9 maart 2015 Leader-project Vinkt Yvan Cnudde Dienst Voorlichting - Vaststelling zieke toestand van de plant. Een plant wordt als ziek beschouwd wanneer er een afwijking van de normale evolutie of toestand vastgesteld wordt. Hiervoor is wel vereist dat men weet hoe een gezonde plant er uit ziet. Waarschuwing: vanuit W&W - Opsporen oorzaak. Hiervoor dient men na te gaan welke de afwijkende verschijnselen (symptomen) zijn. De symptomen kunnen zeer uiteenlopend zijn. Vaak kan er meer dan één symptoom optreden; anderzijds kunnen diverse ziekten gelijkaardige symptomen veroorzaken. Deze symptomen die samen het ziektebeeld vormen dienen als basis voor het vaststellen van de oorzaak (diagnose). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen primaire en secundaire oorzaken. Primaire oorzaken: tasten kerngezonde planten aan. Secundaire oorzaken: tasten verzwakte of beschadigde planten aan. - Bestrijding van de ziekte/plaag Wanneer de oorzaak van de ziekte gekend is kan een bestrijding uitgewerkt worden. Deze bestrijding houdt in alle maatregelen om een gezond gewas te verkrijgen of te behouden. Dit betreft niet alleen rechtstreekse bestrijdingsmaatregelen (vb. bespuitingen) maar ook onrechtstreekse maatregelen zoals een goede vruchtafwisseling of andere cultuurmaatregelen. Herbiciden (onkruidbestrijding) Fungiciden (schimmelziekten) Insecticiden (insecten) Acariciden (spinachtigen) Nematiciden (aaltjes) Mollusciciden (slakken) Bactericiden (bacteriën) Rodenticiden (knaagdieren) Talpiciden (mollen) Groeiregulatoren Additief / Uitvloeier Systemische middelen en contactmiddelen Er is een onderscheid tussen: contactmiddelen, werken enkel op de plaats waar ze worden toegediend en worden niet getransporteerd via de sapstroom; middelen met dieptewerking, dringen dieper in het blad door dan contactmiddelen, maar blijven daar en worden niet getransporteerd; translaminaire middelen, dringen door het blad en hebben een werking aan de bovenzijde en onderzijde van het blad; systemische middelen, dringen in de plant binnen en worden getransporteerd via de sapstroom. De systemische werking kan totaal, maar ook lokaal of enkel opwaarts of neerwaarts gericht zijn. Breedwerkende, specifieke en selectieve middelen • breedwerkende gewasbeschermingsmiddelen bestrijden een ruim gamma van belagers of plantenziekten en worden ook wel ‘breedspectrummiddelen’ genoemd. • specifieke middelen richten zich op een beperkte groep van schadeverwekkers; • selectieve middelen zijn middelen die de natuurlijke vijanden / niet-doelorganismen zo veel mogelijk sparen en zijn onmisbaar in geïntegreerde gewasbescherming. Bij elke bestrijding moet een bewuste afweging gemaakt worden. (IPM) Een dergelijke aanpak vereist van de teler / tuinaanlegger wel een grondige kennis over het te bestrijden, de niet-doelorganismen en het gebruikte product. Insecticiden / Acariciden Insecticiden kunnen op twee manieren ingedeeld worden. - Delen we ze in volgens de wijze van opname door het insect: -namelijk via de maag (maaggif) -de huid (contactgif) -of de ademhaling (ademhalingsgif) - Delen we ze in volgens het stadium van het insect dat ze doden: -eidodende middelen -larvendodende middelen -middelen die volwassen insecten doden. Fungiciden Preventief: werking tegen kiemende sporen, middel moet aanwezig zijn vóór kieming Curatief: werkzaam kort nà infectie EN vóór het verschijnen zichtbare symptomen Eradicant: werking op zichtbaar aanwezige symptomen vb.: Zichtbare witziekte verdwijnt Aanwezige witziekte blijft maar nieuwer schot gevrijwaard Herbiciden Totaalherbiciden worden gebruikt om al de plantengroei volledig te doden of te verhinderen. Selectieve herbiciden bestrijden de onkruiden maar sparen de teelten. ook De selectiviteit berust op de eigenschappen van het product en de plantensoort, maar op de toepassingswijze zoals de dosis, de wijze van toepassing, het tijdstip van de toepassing en de formulering. Herbiciden worden verder ook ingedeeld in middelen tegen: éénzaadlobbigen (monocotylen, dit zijn vnl. grassen) of tweezaadlobbigen (dicotylen) en middelen tegen zowel één- als tweezaadlobbigen. Ook het toepassingstijdstip kan verschillen: vóór het zaaien of planten (na de grondvoorbereiding) na het zaaien maar voordat het gewas is opgekomen (‘voor opkomst’) als het gewas al opgekomen of geplant is (‘na opkomst’) vóór de oogst (bijvoorbeeld om aardappelloof ‘dood te spuiten’). Bodemherbiciden werking via de grond : middel opgenomen door onkruidwortels of kiemend zaadje algemeen toepassen over onkruidvrije grond best op egale, goed bezakte en vochtige grond moet goed verdeeld worden over het ganse bodemoppervlak, zonder overlappingen geen grondbewerkingen na de toepassing niet tegen doorlevende onkruiden niet voor alle gewassen selectief toepassen over het gewas wanneer in ruststadium - uitgezonderd granulaten : kunnen tijdens de groei van het gewas Bodemherbiciden dosis : altijd / oppervlakte (are, ha, ...) - 2 dosissen op de verpakking : . Laagste dosis : . Hoogste dosis : - jonge aanplanting - lichte grond - oudere aanplanting - zware grond - bij mengingen : dosis verlagen éénzijdige toepassingen vermijden ter voorkoming van: - resistentie - ontwikkeling van probleemonkruiden - humusarme grond - humusrijke grond Bodemherbiciden Spuitmiddelen - enkel over het gewas tijdens ruststadium van de planten (groenblijvende!) - met kap tussen gewas mogelijk tijdens de groei van de planten Granulaten - kunnen ook toegepast worden tijdens de groei van de planten - dosis en goede verdeling schept problemen - droog gewas bij toepassing is noodzakelijk - geen werking op droge bodem Toepassingstechniek Spuiten Het is altijd de bedoeling om een egale verdeling van het product per oppervlakte te bekomen. Meest aangewezen is een spleetdop (minder drift). Indien mogelijk een spuitboom (enkele doppen) i.p.v. 1 spuitdop. Spuitlans is af te raden ! - slechte verdeling - te hoge druk Regelmatig spuitdoppen uittesten en zo nodig vervangen. Strooien van granulaten Het manueel strooien van granulaten leidt in de praktijk nog altijd tot : - zware overdoseringen - niet homogeen verdelen van de korrels op de oppervlakte Kleine en onregelmatige oppervlakten : Manueel - Nooit strooien vanuit de oorspronkelijke verpakking - Eerst de noodzakelijke hoeveelheid afwegen en vervolgens gelijkmatig uitstrooien. - Indien een kleine hoeveelheid: mengen met hoeveelheid zand om volume te verhogen Strooien van granulaten Grotere en rechtlijnige oppervlakten : Mechanisch roterende strooier •De toepasser moet op voorhand zijn toestel kennen. Dit kan pas na het uittesten op plastiekzeil bij : - bepaalde draaisnelheid - bepaalde doorstroomopening - bepaalde stapsnelheid Opgelet: •strooibussen zijn enkel bruikbaar bij het strooien van grotere doseringen per ha. •Nooit strooien op verharde en hellende terreinen ! afspoelen van de korrels ! Formulering: Hulpstoffen die bij de actieve stof gevoegd worden om het middel bruikbaar te maken - product mag niet uitkristalliseren - moet goed verdeeld kunnen worden in water - mag niet neerslaan in spuittank - stofvrij - vorstbestendigheid 1 of meerdere werkzame stoffen + hulpstoffen - geen nefaste nevenverschijnselen (vb. fytotoxiciteit) - gevaar voor toepasser - technische aspecten → bruikbaar maken w.s. Hulpstoffen: Vulstof of vaste stof - meestal onoplosbaar in water - verminderen concentratie w.s. (stuifpoeders: talk, kleimateriaal, ...) - absorberen vloeibare w.s. (microgranulaten: kalk, maïskolfstukje) Oplosmiddelen - oplossen w.s. - verbeteren: . absorptie aan vaste stof . dispergeren emulsie Kleurstoffen - Reukstoffen afstotend effect t.o.v. gebruiker Uitvloeiers verbeteren contact tussen spuitvloeistof en bespoten oppervlak . betere bevochtiging . betere spreiding . beter indringen in poreuze stof Zonder Met Emulgatoren verdelen vloeistof in kleine druppeltjes in andere vloeistof waarmee anders niet kan gemengd worden vb. olie in water M e t Z o n d e r Dispergeerders verhinderen dat kleine gesuspendeerde deeltjes samenklonteren en uitvlokken M e t Z o n d e r Kleefstoffen a.s. langer en hechter op behandeld oppervlakte houden (wind, regen, beweging) Bevochtigers tegengaan verdamping vloeistof (tijd tussen toepassen en opdrogen verlengen) Antischuimmiddelen verhinderen schuimvorming (lucht in vloeistof) Synergisten verhogen de werking van een ander middel DROGE FORMULERINGEN Formuleringen Stuifpoeders (DP) Voordelen - behandelen moeilijk bereikbare plaatsen Nadelen - windgevoelig (enkel in serres) - heterogene verdeling - ! gebruiker (via ademhaling) Granulaten (GR - MG - GG) - weinig windgevoelig - uiteenvallen → giftige stofdeeltjes - veilige formulering - water - langere nawerking - aangepaste apparatuur Formuleringen Voordelen Nadelen - kan bezinken in tank → continu roeren Wateroplosbare poeders (SP) - geen kristallisatie tijdens bewaren - ! gebruiker (via ademhaling) gevaarlijker dan DP → hogere a.s. Spuitpoeders (WP) + dispergeerstoffen (oplosbaar maken in water) Waterdispergeerbaar Granulaat (WG) - weinig ontvlambaar - ! gebruiker (via ademhaling) - lange bewaring mogelijk - veiliger dan WP (grotere deeltjesgrootte) - uitwegen dosis - duurder - doseren via volumebep. - geen formulering voor alle a.s. - lange bewaring mogelijk - goed ledigen verpakking VLOEIBARE FORMULERINGEN Formuleringen Geconcentreerde Oplossing ↓ Voordelen Nadelen - dosering → afmeten - wegwaaien Oplosbare concentraten (SL) a.s. in water - uitkristalliseren bij koude ↓ Emulgeerbare Concentraat (EC) a.s. in organisch oplosmiddel - goede bevochtigbaarheid - door oplosmiddel: - hoog doordringingsvermogen . hogere ontvlambaarheid + emulgator - niet-wateroplosbare a.s. kunnen onder vloeibare vorm ingezet worden . ↑ giftigheid → absorptie door huid → giftig oplosmiddel . ↑ fytotoxiciteit - soms corrosief - duurder Formuleringen Suspensie concentraten (SC) a.s. in water + dispergeerstof Voordelen - wegwaaien - geen ontvlambare oplosmiddelen Nadelen - velvorming bij uitdroging → lange bewaring - duurder - dosering → afmeten - suspensie → homogeniteit → goede werking Capsule suspensie (CS) a.s. in kleine capsules in suspensie in vloeistof - a.s. komt geleidelijk vrij → langere werking - duurder ANDERE FORMULERINGEN Formuleringen Voordelen Nadelen Lokaas - plaatsen lokazen (aantrekken schadelijke organismen) → NIET ganse voorraad te behandelen Fumigantia - zeer efficiënt - enkel in gesloten ruimten (Gasvorming) - goede indringing - zeer toxisch - geen residu - nodige voorzorgen nemen t.o.v. mens en huisdieren Inzetten beschikbare middelen Strikte erkenning: - Aan welbepaalde dosis ml of g / 100 l (= concentratie, per hoeveelheid spuitvloeistof) l of kg / are, ha (= per oppervlakte-eenheid) - Op welbepaald moment (VO, NO, preventief, curatief, tegen larven, …) - Tegen een welbepaalde ziekte, plaag of onkruid (witziekte, bladluizen, tweezaadlobbige onkruiden, …) - In welbepaalde teelt (sierplanten onder bescherming, sierbomen en –heesters open lucht, sierplanten éénjarige, …) - Onder welbepaalde voorwaarden (1 toepassing / 12 maand, maximum 2 l werkzame stof / 36 maand, driftreducerende maatregelen: bufferzone 20 m met klassieke techniek, niet tijdens de bloei, …) “Spuitschade” (= slechte resultaten) - verkeerd product - verkeerde dosis - concentratie - ongunstige omstandigheden (hevige zon, regen na toepassing, aard substraat, ...) - toepassingstechniek (spuiten, vernevelen, roken, ...) - ongepaste menging (EC!) - slecht tijdstip (ontwikkelingsstadium plant) - ongevoelig stadium parasiet - buurtschade - spuitresten in toestel (onvoldoende reiniging) WATER Leidingwater: KALK! Regenwater: O.K. Putwater: O.K. TEMPERATUUR: NIET TE KOUD! Volgorde van mengen 1e Vaste formuleringen (WP, WG) 2e Vloeibare formuleringen (SC, EW, …) 3e EC altijd het laatst! 4e Indien + meststoffen: altijd het allerlaatst! !!! CS + EC !!! Vaste formuleringen: % werkzame stof Vb. 75 % mancozeb Dithane WG: = 750 g mancozeb / kg Dithane WG Vloeibare formuleringen: g / l werkzame stof Vb. 360 g / l glyfosaat Roundup: = 360 g glyfosaat / l Roundup 1 ha = 100 are = 10.000 m² 1 are = 100 m² 1 l = 1000 ml 100 ml = 0,1 l 1 kg = 1000 g Dosis / ha (vlak oppervlak = vb. 100 m X 100 m = 10.000 m²) - geen rekening gehouden met gewasontwikkeling - altijd bij toepassing herbiciden Dosis / 100 l (hoeveelheid spuitvloeistof = concentratie) - vooral bij fungiciden, insecticiden, acariciden →NOOIT bij herbiciden - in regel met een minimum van 1000 l spuitvloeistof / ha - Ha kan vlak oppervlak zijn wanneer kleiner gewas - Wanneer rekening gehouden met ontwikkeling gewas: → / ha “haagoppervlakte” ≠ vlak oppervlak (lengte X hoogte X 2 zijden (+ 2 kopvlakken en bovenvlak)) → tot bijna afdruipen (gewas zo volledig mogelijk bedekken met spuitnevel zonder afdruipen Een haag van 100 m lang en 2 m hoog dient behandeld met: 150 g mancozeb + 12,5 g difenoconazool / 100 l water Beschikbare middelen: Geyser (250 g/l difenoconazool) Dithane WG (75 % mancozeb) Te behandelen oppervlakte: (100 m X 2 m) X 2 zijden = 400 m² Benodigde spuitoplossing: 1000 l / ha spuitoplossing (= 1000 l / 10000 m²) voor 10000 m² voor 1 m² is er is er Voor 400 m² is er 1000 l 1000 l 10000 m² 1000 l X 400 m² 10000 m² water nodig water nodig = 40 l water nodig Benodigde hoeveelheid handelsproduct / 100 l water Gegevens: 1000 ml Geyser bevat 250 g difenoconazool per 100 l water moet ik 12,5 g difenoconazool gebruiken Om 250 g difenoconazool toe te passen per 100 l water heb ik 1000 ml Geyser nodig Om 1g difenoconazool toe te passen per 100 l water heb ik 1000 ml 250 g Geyser nodig Om 12,5 g difenoconazool toe te passen per 100 l water heb ik 1000 ml X 12,5 g = 50 ml Geyser nodig 250 g Gegevens: 1000 g Dithane WG bevat 750 g mancozeb per 100 l water moet ik 150 g mancozeb gebruiken Om 750 g mancozeb toe te passen per 100 l water heb ik 1000 g Dithane nodig Om 1g mancozeb toe te passen per 100 l water heb ik 1000 ml 750 g Dithane nodig Om 150 g mancozeb toe te passen per 100 l water heb ik 1000 ml X 150 g = 200 g Dithane nodig 750 g Benodigde hoeveelheid handelsproduct voor de te behandelen haag Ik heb 40 l spuitvloeistof nodig om de haag te behandelen voor voor 100 l 1l water heb ik water heb ik voor 40 l water heb ik voor voor 100 l 1l water heb ik water heb ik voor 40 l water heb ik 50 ml 50 ml 100 l 50 ml X 40 l = 100 l 200 g 200 g 100 l 200 g X 40 l = 100 l Geyser nodig Geyser nodig 20 ml Geyser nodig Dithane WG nodig Dithane WG nodig 80 g Dithane WG nodig → Oplijsting en info alle in België erkende GBM: www.fytoweb.be → Fytolicentie vanaf 25/11/2015: www.fytolicentie.be → Praktijkgids Gewasbescherming met katern per sector: www.lv.vlaanderen.be/nl/voorlichting-info/publicaties/praktijkgidsen/praktijkgidsgewasbescherming → www.spuithulp.be →Bijsluiter: → schat aan informaKe → ALTIJD lezen bij nieuw (niet gekend) HP