Rapport Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schulden­­problematiek in Nederland Uitgevoerd door Tilburg University bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van BKR Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Een financieel gezonde wereld BKR streeft een financieel gezonde wereld na. Onze missie is een maatschappelijke: we willen op objectieve wijze bijdragen aan verantwoorde kredietverstrekking en we willen voorkomen dat schulden problemen worden. BKR doet dit zonder winstoogmerk, voor haar zakelijke klanten, consumenten en de maatschappij. In het Krediet Informatiesysteem van BKR registreren aangesloten organisaties gegevens over afgesloten kredieten en over betalingsachterstanden op kredieten. Van hypotheken worden alleen de betalingsachterstanden vastgelegd. Consumenten kunnen hun eigen gegevens (online) bij BKR inzien. Momenteel beheert BKR de kredietgegevens van 8,5 miljoen personen. Ruim 90% daarvan komt zonder problemen hun betalingsverplichtingen na. Ook beheert BKR, vanuit het beveiligde datacentrum privacygevoelige databases die aangesloten organisaties ondersteunen bij het tegengaan van misbruik en (identificatie)fraude in het financiële verkeer. Daarnaast is BKR actief binnen diverse maatschappelijke projecten op het gebied van vroegsignalering en schuldhulpverlening. Zo werken we met het ministerie van SZW, gemeenten en private partijen aan Vindplaats-van-schulden, een samenwerkingsverband om in een vroegtijdig stadium mensen te bereiken die hulp willen bij het oplossen van problematische schulden. Ook via die weg willen we het financieel welzijn van mensen bevorderen. Dit jaar vieren we ons 50-jarig bestaan. Een mooi moment om te onderzoeken hoe Nederland qua schuldenproblematiek ervoor staat: Is de economische crisis van de afgelopen jaren echt voorbij? En wat is de relatie met de schuldenproblematiek? Om deze en meer vragen te beantwoorden hebben we Tilburg University opdracht gegeven om een diepgaand onderzoek te doen. Enerzijds om de huidige situatie gedegen te analyseren en vast te leggen. Anderzijds om ‘samen’ te kunnen discussiëren over de ‘marsroute’ voor de toekomst. Peter van den Bosch Bestuurder BKR Tiel, november 2015 Rapport Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schulden­­problematiek in Nederland Uitgevoerd door Tilburg University bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van BKR Onderzoeksteam: Prof. dr. Harald Benink, hoogleraar Banking & Finance, Tilburg University, tevens onderzoeksleider Prof. dr. Marcel Das, hoogleraar Econometrie en Dataverzameling, Tilburg University, tevens directeur CentERdata Drs. Boukje Cuelenaere, hoofd Survey Onderzoek CentERdata Suzan Elshout MSc, onderzoeker CentERdata Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1.Schuldenproblematiek in Nederland 1 na de banken- en eurocrisis 1.1 Banken- en eurocrisis vanaf 2007 1 1.2Werkloosheid 2 1.3 Veranderingen op de arbeidsmarkt 2 1.4 Houdbaarheid van schulden 4 2.Survey inzake financiële situatie, arbeidsmarktpositie 7 en leengedrag van Nederlandse huishoudens 2.1Introductie 7 2.2 Huidige financiële situatie 8 2.3 Ontwikkeling in arbeidsmarktpositie 11 2.4 Leningen en schulden 13 2.5 Financiële toekomstverwachtingen 20 2.6 Samenvatting en conclusies aangaande de survey 27 3. Een stuwmeer van probleemschulden 31 3.1 Enkele belangrijke studies 31 3.2Interviews 33 4.Conclusie 35 5. Bijlage: lijst van geïnterviewde personen 37 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Schuldenproblematiek in Nederland 1 1. Schuldenproblematiek in Nederland na de banken- en eurocrisis 1.1 Banken- en eurocrisis vanaf 2007 In de loop van 2007 kwamen de problemen met portefeuilles van Amerikaanse risicovolle woninghypotheken, die wereldwijd aan beleggers waren verkocht, geleidelijk naar de oppervlakte. Liquiditeit dreigde snel op te geraken doordat banken niet meer aan elkaar wilden lenen. Centrale banken schoten te hulp. Een jaar later, in september 2008, lieten de Amerikaanse autoriteiten de investeringsbank Lehman Brothers failliet gaan. De hieruit voortvloeiende vertrouwenscrisis op de financiële markten leidde tot een diepe recessie in 2009. In Nederland bedroeg de economische krimp bijna 4%.1 Na de bankencrisis ontstond er in de eurozone nog een tweede crisis. De bankencrisis had de zwakheden blootgelegd van een aantal eurolanden, waaronder Griekenland, Portugal en Ierland, maar ook Spanje, Italië en Frankrijk. Deze crisis had eveneens een fors negatieve invloed op de economische groei. Op dit moment is de economie weer aan het herstellen en langzaam aan het aantrekken. Figuur 1.1 illustreert het groeipad van de economie vanaf 2008 tot en met de geraamde cijfers voor 2016. Figuur 1.1 Economische groei Nederland 2008-2016 Bron: CPB, Korte Termijn Raming, september 2015 1 oor dit hoofdstuk werd onderzoeksondersteuning verleend door Dian van Rooi, studente Economie en BedrijfsV economie aan Tilburg University. 1 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland 1.2 Werkloosheid Ondanks de aantrekkende economie daalt de werkloosheid in Nederland slechts in beperkte mate. De toename in werkgelegenheid gaat samen met de toename in het arbeidsaanbod (Figuur 1.2). Wel is het Nederlandse werkloosheidpercentage relatief laag in Europa, alhoewel onder andere Duitsland een lager percentage heeft. Figuur 1.2 Werkgelegenheid groeit nauwelijks sneller dan het arbeidsaanbod Bron: CPB, Macro Economische Verkenning 2016 1.3 Veranderingen op de arbeidsmarkt Na de banken- en eurocrisis is er eindelijk weer sprake van aantrekkende economische groei. Nederland is uit de crisis aan het geraken, alhoewel de zorgen nog zeker niet zijn verdwenen. Besteedbare inkomens staan onder druk door stijgende vaste lasten. Zorgpunten zijn tevens de hoge werkloosheid en de grote veranderingen op de arbeidsmarkt. Structurele factoren, zoals de vergroting van het arbeidsaanbod vanuit China, India en CentraalEuropa, globalisering, deregulering en flexibilisering, het internet, nieuwe productietechnieken zoals robotisering en 3D printen, betekenen een revolutie op de arbeidsmarkt. Er dreigt bovendien een tweedeling van laagverdieners versus hoogverdieners waarbij er steeds meer een vallende middenklasse dreigt. Het voorgaande betekent dat het verdienvermogen van de factor arbeid onder druk staat. De recente financiële crisis heeft dit proces bespoedigd. Bovendien nemen werkgevers steeds minder mensen in vaste dienst. Flexibele arbeid en zzp’ers zijn enorm in opkomst. Zoals blijkt uit Figuur 1.3 was in 2004 het percentage werkenden met een flexibele arbeidsrelatie in Nederland 15%. Inmiddels is dit gestegen tot 22%. Het aantal zelfstandigen (vooral zonder personeel) steeg ook verder, waardoor een vaste arbeidsrelatie steeds minder vaak voorkomt. 2 1 Figuur 1.3 Personen met betaald werk naar arbeidsrelatie Bron: CBS, Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt, de Focus op Flexibilisering, 2015 Figuur 1.4 laat zien dat de kans op werkloosheid vanuit flexwerk groter is dan die vanuit een vaste baan. Figuur 1.4 Aandeel personen met flexibele/vaste arbeidsrelatie, na verlies betaald werk, werkloos Bron: CBS, Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt, de Focus op Flexibilisering, 2015 3 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland 1.4 Houdbaarheid van schulden Mensen die langdurige werkloosheid ervaren, dan wel werk hebben dat financieel substantieel minder wordt beloond, zijn kwetsbaar voor in het verleden opgebouwde schuldposities. Immers, deze schulden zijn opgebouwd op basis van inkomensverwachtingen die niet meer reëel zijn. Bovendien zijn er grote groepen Nederlanders met betalingsachterstanden. In 2015 publiceerde het Nibud de studie Hoe huishoudens omgaan met een inkomensdaling. Uit deze studie blijkt dat een kwart van de Nederlanders sinds het begin van de crisis een inkomens­terugval heeft ervaren, waarvan het bij de meesten ging om een inkomensdaling tussen de 15 en 30%. De helft van deze groep komt moeilijk rond en is de grip op zijn financiën kwijt. Door het verlies van grip ontstaan er verschillende vormen van betalingsachterstanden. Daarnaast heeft 40% van de mensen die een inkomensterugval hebben ervaren, geen spaargeld meer. Hiervoor was dat 25%. In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voert Panteia sinds enkele jaren een onderzoek uit naar betalingsachterstanden. Tabel 1.1 is ontleend aan de Monitor Betalingsachterstanden 2014 en geeft per categorie van schuld aan welk percentage van huishoudens de afgelopen 12 maanden op enig moment te maken heeft gehad met een bepaald type achterstallige rekening. De cijfers zijn voor de jaren 2008, 2009, 2010, 2011 en 2014. Tabel 1.1 Achterstallige rekeningen 2008-2014 Bron: Monitor Betalingsachterstanden, Panteia, 2014 4 1 Uit de Monitor blijkt dat 17,9% van de huishoudens op minimaal één terrein een achterstallige rekening heeft gehad in 2014. In 2008 was dit percentage minder dan de helft, namelijk 8,3%. Het relatief hoge percentage in 2014 komt overeen met zo’n 1,3 miljoen huishoudens op een totaal van bijna 7,3 miljoen huishoudens. De achterstanden zijn een reflectie van inkomens die zijn gedaald terwijl de schuldniveaus hoog zijn gebleven. 5 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland 6 Survey inzake financiële situatie 2 2. Survey inzake financiële situatie, arbeidsmarktpositie en leengedrag van Nederlandse huishoudens 2.1 Introductie Als deel van dit onderzoeksrapport is aan panelleden van 16 jaar en ouder uit het CentERpanel 2 een vragenlijst over hun financiële situatie en de Nederlandse economie voorgelegd. Het doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in de feitelijke en gevoelsmatige financiële situatie waarin mensen verkeren en hoe zij denken dat hun financiële situatie en de Nederlandse economie zich (met oog op de crisis) hebben ontwikkeld en nog gaan ontwikkelen. De onderzoeksvraag die hierbij centraal staat, luidt: is de economische crisis voorbij? CentERpanelleden werden op vrijdag 9 oktober 2015 via een e-mail uitgenodigd om naar hun persoonlijke inlogpagina te gaan waar de vragenlijst klaar stond. De vragenlijst stond open tot en met dinsdag 13 oktober 2015. Op maandag 12 oktober 2015 is een herinnering e-mail verstuurd aan alle panelleden die nog niet gerespondeerd hadden. Van de 2770 uitgenodigde panelleden hebben 2078 panelleden ingelogd en ten minste de eerste vraag beantwoord; 2057 respondenten hebben de vragenlijst compleet ingevuld (respons van 74,3%). De antwoorden van respondenten die gaandeweg zijn afgehaakt, zijn ook meegenomen in de analyses. De in dit hoofdstuk gepresenteerde resultaten hebben betrekking op deze speciaal voor het BKR in oktober 2015 gehouden survey. Allereerst bespreken we de (ontwikkeling van de) huidige financiële situatie van huishoudens in Nederland. Vervolgens kijken we naar de ontwikkeling in arbeidspositie over de afgelopen 5 jaar. Is op dit gebied enige nasleep van de economische crisis te bespeuren? Daarna volgt de analyse van de schuldpositie: zijn mensen in het verleden leningen of schulden aangegaan, waarvan ze nu negatieve gevolgen ondervinden of verwachten? En hoe gemakkelijk zou men nu een lening of hypotheek afsluiten in vergelijking met de periode voor de economische crisis? Tot slot kijken we naar financiële toekomstverwachtingen: hoe denken mensen dat de eigen financiële situatie en de Nederlandse economie zich gedurende de komende 5 jaar zullen ontwikkelen? Waar dit relevant is, zijn de resultaten uitgesplitst naar achtergrondgegevens, zoals leeftijd en geslacht. 2 et CentERpanel bestaat sinds 1991 en is speciaal geïnitieerd voor wetenschappelijk, maatschappelijk en beleidsH relevant onderzoek. Het is een probability-based (geen zelf-selectie) panel van ruim 2000 huishoudens die iedere week een vragenlijst invullen via internet. Indien een huishouden niet beschikt over een breedbandverbinding en/of computer, dan krijgt het van CentERdata de benodigde apparatuur in bruikleen om alsnog deel te kunnen nemen aan het panel. Het CentERpanel is representatief voor de Nederlands sprekende bevolking. 7 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland 2.2 Huidige financiële situatie De grootste groep huishoudens in Nederland, ongeveer 47%, houdt op dit moment een beetje geld over. Bijna een kwart van de huishoudens kan precies rondkomen en ongeveer 17% moet de spaarmiddelen enigszins aanspreken (Tabel 2.1). Tabel 2.1 Huidige financiële situatie Hoe is op dit moment de financiële situatie van uw huishouden? er worden schulden gemaakt 3,1% de spaarmiddelen worden enigszins aangesproken 16,7% er wordt precies rondgekomen 24,5% er wordt een beetje geld overgehouden 46,9% er wordt veel geld overgehouden Totaal 8,8% 2078 (100%) Om de ontwikkeling van de financiële situatie van huishoudens in Nederland van voor de economische crisis tot nu in kaart te brengen, hebben we gekeken naar de antwoorden van het panel op dezelfde vraag in de jaren 2006 (N=1936), 2008 (N=1846), 2010 (N=1987), 2012 (N=2046) en 2014 (N=2288). Figuur 2.1 laat zien dat in 2008 en 2010, ten tijde van de economische crisis, in verhouding meer huishoudens een beetje geld over hielden dan in 2012, 2014 en 2015 (50% tegenover 47%). De spaarmiddelen worden nu vaker aangesproken (17%) dan in 2008 en 2010 (15 en 16%). Voor de economische crisis, in 2006, werden er iets meer schulden gemaakt dan in de jaren daarna (5% tegenover 3%). 8 2 Figuur 2.1 Huidige financiële situatie, 2006 tot en met 2015 Gevraagd naar het afgelopen jaar geven de meeste mensen aan dat in hun huishouden de uitgaven ongeveer gelijk waren aan de inkomsten (43%). Ongeveer 20% geeft aan dat de uitgaven hoger waren dan de inkomsten (Tabel 2.2). Tabel 2.2 Verhouding tussen uitgaven en inkomsten van het huishouden in het afgelopen jaar Als u kijkt naar de laatste 12 maanden, waren de uitgaven van uw huishouden dan hoger, ongeveer gelijk aan, of lager dan de inkomsten van uw huishouden? de uitgaven waren hoger dan de inkomsten 19,6% de uitgaven waren ongeveer gelijk aan de inkomsten 42,5% de uitgaven waren lager dan de inkomsten Totaal 37,9% 2075 (100%) Ook voor deze vraag is gekeken naar de antwoorden van het panel in de jaren 2006 (N=1935), 2008 (N=1845), 2010 (N=1987), 2012 (N=2046) en 2014 (N=2286). Uit Figuur 2.2 blijkt dat het percentage dat aangeeft dat de uitgaven hoger waren dan de inkomsten vanaf 2008 gezien, toen de economische crisis begon, nooit zo hoog is geweest als op dit moment (alleen voor de economische crisis, in 2006, was dit percentage hoger). 9 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Figuur 2.2 Verhouding tussen uitgaven en inkomsten van het huishouden in het afgelopen jaar, over tijd Ongeveer de helft denkt dat de meeste mensen in hun omgeving in dezelfde financiële situatie zitten als zijzelf. Ongeveer 24% denkt dat anderen het over het algemeen slechter hebben (Tabel 2.3). Tabel 2.3 Vergelijking financiële situatie met anderen Welke van de volgende uitspraken is (het meest) op u van toepassing als u uw financiële situatie vergelijkt met die van de mensen in uw omgeving? de meesten hebben het beter dan ik 14,1% de meesten zitten in dezelfde situatie als ik 49,4% de meesten hebben het slechter dan ik 23,9% ik weet het niet 12,6% Totaal 10 2069 (100%) 2 2.3 Ontwikkeling in arbeidsmarktpositie Gevraagd naar veranderingen in hun werksituatie in de afgelopen 5 jaar geeft een kwart van de panelleden aan dat ze niet of niet meer werken en geeft 38% aan dat de werksituatie in de afgelopen 5 jaar niet is veranderd. Van degenen voor wie de werksituatie in de afgelopen 5 jaar wel veranderd is, zijn de meesten met pensioen gegaan (33%), geeft 23% “anders, namelijk…” aan en is 11% van werkend naar werkeloos gegaan. Tabel 2.4 geeft het beeld van de veranderingen waar mensen mee te maken hadden. Bij “anders, namelijk…” noemt men (meer dan een keer): • al lang gepensioneerd • minder uren gaan werken • naast werken gaan studeren • van baan / werkgever gewisseld • meer uren gaan werken • studeer nog Tabel 2.4 Verandering in werksituatie in de afgelopen 5 jaar Wat was, in de afgelopen 5 jaar, de meest recente verandering in uw werksituatie? ik ben van studerend naar werkend gegaan 4,8% ik ben van werkeloos naar werkend gegaan 6,3% ik ben van werkend naar werkeloos gegaan 10,7% ik ben van een tijdelijk contract naar een vast contract gegaan 7,6% ik ben van een oproepcontract / uitzendcontract / nul-urencontract naar een vast contract gegaan 2,1% ik ben van een vast contract naar een tijdelijk contract gegaan 3,7% ik ben van een vast contract naar een oproepcontract / uitzendcontract / nul-urencontract gegaan 1,6% ik ben van loondienst naar zelfstandige gegaan 1,8% ik ben van zelfstandige naar loondienst gegaan 0,7% ik ben met pensioen gegaan 33,2% ik ben (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geraakt 4,6% anders, namelijk... 22,9% Totaal 764 (100%) Wanneer verschillende categorieën samengenomen worden die expliciet duiden op een verandering ten goede of een achteruitgang in de werksituatie, dan zien we dat de percentages achter­ uitgang en verbetering ongeveer gelijk zijn, namelijk 21%. 11 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Gevraagd naar ontwikkelingen in de afgelopen 5 jaar wat betreft de zekerheid over het behoud van werk, geeft 44% aan dat deze hetzelfde is gebleven en 11% is zekerder geworden. Voor een kwart geldt echter dat ze minder zeker zijn geworden over het behoud van hun werk (Tabel 2.5). Tabel 2.5 Verandering in zekerheid over het behoud van werk over de afgelopen 5 jaar Hoe heeft de zekerheid over het behoud van uw werk zich over het algemeen ontwikkeld over de afgelopen 5 jaar? ik ben zekerder geworden over het behoud van mijn werk 10,9% dit is hetzelfde gebleven 43,7% ik ben minder zeker geworden over het behoud van mijn werk 24,8% niet van toepassing 20,6% 1265 3 (100%) Totaal Deze (on)zekerheid over het behoud van werk hangt sterk samen met de feitelijke achteruitgang of verbetering in de werksituatie. Wanneer we drie groepen maken op basis van tabel 2.4, namelijk “achteruitgang in werksituatie”, “vooruitgang in werksituatie” en “neutraal”, zien we dat mensen die een verbetering in hun werksituatie hebben ervaren, zekerder zijn geworden over het behoud van hun werk (32%), terwijl mensen die een achteruitgang hebben meegemaakt, minder zeker zijn geworden over het behoud van hun werk (43%). We zien ook dat bij degenen die geen verandering in hun werksituatie meemaakten of een neutrale verandering, 23% aangeeft minder zeker te zijn over het behoud van het werk (Tabel 2.6). Tabel 2.6 Verandering in zekerheid over het behoud van werk over de afgelopen 5 jaar, naar ontwikkeling in werksituatie (n=1265) 3 ik ben zekerder geworden over het behoud van mijn werk ik ben minder zeker geworden over het behoud niet van toevan mijn werk passing dit is hetzelfde gebleven achteruitgang in werksituatie 3,3% 16,4% 42,6% 37,7% vooruitgang in werksituatie 32,1% 39,6% 20,8% 7,5% neutraal 8,4% 47,8% 23,3% 20,5% eze vraag werd niet gesteld aan mensen die hadden aangegeven met pensioen te zijn gegaan, (gedeeltelijk) D arbeidsongeschikt te zijn geraakt of niet (meer) te werken. 12 2 Men schat de ontwikkeling over de zekerheid wat betreft werksituatie voor de meeste mensen in de omgeving negatief in. Bijna de helft, 49%, geeft aan dat voor de meeste mensen om hen heen de werksituatie onzekerder is geworden (Tabel 2.7). Tabel 2.7 Ontwikkeling van de werksituatie van mensen in de omgeving Welke van de volgende uitspraken is (het meest) van toepassing als u kijkt naar de ontwikkeling van de werksituatie van de mensen in uw omgeving? voor de meesten is hun werksituatie zekerder geworden 4,8% werksituatie is niet zekerder of onzekerder geworden 37,4% voor de meesten is hun werksituatie onzekerder geworden 49,2% ik weet het niet 8,6% Totaal 2073 (100%) Mensen schatten de situatie van hun sociale omgeving blijkbaar negatiever in dan hun eigen situatie. 2.4 Leningen en schulden De helft van de mensen heeft in de afgelopen 10-15 jaar een lening afgesloten, zoals blijkt uit Tabel 2.8. Tabel 2.8 Heeft men in de afgelopen 10-15 jaar een lening afgesloten? Heeft u (of uw partner in het huishouden) in de afgelopen 10-15 jaar een lening afgesloten (alle leningen tellen mee, ook hypotheek)? ja 49,5% nee 50,5% Totaal 2073 (100%) In de afgelopen 10-15 jaar zijn de meeste leningen in 2005-2008 afgesloten (35%) en 2000-2004 (34%). Na 2008, het begin van de economische crisis, loopt dit percentage af. In 2014 of 2015 heeft tot nu toe 13% een lening afgesloten (Figuur 2.3). 13 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Figuur 2.3 Periodes waarin leningen zijn afgesloten, meerdere antwoorden mogelijk, n=1025, in % In de meeste gevallen ging het om hypothecaire leningen (83%). Bij “anders, namelijk…” wordt meerdere keren “studielening” genoemd (zie Tabel 2.9). Tabel 2.9 Soorten leningen, meerdere antwoorden mogelijk, n=1024 Wat voor soort lening(en) was / waren het? hypotheek 83,4% doorlopend krediet 11,0% persoonlijk krediet 6,7% auto op afbetaling 6,3% lening in privésfeer (van familie / vrienden) 4,9% anders, namelijk... 3,8% aankoop op een creditcard die in termijnen is afbetaald 2,1% aankoop bij een postorderbedrijf, thuiswinkelorganisaties of webshops op afbetaling 1,1% ik weet het niet 0,6% Over het algemeen staat men nog steeds achter deze lening(en) (85%). Ongeveer 11% vindt de lening dan wel één van deze leningen achteraf gezien te risicovol, maar is er niet door in de problemen gekomen. Zo’n 6% heeft er spijt van, omdat men erdoor in de problemen is gekomen of is bang dat men er nog door in de problemen zal komen (Tabel 2.10). 14 2 Tabel 2.10 Evaluatie van deze lening(en), meerdere antwoorden mogelijk, n=1024 Welke van de volgende uitspraken geldt voor deze lening / een van deze leningen? ik vind het nog steeds goed dat ik deze lening(en) ben aangegaan 84,9% achteraf gezien vind ik de lening te risicovol, maar ik ben er niet door in de problemen gekomen 11,4% ik heb er spijt van, ik ben erdoor in de problemen gekomen 3,3% ik ben bang dat ik daardoor nog in de problemen zal komen 2,8% Van de mensen die in het verleden leningen of schulden zijn aangegaan (62% gaf ‘niet van toepassing’ aan), verwachten de meesten dat ze deze in de toekomst nog af kunnen lossen (55%) of alles is al afgelost (29%). 16,5% is onzeker over of men deze in de toekomst nog af kan lossen of kan deze nu al niet aflossen (Tabel 2.11). Tabel 2.11 Financiële problemen met leningen en schulden uit het verleden? Bent u in het verleden leningen of schulden aangegaan waarvan u toen dacht dat u dit (makkelijk) kon aflossen, maar waarvan u nu minder zeker bent of u dit af kunt lossen? nee, ik heb alles al afgelost 28,5% nee, ik verwacht alles in de toekomst af te kunnen lossen 55,0% ja, ik kan deze nu al niet aflossen 5,3% ja, ik kan nu nog aflossen, maar ik ben onzeker of ik dat in de toekomst ook nog kan 11,2% Totaal 787 (100%) Ongeveer 48% ziet om zich heen niemand die in de financiële problemen dreigt te komen door leningen of schulden uit het verleden. Ongeveer 40% ziet wel een enkeling die in deze problema­ tische financiële situatie dreigt te komen. En zo’n 12% ziet meerdere mensen in de omgeving die in de financiële problemen dreigen te komen door leningen of schulden uit het verleden (Tabel 2.12). Tabel 2.12 Financiële problemen van mensen in de omgeving met leningen en schulden uit het verleden? Ziet u om u heen mensen die in het verleden leningen of schulden zijn aangegaan en daardoor nu in de financiële problemen dreigen te komen? ja, ik zie meerdere mensen in deze situatie 12,4% ja, ik zie een enkeling in deze situatie 39,8% nee, ik zie niemand in deze situatie 47,8% Totaal 2073 (100%) 15 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Groep die zich zorgen maakt over aflossing Hier gaan we iets dieper in op de kenmerken van de groep die aangeeft onzeker te zijn over of men deze in de toekomst nog af kan lossen of kan deze nu al niet aflossen. Zoals blijkt uit Tabel 2.13 bestaat deze groep voor het grootste deel uit mensen die een achteruitgang in hun werksituatie hebben meegemaakt (bijv. van werkend naar werkeloos of van vast contract naar tijdelijk contract gegaan). Tabel 2.13 Financiële problemen met leningen en schulden uit het verleden, naar ontwikkeling in werksituatie, n=787, rij-percentages nee, ik verwacht alles in de toekomst nee, ik heb af te kunnen alles al afgelost lossen ja, ik kan deze nu al niet aflossen ja, ik kan nu nog aflossen, maar ik ben onzeker of ik dat in de toekomst ook nog kan achteruitgang in werksituatie 19,7 44,3 13,1 23,0 vooruitgang in werksituatie 24,6 56,5 4,3 14,5 neutraal 29,7 55,9 4,7 9,7 Totaal 28,5 55,0 5,3 11,2 Uit Tabel 2.14 blijkt dat de groep mensen die problemen heeft of verwacht met aflossen vooral bestaat uit alleenstaanden met kinderen: 20% van deze groep kan nu al niet aflossen en 13% verwacht problemen met aflossen in de toekomst. 16 2 Tabel 2.14 Financiële problemen met leningen en schulden uit het verleden, naar woonvorm, n=787, rij-percentages nee, ik heb alles al afgelost nee, ik verwacht alles in de toekomst af te kunnen lossen ja, ik kan deze nu al niet aflossen ja, ik kan nu nog aflossen, maar ik ben onzeker of ik dat in de toekomst ook nog kan alleenstaande 35,2 47,9 8,5 8,5 (on)gehuwd samenwonend, zonder kind(eren) 32,3 51,1 4,6 12,1 (on)gehuwd samenwonend, met kind(eren) 19,4 66,0 3,2 11,3 alleenstaande, met kind(eren) 26,7 40,0 20,0 13,3 anders 18,2 54,5 18,2 9,1 Totaal 28,5 55,0 5,3 11,2 Als we kijken naar leeftijd, zijn het vooral jongeren (16-24 jaar) en mensen tussen de 45-54 jaar die hun schulden nu al niet af kunnen lossen. Mensen tussen de 35-44 jaar en mensen tussen de 55-64 jaar zijn het meest onzeker of ze hun schulden in de toekomst kunnen blijven aflossen (Tabel 2.15). 17 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Tabel 2.15 Financiële problemen met leningen en schulden uit het verleden, naar leeftijd, n=787, rij-percentages nee, ik verwacht alles in de toekomst nee, ik heb af te kunnen alles al afgelost lossen ja, ik kan deze nu al niet aflossen ja, ik kan nu nog aflossen, maar ik ben onzeker of ik dat in de toekomst ook nog kan 16 - 24 jaar 23,1 61,5 7,7 7,7 25 - 34 jaar 19,3 68,4 5,3 7,0 35 - 44 jaar 18,0 63,3 6,5 12,2 45 - 54 jaar 19,7 62,6 7,5 10,2 55 - 64 jaar 31,9 51,1 4,3 12,8 65 jaar en ouder 39,5 45,3 4,1 11,1 Totaal 28,5 55,0 5,3 11,2 De laagopgeleiden (basisonderwijs en vmbo) hebben relatief gezien het vaakst nu al problemen met het aflossen van schulden uit het verleden en de groepen met basisonderwijs of havo/vwo verwachten hier het vaakst nog problemen mee (Tabel 2.16). Tabel 2.16 Financiële problemen met leningen en schulden uit het verleden, naar opleiding, n=787, rij-percentages nee, ik verwacht alles in de toekomst nee, ik heb af te kunnen alles al afgelost lossen ja, ik kan deze nu al niet aflossen ja, ik kan nu nog aflossen, maar ik ben onzeker of ik dat in de toekomst ook nog kan basisonderwijs 26,7 40,0 6,7 26,7 vmbo 35,6 45,6 8,9 10,0 havo/vwo 21,3 61,7 2,1 14,9 mbo 28,4 56,8 4,9 9,8 hbo 28,0 57,0 3,8 11,3 wo 24,6 62,3 5,3 7,9 Totaal 28,5 55,0 5,3 11,2 18 2 Lening afsluiten in 2015 vergeleken met voor 2008 Als we degenen die aangaven dat ze nu geen lening af zouden sluiten en dat ook nooit gedaan hebben buiten beschouwing laten (62%), zien we dat de meeste mensen antwoordden dat ze in de periode voor de crisis wel een lening hebben afgesloten, maar dat nu niet meer zouden doen (64%), zoals blijkt uit Tabel 2.17. Tabel 2.17 Hoe gemakkelijk sluit men nu een lening af in vergelijking met de periode voor de crisis? Als u dit nodig zou hebben, hoe makkelijk zou u nu een lening (geen hypotheek) afsluiten in vergelijking met de periode voor de crisis (voor 2008)? dat doe ik nu niet, maar dat heb ik eerder (voor 2008) wel gedaan 64,1% dat doe ik nu wel, maar dat zou ik eerder (voor 2008) niet gedaan heb- 3,8% ben dat doe ik nu wel en dat zou ik eerder (voor 2008) ook gedaan hebben Totaal 32,2% 790 (100%) Op de vraag waarom men nu geen lening af zou sluiten, maar eerder wel, kwamen de volgende antwoorden meerdere keren voor: • nu niet nodig • financiële situatie is nu slechter / onzekerder • te risicovol / geleerd van leningen uit het verleden / lenen kost geld • ben gepensioneerd / pensioenen worden niet geïndexeerd / te oud voor een lening • vanwege de economische crisis • ging vroeger makkelijker Als het gaat om het afsluiten van een hypotheek, geven de meesten aan dat ze dat nu wel doen en in de periode voor de crisis ook gedaan zouden hebben (40%). Ongeveer 27% zou nu geen hypotheek afsluiten, maar heeft dat eerder, voor de crisis, wel gedaan (Tabel 2.18). 19 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Tabel 2.18 Hoe gemakkelijk sluit men nu een hypotheek af in vergelijking met de periode voor de crisis? En als u dit nodig zou hebben, hoe makkelijk zou u nu een hypotheek afsluiten in vergelijking met de periode voor de crisis (voor 2008)? dat doe ik nu niet en dat heb ik nooit gedaan 31,3% dat doe ik nu niet, maar dat heb ik eerder (voor 2008) wel gedaan 26,9% dat doe ik nu wel, maar dat zou ik eerder (voor 2008) niet gedaan hebben 1,8% dat doe ik nu wel en dat zou ik eerder (voor 2008) ook gedaan hebben 40,0% Totaal 2069 (100%) Op de vraag waarom men nu geen hypotheek af zou sluiten, maar eerder wel, kwamen de volgende antwoorden meerdere keren voor: • nu niet nodig / hypotheek is afgelost / geen verhuisplannen • ben (bijna) gepensioneerd / te oud voor een hypotheek • vanwege de economische crisis / banken doen nu moeilijker • financiële onzekerheid 2.5 Financiële toekomstverwachtingen De komende 5 jaar verwachten de meeste mensen dat de inkomsten van het huishouden ongeveer gelijk zullen blijven (45%). Een groep van 24% denkt dat de inkomsten enigszins zullen dalen (Tabel 2.19). Tabel 2.19 Ontwikkeling in inkomsten van het huishouden de komende 5 jaar Hoe verwacht u dat de inkomsten van uw huishouden zich zullen ontwikkelen de komende 5 jaar? inkomsten zullen sterk dalen 5,4% inkomsten zullen enigszins dalen 24,2% inkomsten zullen ongeveer hetzelfde blijven 44,5% inkomsten zullen enigszins stijgen 18,5% inkomsten zullen sterk stijgen 1,9% ik weet het niet 5,6% Totaal 2069 (100%) Zoals blijkt uit Figuur 2.4 is men redelijk zeker over deze ontwikkeling in de inkomsten. 20 2 Figuur 2.4 Hoe zeker is men over de ontwikkeling in inkomsten van het huishouden de komende 5 jaar?, n=1954 4, in % Op de vraag of men de (huishoud)uitgaven goed bijhoudt, antwoordden de meesten dat ze deze goed (37%) of enigszins (33%) bijhouden (Tabel 2.20). Tabel 2.20 Hoe goed houdt men (huishoud)uitgaven bij? Hoe goed houdt u uw (huishoud)uitgaven bij? ik houd de uitgaven niet of heel slecht bij 6,5% ik houd de uitgaven behoorlijk slecht bij 6,5% ik houd de uitgaven enigszins bij 33,3% ik houd de uitgaven goed bij 37,1% ik houd de uitgaven heel goed bij 16,6% Totaal 2069 (100%) Men spreekt over het algemeen de verwachting uit dat de uitgaven de komende 5 jaar ongeveer gelijk zullen zijn aan de inkomsten (49%); 31% denkt dat de uitgaven lager zullen zijn dan de inkomsten (Tabel 2.21). 4 Deze vraag werd niet gesteld aan respondenten die in de vorige vraag “ik weet het niet” aangaven. 21 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Tabel 2.21 Ontwikkeling in verhouding uitgaven-inkomsten van het huishouden de komende 5 jaar Hoe denkt u dat de uitgaven zich vergeleken met de inkomsten van uw huishouden zullen ontwikkelen de komende 5 jaar? de uitgaven zullen veel hoger zijn dan de inkomsten 1,5% de uitgaven zullen hoger zijn dan de inkomsten 10,6% de uitgaven zullen ongeveer gelijk zijn aan de inkomsten 48,5% de uitgaven zullen lager zijn dan de inkomsten 30,8% de uitgaven zullen veel lager zijn dan de inkomsten 2,3% ik weet het niet 6,2% Totaal 2067 (100%) Op een schaal van 1 (helemaal niet) tot 5 (uiterst) werd gevraagd welke gevoelens men (spontaan) ervaart als men zich voorstelt hoe de financiële situatie van het huishouden over 5 jaar zal zijn. Figuur 2.5 geeft de gemiddeldes weer. Over het algemeen ervaart men de positieve emoties (ontspannen, optimistisch, blij, trots) sterker dan de negatieve emoties (onzeker, machteloos, pessimistisch, gefrustreerd). Mensen lijken dus redelijk positief gestemd als het gaat over hun toekomstige financiële situatie. Figuur 2.5 Gevoelens die men ervaart als men aan de financiële situatie van het huishouden over 5 jaar denkt, n=2064, in gemiddeldes (1=helemaal niet; 5=uiterst) Als het gaat over de Nederlandse economie, voelen de meesten zich op een schaal van 1 tot 5 “neutraal” (3); ze voelen zich “niet goed, niet slecht” en “niet zeker, niet onzeker” (57%). Een groep van 16% voelt zich slecht en 18% voelt zich onzeker (Figuur 2.6). 22 2 Figuur 2.6 Gevoelens die men ervaart als men aan de Nederlandse economie denkt, n=2064, in % Mannen voelen zich over het algemeen beter en zekerder als ze aan de Nederlandse economie denken dan vrouwen (Tabel 2.22). Tabel 2.22 Gevoelens die men ervaart als men aan de Nederlandse economie denkt, naar geslacht, n=2064, in % heel slecht 1 2 3 4 heel goed 5 man 4,3 14,6 52,9 27,3 0,9 vrouw 3,9 18,8 61,6 15,2 0,5 4,1 16,6 56,9 21,7 0,7 Totaal heel onzeker 1 2 3 4 heel zeker 5 4,3 16,1 55,6 23,1 0,9 vrouw 5,4 20,5 59,7 14,0 0,4 Totaal 4,8 18,2 57,5 18,8 0,7 man Bijna de helft van de mensen (49%) denkt dat de crisis op de arbeidsmarkt nog (helemaal) niet voorbij is, 40% antwoordde neutraal (Tabel 2.23). 23 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Tabel 2.23 In hoeverre denkt men dat de crisis op de arbeidsmarkt voorbij is? In hoeverre denkt u dat de crisis op de arbeidsmarkt voorbij is? 1 helemaal niet 15,6% 2 33,1% 3 39,1% 4 11,7% 5 helemaal wel 0,5% Totaal 2064 (100%) Mensen tussen de 55-64 jaar denken hier het meest negatief over, zij geven het vaakst aan dat de crisis op de arbeidsmarkt helemaal niet voorbij is (21%). En jongeren tussen de 16-24 jaar denken hier in vergelijking met de rest van de leeftijdscategorieën het meest positief over, 20% denkt (helemaal) wel dat de crisis voorbij is (Tabel 2.24). Tabel 2.24 In hoeverre denkt men dat de crisis op de arbeidsmarkt voorbij is?, naar leeftijd, n=2064, in % helemaal niet 1 2 3 4 helemaal wel 5 16 - 24 jaar 10,9 34,5 34,5 18,2 1,8 25 - 34 jaar 8,8 36,5 37,2 16,1 1,5 35 - 44 jaar 9,3 31,9 44,3 13,9 0,6 45 - 54 jaar 14,8 33,0 39,7 11,6 0,9 55 - 64 jaar 21,4 31,9 36,0 10,5 0,2 65 jaar en ouder 16,9 33,6 39,0 10,3 0,1 Mensen hebben meer vertrouwen in hun eigen financiële toekomst dan in de Nederlandse economie (50%), zoals blijkt uit Tabel 2.25. 24 2 Tabel 2.25 Vertrouwen eigen financiële toekomst afgezet tegen het vertrouwen in de Nederlandse economie Hoe is uw vertrouwen in uw eigen financiële toekomst vergeleken met uw vertrouwen in de Nederlandse economie? ik vertrouw mijn eigen financiële toekomst meer dan de Nederlandse economie 49,5% ik heb in beide hetzelfde vertrouwen 35,6% ik vertrouw mijn eigen financiële toekomst minder dan de Nederlandse 6,9% economie ik weet het niet 8,0% Totaal 2064 (100%) Meer dan de helft van de mensen (54%) denkt dat de generatie die nu geboren wordt het qua welvaart (iets of duidelijk) slechter gaat krijgen vergeleken met hun ouders (Tabel 2.26). Tabel 2.26 Inschatting financiële toekomst aankomende generatie Hoe denkt u over het algemeen dat de generatie die nu geboren wordt het qua welvaart gaat krijgen vergeleken met hun ouders? duidelijk slechter 15,0% iets slechter 39,3% Hetzelfde 28,5% enigszins beter 15,0% duidelijk beter 2,1% Totaal 2064 (100%) Uit Tabel 2.27 blijkt mensen tussen de 55-64 jaar vaker denken dat de toekomstige generatie het qua welvaart “duidelijk slechter” gaat krijgen vergeleken met hun ouders (19%). Mensen tussen de 35-44 jaar denken vaker dan de andere leeftijdscategorieën dat de toekomstige generatie het “hetzelfde” gaat krijgen als hun ouders (40%). En jongeren tussen de 16-24 jaar denken significant vaker dat het “enigszins beter” zal gaan met de financiële toekomst van de aan­ komende generatie (31%). Tabel 2.27 Inschatting financiële toekomst aankomende generatie, naar leeftijd, n=2064, in % duidelijk slechter 1 iets slechter 2 hetzelfde 3 enigszins beter 4 duidelijk beter 5 16 - 24 jaar 7,3 27,3 34,5 30,9 0,0 25 - 34 jaar 13,1 45,3 20,4 19,0 2,2 35 - 44 jaar 9,0 36,4 40,1 12,0 2,4 45 - 54 jaar 15,1 40,9 30,4 12,5 1,2 55 - 64 jaar 19,4 35,5 29,2 13,4 2,5 65 jaar en ouder 16,0 41,8 23,3 16,5 2,4 Totaal 15,0 39,3 28,5 15,0 2,1 25 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland Centrale registratie leningen en betalingsachterstanden Op de vraag of informatie over mensen die leningen aangaan of achterlopen met het betalen van rekeningen, naast dat deze centraal geregistreerd wordt, ook gedeeld mag worden voor bepaalde maatschappelijke doeleinden, gaf een derde aan hierover te twijfelen. Bijna een kwart (24%) antwoordde dat deze informatie onder geen enkele voorwaarde gedeeld zou mogen worden. Ongeveer 20% antwoordde met “ja” en 10% gaf aan dat dit onder bepaalde voorwaarden zou mogen (Tabel 2.28). Tabel 2.28 V indt men dat informatie die BKR heeft, gedeeld mag worden voor bepaalde maatschappelijke doeleinden? Vindt u dat dit soort informatie gedeeld mag worden voor bepaalde maatschappelijke doeleinden (bijvoorbeeld om eerder te signaleren of iemand die problemen heeft met schulden, hulp kan gebruiken bij het oplossen daarvan)? nee, onder geen enkele voorwaarde 24,3% twijfel 33,1% ja, onder bepaalde voorwaarden, namelijk... 10,3% ja 19,9% ik weet het niet Totaal 12,4% 2063 (100%) De mening over of deze informatie gedeeld mag worden voor bepaalde maatschappelijke doel­ einden hangt samen met of men (of de partner in het huishouden) wel of niet in de afgelopen 10-15 jaar een lening heeft afgesloten (zoals hiervoor gepresenteerd in Tabel 2.8). Mensen die geen lening zijn aangegaan, geven vaker aan dat ze het niet weten of twijfelen vaker. Mensen die wel een lening zijn aangegaan, vinden vaker dat het onder geen enkele voorwaarde mag, maar ze vinden ook vaker dat het wel mag of dat het onder bepaalde voorwaarden mag. Mensen die in de afgelopen 10-15 jaar wel een lening zijn aangegaan, hebben dus een sterkere mening over deze kwestie dan mensen die geen lening zijn aangegaan (Tabel 2.29). 26 2 Tabel 2.29 V indt men dat informatie die BKR heeft, gedeeld mag worden voor bepaalde maatschappelijke doeleinden, naar wel/geen lening aangegaan, n=2063, in % twijfel ja, onder bepaalde voorwaarden, namelijk ja ik weet het niet 26,0 30,6 12,2 21,6 9,6 Geen lening aangegaan 22,7 35,5 8,4 18,2 15,1 Totaal 24,3 33,1 10,3 19,9 12,4 nee, onder geen enkele voorwaarde Wel lening aangegaan Voorwaarden die meerdere keren genoemd werden, zijn: • alleen voor hulp, niet voor commerciële doeleinden / als er ook daadwerkelijk hulp wordt geboden • in overleg met deze persoon / met toestemming van deze persoon • bescherming van privacy • als het echt extreem is / uit de hand dreigt te lopen 2.6 Samenvatting en conclusies aangaande de survey In oktober 2015 is bij een representatief panel voor de Nederlandse bevolking een vragenlijst uitgezet over de ontwikkelingen in hun schuldposities en leengedrag, de afwegingen daarbij en de veranderingen in hun arbeidsmarktpositie. Oktober 2015 kan beschouwd worden als een periode waarin de economie weer begint aan te trekken en we de crisis achter ons laten. Voor dit onderzoek is het de vraag of het idee dat de crisis voorbij is ook blijkt uit het (leen)gedrag en de afwegingen die consumenten maken. Ontwikkeling financiële situatie huishoudens Voor de financiële situatie van de consumenten is een vergelijking gemaakt tussen 2006 (voor de crisis), 2008 (begin van de crisis), de crisisjaren 2010 en 2012 en de jaren 2014 en 2015 (de huidige meting). Interessant is vooral het verschil tussen 2006 en 2015: de financiële situatie van de huishoudens is anno 2015 even goed of zelfs iets beter dan in 2006: • iets meer huishoudens houden een beetje of veel geld over (52% in 2006 versus 55,7% in 2015) • iets minder huishoudens spreken de spaarmiddelen enigszins aan (17,3% versus 16,7%) • iets minder huishoudens maken schulden (5,2% versus 3,1%) De jaren waarin de meeste huishoudens een beetje of veel geld overhielden en de minste huis­ houdens spaarmiddelen aanspraken of schulden maakten zijn 2008 en 2010. Aan het formele begin 27 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland van de crisis in 2008 lijken de huishoudens nog voldoende financiële buffer te hebben. De terugslag komt in de jaren erna. In 2015 lijkt de financiële situatie van huishoudens voorzichtig te herstellen. De vraag naar de verhouding tussen de uitgaven en de inkomsten in de afgelopen 12 maanden, laat zien dat dit herstel nog broos is. In 2015 geven meer mensen dan in de jaren ervoor aan dat hun uitgaven hoger waren dan hun inkomsten. Alleen in 2006 was dit percentage hoger (21,3%). Aan de andere kant geeft in 2015 een grotere groep dan ooit vanaf 2006 aan dat hun uitgaven juist lager waren dan hun inkomsten (37,9%). Naast een groep huishoudens van een kleine 20% die in 2015 nog in financieel zwaar weer zitten, is er een groeiende groep die het goed af gaat. Ontwikkeling arbeidsmarktpositie In de afgelopen 5 jaar heeft 37% van de bevolking te maken gehad met een verandering in arbeids­marktpositie. Binnen die groep zijn de groepen die te maken kregen met een achteruitgang (bijvoorbeeld werkloosheid) of een vooruitgang (bijvoorbeeld werk gevonden na werkloosheid) ongeveer gelijk, namelijk 21%. Toch geeft een groter deel van de werkenden aan minder zeker te zijn geworden over het behoud van hun werk: 25% vergeleken met 11% die daar juist zekerder over geworden zijn. Gevraagd naar de ervaringen in hun omgeving, geeft bijna de helft van de mensen aan dat de werksituatie van mensen in hun omgeving onzekerder is geworden, terwijl alleen 5% zegt dat voor de meesten de werksituatie juist zekerder is geworden. Ontwikkeling schuldposities In de afgelopen 10-15 jaar heeft bijna de helft van de mensen een lening (inclusief hypotheek) afgesloten. De meeste leningen zijn voor 2009 afgesloten, in de periode daarna neemt het aantal huishoudens dat een lening afsluit af. Deze leningen zijn niet zonder risico. Van de mensen die in het verleden leningen of schulden zijn aangegaan is 16,5% onzeker of men deze in de toekomst nog af kan lossen of kan deze nu al niet aflossen. Bijna 40% kent wel iemand die in het verleden een lening is aangegaan en daardoor nu in de financiële problemen dreigt te komen. Mensen lijken dan ook terughoudender geworden in het aangaan van leningen. Bijna twee derde van degenen die in het verleden een lening zijn aangegaan, geven aan dat nu niet meer te doen maar dat voor 2008 wel gedaan te hebben. Naast voor de hand liggende motieven voor deze verandering zoals dat men de lening nu niet nodig heeft en dat men door pensionering een lager inkomen heeft, zijn er ook mensen die dit met de crisis verbinden. Zij geven aan dat zij lenen nu te risicovol vinden, dat hun financiële situatie nu minder zeker is of algemeen dat zij nu geen lening meer zouden afsluiten “vanwege de economische crisis”. Risicovolle schuldposities Ongeveer een zesde van de mensen die in het verleden een lening, inclusief hypotheek, zijn aangegaan is onzeker of ze deze kunnen aflossen. Dit zijn voor het merendeel mensen die te maken hebben met een achteruitgang in hun arbeidsmarktpositie. Verder zijn vooral alleenstaanden met kinderen en laagopgeleiden oververtegenwoordigd. 28 2 Financiële toekomstverwachting Voor de komende 5 jaar verwacht 12,1% dat de uitgaven hoger zullen zijn dan de inkomsten. Het merendeel van de mensen heeft een (veel) positievere verwachting. Gemiddeld ervaren mensen ook iets meer positieve dan negatieve emoties wanneer zij denken aan de financiële situatie van hun huishouden over 5 jaar. De toekomstverwachting lijkt zodoende iets positiever dan de actuele financiële situatie van de Nederlandse huishoudens waar een kleine 20% te maken heeft met hogere uitgaven dan inkomsten. Over de Nederlandse economie hebben de meesten (57%) een neutraal gevoel en denken daarnaast evenveel mensen positief als negatief. Wel zijn mensen wat minder positief over de arbeidsmarkt: bijna de helft (49%) denkt dat de crisis op de arbeidsmarkt nog niet voorbij is. Al met al Dit onderzoek laat zien dat de financiële situatie van huishoudens weer licht verbetert, maar nog niet zo goed is als vlak voor het begin van de crisis in 2008. Een kleine 20% van de huishoudens heeft nog te maken met een lastige financiële situatie waarbij de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten. De verwachtingen voor de nabije toekomst zijn wat positiever; een groter deel van de huishoudens verwacht wel dat hun inkomsten minimaal zo hoog zijn als hun uitgaven. De schuldposities die in het verleden zijn opgebouwd werken voor een deel nog negatief door. Van degenen die een lening hebben, is een zesde bang dat zij dit misschien in de toekomst niet kunnen aflossen. Dit zijn vooral mensen die te maken kregen met een verslechtering van hun arbeidsmarktpositie. Een deel van de mensen die eerder wel een lening aangingen, zal dat nu niet meer doen. Voor leningen is dit 64% en voor hypotheken is dit 27% die dit nu niet meer zou doen. Als redenen hiervoor noemen mensen niet alleen dat de eisen van de financiële instellingen strenger zijn geworden maar ook dat zij dit zelf als te risicovol ervaren. 29 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland 30 Een stuwmeer van probleemschulden 3 3. Een stuwmeer van probleemschulden 3.1 Enkele belangrijke studies In hoofdstuk 1 en 2 van dit onderzoeksrapport is duidelijk naar voren gekomen dat een groot aantal huishoudens in Nederland kampt met probleemschulden die niet automatisch bij een aantrekkende economie zullen verdwijnen. De vraag is dus gerechtvaardigd of er sprake is van een stuwmeer van onoplosbare schulden. Recentelijk zijn er een tweetal belangrijke studies verschenen over de schuldenproblematiek in Nederland. In 2014 verscheen het rapport Onoplosbare Schuldsituaties dat is geschreven door Nadja Jungmann, Erik Lems, Fieneke Vogelpoel, Gercoline van Beek en Peter Wesdorp van de Hogeschool Utrecht. Dit rapport is geschreven in opdracht van het NVVK, de branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren. En in 2015 verdedigde Tamara Madern, werkzaam bij het Nibud, haar proefschrift Op weg naar een schuldenvrij leven, Gezond financieel gedrag noodzakelijk om financiële problemen te voorkomen aan de Universiteit Leiden. Rapport van Jungmann et al. In dit rapport is een belangrijk startpunt van analyse dat in Nederland zeker 700.000 mensen problematische schulden hebben. Dit cijfer is gebaseerd op een studie uit 2013 van Kerckhaert en De Ruig van Panteia. Hier bovenop lopen volgens een studie van het Nibud uit 2014 nog eens ruim een miljoen mensen het risico om in een problematische schuldsituatie terecht te komen. Het bestaan en laten voortbestaan van problematische schulden heeft een aantal belangrijke persoonlijke en maatschappelijke gevolgen. Uit onderzoek blijkt dat het hebben van problematische schulden onder meer bijdraagt aan stress in relaties, gezondheidsproblemen, langduriger uitkeringsafhankelijkheid of een hoger ziekteverzuim op de werkvloer. De maatschappelijke impact van schulden is daarmee groot. Het Nibud heeft berekend dat een schuldsituatie die niet wordt opgelost de maatschappij ruim 100.000 euro kost. Zelfs nu de economie weer aantrekt, lijkt er een groot aantal van in het verleden opgebouwde problematische schulden te zijn die vooralsnog onoplosbaar lijken. Ten einde deze onoplosbaarheid effectief te adresseren worden er in het rapport een viertal aanbevelingen gepresenteerd. Ten eerste dienen juridische belemmeringen te worden ingeperkt. Deze belemmeringen zijn een veel voorkomende reden voor de onoplosbaarheid van schulden. Zo is het onder de huidige beslagwetgeving niet vanzelfsprekend dat mensen een beschikbaar inkomen van 90 procent van de bijstandsnorm tot hun beschikking hebben. Het ontbreken van een harde beslagvrije voet draagt bij aan de uitzichtloosheid van schuldsituaties en het verder oplopen van de schuldenlast. Ook is er het probleem met CJIB-vorderingen waarbij het niet mogelijk is een betalingsregeling 31 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland te treffen. Betaling van deze vorderingen leidt veelal tot het aangaan van nieuwe schuld en dat is een afwijzingsgrond voor een schuldregeling. Ten slotte is er de aangescherpte wetgeving sociale zekerheid. Als er sprake is van een fraudeschuld met een boete bij de gemeente, UWV of SVB, dan komt die vordering niet in aanmerking voor een schuldregeling met kwijtschelding. Hierdoor is er dan ook vaak geen oplossing mogelijk voor de andere schulden. Ten tweede hebben onder invloed van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) uit 2012 de meeste gemeenten ervoor gekozen om (strenge) afwijzingscriteria te stellen. Een van de gevolgen is dat er schuldsituaties zijn die voorheen oplosbaar waren maar onder het nieuwe beleid (vooralsnog) onoplosbaar zijn geworden. Het gaat in dit verband om criteria dat mensen hun vaste lasten betaald moeten hebben in de periode voordat ze een beroep deden op de schuldhulpverlening of niet eerder een beroep deden op de schuldhulpverlening. Gemeenten zouden het politieke draagvlak voor de strenge afwijzingscriteria opnieuw moeten toetsen. Ten derde zou meer aandacht moeten worden besteed aan het veranderen van het gedrag van de mensen die leningen zijn aangegaan. Veel schuldenaren zijn ambivalent ten aanzien van hun wens om uit de schulden te komen. In de huidige inrichting van de schuldhulpverlening worden er producten aangeboden die uitgaan van motivatie van de schuldenaar. Het ontbreekt echter aan producten waarin het motiveren van de schuldenaar de kern vormt. Ten slotte concluderen de onderzoekers dat er behoefte is aan voorzieningen voor echt on­ oplosbare schuldsituaties. Zelfs als gemeenten hun beleid herzien, een aantal juridische belemmeringen worden geslecht en schuldenaren effectiever kunnen worden gemotiveerd, zullen er situaties blijven waarin schuldsituaties onoplosbaar zijn. In zulke gevallen is het van belang dat de schuldsituatie niet verder oploopt en dat er sprake is van een minimale vorm van bestaanszekerheid. Proefschrift van Madern In dit proefschrift wordt de focus gelegd op de gedragstheoretische component van de schulden­ problematiek. Niet alleen is gezond financieel gedrag noodzakelijk om financiële problemen te voorkomen, maar ook bij het oplossen van probleemschulden is een gedragsverandering noodzakelijk. Schuldhulpverlening is vaak teveel gericht op het inlossen van opgebouwde schulden terwijl onverantwoord financieel gedrag juist vaak een belangrijke rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de problemen. Zo blijken mensen die financieel in de problemen komen het lastig te vinden om vooruit te plannen, zowel voor de nabije als de verre toekomst. Daarnaast hebben mensen met schulden moeite met het in de gaten houden van de uitgaven en inkomsten. Maatwerk is nodig om de schuldenaar effectief te ondersteunen. 32 3 3.2 Interviews Gedurende oktober en november 2015 zijn gesprekken gevoerd met een groot aantal betrokkenen bij het debat inzake de schuldenproblematiek in Nederland, waaronder leden en medewerkers van een zevental fracties in de Tweede Kamer. Tevens zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het BKR, de NVB, het Nibud en de NVVK. Er is redelijke overeenstemming over de analyse van de economische situatie. Na de banken- en eurocrisis is er eindelijk weer sprake van aantrekkende economische groei. Nederland is uit de crisis aan het geraken, alhoewel de werkloosheid hoog blijft. Besteedbare inkomens staan onder druk door stijgende vaste lasten. Zorgpunten zijn de hoge werkloosheid en de grote veranderingen op de arbeidsmarkt. Structurele factoren, zoals de vergroting van het arbeidsaanbod vanuit China, India en Centraal-Europa, globalisering, deregulering en flexibilisering, het internet, nieuwe productietechnieken zoals robotisering en 3D printen, betekenen een revolutie op de arbeidsmarkt. De beloning voor de factor arbeid staat onder druk. Bovendien dreigt er een tweedeling van laagverdieners versus hoogverdieners waarbij er steeds meer een vallende middenklasse dreigt. Het voorgaande betekent dat het verdienvermogen van de factor arbeid onder druk staat. De recente financiële crisis heeft dit proces bespoedigd. Bovendien nemen werkgevers steeds minder mensen in vaste dienst. Flexibele arbeid en zzp’ers zijn enorm in opkomst. Mensen die langdurige werkloosheid ervaren, dan wel werk hebben dat financieel substantieel minder wordt beloond, zijn kwetsbaar voor in het verleden opgebouwde schuldposities. Immers, deze schulden zijn opgebouwd op basis van inkomensverwachtingen die niet meer reëel zijn. Mensen maken zich hier zorgen over, zoals blijkt uit de survey die CentERdata ten behoeve van dit onderzoeksrapport heeft uitgevoerd. Bovendien zijn er grote groepen Nederlanders met betalingsachterstanden. In politiek Den Haag wordt de ernst van de problematiek van een groot stuwmeer van in het verleden opgebouwde potentieel onhoudbare schulden nog niet bij alle partijen ten volle erkend. Uiteraard is een leidend beginsel dat mensen individueel verantwoordelijk zijn voor de schulden die ze aangaan. Zonder dit beginsel is het hek van de dam en ontstaat er moral hazard met verkeerde prikkels. In 2015 is de Tweede Kamer actief in debat geweest met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Jetta Klijnsma. Zo heeft er zowel op 25 maart als op 24 september een algemeen overleg Armoede- en Schuldenbeleid plaatsgevonden. Een groot aantal onderwerpen zijn momenteel onder discussie. Het betreft hier onder meer het tegengaan door gemeenten 33 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland van kinderen in armoede, vroegsignalering en preventie door banken van problematische schulden, het vergroten van budgetten ter bestrijding van armoede, en de borging van de beslagvrije voet. Niet tegenstaande de aandacht van het kabinet en de Tweede Kamer voor het armoede- en schuldenbeleid in Nederland kwam tijdens de gesprekken steeds meer de vraag op of het huidige beleid voldoende adequaat is om de schuldenproblematiek effectief te adresseren. Er wordt verschillend gedacht over de mate waarin er sprake is van onoplosbare schulden die in andere economische tijden met andere arbeidsmarktperspectieven zijn opgebouwd. Toch voelen de meeste gesprekspartners intuïtief aan dat de problematiek waarschijnlijk groter is dan eerst werd gedacht. Een analogie met de eurocrisis dient zich aan. Een aantal landen heeft onhoudbare schulden opgebouwd. In het geval van Griekenland is herstructurering reeds begonnen ondanks eerdere percepties dat de Griekse staat de schulden volledig zou terugbetalen. Ten einde het stuwmeer van potentieel onhoudbare schulden in kaart te brengen is het van belang dat de schuldhulpverlening beter in beeld krijgt wat er zich bij de huishoudens met problematische schulden afspeelt. De schuldhulpverlening is een primaire verantwoordelijkheid van de gemeenten, maar er zijn signalen dat veel probleemgevallen niet de aandacht krijgen die ze verdienen. In dit rapport werd reeds gewezen op juridische belemmeringen. Daarnaast speelt het probleem van bezuinigingen op gemeentelijk niveau en de toename van het aantal gemeentelijke taken door decentralisatie vanuit de Rijksoverheid. Veel gesprekspartners zouden zich kunnen voorstellen dat de gemeenten actiever worden met het benaderen van mensen met problematische schulden. Gemeenten hebben informatie over bijstandsuitkeringen, beslagleggingen e.d. Ze zouden deze informatie actiever kunnen monitoren en gebruiken als signaal om het gesprek met probleemhuishoudens aan te gaan en te komen tot een oplossing. Deze werkwijze zou ook niet in strijd zijn met privacywetgeving. Een actie om tot een soort reset van de schuldenproblematiek te komen kost uiteraard geld, waarvoor wellicht ook een bijdrage vanuit de Rijksoverheid op zijn plaats zou kunnen zijn. Maar het zou ook kunnen worden gezien als een investering in het oplossen van dat deel van de schulden­problematiek die onhoudbaar en onoplosbaar is. Niet handelen kost ook geld, en wellicht zelfs meer. Hoe langer mensen in een onhoudbare schuldpositie blijven, hoe groter ook de maatschappelijke schade in termen van gemiste productiviteit, ziektekosten en uitkeringen. 34 Conclusie 4 4. Conclusie Dit onderzoeksrapport getiteld Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schulden­problematiek in Nederland heeft geprobeerd aannemelijk te maken dat, ondanks aantrekkende economische groei, de crisis nog niet voorbij is voor vele Nederlandse huishoudens wanneer het gaat om de houdbaarheid van in het verleden opgebouwde schulden. De arbeidsmarktpositie en het inkomenspotentieel van velen is verslechterd. Dit resulteert in betalings­ achterstanden die aanzienlijk zijn toegenomen. Er lijkt een stuwmeer van onhoudbare schulden te zijn dat groter is dan gedacht. Dit rapport bepleit een reset van de schuldenproblematiek waarbij de gemeentelijke schuld­ hulpverlening actiever in kaart gaat brengen wat er zich afspeelt bij de huishoudens met problematische schulden. Zo’n investering in het oplossen van dat deel van de schulden­ problematiek die onhoudbaar en onoplosbaar is, kost geld. Maar niets doen kost ook geld. Pro-actief handelen lijkt een maatschappelijk verantwoorde deal. 35 Is de economische crisis voorbij? Een onderzoek naar de schuldenproblematiek in Nederland 36 5. Bijlage: lijst van geïnterviewde personen 5 5. Bijlage: lijst van geïnterviewde personen Hans Boerwinkel, medewerker SP-fractie, Tweede Kamer Peter van den Bosch, algemeen directeur, BKR Mark Harbers, lid VVD-fractie, Tweede Kamer Pieter Heerma, lid CDA-fractie, Tweede Kamer Dorrit de Jong, medewerker GroenLinks-fractie, Tweede Kamer Sadet Karabulut, lid SP-fractie, Tweede Kamer Joke de Kock, voorzitter, NVVK Wouter Koolmees, lid D66-fractie, Tweede Kamer Tamara Madern, medewerker, Nibud Arnold Merkies, lid SP-fractie, Tweede Kamer Diederik Mohr, medewerker, Nederlandse Vereniging van Banken Perjan Moors, lid VVD-fractie, Tweede Kamer Henk Nijboer, lid PvdA- fractie, Tweede Kamer Carola Schouten, lid ChristenUnie-fractie, Tweede Kamer Aukje de Vries, lid VVD-fractie, Tweede Kamer Gerjoke Wilmink, directeur, Nibud 37 Postbus 6080 4000 HB Tiel Bezoekadres: Dodewaardlaan 1 4006 EA Tiel T 088 1502 600 [email protected] bkr.nl