Gij de Vader zijt. Goede God, breng in uw barmhartigheid al uw kinderen van overal bijeen. Gedenk uw dienaar (dienares) N, die Gij uit deze wereld naar U toegeroepen hebt. Geef dat hij (zij), die zoals uw Zoon de dood moest ondergaan, ook zoals Hij zal verrijzen; want Hij zal de doden doen opstaan, en ons aardse lichaam aan zijn verheerlijkt lichaam gelijk doen zijn. Laat onze overleden broeders en zusters, ja laat allen die U lief waren en die van hier zijn heengegaan genadig binnen in uw Rijk. Ook wijzelf hopen daar eens te mogen zijn, om met hen samen voor altijd te mogen genieten van uw heerlijkheid. Dan wist Gij alle tranen uit onze ogen: wij zullen U zien, God van ons, zoals Gij zijt; voor eeuwig op U gelijkend zullen wij eindeloos U prijzen, door Christus onze Heer. In Hem schenkt Gij alles wat goed is aan deze wereld. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Amen. 3. Eucharistisch gebed V God onze Vader, wij danken U met heel ons hart, want Gij hebt ons tot leven geroepen, Gij hebt ons bestemd voor het geluk in Jezus, uw Zoon onze Heer. In Hem zien wij uw goedheid en uw wil om ons allen te redden. Hij is het verlossende Woord, uw helpende hand. Nooit willen wij vergeten, hoe Hij één werd met ons in lijden en dood. Onze last maakt Hij tot de zijne, zijn trouw werd de onze. Blijvend zijn wij U dank verschuldigd om Hem. God onze Vader, wij vragen U: zend over dit brood en deze wijn de kracht van uw heilige Geest; dat zij voor ons het Lichaam en Bloed worden van uw veelgeliefde Zoon, Jezus Christus. Toen het paasfeest op handen was, kwam zijn uur. Hij had de zijnen in de wereld bemind; nu gaf Hij hun het bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. In het bewustzijn dat Hij van U was uitgegaan en naar U terugkeerde, heeft Hij het brood in zijn handen genomen, en zijn ogen opgeslagen naar U, God zijn almachtige Vader, de zegen uitgesproken, het brood gebroken en aan zijn leerlingen gegeven met de woorden: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook, toen zij gegeten hadden, de beker in zijn handen, Hij sprak de zegen en het dankgebed, reikte hem over aan zijn leerlingen en zei: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Heer, Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt. Trouw aan dit woord, Vader, gedenken wij Jezus Christus uw Zoon onze Heer: zijn overgave in lijden en dood, de overwinning van zijn verrijzenis en de glorie van zijn hemelvaart; wij bieden U deze gaven aan, het levende Brood en de heilzame Beker, terwijl wij vol vertrouwen uitzien naar zijn komst in heerlijkheid. Zend nu, Vader, de Trooster en Helper in ons midden, uw heilige Geest. Wek de gezindheid van Jezus Christus in ons hart. Sterk ons vertrouwen, verruim onze liefde. Raak ons met het vuur van uw Geest en breng ons elkaar nabij. Vrijmoedig in de Geest bidden wij U, Vader, voor uw heilige Kerk. Bescherm haar en leid haar; geef haar vrede en eenheid over de hele wereld. Geef wijsheid en kracht aan onze paus N., aan onze bisschop N. en aan allen die Gij als herders in uw Kerk hebt aangesteld. Gedenk in uw goedheid ook degenen die en bijzondere plaats innemen in ons hart en vergeet niet hen, die door de dood van ons zijn heengegaan. Samen met heel uw volk, met de maagd Maria, de moeder van de Heer, met de apostelen, martelaren en al uw heiligen; samen met allen die op U hun vertrouwen hebben gesteld, vragen wij om uw barmhartigheid, erkennen wij uw grootheid en brengen wij U onze dank, door Jezus, uw Zoon, onze Heer. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Amen. 4. Eucharistisch gebed VI Heer onze God, Gij zijt heilig en goed en zo bekend met ons, dat onze namen staan geschreven in uw hand. Geen mens zult Gij vergeten dankzij Jezus Christus uw Zoon, die Gij hebt voortgebracht en uitgezonden hebt om tranen te drogen van mensen die geslagen zijn, om het hart te helen van mensen die gebroken zijn, om brood te worden voor vandaag en de vrede zelf te zijn. Wij danken U, dat Hij ons ruimte geeft en vrijheid schept. Wij danken U, dat Hij de Naam geworden is voor heel ons leven ten einde toe. Heilig deze gaven met de dauw van uw heilige Geest, dat zij voor ons worden tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus onze Heer. Want in de nacht, dat Hij zijn leven gaf, nam Hij brood in zijn handen, Hij zegende U, Hij brak het en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Ook nam Hij de beker, zegende U weer en gaf hem aan zijn leerlingen met de woorden: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt. Heer onze God, zo gedenken wij hem die weet wat lijden is en die de dood heeft gezien, die Gij hebt opgewekt en naam gegeven hebt hoog boven alle namen. Jezus de Heer is Hij, Die Is en Blijven Zal, - uw rechterhand - en tot Hij komt verkondigen wij hem door deze levensbeker en door dit Brood dat wordt gedeeld. Wij bidden U: zend dan uw Geest in ons, die over deze aarde gaat - en maak ons tot een volk, dat recht doet om gerechtigheid; maak leven en welzijn toch groter en sterker dan oorlog en dood; en laat ons mensen zijn die woningen bouwen voor uw stad van vrede; breek het geweld in ons en breng ons thuis bij U uit kracht van Hem, de Mensenzoon hier in ons midden. Bevestig uw Kerk die in ballingschap is en maak haar één in liefde en geloof tezamen met uw dienaar N., onze paus en met alle bisschoppen. Samen met heel uw volk, met Maria, altijd maagd, de moeder van de Heer, met de apostelen, martelaren en al uw heiligen, vragen wij om uw barmhartigheid voor levenden en doden, erkennen wij uw grootheid en brengen wij U onze dank. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Amen. 5. Eucharistisch gebed XIIC Hemelse Vader, met eerbied noemen wij uw naam. Altijd zijt Gij met ons op weg, en dichter dan wij durven dromen, zijt Gij bij ons wanneer uw Zoon ons samenbrengt rond deze tafel, waar wij uw liefde vieren met brood en beker. Zoals eens op de weg naar Emmaüs ontsluit Hij nu voor ons de Schrift en wij herkennen Hem in het breken van het brood. Daarom bidden wij, almachtige God: beadem met uw Geest dit Brood en deze wijn, zodat Jezus Christus in ons midden komt met de gaven van zijn Lichaam en zijn Bloed. Want op de avond voor zijn lijden nam Hij onder de maaltijd brood en sprak tot U het dankgebed. Hij brak het brood en gaf het aan zijn leerlingen terwijl Hij zei: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij ook de beker met wijn en sprak opnieuw het dank- gebed. Hij gaf hem aan zijn leerlingen en sprak: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt. Oneindig goede Vader, wij vieren de gedachtenis van onze verzoening en wij verkondigen de liefde die Gij ons betoont. Uw Zoon is door het lijden en de dood gegaan, en, tot nieuw leven opgewekt, is Hij ingetreden in uw heerlijkheid. Zie met genegenheid neer op dit offer en erken erin uw eigen Zoon die zijn leven heeft gegeven en zijn bloed vergoten opdat voor alle zoekers de weg naar U, Vader, geopend en begaanbaar zij. Barmhartige God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Sterk ons door de gaven van zijn Lichaam en zijn Bloed en laat ons één worden in liefde en geloof, verbonden met onze paus N. en onze bisschop N. Maak onze ogen open voor alle nood en leg woorden in onze mond om wie zich eenzaam en verloren voelen, te troosten in uw Naam. Maak ons vindingrijk en moedig om broederlijk bij te staan al wie berooid zijn en verdrukt. Maak uw Kerk tot een huis van waarheid die bevrijdt, van gerechtigheid die vrede schept, van hoop die alle angst verdrijft. Erbarm U, Vader, over onze broeders en zusters die in de vrede van Christus naar U zijn teruggekeerd, en over alle gestorvenen waarvan Gij alleen het geloof hebt gekend. Breng hen tot het licht van de verrijzenis. En als ook onze weg ten einde loopt, neem ons dan op in uw huis, waar plaats is voor velen. Schenk ons de vervulling van onze levenslange hoop; overvloedig leven in uw heerlijkheid. Laat ons toe in de gemeenschap van uw heiligen; dat wij met Maria, de maagd en moeder Gods, met uw apostelen en martelaren, (met de heilige N.N.) en al de anderen die U genegen zijn, dankbaar uw Naam aanbidden en U prijzen door Jezus Christus onze Heer. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Amen. ONZE VADER 1. Aangespoord door een gebod van de Heer en door zijn goddelijk woord onderricht durven wij zeggen: Onze Vader, die in de hemel zijt, uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven; en leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade. 2. Praeceptis salutaribus moniti en divina institutione formatie audemus dicere: Pater noster, qui es in caelis: sanctificetur nomen tuum; adveniat regnum tuum; fiat voluntas tua, sicut in caelo, et in terra. Panem nostrum cotidianum da nobis hodie; et dimitte debita nostra, sicut et nos dimittimus debitoribus nostris; et ne nos inducas in tentationem; sed libera nos a malo. Verlos ons, Heer, van alle kwaad, geef vrede in onze dagen, dat wij, gesteund door uw barmhartigheid, vrij mogen zijn van zonde, en beveiligd tegen alle onrust, hoopvol wachtend op de komst van Jezus Messias, uw Zoon. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen. GEBED OM VREDE Heer Jezus Christus, Gij hebt aan uw apostelen gezegd: «Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u», let niet op onze zonden maar op het geloof van uw Kerk; vervul uw belofte: geef vrede in uw Naam en maak ons één. Gij die leeft in eeuwigheid. Amen. De vrede des Heren zij altijd met u. En met uw geest. 1. Agnus Dei qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Agnus Dei qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Agnus Dei qui tollis peccata mundi, dona nobis pacem. 2. Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons. Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons. Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons de vrede. UITNODIGNG TOT DE COMMUNIE Zalig zij, die genodigd zijn aan de Maaltijd des Heren. Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld. Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt. maar spréék en ik zal gezond worden. COMMUNIEZANG GEBED NA DE COMMUNIE 1. Heer onze God, uw Zoon heeft ons in het sacrament van zijn Lichaam voedsel gegeven voor onze uittocht naar het eeuwig leven. Geef goedgunstig, dat onze dierbare N. door de kracht van de eucharistie voor eeuwig mag aanzitten aan de tafel van Jezus Christus onze Heer. Amen. 2. Almachtige God, wij bidden U voor onze dierbare N., die uit dit leven is heengegaan: laat hem (haar), door dit offer gelouterd en door geen zonde gehinderd, opgaan naar de eeuwige vreugde van de verrijzenis. Door Christus onze Heer. Amen. 3. Heer, wij hebben het sacrament ontvangen van uw eniggeboren Zoon, het Paaslam dat voor ons is geslacht en in heerlijkheid verrezen is. Wij bidden U voor onze dierbare N.: zuiver hem (haar) door de kracht van het Paasmysterie en laat hem (haar) eens delen in de vreugde van de verrijzenis. Door Christus onze Heer. Amen. 4. (in de paastijd) Heer, wij hebben het Paasmysterie gevierd voor onze gestorven dierbare N. Wij bidden U: laat hem (haar) binnengaan in uw huis om te leven in uw licht en vrede. Door Christus onze Heer. Amen. AFSCHEIDRITUS OPHANGEN GEDACHTENISKRUISJE Met eerbied en respect noem ik de naam van N.. Met die naam is hij/zij in onze parochiegemeenschap onder ons bekend geweest. Wij hebben zijn/haar naam dikwijls genoemd en wij willen die naam vasthouden. Wij willen ons blijven herinneren wie N. was en hoeveel hij/zij heeft betekend voor ons. Daarom wordt dit kruisje met daarop zijn/haar naam in deze kerk opgehangen. Een familielid wordt uitgenodigd het gedachteniskruisje op te hangen. Het koor kan dan een lied zingen. DE LAATSTE AANBEVELING TEN AFSCHEID 1. Nu wij als gelovige mensen onze plicht vervullen en dit menselijk lichaam gaan begraven (cremeren) willen wij met vertrouwen bidden tot God, voor wie alles leeft, dat Hij het lichaam van onze dierbare overledene, dat we in al zijn broosheid aan de aarde (het vuur) toevertrouwen, in kracht doet opstaan en dat Hij hem (haar) opneemt in de kring van zijn heiligen en getrouwen. Moge Gods oordeel over hem (haar) barmhartig zijn: moge Hij hem (haar) uit de dood verlossen en van zijn (haar) schulden ontslaan. En moge hij (zij) zó - verzoend met de Vader en gedragen op de schouders van de goede Herder - in het gezelschap van de eeuwige Koning samen met Gods uitverkorenen voor altijd gelukkig zijn. 2. Onze dierbare N. is in de vrede van Christus ontslapen. Omdat wij gelovig uitzien naar het eeuwig leven, willen wij hem (haar) toevertrouwen aan de liefdevolle barmhartigheid van onze Vader en hem (haar) nu met onze gebeden begeleiden. Wij willen vragen dat hij (zij), die door het doopsel als kind van God werd aangenomen en zo vaak aan de Tafel des Heren werd gevoed, nu mag geroepen worden aan de tafel in de hemel, waar Gods kinderen aanzitten en dat hij (zij) samen met de heiligen, de erfenis ontvangen mag die hem (haar) voor altijd beloofd is. Ook voor onszelf willen we de Heer bidden, nu wij diep bedroefd zijn, dat wij eens, samen met onze dierbare, Christus tegemoet kunnen gaan, wanneer Hij, die ons Leven is, zal verschijnen in heerlijkheid. 3. Na in geloof voor onze dierbare gebeden te hebben willen we hem (haar) nu onze laatste groet brengen. In dit 'vaarwel' klinkt de droefheid door van het afscheid, maar het heeft ook een hoopvolle klank die ons troost: wij zullen onze dierbare terugzien en weer genieten van zijn (haar) vriendschap; want God is barmhartig en goed: eens zullen wij onze verbondenheid, waarvan wij in deze kerk vol droefheid afstand doen, met vreugde opnieuw beleven in het Rijk van God. Troosten wij elkaar dan door ons geloof in Christus. 4. Voordat wij uiteengaan willen wij samen onze dierbare een laatste groet brengen en het 'vaarwel', dat we hier uitspreken, wil een uitdrukking zijn van onze liefde; het verzacht onze droefheid en versterkt onze hoop. Want eens hopen wij onze dierbare weer met vreugde te begroeten daar, waar de liefde van Christus die alles overwint, zelfs de dood voorgoed zal overwinnen. BESPRENKELIJKING EN BEWIEROKING VAN HET LICHAAM VAN DE OVERLEDENEN Nu wordt het lichaam van de overledene met wijwater besprenkeld en bewierookt. Ondertussen kan worden gezongen. Hierna zegt de priester een van de volgende gebeden: 1. Goede Vader, Gij zijt ons steeds goedgezind, in uw handen bevelen wij onze dierbare N. Wij hebben het vaste vertrouwen dat hij (zij) met Christus zal verrijzen op de jongste dag, zoals allen die in Christus zijn gestorven. (Wij danken U voor alle weldaden waarmee Gij hem (haar) in dit sterfelijk leven hebt overladen. Zij zijn voor ons een teken van uw goedheid, een teken ook van de gemeenschap in Christus van alle heiligen.) Luister dan Heer, welwillend naar ons gebed: open voor uw dienaar (dienares) de poort van het paradijs en laten wij die achter blijven elkaar troosten met het geloof, (totdat wij allen Christus tegemoet gaan en voor altijd met U en onze dierbare verenigd zijn). Door Christus onze Heer. Amen. 2. Heer, aan U vertrouwen wij toe uw overleden dienaar (dienares) N. Hij (zij) is gestorven voor deze wereld: laat hem (haar) leven voor U; en reinig hem (haar) in uw liefdevolle barmhartigheid van de zonden, die hij (zij) in menselijke zwakheid heeft bedreven. Door Christus onze Heer. Amen. GEZANG TIJDENS HET UITDRAGEN De priester gaat dan voor de kist uit de kerk uit. Ondertussen wordt een geschikt lied gezongen. Wij laten hier de tekst van het gebruikelijke gregoriaanse gezang volgen: In paradisum deducant te angeli: in tuo adventu suscipiant te martyres et perducant te in civitatem sanctam Ierusalem. Chorus angelorum te suscipiat et cum Lazaro quondam paupere aeternam habeas requiem. [Mogen de engelen u geleiden naar het paradijs, de martelaren u ontvangen bij uw komst en u brengen naar de heilige stad Jeruzalem. Het koor van engelen moge u ontvangen en moogt gij, samen met de arme Lazarus, de eeuwige rust vinden.] VOORBEELD UITVAARTDIENST VOORNAAM ACHTERNAAM OPENINGSRITUS OPENINGSZANG Requiem aeternam dona eis, Domine, et lux perpetua luceat eis. Te decet hymnus Deus in Sion et tibi reddetur votum in Jerusalem: exaudi orationem meam, ad te omnis caro. [Heer, geef hun de eeuwige rust en het eeuwige licht verlichte hen. U komt een lofzang toe, God, in Sion, en U moet een dankoffer worden gebracht in Jerusalem, verhoor mijn gebed; tot U komt alle vlees.] OPENING In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Amen. De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. En met uw geest. ONTSTEKN KAARSEN ROND DE BAAR DOOR A EN B IN MEMORIAM DOOR C SCHULDBELIJDENIS Broeders en zusters, belijden wij onze zonden, bekeren wij ons tot God om de heilige eucharistie goed te kunnen vieren. Ik belijd voor de almachtige God en voor u allen, dat ik gezondigd heb in woord en gedachten in doen en laten, door mijn schuld, door zijn schuld, door mijn grote schuld. Daarom smeek ik de heilige Maria, altijd maagd, alle engelen en heiligen en u, broeders en zusters voor mij te bidden tot de Heer onze God. Moge de almachtige God zich over ons ontfermen, onze zonden vergeven en ons geleiden tot het eeuwig leven. Amen. Kyrie eleison. Kyrie eleison. Christe eleison. Christe eleison. Kyrie eleison. Kyrie eleison. GEBED Laat ons bidden. God, almachtige Vader,in geloof belijden wij, dat uw Zoon gestorven is en verrezen. Verleen ons goedgunstig, dat onze dierbare Voornaam, die in Christus is ontslapen, door dit mysterie vol vreugde zal verrijzen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen. EERSTE LEZING DOOR D Uit het boek Genesis In die dagen gaf Jakob zijn zonen de volgende opdracht: "Als ik met mijn voorvaderen verenigd word, begraaf mij dan bij mijn vaderen in de grot op de akker van Makpela, ten oosten van Mamre, in Kanaän. Het is de akker die Abraham als eigen begraafplaats van de Hethiet Efron gekocht heeft. Daar zijn Abraham en zijn vrouw Sara begraven, daar zijn Isaak en zijn vrouw Rebekka bijgezet, en daar heb ik Lea begraven. De akker met de grot die erop ligt, is gekocht van de Hethieten." Toen Jakob zijn zonen deze laatste opdracht gegeven had, trok hij zijn voeten terug op het bed, gaf de geest en werd met zijn voorvaderen verenigd. Toen wierp Jozef zich op zijn vader, weende over hem en kuste hem. En hij gaf de geneesheren die in zijn dienst waren de opdracht om zijn vader Israël te balsemen, en de geneesheren deden dat. Dit nam veertig dagen in beslag, want zo lang duurt de balseming. De Egyptenaren rouwden om hem, zeventig dagen lang. Na de rouwtijd zei Jozef tot farao's hovelingen: "Wees mij ter wille en doe voor mij een goed woord bij farao. Zeg hem: 'Mijn vader heeft mij onder ede doen beloven: Ik ga nu sterven; je moet mij begraven in het graf dat ik in Kanaän heb uitgehouwen.' Laat mij dus mijn vader gaan begraven; daarna kom ik terug." Farao zei: "Ga uw vader begraven, zoals hij u heeft laten beloven." Jozef ging dus zijn vader begraven; alle hovelingen van de farao, de oudsten van zijn huis, en alle 9Oudsten van Egypte vergezelden hem; verder heel de familie van Jozef, zijn broers en de familie van zijn vader. Alleen de kleine kinderen en de schapen en runderen lieten zij in Gosen achter. Ook wagens en Wagenmenners reden met hen mee, zodat het een indrukwekkende stoet was. Toen zij aangekomen waren bij de Doornendorsvloer, bij de Jordaan, hielden zij een grote, plechtige rouwklacht; zeven dagen lang liet Jozef om zijn vader rouwen. De Kanaänitische bewoners van het land zagen die rouwplechtigheden op de Doornendorsvloer en zeiden: "Egypte houdt indrukwekkende rouwklachten"; zo komt het dat die plaats aan de overzijde van de Jordaan Abel-Misraïm heet. Daarna volvoerden Jakobs zonen de opdracht die hun vader hun gegeven had. Zij brachten hem over naar Kanaän en begroeven Hem in de grot op de akker van Makpela. Abraham had die akker ten oosten van Mamre als eigen begraafplaats gekocht van de Hethiet Efron. Nadat Jozef zijn vader begraven had, keerde hij naar Egypte terug, samen met zijn broers en allen die hem vergezeld hadden bij de begrafenis van zijn vader. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. TUSSENZANG EVANGELIE Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs. In die tijd ging Jezus de berg op, toen Hij de menigte zag, en, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem. Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus: `Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten. Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen. Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel. Zo spreekt de Heer. Wij danken God. HOMILIE VOORBEDE DOOR E EN F Bidden wij in geloof tot God, de almachtige Vader, die zijn Zoon Christus heeft doen opstaan uit de doden, voor het heil van levenden en doden: Voor onze dierbare overledene, die in het doopsel de kiem van eeuwig leven heeft ontvangen en die tijdens zijn (haar) leven het Lichaam van Christus, Brood van eeuwig leven, heeft gegeten: dat de Heer hem (haar) nu voor altijd de gemeenschap met de heiligen wil schenken en doet aanzitten aan het gastmaal van het eeuwige leven. Laat ons bidden. Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Voor onze dierbare N, die voor ons (als vader/moeder, opa/oma etc) zoveel gedaan en betekend heeft: dat de Heer zijn (haar) fouten en zonden moge vergeven en hem (haar) moge belonen voor al het goede, dat hij (zij) aan ons deed. Laat ons bidden. Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Voor onze overleden familieleden en bekenden, voor allen, die zijn ontslapen en vol hoop uitzien naar hun verrijzenis: dat de Heer hen welwillend zal opnemen in het licht van zijn aanwezigheid. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Voor onszelf willen we bidden, die bedroefd zijn om dit afscheid: dat de Heer ons wil troosten in ons verdriet; dat Hij ons helpt elkaar tot steun te zijn en dat Hij ons bewaart op de weg van het geloof, zodat Hij ons eens kan samenbrengen in de heerlijkheid van zijn Koninkrijk. Laat ons bidden: Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons. Heer, moge ons gebed ten goede komen aan de zielen van uw overleden dienaren en dienaressen: maak hen vrij van al hun zonden en laat hen delen in uw verlossing. Door Christus onze Heer. Amen. DE HEILIGE EUCHARISTIE Brood en wijn worden aangedragen voor de viering van de Eucharistie. Ondertussen wordt er gecollecteerd en zal er (eventueel) een gedachtenisprentje worden uitgereikt. Het koor zingt… GEZANG TIJDENS HET KLAARMAKEN VAN DE GAVEN OPROEP TOT GEBED Bidt, broeders en zusters, dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God, de almachtige Vader. Moge de Heer het offer uit uw handen aannemen, tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn van ons en van heel zijn heilige Kerk. GEBED OVER DE GAVEN Barmhartige Heer, wij bieden U deze gaven aan voor het heil van van onze dierbare N. en vragen U: laat hem/haar een genadige rechter vinden in uw Zoon, op wie hij (zij) in dit leven zijn (haar) vertrouwen heeft gesteld als een liefdevolle Verlosser. Door Christus onze Heer. Amen. PREFATIE De Heer zal bij u zijn. De Heer zal u bewaren. Verheft uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer. Brengen wij dank aan de Heer onze God. Hij is onze dankbaarheid waardig. Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden zullen wij U danken, altijd en overal door Christus onze Heer. Want Hij die uit de dood is opgestaan, Hij is het licht der wereld, onze enige hoop; in onze angst, omdat wij moeten sterven, troost ons uw belofte, dat wij eens onsterfelijk zullen zijn met Hem. Gij neemt het leven, God, niet van ons af, Gij maakt het nieuw, dat geloven wij op uw woord; en als ons aardse huis - ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons bereid in uw huis om daar voorgoed te wonen. Daarom met alle engelen, machten en krachten, met allen die staan voor uw troon, loven en aanbidden wij U en zingen U toe met de woorden: Sanctus, sanctus, sanctus Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra glora tua. Hosanna in excelsis. Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis. EUCHARISTISCH GEBED Gij zijt waarlijk heilig onze Heer, de bron van alle heiligheid. Heilig dan deze gaven met de dauw van uw heilige Geest, dat zij voor ons worden tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus onze Heer. Toen Hij werd overgeleverd en vrijwillig zijn lijden op zich nam, nam Hij het brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het aan zijn leerlingen met deze woorden: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM, DAT VOOR U GEGEVEN WORDT. Zo nam Hij na de maaltijd ook de kelk, sprak opnieuw de dankzegging uit, en gaf hem zijn leerlingen met deze woorden: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE, ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED, DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN. Verkondigen wij het mysterie van het geloof. Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker, verkondigen wij de dood des Heren, totdat Hij komt. Zijn dood en verrijzenis indachtig, God, bieden wij U aan het levensbrood en de kelk van het heil. Wij danken U, omdat Gij ons waardig keurt om voor uw aangezicht te staan en uw heilige dienst te verrichten. Zó delen wij in het Lichaam en Bloed van Christus en wij smeken U, dat wij door de heilige Geest worden vergaderd tot één enige kudde. Denk toch, Heer, aan uw Kerk, verspreid over de hele wereld, dat haar liefde volkomen wordt, één heilig volk met Benedictus, onze paus en Antonius, onze bisschop, en allen die uw heilig dienstwerk verrichten. Gedenk Voornaam, die uit deze wereld tot U geroepen hebt. Laat hem, die in de doop met Christus gestorven en herboren is nu ook verrijzen tot nieuw leven met uw Zoon. Gedenk ook onze broeders en zusters die reeds ontslapen zijn in de hoop der verrijzenis, ja alle gestorvenen dragen wij op aan uw zorg. Neem hen aan en laat hen verschijnen in het licht van uw gelaat. Wij vragen U: ontferm U over ons allen, opdat wij tezamen met de maagd Maria, de moeder van Christus, met de apostelen en alle heiligen die hier eens leefden in uw welbehagen, waardig bevonden worden het eeuwig leven deelachtig te zijn en U loven en eren. Door Jezus Christus uw Zoon. Door Hem en met Hem en in Hem zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest, hier en nu en tot in eeuwigheid. Amen. ONZE VADER Aangespoord door een gebod van de Heer en door zijn goddelijk woord onderricht durven wij zeggen: Onze Vader, die in de hemel zijt, uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven; en leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade. Verlos ons, Heer, van alle kwaad, geef vrede in onze dagen, dat wij, gesteund door uw barmhartigheid, vrij mogen zijn van zonde, en beveiligd tegen alle onrust, hoopvol wachtend op de komst van Jezus Messias, uw Zoon. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen. GEBED OM VREDE Heer Jezus Christus, Gij hebt aan uw apostelen gezegd: «Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u», let niet op onze zonden maar op het geloof van uw Kerk; vervul uw belofte: geef vrede in uw Naam en maak ons één. Gij die leeft in eeuwigheid. Amen. De vrede des Heren zij altijd met u. En met uw geest. Agnus Dei qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Agnus Dei qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Agnus Dei qui tollis peccata mundi, dona nobis pacem. UITNODIGNG TOT DE COMMUNIE Zalig zij, die genodigd zijn aan de Maaltijd des Heren. Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld. Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt. maar spréék en ik zal gezond worden. COMMUNIEZANG GEBED NA DE COMMUNIE Heer onze God, uw Zoon heeft ons in het sacrament van zijn Lichaam voedsel gegeven voor onze uittocht naar het eeuwig leven. Geef goedgunstig, dat onze dierbare Voornaam door de kracht van de eucharistie voor eeuwig mag aanzitten aan de tafel van Jezus Christus onze Heer. Amen. AFSCHEIDRITUS OPHANGEN GEDACHTENISKRUISJE DOOR G Met eerbied en respect noem ik de naam van Voornaam. Met die naam is hij in onze parochiegemeenschap onder ons bekend geweest. Wij hebben zijn naam dikwijls genoemd en wij willen die naam vasthouden. Wij willen ons blijven herinneren wie Voornaam was en hoeveel hij heeft betekend voor ons. Daarom wordt dit kruisje met daarop zijn naam in deze kerk opgehangen. DE LAATSTE AANBEVELING TEN AFSCHEID Nu wij als gelovige mensen onze plicht vervullen en dit menselijk lichaam gaan begraven willen wij met vertrouwen bidden tot God, voor wie alles leeft, dat Hij het lichaam van onze dierbare verledene, dat we in al zijn broosheid aan de aarde toevertrouwen, in kracht doet opstaan en dat Hij hem opneemt in de kring van zijn heiligen en getrouwen. Moge Gods oordeel over hem barmhartig zijn: moge Hij hem uit de dood verlossen en van zijn schulden ontslaan. En moge hij zó - verzoend met de Vader en gedragen op de schouders van de goede Herder - in het gezelschap van de eeuwige Koning samen met Gods uitverkorenen voor altijd gelukkig zijn. BESPRENKELIJKING EN BEWIEROKING VAN HET LICHAAM VAN DE OVERLEDENEN Goede Vader, Gij zijt ons steeds goedgezind, in uw handen bevelen wij onze dierbare Voornaam. Wij hebben het vaste vertrouwen dat hij met Christus zal verrijzen op de jongste dag, zoals allen die in Christus zijn gestorven. Wij danken U voor alle weldaden waarmee Gij hem in dit sterfelijk leven hebt overladen. Zij zijn voor ons een teken van uw goedheid, een teken ook van de gemeenschap in Christus van alle heiligen. Luister dan Heer, welwillend naar ons gebed: open voor uw dienaar de poort van het paradijs en laten wij die achter blijven elkaar troosten met het geloof, totdat wij allen Christus tegemoet gaan en voor altijd met U en onze dierbare verenigd zijn. Door Christus onze Heer. Amen. GEZANG TIJDENS HET UITDRAGEN In paradisum deducant te angeli: in tuo adventu suscipiant te martyres et perducant te in civitatem sanctam Ierusalem. Chorus angelorum te suscipiat et cum Lazaro quondam paupere aeternam habeas requiem. [Mogen de engelen u geleiden naar het paradijs, de martelaren u ontvangen bij uw komst en u brengen naar de heilige stad Jeruzalem. Het koor van engelen moge u ontvangen en moogt gij, samen met de arme Lazarus, de eeuwige rust vinden.]