Rapport - Is de economische crisis voorbij - Perskamer

advertisement
Rapport
Is de economische
crisis voorbij?
Een onderzoek naar de schulden­­problematiek
in Nederland
Uitgevoerd door Tilburg University bij gelegenheid van het 50-jarig
bestaan van BKR
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Een financieel gezonde wereld
BKR streeft een financieel gezonde wereld na. Onze missie is een maatschappelijke: we willen
op objectieve wijze bijdragen aan verantwoorde kredietverstrekking en we willen voorkomen dat
schulden problemen worden. BKR doet dit zonder winstoogmerk, voor haar zakelijke klanten,
consumenten en de maatschappij.
In het Krediet Informatiesysteem van BKR registreren aangesloten organisaties gegevens
over afgesloten kredieten en over betalingsachterstanden op kredieten. Van hypotheken worden
alleen de betalingsachterstanden vastgelegd.
Consumenten kunnen hun eigen gegevens (online) bij BKR inzien. Momenteel beheert BKR de
kredietgegevens van 8,5 miljoen personen. Ruim 90% daarvan komt zonder problemen hun
betalingsverplichtingen na.
Ook beheert BKR, vanuit het beveiligde datacentrum privacygevoelige databases die aangesloten
organisaties ondersteunen bij het tegengaan van misbruik en (identificatie)fraude in het financiële verkeer.
Daarnaast is BKR actief binnen diverse maatschappelijke projecten op het gebied van vroegsignalering en schuldhulpverlening. Zo werken we met het ministerie van SZW, gemeenten en
private partijen aan Vindplaats-van-schulden, een samenwerkingsverband om in een vroegtijdig
stadium mensen te bereiken die hulp willen bij het oplossen van problematische schulden.
Ook via die weg willen we het financieel welzijn van mensen bevorderen.
Dit jaar vieren we ons 50-jarig bestaan. Een mooi moment om te onderzoeken hoe Nederland
qua schuldenproblematiek ervoor staat: Is de economische crisis van de afgelopen jaren echt
voorbij? En wat is de relatie met de schuldenproblematiek?
Om deze en meer vragen te beantwoorden hebben we Tilburg University opdracht gegeven om
een diepgaand onderzoek te doen. Enerzijds om de huidige situatie gedegen te analyseren en vast
te leggen. Anderzijds om ‘samen’ te kunnen discussiëren over de ‘marsroute’ voor de toekomst.
Peter van den Bosch
Bestuurder BKR
Tiel, november 2015
Rapport
Is de economische
crisis voorbij?
Een onderzoek naar de schulden­­problematiek
in Nederland
Uitgevoerd door Tilburg University bij gelegenheid van het 50-jarig
bestaan van BKR
Onderzoeksteam:
Prof. dr. Harald Benink, hoogleraar Banking & Finance, Tilburg University, tevens onderzoeksleider
Prof. dr. Marcel Das, hoogleraar Econometrie en Dataverzameling, Tilburg University,
tevens directeur CentERdata
Drs. Boukje Cuelenaere, hoofd Survey Onderzoek CentERdata
Suzan Elshout MSc, onderzoeker CentERdata
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
1.Schuldenproblematiek in Nederland 1
na de banken- en eurocrisis
1.1 Banken- en eurocrisis vanaf 2007
1
1.2Werkloosheid
2
1.3 Veranderingen op de arbeidsmarkt
2
1.4 Houdbaarheid van schulden
4
2.Survey inzake financiële situatie, arbeidsmarktpositie 7
en leengedrag van Nederlandse huishoudens
2.1Introductie
7
2.2 Huidige financiële situatie
8
2.3 Ontwikkeling in arbeidsmarktpositie
11
2.4 Leningen en schulden
13
2.5 Financiële toekomstverwachtingen
20
2.6 Samenvatting en conclusies aangaande de survey
27
3. Een stuwmeer van probleemschulden
31
3.1 Enkele belangrijke studies
31
3.2Interviews
33
4.Conclusie
35
5. Bijlage: lijst van geïnterviewde personen
37
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Schuldenproblematiek in Nederland
1
1. Schuldenproblematiek in Nederland
na de banken- en eurocrisis
1.1 Banken- en eurocrisis vanaf 2007
In de loop van 2007 kwamen de problemen met portefeuilles van Amerikaanse risicovolle
woninghypotheken, die wereldwijd aan beleggers waren verkocht, geleidelijk naar de oppervlakte.
Liquiditeit dreigde snel op te geraken doordat banken niet meer aan elkaar wilden lenen.
Centrale banken schoten te hulp.
Een jaar later, in september 2008, lieten de Amerikaanse autoriteiten de investeringsbank Lehman
Brothers failliet gaan. De hieruit voortvloeiende vertrouwenscrisis op de financiële markten
leidde tot een diepe recessie in 2009. In Nederland bedroeg de economische krimp bijna 4%.1
Na de bankencrisis ontstond er in de eurozone nog een tweede crisis. De bankencrisis had de
zwakheden blootgelegd van een aantal eurolanden, waaronder Griekenland, Portugal en Ierland,
maar ook Spanje, Italië en Frankrijk. Deze crisis had eveneens een fors negatieve invloed op de
economische groei.
Op dit moment is de economie weer aan het herstellen en langzaam aan het aantrekken. Figuur 1.1
illustreert het groeipad van de economie vanaf 2008 tot en met de geraamde cijfers voor 2016.
Figuur 1.1 Economische groei Nederland 2008-2016
Bron: CPB, Korte Termijn Raming, september 2015
1
oor dit hoofdstuk werd onderzoeksondersteuning verleend door Dian van Rooi, studente Economie en BedrijfsV
economie aan Tilburg University.
1
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
1.2 Werkloosheid
Ondanks de aantrekkende economie daalt de werkloosheid in Nederland slechts in beperkte
mate. De toename in werkgelegenheid gaat samen met de toename in het arbeidsaanbod (Figuur
1.2). Wel is het Nederlandse werkloosheidpercentage relatief laag in Europa, alhoewel onder
andere Duitsland een lager percentage heeft.
Figuur 1.2 Werkgelegenheid groeit nauwelijks sneller dan het arbeidsaanbod
Bron: CPB, Macro Economische Verkenning 2016
1.3 Veranderingen op de arbeidsmarkt
Na de banken- en eurocrisis is er eindelijk weer sprake van aantrekkende economische groei.
Nederland is uit de crisis aan het geraken, alhoewel de zorgen nog zeker niet zijn verdwenen.
Besteedbare inkomens staan onder druk door stijgende vaste lasten.
Zorgpunten zijn tevens de hoge werkloosheid en de grote veranderingen op de arbeidsmarkt.
Structurele factoren, zoals de vergroting van het arbeidsaanbod vanuit China, India en CentraalEuropa, globalisering, deregulering en flexibilisering, het internet, nieuwe productietechnieken
zoals robotisering en 3D printen, betekenen een revolutie op de arbeidsmarkt. Er dreigt bovendien een tweedeling van laagverdieners versus hoogverdieners waarbij er steeds meer een vallende middenklasse dreigt.
Het voorgaande betekent dat het verdienvermogen van de factor arbeid onder druk staat.
De recente financiële crisis heeft dit proces bespoedigd. Bovendien nemen werkgevers steeds
minder mensen in vaste dienst. Flexibele arbeid en zzp’ers zijn enorm in opkomst.
Zoals blijkt uit Figuur 1.3 was in 2004 het percentage werkenden met een flexibele arbeidsrelatie in Nederland 15%. Inmiddels is dit gestegen tot 22%. Het aantal zelfstandigen (vooral zonder
personeel) steeg ook verder, waardoor een vaste arbeidsrelatie steeds minder vaak voorkomt.
2
1
Figuur 1.3 Personen met betaald werk naar arbeidsrelatie
Bron: CBS, Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt, de Focus op Flexibilisering, 2015
Figuur 1.4 laat zien dat de kans op werkloosheid vanuit flexwerk groter is dan die vanuit
een vaste baan.
Figuur 1.4 Aandeel personen met flexibele/vaste arbeidsrelatie, na verlies betaald werk, werkloos
Bron: CBS, Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt, de Focus op Flexibilisering, 2015
3
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
1.4 Houdbaarheid van schulden
Mensen die langdurige werkloosheid ervaren, dan wel werk hebben dat financieel substantieel
minder wordt beloond, zijn kwetsbaar voor in het verleden opgebouwde schuldposities. Immers,
deze schulden zijn opgebouwd op basis van inkomensverwachtingen die niet meer reëel zijn.
Bovendien zijn er grote groepen Nederlanders met betalingsachterstanden.
In 2015 publiceerde het Nibud de studie Hoe huishoudens omgaan met een inkomensdaling.
Uit deze studie blijkt dat een kwart van de Nederlanders sinds het begin van de crisis een
inkomens­terugval heeft ervaren, waarvan het bij de meesten ging om een inkomensdaling
tussen de 15 en 30%. De helft van deze groep komt moeilijk rond en is de grip op zijn financiën
kwijt. Door het verlies van grip ontstaan er verschillende vormen van betalingsachterstanden.
Daarnaast heeft 40% van de mensen die een inkomensterugval hebben ervaren, geen spaargeld
meer. Hiervoor was dat 25%.
In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voert Panteia sinds enkele
jaren een onderzoek uit naar betalingsachterstanden. Tabel 1.1 is ontleend aan de Monitor
Betalingsachterstanden 2014 en geeft per categorie van schuld aan welk percentage van huishoudens de afgelopen 12 maanden op enig moment te maken heeft gehad met een bepaald type
achterstallige rekening. De cijfers zijn voor de jaren 2008, 2009, 2010, 2011 en 2014.
Tabel 1.1 Achterstallige rekeningen 2008-2014
Bron: Monitor Betalingsachterstanden, Panteia, 2014
4
1
Uit de Monitor blijkt dat 17,9% van de huishoudens op minimaal één terrein een achterstallige
rekening heeft gehad in 2014. In 2008 was dit percentage minder dan de helft, namelijk 8,3%.
Het relatief hoge percentage in 2014 komt overeen met zo’n 1,3 miljoen huishoudens op een totaal
van bijna 7,3 miljoen huishoudens.
De achterstanden zijn een reflectie van inkomens die zijn gedaald terwijl de schuldniveaus hoog
zijn gebleven.
5
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
6
Survey inzake financiële situatie
2
2. Survey inzake financiële situatie, arbeidsmarktpositie en
leengedrag van Nederlandse huishoudens
2.1 Introductie
Als deel van dit onderzoeksrapport is aan panelleden van 16 jaar en ouder uit het CentERpanel 2
een vragenlijst over hun financiële situatie en de Nederlandse economie voorgelegd. Het doel
van het onderzoek is inzicht te krijgen in de feitelijke en gevoelsmatige financiële situatie waarin
mensen verkeren en hoe zij denken dat hun financiële situatie en de Nederlandse economie zich
(met oog op de crisis) hebben ontwikkeld en nog gaan ontwikkelen. De onderzoeksvraag die
hierbij centraal staat, luidt: is de economische crisis voorbij?
CentERpanelleden werden op vrijdag 9 oktober 2015 via een e-mail uitgenodigd om naar hun
persoonlijke inlogpagina te gaan waar de vragenlijst klaar stond. De vragenlijst stond open tot en
met dinsdag 13 oktober 2015. Op maandag 12 oktober 2015 is een herinnering e-mail verstuurd
aan alle panelleden die nog niet gerespondeerd hadden.
Van de 2770 uitgenodigde panelleden hebben 2078 panelleden ingelogd en ten minste de eerste
vraag beantwoord; 2057 respondenten hebben de vragenlijst compleet ingevuld (respons van
74,3%). De antwoorden van respondenten die gaandeweg zijn afgehaakt, zijn ook meegenomen in
de analyses. De in dit hoofdstuk gepresenteerde resultaten hebben betrekking op deze speciaal
voor het BKR in oktober 2015 gehouden survey.
Allereerst bespreken we de (ontwikkeling van de) huidige financiële situatie van huishoudens in
Nederland. Vervolgens kijken we naar de ontwikkeling in arbeidspositie over de afgelopen 5 jaar.
Is op dit gebied enige nasleep van de economische crisis te bespeuren? Daarna volgt de analyse
van de schuldpositie: zijn mensen in het verleden leningen of schulden aangegaan, waarvan ze
nu negatieve gevolgen ondervinden of verwachten? En hoe gemakkelijk zou men nu een lening of
hypotheek afsluiten in vergelijking met de periode voor de economische crisis? Tot slot kijken we
naar financiële toekomstverwachtingen: hoe denken mensen dat de eigen financiële situatie
en de Nederlandse economie zich gedurende de komende 5 jaar zullen ontwikkelen? Waar dit
relevant is, zijn de resultaten uitgesplitst naar achtergrondgegevens, zoals leeftijd en geslacht.
2
et CentERpanel bestaat sinds 1991 en is speciaal geïnitieerd voor wetenschappelijk, maatschappelijk en beleidsH
relevant onderzoek. Het is een probability-based (geen zelf-selectie) panel van ruim 2000 huishoudens die iedere
week een vragenlijst invullen via internet. Indien een huishouden niet beschikt over een breedbandverbinding
en/of computer, dan krijgt het van CentERdata de benodigde apparatuur in bruikleen om alsnog deel te kunnen
nemen aan het panel. Het CentERpanel is representatief voor de Nederlands sprekende bevolking.
7
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
2.2 Huidige financiële situatie
De grootste groep huishoudens in Nederland, ongeveer 47%, houdt op dit moment een beetje
geld over. Bijna een kwart van de huishoudens kan precies rondkomen en ongeveer 17% moet de
spaarmiddelen enigszins aanspreken (Tabel 2.1).
Tabel 2.1 Huidige financiële situatie
Hoe is op dit moment de financiële situatie van uw huishouden?
er worden schulden gemaakt
3,1%
de spaarmiddelen worden enigszins aangesproken
16,7%
er wordt precies rondgekomen
24,5%
er wordt een beetje geld overgehouden
46,9%
er wordt veel geld overgehouden
Totaal
8,8%
2078 (100%)
Om de ontwikkeling van de financiële situatie van huishoudens in Nederland van voor de economische crisis tot nu in kaart te brengen, hebben we gekeken naar de antwoorden van het panel
op dezelfde vraag in de jaren 2006 (N=1936), 2008 (N=1846), 2010 (N=1987), 2012 (N=2046) en 2014
(N=2288).
Figuur 2.1 laat zien dat in 2008 en 2010, ten tijde van de economische crisis, in verhouding meer
huishoudens een beetje geld over hielden dan in 2012, 2014 en 2015 (50% tegenover 47%). De
spaarmiddelen worden nu vaker aangesproken (17%) dan in 2008 en 2010 (15 en 16%). Voor de
economische crisis, in 2006, werden er iets meer schulden gemaakt dan in de jaren daarna
(5% tegenover 3%).
8
2
Figuur 2.1 Huidige financiële situatie, 2006 tot en met 2015
Gevraagd naar het afgelopen jaar geven de meeste mensen aan dat in hun huishouden de uitgaven ongeveer gelijk waren aan de inkomsten (43%). Ongeveer 20% geeft aan dat de uitgaven
hoger waren dan de inkomsten (Tabel 2.2).
Tabel 2.2 Verhouding tussen uitgaven en inkomsten van het huishouden in het afgelopen jaar
Als u kijkt naar de laatste 12 maanden, waren de uitgaven van uw huishouden dan hoger,
ongeveer gelijk aan, of lager dan de inkomsten van uw huishouden?
de uitgaven waren hoger dan de inkomsten
19,6%
de uitgaven waren ongeveer gelijk aan de inkomsten
42,5%
de uitgaven waren lager dan de inkomsten
Totaal
37,9%
2075 (100%)
Ook voor deze vraag is gekeken naar de antwoorden van het panel in de jaren 2006 (N=1935), 2008
(N=1845), 2010 (N=1987), 2012 (N=2046) en 2014 (N=2286).
Uit Figuur 2.2 blijkt dat het percentage dat aangeeft dat de uitgaven hoger waren dan de
inkomsten vanaf 2008 gezien, toen de economische crisis begon, nooit zo hoog is geweest als
op dit moment (alleen voor de economische crisis, in 2006, was dit percentage hoger).
9
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Figuur 2.2 Verhouding tussen uitgaven en inkomsten van het huishouden in het
afgelopen jaar, over tijd
Ongeveer de helft denkt dat de meeste mensen in hun omgeving in dezelfde financiële situatie
zitten als zijzelf. Ongeveer 24% denkt dat anderen het over het algemeen slechter hebben
(Tabel 2.3).
Tabel 2.3 Vergelijking financiële situatie met anderen
Welke van de volgende uitspraken is (het meest) op u van toepassing als u uw financiële
situatie vergelijkt met die van de mensen in uw omgeving?
de meesten hebben het beter dan ik
14,1%
de meesten zitten in dezelfde situatie als ik
49,4%
de meesten hebben het slechter dan ik
23,9%
ik weet het niet
12,6%
Totaal
10
2069 (100%)
2
2.3 Ontwikkeling in arbeidsmarktpositie
Gevraagd naar veranderingen in hun werksituatie in de afgelopen 5 jaar geeft een kwart van
de panelleden aan dat ze niet of niet meer werken en geeft 38% aan dat de werksituatie in de
afgelopen 5 jaar niet is veranderd.
Van degenen voor wie de werksituatie in de afgelopen 5 jaar wel veranderd is, zijn de meesten
met pensioen gegaan (33%), geeft 23% “anders, namelijk…” aan en is 11% van werkend naar
werkeloos gegaan. Tabel 2.4 geeft het beeld van de veranderingen waar mensen mee te maken
hadden.
Bij “anders, namelijk…” noemt men (meer dan een keer):
• al lang gepensioneerd
• minder uren gaan werken
• naast werken gaan studeren
• van baan / werkgever gewisseld
• meer uren gaan werken
• studeer nog
Tabel 2.4 Verandering in werksituatie in de afgelopen 5 jaar
Wat was, in de afgelopen 5 jaar, de meest recente verandering in uw werksituatie?
ik ben van studerend naar werkend gegaan
4,8%
ik ben van werkeloos naar werkend gegaan
6,3%
ik ben van werkend naar werkeloos gegaan
10,7%
ik ben van een tijdelijk contract naar een vast contract gegaan
7,6%
ik ben van een oproepcontract / uitzendcontract / nul-urencontract
naar een vast contract gegaan
2,1%
ik ben van een vast contract naar een tijdelijk contract gegaan
3,7%
ik ben van een vast contract naar een oproepcontract / uitzendcontract
/ nul-urencontract gegaan
1,6%
ik ben van loondienst naar zelfstandige gegaan
1,8%
ik ben van zelfstandige naar loondienst gegaan
0,7%
ik ben met pensioen gegaan
33,2%
ik ben (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geraakt
4,6%
anders, namelijk...
22,9%
Totaal
764 (100%)
Wanneer verschillende categorieën samengenomen worden die expliciet duiden op een verandering ten goede of een achteruitgang in de werksituatie, dan zien we dat de percentages achter­
uitgang en verbetering ongeveer gelijk zijn, namelijk 21%.
11
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Gevraagd naar ontwikkelingen in de afgelopen 5 jaar wat betreft de zekerheid over het behoud
van werk, geeft 44% aan dat deze hetzelfde is gebleven en 11% is zekerder geworden. Voor een
kwart geldt echter dat ze minder zeker zijn geworden over het behoud van hun werk (Tabel 2.5).
Tabel 2.5 Verandering in zekerheid over het behoud van werk over de afgelopen 5 jaar
Hoe heeft de zekerheid over het behoud van uw werk zich over het algemeen ontwikkeld over
de afgelopen 5 jaar?
ik ben zekerder geworden over het behoud van mijn werk
10,9%
dit is hetzelfde gebleven
43,7%
ik ben minder zeker geworden over het behoud van mijn werk
24,8%
niet van toepassing
20,6%
1265 3 (100%)
Totaal
Deze (on)zekerheid over het behoud van werk hangt sterk samen met de feitelijke achteruitgang of verbetering in de werksituatie. Wanneer we drie groepen maken op basis van tabel 2.4,
namelijk “achteruitgang in werksituatie”, “vooruitgang in werksituatie” en “neutraal”, zien we dat
mensen die een verbetering in hun werksituatie hebben ervaren, zekerder zijn geworden over het
behoud van hun werk (32%), terwijl mensen die een achteruitgang hebben meegemaakt, minder
zeker zijn geworden over het behoud van hun werk (43%). We zien ook dat bij degenen die geen
verandering in hun werksituatie meemaakten of een neutrale verandering, 23% aangeeft minder
zeker te zijn over het behoud van het werk (Tabel 2.6).
Tabel 2.6 Verandering in zekerheid over het behoud van werk over de afgelopen 5 jaar,
naar ontwikkeling in werksituatie (n=1265)
3
ik ben zekerder
geworden over
het behoud van
mijn werk
ik ben minder
zeker geworden
over het behoud niet van toevan mijn werk
passing
dit is hetzelfde
gebleven
achteruitgang in
werksituatie
3,3%
16,4%
42,6%
37,7%
vooruitgang in
werksituatie
32,1%
39,6%
20,8%
7,5%
neutraal
8,4%
47,8%
23,3%
20,5%
eze vraag werd niet gesteld aan mensen die hadden aangegeven met pensioen te zijn gegaan, (gedeeltelijk)
D
arbeidsongeschikt te zijn geraakt of niet (meer) te werken.
12
2
Men schat de ontwikkeling over de zekerheid wat betreft werksituatie voor de meeste mensen in
de omgeving negatief in. Bijna de helft, 49%, geeft aan dat voor de meeste mensen om hen heen
de werksituatie onzekerder is geworden (Tabel 2.7).
Tabel 2.7 Ontwikkeling van de werksituatie van mensen in de omgeving
Welke van de volgende uitspraken is (het meest) van toepassing als u kijkt naar de ontwikkeling van de werksituatie van de mensen in uw omgeving?
voor de meesten is hun werksituatie zekerder geworden
4,8%
werksituatie is niet zekerder of onzekerder geworden
37,4%
voor de meesten is hun werksituatie onzekerder geworden
49,2%
ik weet het niet
8,6%
Totaal
2073 (100%)
Mensen schatten de situatie van hun sociale omgeving blijkbaar negatiever in dan hun eigen situatie.
2.4 Leningen en schulden
De helft van de mensen heeft in de afgelopen 10-15 jaar een lening afgesloten, zoals blijkt uit
Tabel 2.8.
Tabel 2.8 Heeft men in de afgelopen 10-15 jaar een lening afgesloten?
Heeft u (of uw partner in het huishouden) in de afgelopen 10-15 jaar een lening afgesloten
(alle leningen tellen mee, ook hypotheek)?
ja
49,5%
nee
50,5%
Totaal
2073 (100%)
In de afgelopen 10-15 jaar zijn de meeste leningen in 2005-2008 afgesloten (35%) en 2000-2004
(34%). Na 2008, het begin van de economische crisis, loopt dit percentage af. In 2014 of 2015 heeft
tot nu toe 13% een lening afgesloten (Figuur 2.3).
13
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Figuur 2.3 Periodes waarin leningen zijn afgesloten, meerdere antwoorden mogelijk,
n=1025, in %
In de meeste gevallen ging het om hypothecaire leningen (83%). Bij “anders, namelijk…” wordt
meerdere keren “studielening” genoemd (zie Tabel 2.9).
Tabel 2.9 Soorten leningen, meerdere antwoorden mogelijk, n=1024
Wat voor soort lening(en) was / waren het?
hypotheek
83,4%
doorlopend krediet
11,0%
persoonlijk krediet
6,7%
auto op afbetaling
6,3%
lening in privésfeer (van familie / vrienden)
4,9%
anders, namelijk...
3,8%
aankoop op een creditcard die in termijnen is afbetaald
2,1%
aankoop bij een postorderbedrijf, thuiswinkelorganisaties of webshops
op afbetaling
1,1%
ik weet het niet
0,6%
Over het algemeen staat men nog steeds achter deze lening(en) (85%). Ongeveer 11% vindt de
lening dan wel één van deze leningen achteraf gezien te risicovol, maar is er niet door in de problemen gekomen. Zo’n 6% heeft er spijt van, omdat men erdoor in de problemen is gekomen of is
bang dat men er nog door in de problemen zal komen (Tabel 2.10).
14
2
Tabel 2.10 Evaluatie van deze lening(en), meerdere antwoorden mogelijk, n=1024
Welke van de volgende uitspraken geldt voor deze lening / een van deze leningen?
ik vind het nog steeds goed dat ik deze lening(en) ben aangegaan
84,9%
achteraf gezien vind ik de lening te risicovol, maar ik ben er niet door in
de problemen gekomen
11,4%
ik heb er spijt van, ik ben erdoor in de problemen gekomen
3,3%
ik ben bang dat ik daardoor nog in de problemen zal komen
2,8%
Van de mensen die in het verleden leningen of schulden zijn aangegaan (62% gaf ‘niet van toepassing’ aan), verwachten de meesten dat ze deze in de toekomst nog af kunnen lossen (55%) of alles
is al afgelost (29%). 16,5% is onzeker over of men deze in de toekomst nog af kan lossen of kan
deze nu al niet aflossen (Tabel 2.11).
Tabel 2.11 Financiële problemen met leningen en schulden uit het verleden?
Bent u in het verleden leningen of schulden aangegaan waarvan u toen dacht dat u dit
(makkelijk) kon aflossen, maar waarvan u nu minder zeker bent of u dit af kunt lossen?
nee, ik heb alles al afgelost
28,5%
nee, ik verwacht alles in de toekomst af te kunnen lossen
55,0%
ja, ik kan deze nu al niet aflossen
5,3%
ja, ik kan nu nog aflossen, maar ik ben onzeker of ik dat in de toekomst
ook nog kan
11,2%
Totaal
787 (100%)
Ongeveer 48% ziet om zich heen niemand die in de financiële problemen dreigt te komen door
leningen of schulden uit het verleden. Ongeveer 40% ziet wel een enkeling die in deze problema­
tische financiële situatie dreigt te komen. En zo’n 12% ziet meerdere mensen in de omgeving
die in de financiële problemen dreigen te komen door leningen of schulden uit het verleden
(Tabel 2.12).
Tabel 2.12 Financiële problemen van mensen in de omgeving met leningen en schulden uit
het verleden?
Ziet u om u heen mensen die in het verleden leningen of schulden zijn aangegaan en
daardoor nu in de financiële problemen dreigen te komen?
ja, ik zie meerdere mensen in deze situatie
12,4%
ja, ik zie een enkeling in deze situatie
39,8%
nee, ik zie niemand in deze situatie
47,8%
Totaal
2073 (100%)
15
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Groep die zich zorgen maakt over aflossing
Hier gaan we iets dieper in op de kenmerken van de groep die aangeeft onzeker te zijn over of
men deze in de toekomst nog af kan lossen of kan deze nu al niet aflossen.
Zoals blijkt uit Tabel 2.13 bestaat deze groep voor het grootste deel uit mensen die een achteruitgang in hun werksituatie hebben meegemaakt (bijv. van werkend naar werkeloos of van vast
contract naar tijdelijk contract gegaan).
Tabel 2.13 Financiële problemen met leningen en schulden uit het verleden, naar
ontwikkeling in werksituatie, n=787, rij-percentages
nee, ik verwacht alles in
de toekomst
nee, ik heb
af te kunnen
alles al afgelost lossen
ja, ik kan deze
nu al niet
aflossen
ja, ik kan nu
nog aflossen,
maar ik ben onzeker of ik dat
in de toekomst
ook nog kan
achteruitgang in
werksituatie
19,7
44,3
13,1
23,0
vooruitgang in
werksituatie
24,6
56,5
4,3
14,5
neutraal
29,7
55,9
4,7
9,7
Totaal
28,5
55,0
5,3
11,2
Uit Tabel 2.14 blijkt dat de groep mensen die problemen heeft of verwacht met aflossen vooral
bestaat uit alleenstaanden met kinderen: 20% van deze groep kan nu al niet aflossen en 13%
verwacht problemen met aflossen in de toekomst.
16
2
Tabel 2.14 Financiële problemen met leningen en schulden uit het verleden, naar woonvorm,
n=787, rij-percentages
nee, ik heb alles al afgelost
nee, ik verwacht alles in
de toekomst
af te kunnen
lossen
ja, ik kan deze
nu al niet
aflossen
ja, ik kan nu
nog aflossen,
maar ik ben onzeker of ik dat
in de toekomst
ook nog kan
alleenstaande
35,2
47,9
8,5
8,5
(on)gehuwd samenwonend, zonder
kind(eren)
32,3
51,1
4,6
12,1
(on)gehuwd
samenwonend,
met kind(eren)
19,4
66,0
3,2
11,3
alleenstaande, met
kind(eren)
26,7
40,0
20,0
13,3
anders
18,2
54,5
18,2
9,1
Totaal
28,5
55,0
5,3
11,2
Als we kijken naar leeftijd, zijn het vooral jongeren (16-24 jaar) en mensen tussen de 45-54 jaar
die hun schulden nu al niet af kunnen lossen. Mensen tussen de 35-44 jaar en mensen tussen
de 55-64 jaar zijn het meest onzeker of ze hun schulden in de toekomst kunnen blijven aflossen
(Tabel 2.15).
17
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Tabel 2.15 Financiële problemen met leningen en schulden uit het verleden, naar leeftijd,
n=787, rij-percentages
nee, ik verwacht alles in
de toekomst
nee, ik heb
af te kunnen
alles al afgelost lossen
ja, ik kan deze
nu al niet
aflossen
ja, ik kan nu
nog aflossen,
maar ik ben onzeker of ik dat
in de toekomst
ook nog kan
16 - 24 jaar
23,1
61,5
7,7
7,7
25 - 34 jaar
19,3
68,4
5,3
7,0
35 - 44 jaar
18,0
63,3
6,5
12,2
45 - 54 jaar
19,7
62,6
7,5
10,2
55 - 64 jaar
31,9
51,1
4,3
12,8
65 jaar en ouder
39,5
45,3
4,1
11,1
Totaal
28,5
55,0
5,3
11,2
De laagopgeleiden (basisonderwijs en vmbo) hebben relatief gezien het vaakst nu al problemen
met het aflossen van schulden uit het verleden en de groepen met basisonderwijs of havo/vwo
verwachten hier het vaakst nog problemen mee (Tabel 2.16).
Tabel 2.16 Financiële problemen met leningen en schulden uit het verleden, naar opleiding,
n=787, rij-percentages
nee, ik verwacht alles in
de toekomst
nee, ik heb
af te kunnen
alles al afgelost lossen
ja, ik kan deze
nu al niet
aflossen
ja, ik kan nu
nog aflossen,
maar ik ben onzeker of ik dat
in de toekomst
ook nog kan
basisonderwijs
26,7
40,0
6,7
26,7
vmbo
35,6
45,6
8,9
10,0
havo/vwo
21,3
61,7
2,1
14,9
mbo
28,4
56,8
4,9
9,8
hbo
28,0
57,0
3,8
11,3
wo
24,6
62,3
5,3
7,9
Totaal
28,5
55,0
5,3
11,2
18
2
Lening afsluiten in 2015 vergeleken met voor 2008
Als we degenen die aangaven dat ze nu geen lening af zouden sluiten en dat ook nooit gedaan
hebben buiten beschouwing laten (62%), zien we dat de meeste mensen antwoordden dat ze in
de periode voor de crisis wel een lening hebben afgesloten, maar dat nu niet meer zouden doen
(64%), zoals blijkt uit Tabel 2.17.
Tabel 2.17 Hoe gemakkelijk sluit men nu een lening af in vergelijking met de periode voor de
crisis?
Als u dit nodig zou hebben, hoe makkelijk zou u nu een lening (geen hypotheek) afsluiten in
vergelijking met de periode voor de crisis (voor 2008)?
dat doe ik nu niet, maar dat heb ik eerder (voor 2008) wel gedaan
64,1%
dat doe ik nu wel, maar dat zou ik eerder (voor 2008) niet gedaan heb-
3,8%
ben
dat doe ik nu wel en dat zou ik eerder (voor 2008) ook gedaan hebben
Totaal
32,2%
790 (100%)
Op de vraag waarom men nu geen lening af zou sluiten, maar eerder wel, kwamen de volgende
antwoorden meerdere keren voor:
• nu niet nodig
• financiële situatie is nu slechter / onzekerder
• te risicovol / geleerd van leningen uit het verleden / lenen kost geld
• ben gepensioneerd / pensioenen worden niet geïndexeerd / te oud voor een lening
• vanwege de economische crisis
• ging vroeger makkelijker
Als het gaat om het afsluiten van een hypotheek, geven de meesten aan dat ze dat nu wel doen
en in de periode voor de crisis ook gedaan zouden hebben (40%). Ongeveer 27% zou nu geen
hypotheek afsluiten, maar heeft dat eerder, voor de crisis, wel gedaan (Tabel 2.18).
19
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Tabel 2.18 Hoe gemakkelijk sluit men nu een hypotheek af in vergelijking met de periode voor
de crisis?
En als u dit nodig zou hebben, hoe makkelijk zou u nu een hypotheek afsluiten in vergelijking
met de periode voor de crisis (voor 2008)?
dat doe ik nu niet en dat heb ik nooit gedaan
31,3%
dat doe ik nu niet, maar dat heb ik eerder (voor 2008) wel gedaan
26,9%
dat doe ik nu wel, maar dat zou ik eerder (voor 2008) niet gedaan hebben
1,8%
dat doe ik nu wel en dat zou ik eerder (voor 2008) ook gedaan hebben
40,0%
Totaal
2069 (100%)
Op de vraag waarom men nu geen hypotheek af zou sluiten, maar eerder wel, kwamen de
volgende antwoorden meerdere keren voor:
• nu niet nodig / hypotheek is afgelost / geen verhuisplannen
• ben (bijna) gepensioneerd / te oud voor een hypotheek
• vanwege de economische crisis / banken doen nu moeilijker
• financiële onzekerheid
2.5 Financiële toekomstverwachtingen
De komende 5 jaar verwachten de meeste mensen dat de inkomsten van het huishouden
ongeveer gelijk zullen blijven (45%). Een groep van 24% denkt dat de inkomsten enigszins
zullen dalen (Tabel 2.19).
Tabel 2.19 Ontwikkeling in inkomsten van het huishouden de komende 5 jaar
Hoe verwacht u dat de inkomsten van uw huishouden zich zullen ontwikkelen de komende
5 jaar?
inkomsten zullen sterk dalen
5,4%
inkomsten zullen enigszins dalen
24,2%
inkomsten zullen ongeveer hetzelfde blijven
44,5%
inkomsten zullen enigszins stijgen
18,5%
inkomsten zullen sterk stijgen
1,9%
ik weet het niet
5,6%
Totaal
2069 (100%)
Zoals blijkt uit Figuur 2.4 is men redelijk zeker over deze ontwikkeling in de inkomsten.
20
2
Figuur 2.4 Hoe zeker is men over de ontwikkeling in inkomsten van het huishouden
de komende 5 jaar?, n=1954 4, in %
Op de vraag of men de (huishoud)uitgaven goed bijhoudt, antwoordden de meesten dat ze deze
goed (37%) of enigszins (33%) bijhouden (Tabel 2.20).
Tabel 2.20 Hoe goed houdt men (huishoud)uitgaven bij?
Hoe goed houdt u uw (huishoud)uitgaven bij?
ik houd de uitgaven niet of heel slecht bij
6,5%
ik houd de uitgaven behoorlijk slecht bij
6,5%
ik houd de uitgaven enigszins bij
33,3%
ik houd de uitgaven goed bij
37,1%
ik houd de uitgaven heel goed bij
16,6%
Totaal
2069 (100%)
Men spreekt over het algemeen de verwachting uit dat de uitgaven de komende 5 jaar ongeveer
gelijk zullen zijn aan de inkomsten (49%); 31% denkt dat de uitgaven lager zullen zijn dan de
inkomsten (Tabel 2.21).
4
Deze vraag werd niet gesteld aan respondenten die in de vorige vraag “ik weet het niet” aangaven.
21
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Tabel 2.21 Ontwikkeling in verhouding uitgaven-inkomsten van het huishouden de
komende 5 jaar
Hoe denkt u dat de uitgaven zich vergeleken met de inkomsten van uw huishouden zullen
ontwikkelen de komende 5 jaar?
de uitgaven zullen veel hoger zijn dan de inkomsten
1,5%
de uitgaven zullen hoger zijn dan de inkomsten
10,6%
de uitgaven zullen ongeveer gelijk zijn aan de inkomsten
48,5%
de uitgaven zullen lager zijn dan de inkomsten
30,8%
de uitgaven zullen veel lager zijn dan de inkomsten
2,3%
ik weet het niet
6,2%
Totaal
2067 (100%)
Op een schaal van 1 (helemaal niet) tot 5 (uiterst) werd gevraagd welke gevoelens men (spontaan)
ervaart als men zich voorstelt hoe de financiële situatie van het huishouden over 5 jaar zal zijn.
Figuur 2.5 geeft de gemiddeldes weer.
Over het algemeen ervaart men de positieve emoties (ontspannen, optimistisch, blij, trots) sterker
dan de negatieve emoties (onzeker, machteloos, pessimistisch, gefrustreerd). Mensen lijken dus
redelijk positief gestemd als het gaat over hun toekomstige financiële situatie.
Figuur 2.5 Gevoelens die men ervaart als men aan de financiële situatie van het huishouden
over 5 jaar denkt, n=2064, in gemiddeldes (1=helemaal niet; 5=uiterst)
Als het gaat over de Nederlandse economie, voelen de meesten zich op een schaal van 1 tot 5
“neutraal” (3); ze voelen zich “niet goed, niet slecht” en “niet zeker, niet onzeker” (57%). Een
groep van 16% voelt zich slecht en 18% voelt zich onzeker (Figuur 2.6).
22
2
Figuur 2.6 Gevoelens die men ervaart als men aan de Nederlandse economie denkt, n=2064, in %
Mannen voelen zich over het algemeen beter en zekerder als ze aan de Nederlandse economie
denken dan vrouwen (Tabel 2.22).
Tabel 2.22 Gevoelens die men ervaart als men aan de Nederlandse economie denkt,
naar geslacht, n=2064, in %
heel slecht
1
2
3
4
heel goed
5
man
4,3
14,6
52,9
27,3
0,9
vrouw
3,9
18,8
61,6
15,2
0,5
4,1
16,6
56,9
21,7
0,7
Totaal
heel onzeker
1
2
3
4
heel zeker
5
4,3
16,1
55,6
23,1
0,9
vrouw
5,4
20,5
59,7
14,0
0,4
Totaal
4,8
18,2
57,5
18,8
0,7
man
Bijna de helft van de mensen (49%) denkt dat de crisis op de arbeidsmarkt nog (helemaal) niet
voorbij is, 40% antwoordde neutraal (Tabel 2.23).
23
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Tabel 2.23 In hoeverre denkt men dat de crisis op de arbeidsmarkt voorbij is?
In hoeverre denkt u dat de crisis op de arbeidsmarkt voorbij is?
1 helemaal niet
15,6%
2
33,1%
3
39,1%
4
11,7%
5 helemaal wel
0,5%
Totaal
2064 (100%)
Mensen tussen de 55-64 jaar denken hier het meest negatief over, zij geven het vaakst aan dat de
crisis op de arbeidsmarkt helemaal niet voorbij is (21%). En jongeren tussen de 16-24 jaar denken
hier in vergelijking met de rest van de leeftijdscategorieën het meest positief over, 20% denkt
(helemaal) wel dat de crisis voorbij is (Tabel 2.24).
Tabel 2.24 In hoeverre denkt men dat de crisis op de arbeidsmarkt voorbij is?, naar leeftijd,
n=2064, in %
helemaal niet
1
2
3
4
helemaal wel
5
16 - 24 jaar
10,9
34,5
34,5
18,2
1,8
25 - 34 jaar
8,8
36,5
37,2
16,1
1,5
35 - 44 jaar
9,3
31,9
44,3
13,9
0,6
45 - 54 jaar
14,8
33,0
39,7
11,6
0,9
55 - 64 jaar
21,4
31,9
36,0
10,5
0,2
65 jaar en ouder
16,9
33,6
39,0
10,3
0,1
Mensen hebben meer vertrouwen in hun eigen financiële toekomst dan in de Nederlandse economie (50%), zoals blijkt uit Tabel 2.25. 24
2
Tabel 2.25 Vertrouwen eigen financiële toekomst afgezet tegen het vertrouwen in de
Nederlandse economie
Hoe is uw vertrouwen in uw eigen financiële toekomst vergeleken met uw vertrouwen in de
Nederlandse economie?
ik vertrouw mijn eigen financiële toekomst meer dan de Nederlandse
economie
49,5%
ik heb in beide hetzelfde vertrouwen
35,6%
ik vertrouw mijn eigen financiële toekomst minder dan de Nederlandse
6,9%
economie
ik weet het niet
8,0%
Totaal
2064 (100%)
Meer dan de helft van de mensen (54%) denkt dat de generatie die nu geboren wordt het qua
welvaart (iets of duidelijk) slechter gaat krijgen vergeleken met hun ouders (Tabel 2.26).
Tabel 2.26 Inschatting financiële toekomst aankomende generatie
Hoe denkt u over het algemeen dat de generatie die nu geboren wordt het qua welvaart gaat
krijgen vergeleken met hun ouders?
duidelijk slechter
15,0%
iets slechter
39,3%
Hetzelfde
28,5%
enigszins beter
15,0%
duidelijk beter
2,1%
Totaal
2064 (100%)
Uit Tabel 2.27 blijkt mensen tussen de 55-64 jaar vaker denken dat de toekomstige generatie het
qua welvaart “duidelijk slechter” gaat krijgen vergeleken met hun ouders (19%). Mensen tussen
de 35-44 jaar denken vaker dan de andere leeftijdscategorieën dat de toekomstige generatie
het “hetzelfde” gaat krijgen als hun ouders (40%). En jongeren tussen de 16-24 jaar denken
significant vaker dat het “enigszins beter” zal gaan met de financiële toekomst van de aan­
komende generatie (31%).
Tabel 2.27 Inschatting financiële toekomst aankomende generatie, naar leeftijd, n=2064, in %
duidelijk
slechter
1
iets
slechter
2
hetzelfde
3
enigszins
beter
4
duidelijk
beter
5
16 - 24 jaar
7,3
27,3
34,5
30,9
0,0
25 - 34 jaar
13,1
45,3
20,4
19,0
2,2
35 - 44 jaar
9,0
36,4
40,1
12,0
2,4
45 - 54 jaar
15,1
40,9
30,4
12,5
1,2
55 - 64 jaar
19,4
35,5
29,2
13,4
2,5
65 jaar en ouder
16,0
41,8
23,3
16,5
2,4
Totaal
15,0
39,3
28,5
15,0
2,1
25
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
Centrale registratie leningen en betalingsachterstanden
Op de vraag of informatie over mensen die leningen aangaan of achterlopen met het betalen van
rekeningen, naast dat deze centraal geregistreerd wordt, ook gedeeld mag worden voor bepaalde
maatschappelijke doeleinden, gaf een derde aan hierover te twijfelen. Bijna een kwart (24%)
antwoordde dat deze informatie onder geen enkele voorwaarde gedeeld zou mogen worden.
Ongeveer 20% antwoordde met “ja” en 10% gaf aan dat dit onder bepaalde voorwaarden zou
mogen (Tabel 2.28).
Tabel 2.28 V indt men dat informatie die BKR heeft, gedeeld mag worden voor bepaalde
maatschappelijke doeleinden?
Vindt u dat dit soort informatie gedeeld mag worden voor bepaalde maatschappelijke doeleinden (bijvoorbeeld om eerder te signaleren of iemand die problemen heeft met schulden,
hulp kan gebruiken bij het oplossen daarvan)?
nee, onder geen enkele voorwaarde
24,3%
twijfel
33,1%
ja, onder bepaalde voorwaarden, namelijk...
10,3%
ja
19,9%
ik weet het niet
Totaal
12,4%
2063 (100%)
De mening over of deze informatie gedeeld mag worden voor bepaalde maatschappelijke doel­
einden hangt samen met of men (of de partner in het huishouden) wel of niet in de afgelopen
10-15 jaar een lening heeft afgesloten (zoals hiervoor gepresenteerd in Tabel 2.8).
Mensen die geen lening zijn aangegaan, geven vaker aan dat ze het niet weten of twijfelen vaker.
Mensen die wel een lening zijn aangegaan, vinden vaker dat het onder geen enkele voorwaarde
mag, maar ze vinden ook vaker dat het wel mag of dat het onder bepaalde voorwaarden mag.
Mensen die in de afgelopen 10-15 jaar wel een lening zijn aangegaan, hebben dus een sterkere
mening over deze kwestie dan mensen die geen lening zijn aangegaan (Tabel 2.29).
26
2
Tabel 2.29 V indt men dat informatie die BKR heeft, gedeeld mag worden voor bepaalde
maatschappelijke doeleinden, naar wel/geen lening aangegaan, n=2063, in %
twijfel
ja, onder bepaalde voorwaarden,
namelijk
ja
ik weet het
niet
26,0
30,6
12,2
21,6
9,6
Geen lening
aangegaan
22,7
35,5
8,4
18,2
15,1
Totaal
24,3
33,1
10,3
19,9
12,4
nee, onder
geen enkele
voorwaarde
Wel lening
aangegaan
Voorwaarden die meerdere keren genoemd werden, zijn:
• alleen voor hulp, niet voor commerciële doeleinden / als er ook daadwerkelijk hulp
wordt geboden
• in overleg met deze persoon / met toestemming van deze persoon
• bescherming van privacy
• als het echt extreem is / uit de hand dreigt te lopen
2.6 Samenvatting en conclusies aangaande de survey
In oktober 2015 is bij een representatief panel voor de Nederlandse bevolking een vragenlijst
uitgezet over de ontwikkelingen in hun schuldposities en leengedrag, de afwegingen daarbij en de
veranderingen in hun arbeidsmarktpositie. Oktober 2015 kan beschouwd worden als een periode
waarin de economie weer begint aan te trekken en we de crisis achter ons laten.
Voor dit onderzoek is het de vraag of het idee dat de crisis voorbij is ook blijkt uit het (leen)gedrag
en de afwegingen die consumenten maken.
Ontwikkeling financiële situatie huishoudens
Voor de financiële situatie van de consumenten is een vergelijking gemaakt tussen 2006 (voor de
crisis), 2008 (begin van de crisis), de crisisjaren 2010 en 2012 en de jaren 2014 en 2015 (de huidige
meting). Interessant is vooral het verschil tussen 2006 en 2015: de financiële situatie van de huishoudens is anno 2015 even goed of zelfs iets beter dan in 2006:
• iets meer huishoudens houden een beetje of veel geld over (52% in 2006 versus 55,7% in 2015)
• iets minder huishoudens spreken de spaarmiddelen enigszins aan (17,3% versus 16,7%)
• iets minder huishoudens maken schulden (5,2% versus 3,1%)
De jaren waarin de meeste huishoudens een beetje of veel geld overhielden en de minste huis­
houdens spaarmiddelen aanspraken of schulden maakten zijn 2008 en 2010. Aan het formele begin
27
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
van de crisis in 2008 lijken de huishoudens nog voldoende financiële buffer te hebben. De terugslag
komt in de jaren erna. In 2015 lijkt de financiële situatie van huishoudens voorzichtig te herstellen.
De vraag naar de verhouding tussen de uitgaven en de inkomsten in de afgelopen 12 maanden,
laat zien dat dit herstel nog broos is. In 2015 geven meer mensen dan in de jaren ervoor aan dat
hun uitgaven hoger waren dan hun inkomsten. Alleen in 2006 was dit percentage hoger (21,3%).
Aan de andere kant geeft in 2015 een grotere groep dan ooit vanaf 2006 aan dat hun uitgaven juist
lager waren dan hun inkomsten (37,9%). Naast een groep huishoudens van een kleine 20% die in
2015 nog in financieel zwaar weer zitten, is er een groeiende groep die het goed af gaat.
Ontwikkeling arbeidsmarktpositie
In de afgelopen 5 jaar heeft 37% van de bevolking te maken gehad met een verandering in arbeids­marktpositie. Binnen die groep zijn de groepen die te maken kregen met een achteruitgang
(bijvoorbeeld werkloosheid) of een vooruitgang (bijvoorbeeld werk gevonden na werkloosheid)
ongeveer gelijk, namelijk 21%. Toch geeft een groter deel van de werkenden aan minder zeker
te zijn geworden over het behoud van hun werk: 25% vergeleken met 11% die daar juist zekerder
over geworden zijn. Gevraagd naar de ervaringen in hun omgeving, geeft bijna de helft van de
mensen aan dat de werksituatie van mensen in hun omgeving onzekerder is geworden, terwijl
alleen 5% zegt dat voor de meesten de werksituatie juist zekerder is geworden.
Ontwikkeling schuldposities
In de afgelopen 10-15 jaar heeft bijna de helft van de mensen een lening (inclusief hypotheek)
afgesloten. De meeste leningen zijn voor 2009 afgesloten, in de periode daarna neemt het aantal
huishoudens dat een lening afsluit af. Deze leningen zijn niet zonder risico. Van de mensen die in
het verleden leningen of schulden zijn aangegaan is 16,5% onzeker of men deze in de toekomst
nog af kan lossen of kan deze nu al niet aflossen. Bijna 40% kent wel iemand die in het verleden
een lening is aangegaan en daardoor nu in de financiële problemen dreigt te komen. Mensen
lijken dan ook terughoudender geworden in het aangaan van leningen. Bijna twee derde van
degenen die in het verleden een lening zijn aangegaan, geven aan dat nu niet meer te doen maar
dat voor 2008 wel gedaan te hebben. Naast voor de hand liggende motieven voor deze verandering
zoals dat men de lening nu niet nodig heeft en dat men door pensionering een lager inkomen
heeft, zijn er ook mensen die dit met de crisis verbinden. Zij geven aan dat zij lenen nu te risicovol
vinden, dat hun financiële situatie nu minder zeker is of algemeen dat zij nu geen lening meer
zouden afsluiten “vanwege de economische crisis”.
Risicovolle schuldposities
Ongeveer een zesde van de mensen die in het verleden een lening, inclusief hypotheek, zijn aangegaan is onzeker of ze deze kunnen aflossen. Dit zijn voor het merendeel mensen die te maken
hebben met een achteruitgang in hun arbeidsmarktpositie. Verder zijn vooral alleenstaanden met
kinderen en laagopgeleiden oververtegenwoordigd.
28
2
Financiële toekomstverwachting
Voor de komende 5 jaar verwacht 12,1% dat de uitgaven hoger zullen zijn dan de inkomsten.
Het merendeel van de mensen heeft een (veel) positievere verwachting. Gemiddeld ervaren
mensen ook iets meer positieve dan negatieve emoties wanneer zij denken aan de financiële
situatie van hun huishouden over 5 jaar. De toekomstverwachting lijkt zodoende iets positiever
dan de actuele financiële situatie van de Nederlandse huishoudens waar een kleine 20% te maken
heeft met hogere uitgaven dan inkomsten. Over de Nederlandse economie hebben de meesten
(57%) een neutraal gevoel en denken daarnaast evenveel mensen positief als negatief. Wel zijn
mensen wat minder positief over de arbeidsmarkt: bijna de helft (49%) denkt dat de crisis op de
arbeidsmarkt nog niet voorbij is.
Al met al
Dit onderzoek laat zien dat de financiële situatie van huishoudens weer licht verbetert, maar nog
niet zo goed is als vlak voor het begin van de crisis in 2008. Een kleine 20% van de huishoudens
heeft nog te maken met een lastige financiële situatie waarbij de uitgaven hoger zijn dan de
inkomsten. De verwachtingen voor de nabije toekomst zijn wat positiever; een groter deel van de
huishoudens verwacht wel dat hun inkomsten minimaal zo hoog zijn als hun uitgaven. De schuldposities die in het verleden zijn opgebouwd werken voor een deel nog negatief door. Van degenen
die een lening hebben, is een zesde bang dat zij dit misschien in de toekomst niet kunnen
aflossen. Dit zijn vooral mensen die te maken kregen met een verslechtering van hun arbeidsmarktpositie.
Een deel van de mensen die eerder wel een lening aangingen, zal dat nu niet meer doen. Voor
leningen is dit 64% en voor hypotheken is dit 27% die dit nu niet meer zou doen. Als redenen
hiervoor noemen mensen niet alleen dat de eisen van de financiële instellingen strenger zijn
geworden maar ook dat zij dit zelf als te risicovol ervaren.
29
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
30
Een stuwmeer van probleemschulden
3
3. Een stuwmeer van probleemschulden
3.1 Enkele belangrijke studies
In hoofdstuk 1 en 2 van dit onderzoeksrapport is duidelijk naar voren gekomen dat een groot
aantal huishoudens in Nederland kampt met probleemschulden die niet automatisch bij een
aantrekkende economie zullen verdwijnen. De vraag is dus gerechtvaardigd of er sprake is van
een stuwmeer van onoplosbare schulden.
Recentelijk zijn er een tweetal belangrijke studies verschenen over de schuldenproblematiek in
Nederland. In 2014 verscheen het rapport Onoplosbare Schuldsituaties dat is geschreven door
Nadja Jungmann, Erik Lems, Fieneke Vogelpoel, Gercoline van Beek en Peter Wesdorp van de
Hogeschool Utrecht. Dit rapport is geschreven in opdracht van het NVVK, de branchevereniging
voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren. En in 2015 verdedigde Tamara Madern, werkzaam bij het Nibud, haar proefschrift Op weg naar een schuldenvrij leven, Gezond financieel
gedrag noodzakelijk om financiële problemen te voorkomen aan de Universiteit Leiden.
Rapport van Jungmann et al.
In dit rapport is een belangrijk startpunt van analyse dat in Nederland zeker 700.000 mensen
problematische schulden hebben. Dit cijfer is gebaseerd op een studie uit 2013 van Kerckhaert en
De Ruig van Panteia. Hier bovenop lopen volgens een studie van het Nibud uit 2014 nog eens ruim
een miljoen mensen het risico om in een problematische schuldsituatie terecht te komen.
Het bestaan en laten voortbestaan van problematische schulden heeft een aantal belangrijke
persoonlijke en maatschappelijke gevolgen. Uit onderzoek blijkt dat het hebben van problematische schulden onder meer bijdraagt aan stress in relaties, gezondheidsproblemen, langduriger
uitkeringsafhankelijkheid of een hoger ziekteverzuim op de werkvloer. De maatschappelijke
impact van schulden is daarmee groot. Het Nibud heeft berekend dat een schuldsituatie die niet
wordt opgelost de maatschappij ruim 100.000 euro kost.
Zelfs nu de economie weer aantrekt, lijkt er een groot aantal van in het verleden opgebouwde
problematische schulden te zijn die vooralsnog onoplosbaar lijken. Ten einde deze onoplosbaarheid effectief te adresseren worden er in het rapport een viertal aanbevelingen gepresenteerd.
Ten eerste dienen juridische belemmeringen te worden ingeperkt. Deze belemmeringen zijn
een veel voorkomende reden voor de onoplosbaarheid van schulden. Zo is het onder de huidige
beslagwetgeving niet vanzelfsprekend dat mensen een beschikbaar inkomen van 90 procent van
de bijstandsnorm tot hun beschikking hebben. Het ontbreken van een harde beslagvrije voet
draagt bij aan de uitzichtloosheid van schuldsituaties en het verder oplopen van de schuldenlast.
Ook is er het probleem met CJIB-vorderingen waarbij het niet mogelijk is een betalingsregeling
31
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
te treffen. Betaling van deze vorderingen leidt veelal tot het aangaan van nieuwe schuld en dat is
een afwijzingsgrond voor een schuldregeling. Ten slotte is er de aangescherpte wetgeving sociale
zekerheid. Als er sprake is van een fraudeschuld met een boete bij de gemeente, UWV of SVB,
dan komt die vordering niet in aanmerking voor een schuldregeling met kwijtschelding. Hierdoor
is er dan ook vaak geen oplossing mogelijk voor de andere schulden.
Ten tweede hebben onder invloed van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) uit 2012
de meeste gemeenten ervoor gekozen om (strenge) afwijzingscriteria te stellen. Een van de
gevolgen is dat er schuldsituaties zijn die voorheen oplosbaar waren maar onder het nieuwe
beleid (vooralsnog) onoplosbaar zijn geworden. Het gaat in dit verband om criteria dat mensen
hun vaste lasten betaald moeten hebben in de periode voordat ze een beroep deden op de schuldhulpverlening of niet eerder een beroep deden op de schuldhulpverlening. Gemeenten zouden het
politieke draagvlak voor de strenge afwijzingscriteria opnieuw moeten toetsen.
Ten derde zou meer aandacht moeten worden besteed aan het veranderen van het gedrag van
de mensen die leningen zijn aangegaan. Veel schuldenaren zijn ambivalent ten aanzien van hun
wens om uit de schulden te komen. In de huidige inrichting van de schuldhulpverlening worden
er producten aangeboden die uitgaan van motivatie van de schuldenaar. Het ontbreekt echter aan
producten waarin het motiveren van de schuldenaar de kern vormt.
Ten slotte concluderen de onderzoekers dat er behoefte is aan voorzieningen voor echt on­
oplosbare schuldsituaties. Zelfs als gemeenten hun beleid herzien, een aantal juridische
belemmeringen worden geslecht en schuldenaren effectiever kunnen worden gemotiveerd,
zullen er situaties blijven waarin schuldsituaties onoplosbaar zijn. In zulke gevallen is het van
belang dat de schuldsituatie niet verder oploopt en dat er sprake is van een minimale vorm van
bestaanszekerheid.
Proefschrift van Madern
In dit proefschrift wordt de focus gelegd op de gedragstheoretische component van de schulden­
problematiek. Niet alleen is gezond financieel gedrag noodzakelijk om financiële problemen te
voorkomen, maar ook bij het oplossen van probleemschulden is een gedragsverandering noodzakelijk. Schuldhulpverlening is vaak teveel gericht op het inlossen van opgebouwde schulden
terwijl onverantwoord financieel gedrag juist vaak een belangrijke rol heeft gespeeld bij het
ontstaan van de problemen.
Zo blijken mensen die financieel in de problemen komen het lastig te vinden om vooruit te plannen, zowel voor de nabije als de verre toekomst. Daarnaast hebben mensen met schulden moeite
met het in de gaten houden van de uitgaven en inkomsten. Maatwerk is nodig om de schuldenaar
effectief te ondersteunen.
32
3
3.2 Interviews
Gedurende oktober en november 2015 zijn gesprekken gevoerd met een groot aantal betrokkenen
bij het debat inzake de schuldenproblematiek in Nederland, waaronder leden en medewerkers
van een zevental fracties in de Tweede Kamer. Tevens zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het BKR, de NVB, het Nibud en de NVVK.
Er is redelijke overeenstemming over de analyse van de economische situatie. Na de banken- en
eurocrisis is er eindelijk weer sprake van aantrekkende economische groei. Nederland is uit de
crisis aan het geraken, alhoewel de werkloosheid hoog blijft. Besteedbare inkomens staan onder
druk door stijgende vaste lasten.
Zorgpunten zijn de hoge werkloosheid en de grote veranderingen op de arbeidsmarkt. Structurele
factoren, zoals de vergroting van het arbeidsaanbod vanuit China, India en Centraal-Europa,
globalisering, deregulering en flexibilisering, het internet, nieuwe productietechnieken zoals
robotisering en 3D printen, betekenen een revolutie op de arbeidsmarkt. De beloning voor de
factor arbeid staat onder druk. Bovendien dreigt er een tweedeling van laagverdieners versus
hoogverdieners waarbij er steeds meer een vallende middenklasse dreigt.
Het voorgaande betekent dat het verdienvermogen van de factor arbeid onder druk staat.
De recente financiële crisis heeft dit proces bespoedigd. Bovendien nemen werkgevers steeds
minder mensen in vaste dienst. Flexibele arbeid en zzp’ers zijn enorm in opkomst.
Mensen die langdurige werkloosheid ervaren, dan wel werk hebben dat financieel substantieel
minder wordt beloond, zijn kwetsbaar voor in het verleden opgebouwde schuldposities. Immers,
deze schulden zijn opgebouwd op basis van inkomensverwachtingen die niet meer reëel zijn.
Mensen maken zich hier zorgen over, zoals blijkt uit de survey die CentERdata ten behoeve van
dit onderzoeksrapport heeft uitgevoerd. Bovendien zijn er grote groepen Nederlanders met
betalingsachterstanden.
In politiek Den Haag wordt de ernst van de problematiek van een groot stuwmeer van in het
verleden opgebouwde potentieel onhoudbare schulden nog niet bij alle partijen ten volle erkend.
Uiteraard is een leidend beginsel dat mensen individueel verantwoordelijk zijn voor de schulden
die ze aangaan. Zonder dit beginsel is het hek van de dam en ontstaat er moral hazard met
verkeerde prikkels.
In 2015 is de Tweede Kamer actief in debat geweest met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, mevrouw Jetta Klijnsma. Zo heeft er zowel op 25 maart als op 24 september
een algemeen overleg Armoede- en Schuldenbeleid plaatsgevonden. Een groot aantal onderwerpen zijn momenteel onder discussie. Het betreft hier onder meer het tegengaan door gemeenten
33
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
van kinderen in armoede, vroegsignalering en preventie door banken van problematische schulden, het vergroten van budgetten ter bestrijding van armoede, en de borging van de beslagvrije
voet.
Niet tegenstaande de aandacht van het kabinet en de Tweede Kamer voor het armoede- en
schuldenbeleid in Nederland kwam tijdens de gesprekken steeds meer de vraag op of het huidige
beleid voldoende adequaat is om de schuldenproblematiek effectief te adresseren. Er wordt
verschillend gedacht over de mate waarin er sprake is van onoplosbare schulden die in andere
economische tijden met andere arbeidsmarktperspectieven zijn opgebouwd. Toch voelen de
meeste gesprekspartners intuïtief aan dat de problematiek waarschijnlijk groter is dan eerst
werd gedacht.
Een analogie met de eurocrisis dient zich aan. Een aantal landen heeft onhoudbare schulden
opgebouwd. In het geval van Griekenland is herstructurering reeds begonnen ondanks eerdere
percepties dat de Griekse staat de schulden volledig zou terugbetalen.
Ten einde het stuwmeer van potentieel onhoudbare schulden in kaart te brengen is het van
belang dat de schuldhulpverlening beter in beeld krijgt wat er zich bij de huishoudens met
problematische schulden afspeelt. De schuldhulpverlening is een primaire verantwoordelijkheid
van de gemeenten, maar er zijn signalen dat veel probleemgevallen niet de aandacht krijgen die
ze verdienen. In dit rapport werd reeds gewezen op juridische belemmeringen. Daarnaast speelt
het probleem van bezuinigingen op gemeentelijk niveau en de toename van het aantal gemeentelijke taken door decentralisatie vanuit de Rijksoverheid.
Veel gesprekspartners zouden zich kunnen voorstellen dat de gemeenten actiever worden met
het benaderen van mensen met problematische schulden. Gemeenten hebben informatie over
bijstandsuitkeringen, beslagleggingen e.d. Ze zouden deze informatie actiever kunnen monitoren
en gebruiken als signaal om het gesprek met probleemhuishoudens aan te gaan en te komen tot
een oplossing. Deze werkwijze zou ook niet in strijd zijn met privacywetgeving.
Een actie om tot een soort reset van de schuldenproblematiek te komen kost uiteraard geld,
waarvoor wellicht ook een bijdrage vanuit de Rijksoverheid op zijn plaats zou kunnen zijn.
Maar het zou ook kunnen worden gezien als een investering in het oplossen van dat deel van de
schulden­problematiek die onhoudbaar en onoplosbaar is. Niet handelen kost ook geld, en wellicht zelfs meer. Hoe langer mensen in een onhoudbare schuldpositie blijven, hoe groter ook de
maatschappelijke schade in termen van gemiste productiviteit, ziektekosten en uitkeringen.
34
Conclusie
4
4. Conclusie
Dit onderzoeksrapport getiteld Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de
schulden­problematiek in Nederland heeft geprobeerd aannemelijk te maken dat, ondanks
aantrekkende economische groei, de crisis nog niet voorbij is voor vele Nederlandse huishoudens
wanneer het gaat om de houdbaarheid van in het verleden opgebouwde schulden. De arbeidsmarktpositie en het inkomenspotentieel van velen is verslechterd. Dit resulteert in betalings­
achterstanden die aanzienlijk zijn toegenomen. Er lijkt een stuwmeer van onhoudbare schulden
te zijn dat groter is dan gedacht.
Dit rapport bepleit een reset van de schuldenproblematiek waarbij de gemeentelijke schuld­
hulpverlening actiever in kaart gaat brengen wat er zich afspeelt bij de huishoudens met
problematische schulden. Zo’n investering in het oplossen van dat deel van de schulden­
problematiek die onhoudbaar en onoplosbaar is, kost geld. Maar niets doen kost ook geld.
Pro-actief handelen lijkt een maatschappelijk verantwoorde deal.
35
Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland
36
5.
Bijlage: lijst van geïnterviewde personen
5
5. Bijlage: lijst van geïnterviewde personen
Hans Boerwinkel, medewerker SP-fractie, Tweede Kamer
Peter van den Bosch, algemeen directeur, BKR
Mark Harbers, lid VVD-fractie, Tweede Kamer
Pieter Heerma, lid CDA-fractie, Tweede Kamer
Dorrit de Jong, medewerker GroenLinks-fractie, Tweede Kamer
Sadet Karabulut, lid SP-fractie, Tweede Kamer
Joke de Kock, voorzitter, NVVK
Wouter Koolmees, lid D66-fractie, Tweede Kamer
Tamara Madern, medewerker, Nibud
Arnold Merkies, lid SP-fractie, Tweede Kamer
Diederik Mohr, medewerker, Nederlandse Vereniging van Banken
Perjan Moors, lid VVD-fractie, Tweede Kamer
Henk Nijboer, lid PvdA- fractie, Tweede Kamer
Carola Schouten, lid ChristenUnie-fractie, Tweede Kamer
Aukje de Vries, lid VVD-fractie, Tweede Kamer
Gerjoke Wilmink, directeur, Nibud
37
Postbus 6080
4000 HB Tiel
Bezoekadres:
Dodewaardlaan 1
4006 EA Tiel
T 088 1502 600
[email protected]
bkr.nl
Download