Een voordurend licht

advertisement
Lernen met LEV
In deze rubriek bespreken medewerkers van de Stichting LEV (Leren en Vernieuwen)
gedeelten uit de Tora. Stichting LEV ontwikkelt o.a. studiemateriaal voor leerhuizen en
‘lerngroepen.’ Voor informatie www.stichtinglev.nl / [email protected] / 06-40228923.
Een voordurend licht
In deze aflevering is de 20e afdeling van de week, Tetsavee (Ex 27,20 – 30,10) aan de beurt.
We besteden aandacht aan Ex 27,20 waarin de Eeuwige tegen Mozes zegt:
20 En jij, gebied jij de kinderen van Israel,
en zij brengen voor jou zuivere olie van olijven, uitgeslagen [gezuiverd], om te verlichten
en te doen opstijgen [ontsteken] een voortdurend (tamied) licht.
Hier lezen we over de instelling van het ‘voortdurend licht’ (ner tamied) van de menora (de
zevenarmige kandelaar voor het voorhangsel). Het Hebreeuwse woord voor ‘voortdurend’
(tamied) kan zowel ‘altijddurend’ betekenen als wel ‘geregeld’/‘periodiek’ (zie vers 21: ‘van
de avond tot de morgen’). In de Tempel brandde ’s nachts de gehele menora en overdag
slechts één licht (zie Babylonische Talmoed, Sjabbat 22b).
In vele opdrachten die Mozes van God krijgt, staan de woorden: ‘maak/breng voor Mij’ (zie
bijvoorbeeld Ex 20,24, Ex 25,2 en Ex 25,8). Maar in Ex 27,20 staat: ‘zij brengen voor jou’.
Niet voor de Eeuwige, maar voor Mozes. ‘Voor de mens’ en niet ‘voor God: God, de bron
van al het licht, heeft het licht niet nodig; het licht is ten gunste van de mens! (zie
Babylonische Talmoed, Menachot 86b).
Opdracht:
Waartoe dient naar uw gevoel het ‘voortdurend licht’? Welke (actuele) betekenis heeft het
voor de mens, denkt u?
Er zijn zeer vele duidingen. Één daarvan is dat het licht een teken van Gods aanwezigheid is.
In de midrasj-verzameling Exodus Raba (samengesteld 9e/10e eeuw in Israël) komen we een
andere verklaring tegen:
De Heilige-gezegend-zij-Hij zei: Mijn lamp zal in jouw hand zijn en jouw lamp in Mijn
hand. En wat is de lamp van de Heilige-gezegend-zij-Hij? Dat is de Tora! Zoals gezegd is
(Spr 6,23): ‘Want een gebod (mitswa – ‘goede daad’) en de Tora een licht’. [Exodus Raba
36,3]
God en mens zijn partners! Gods lamp in onze hand, en onze lamp in Zijn hand. Gods lamp is
de Tora. De studie van de Tora verlicht ons levenspad. Zoals de psalmist zegt: ‘Jouw woord is
een lamp voor mijn voeten, een licht voor mijn pad’ (Ps 119,105). Maar wat is ‘onze lamp’?
We lezen verder:
Wat betekent ‘Want een gebod is een lamp’ (Spr 6,23)? – Een ieder die een gebod doet,
het is alsof hij een lamp aansteekt voor de Heilige-gezegend-zij-Hij, en doet [her]leven
zijn ziel, die lamp genoemd wordt, zoals gezegd is (Spr 20,27): ‘de ziel van de mens [is]
een lamp van de Eeuwige.’ [Exodus Raba 36,3]
Deze midraj geeft twee antwoorden op de vraag wat ‘onze lamp’ is. Het doen van de geboden
wordt vergeleken met het aansteken van een lamp ‘voor de Eeuwige’. Onze goede daden zijn
de lampen voor de Eeuwige. En ten tweede is onze ziel een lamp voor de Eeuwige. De ziel
van de mens wordt gevitaliseerd door het doen van goede daden. We worden er (innerlijk)
beter van en gaan licht geven voor de Eeuwige.
We vinden in de rabbijnse literatuur ook nog andere benadering van Spr 6,23. Zo lezen we in
de Talmoed:
‘Want een gebod is een lamp en de Tora een licht’ (Spr 6,23).
Het vers verbindt het gebod met de lamp en de Tora met het licht.
Het gebod met een lamp, om je te leren dat zoals een lamp enkel tijdelijk beschermt, zo
ook het doen van een gebod tijdelijk beschermt.
En de Tora met het licht, om je te leren dat zoals het licht voor altijd beschermt, zo ook de
Tora voor altijd beschermt. [Babylonische Talmoed, Sota 21a]
Er is een gradueel verschil tussen onze lamp en Gods licht. Licht is blijvend. Een lamp gaat
uit als de brandstof opraakt. Onze lampen branden dankzij het licht van de Tora. Het doen van
geboden biedt bescherming tegen ontsporing zolang we ons laten verlichten door de Tora.
Maar het beeld van de lamp biedt nog een ander aspect:
[…] Zoals de lamp onveranderd blijft schijnen, ook al zijn er duizenden waskaarsen en
vetkaarsen door aangestoken, zo vermindert ieder die geeft voor een het doen van een
gebod (een goede daad/zaak) zijn bezit niet. Daarom is gezegd (Spr 6,23): ‘Want een
gebod is een lamp en de Tora een licht’. [Exodus Raba 36,3]
Werken aan de goede zaak vermindert – anders dan bij materiële zaken – ons bezit niet.
Sterker nog: Het verschaft licht (aan anderen), terwijl de (eigen) lamp onophoudelijk krachtig
blijft branden. Het licht neemt toe en verspreidt zich.
Henk Scholder
Download