Aldehyden en ketonen ............................................................................................................................. 2 1. Kenmerkende groep – naamgeving – toepassingen ................................................................... 2 2. Fysische eigenschappen............................................................................................................. 4 2.1. Kook- en smeltpunt .............................................................................................................. 4 2.2. Oplosbaarheid ...................................................................................................................... 4 3. Chemische eigenschappen ......................................................................................................... 4 3.1. Tautomerie ........................................................................................................................... 4 3.2. Zuurkarakter ......................................................................................................................... 4 4. Chemische reacties..................................................................................................................... 5 4.1. Additie van water.................................................................................................................. 5 4.2. Additie van NaHSO3 ............................................................................................................. 6 4.3. Additie van HCN................................................................................................................... 6 4.4. Additie van alcoholen ........................................................................................................... 7 4.5. Additie van ammoniakderivaten ........................................................................................... 9 4.6. Additie van Grignard-reagentia(reductie) ........................................................................... 10 4.7. Onderscheid tussen aldehyden en ketonen ....................................................................... 11 4.7.1. Polymerisatie.............................................................................................................. 11 4.7.2. Milde oxidatie ............................................................................................................. 12 4.7.3. Reductie met H2 ........................................................................................................ 13 4.7.4. Aldolcondensatie ........................................................................................................ 13 4.8. Zelfstandig werk: onderscheid aldehyden en ketonen........................................................ 15 LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 2014007 LEERINHOUDEN C1 54 de stofklassen op basis van de functionele groep herkennen. Alkanen, alkenen, alkynen, alcoholen, halogeenalkanen, aminen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters, amiden, ethers, aromatische koolwaterstoffen, cyclische koolwaterstoffen W4 55 op basis van de structuurformule de naam Naamgeving toekennen en de structuurformule geven op basis Structuurformule: o.a. zaagtandformule van de naam. Alkanen, alkenen, alkynen, alcoholen, halogeenalkanen, aminen, aldehyden, ketonen, ethers, carbonzuren, esters, aromatische koolwaterstoffen, cycloalkanen C1 56 het begrip isomerie uitleggen aan de hand van voorbeelden. Structuurisomerie: ketenisomerie, plaatsisomerie Stereo-isomerie: cis-trans isomerie, spiegelbeeldisomerie C1 W7 SET 27 57 van een aantal stoffen of mengsels een typische toepassing of eigenschap aangeven. Toepassingen (per stofklasse) vb. methaan, white spirit, paraffine, methanol, ethanol, glycerol, glycol, azijnzuur, citroenzuur, springstoffen, kleurstoffen, wasmiddelen, geneesmiddelen, aceton (nagellakremover), cafeïne, aspirine (acetylsalicylzuur), benzaldehyde (amandelgeur), benzine, campinggas, diethylether (ether te koop bij apotheker), chloroform, … C1 SET 1,3 58 per stofklasse de gegeven eigenschappen in verband brengen met de karakteristieke groep en het koolstof-skelet. Per stofklasse: Fysische eigenschappen Chemische eigenschappen C2 64 van minstens één reactietype van aldehyden Aldehyden en ketonen en ketonen de reactievergelijking schrijven Vb. nucleofiele additie, reductie, oxidatie van een aldehyde en de verschillende stappen in het reactiemechanisme toelichten. 1 Aldehyden en ketonen 1. Kenmerkende groep – naamgeving – toepassingen Zowel aldehyden en ketonen bezitten een carbonylgroep, i.e. een zuurstofatoom dat met een dubbele binding verbonden is met een koolstofatoom. Bemerk dat de beide atomen van de carbonylgroep sp2gehybridiseerd zijn. Bij aldehyden zit deze carbonylfunctie eindstandig. Bij ketonen is het zuurstofdragende koolstofatoom verbonden met twee andere koolstofatomen. O O O C C C R R O C H R R Van links naar rechts: de carbonylgroep, de acylgroep, een aldehyde en een keton. Aldehyden en ketonen kunnen bereid worden door oxidatie van alcoholen (zie vorig hoofdstuk). Vraag: hoe bereid men 2,2-dimethyl-3-butanon ? De naam van de aldehyden en ketonen wordt gevormd door de stam van het alkaan met evenveel Catomen als de langste hoofdketen, gevolgd door de uitgang ‘anal’ (aldehyden) of ‘anon’ (ketonen). Bij een keton wordt het plaatsnummer van de carbonylfunctie aangegeven met een cijfer (bij aldehyden is dit steeds 1, en wordt daarom weggelaten). Let erop dat de carbonylfunctie voorrang heeft op hydroxylgroepen, alkylketens en halogenen. Aldehyden hebben dan weer voorrang op ketonen. Links: methanal of formaldehyde, rechts: ethanal of aceetaldehyde. Methanal is het meest eenvoudige aldehyde en heeft als triviale naam formaldehyde. Het is een bijzonder kankerverwekkende stof en een uitstekend bewaarmiddel. ‘Sterk water’, gebruikt als bewaarmiddel voor preparaten en dode organismen, is meestal een 40% formol-oplossing (formol is een oplossing van formaldehyde in water). Het wordt veel gebruik in biologisch onderzoek (bewaren van stalen) maar mag thans wegens zijn carcinogene eigenschappen enkel nog gebruikt worden in laboratoria met individuele afzuigkappen. Ethanal of aceetaldehyde is het belangrijkste metaboliet van ethanol in het lichaam. De negatieve werkingen van alcohol (misselijkheid en braken) zijn vooral aan ethanal te wijten. Ongeveer 50% van de productie van ethanal is bestemd voor de productie van azijnzuur. Het wordt verder ook gebruikt in parfums, verfstoffen en als bewaarmiddel in fruit en vis. 2 Propanon of aceton is vooral gekend als ‘dissolvant’ of nagellakverwijderaar. Het is een apolair oplosmiddel en wordt vaak als oplosmiddel voor organische stoffen gebruikt. Aceton is een vluchtige en brandbare stof. Het is echter een giftige stof wanneer ze geïnhaleerd of opgenomen wordt (contact met huid is minder erg). Aceton wordt ook in het lichaam gebruikt en is na glucose de belangrijkste brandstof voor de hersenen. Bij diabetici kunnen ingeval van keto-acidosis grotere hoeveelheden aceton en andere ketonen produceren wanneer vetzuren en aminozuren worden afgebroken. Het aceton wordt uitgeademd en veroorzaakt een sterke geur van de ademlucht. 2 pentanon of methylpropylketon 3methyl4penteen2on 3methyl4hexeen2on 2,2 dimethyl 4 oxo pentanal 2 ethyl-pentaan-di-al 3-hydroxybutanal 4hydroxybutanon 4oxohexanal 3 2. Fysische eigenschappen De dubbele binding van de carbonylgroep is opgebouwd uit een σbinding en een π-binding. Door de grotere elektronegativiteit van zuurstof in vergelijking tot koolstof, is de binding sterk gepolariseerd. 2.1. Kook- en smeltpunt Aldehyden en ketonen hebben een hoger kook-/smeltpunt dan alkanen met eenzelfde molecuulmassa omwille van het dipoolkarakter van de carbonylgroep. Het kook- en smeltpunt is echter lager dan dat van alcoholen, omdat geen waterstofbruggen kunnen worden gevormd. 2.2. Oplosbaarheid Aldehyden en ketonen met korte ketens kunnen oplossen in polaire oplosmiddelen (het zuurstofatoom van de carbonylgroep kan waterstofbruggen van watermoleculen ontvangen), maar de oplosbaarheid in polaire oplosmiddelen daalt snel met toenemende ketenlengte. Door het apolaire karakter van de koolstofketen zijn ze oplosbaar in apolaire oplosmiddelen. 3. Chemische eigenschappen 3.1. Tautomerie Indien ketonen/aldehyden op een buur-C-atoom een waterstof draagt, ontstaat een evenwicht met een alcohol. Dit is een geval van isomerisatie – met uitzondering dat de isomeren niet afgezonderd kunnen worden. In dit geval spreekt men van tautomerie in plaats van isomerie. De keto-vorm is het tautomeer van de enolvorm. In de meeste gevallen ligt het evenwicht verschoven naar de keto-vorm (99%). (links keto-vorm, rechts enol-vorm) 3.2. Zuurkarakter In aanwezigheid van een sterke base (zoals OH-) wordt een proton afgesplitst van het α-C-atoom (dit is een C-atoom naast het carbonyl-C-atoom). In dit geval ontstaat een anion waarbij een C-atoom de negatieve lading draagt: een carbanion. Het carbanion wordt door mesomerie gestabiliseerd. 4 4. Chemische reacties De dubbele binding van de carbonylgroep leent zich vooral tot additiereacties. In eerste instantie kan verwacht worden dat elektrofiele deeltjes de elektronenrijke regio zullen aanvallen. Het C-atoom van de carbonylgroep is echter sterk positief gepolariseerd, waardoor de carbonylgroep zich vooral leent tot nucleofiele addities. Invloed van de keten Aldehyden reageren doorgaans sneller dan ketonen omdat de positieve partiële lading van het carbonyl-C-atoom door het positief inductief effect bij ketonen meer wordt afgezwakt dan bij aldehyden. 4.1. Additie van water Door additie van water ontstaat een onstabiel product, dat water afsplitst (regel van Erlenmeyer, zie eerder). Netto gezien vindt er geen reactie plaats. 5 4.2. Additie van NaHSO3 Proef: voeg een aantal ml benzaldehyde bij een verzadigde NaHSO 3-oplossing. Waarneming: door schudden ontstaat een neerslag. De reactie bestaat uit twee stappen, namelijk de additie van het nucleofiel gevolgd door een intramoleculaire protonoverdracht. Deze reactie kan gebruikt worden om ketonen en aldehyden uit een mengsel neer te slaan en af te zonderen. 4.3. Additie van HCN* Door additie van waterstofcyanide op een aldehyde of keton ontstaan cyaanhydrines. De reactie wordt gebruikt in de organische chemie om koolstofketens te verlengen (met één koolstofatoom). Algemeen 6 Reactiemechanisme 1. Additie van het nucleofiel 2. Protonering 4.4. Additie van alcoholen In aanwezigheid van zuren reageren alcoholen tot hemi-acetalen. Indien voldoende van het alcohol aanwezig, reageert het hemi-acetaal verder tot een acetaal. Algemeen Reactiemechanisme 1. protonering in zuur midden 2. additie van het nucleofiel (het alcohol) 7 3. deprotonering De gevormde hemi-acetalen zullen in aanwezigheid van voldoende van het alcohol onmiddellijk verder reageren tot acetalen. 4. protonering 5. eliminatie H2O 6. additie van het nucleofiel (het alcohol) 7. deprotonering Monosacchariden ondergaan door deze intramoleculaire reactie ringsluiting (pyranose/furanose) (zie biologie). Zo ontstaat een cyclisch hemi-acetaal. 8 4.5. Additie van ammoniakderivaten* Ammoniakderivaten zijn afgeleiden producten van ammoniak (NH3). Het gaat om primaire, secundaire en tertiaire amminen. Deze hebben alle een N-atoom met een niet-bindend elektronenpaar, waardoor N als nucleofiel kan optreden. Wanneer ammoniakderivaten adderen op een aldehyde of keton, ontstaat een imine of Schiffbase. Reactievergelijking: Reactiemechanisme 1. Protonering 2. Additie van het nucleofiel 3. Deprotonering De bekomen stof is echter onstabiel en splitst spontaan een watermolecule af. 4. Eliminatie van water 9 De bekomen stof is weinig stabiel tenzij ze gestabiliseerd wordt door mesomerie. Als een van de R-ketens een benzeenring is, dan is de bekomen stof stabieler. In plaats van amminen, kunnen ook andere ammoniakderivaten als nucleofiel optreden. Het reactiemechanisme verloopt gelijkaardig, de bekomen producten zijn vaak stabieler. Vb. additie van NH2OH, NH2NH2, aniline, fenylhydrazine. Aniline: Amfetaminen (speed) worden volgens hoger beschreven mechanisme bereid uit ammoniak en fenylpropanon. 4.6. Additie van Grignard-reagentia(reductie) Grignard-reagentia zijn organometaalhalogeniden (meestal organomagnesiumhalogeniden). De koolstof-magnesiumbinding is zeer sterk polair waardoor het C-atoom sterk nucleofiel wordt. Hierdoor kan het adderen op het carbonyl-C-atoom van aldehyden en ketonen. Het bekomen reactieproduct is een alcohol. 10 Reactievergelijking Reactiemechanisme 1) Additie van het nucleofiel 2) Protonering Naargelang men vertrekt van een aldehyde, een keton of methanal, zal het bekomen alcohol een secundair, een tertiair of een primair alcohol zijn. Gezien aldehyden en ketonen de oxidatieproducten van alcoholen zijn, betreft de omzetting van een aldehyde/keton in een alcohol een reductie. 4.7. Onderscheid tussen aldehyden en ketonen 4.7.1. Polymerisatie Ketonen zijn minder reactief dan aldehyden en polymeriseren niet. Aldehyden polymeriseren wel. Een aantal kunststoffen worden gemaakt vertrekkende van aldehyden, meestal formaldehyde (methanal). Bakeliet (polymeer van fenol en methanal). 11 Metaldehyd is een tetrameer van ethanal. Ze worden gebruikt als metablokjes op de BBQ. 4.7.2. Milde oxidatie Aldehyden kunnen verder oxideren tot organische zuren (carbonzuren). Gezien ketonen geen H hebben op het carbonyl-C-atoom oxideren ze niet verder. Door sterke oxidatie kan de keten wel naast de carbonylfunctie breken. Dit kan aangetoond worden met de reactie met het Fehlingsreagens (blauwe Cu 2+-ionen worden omgezet in rood Cu+) of met het Tollens reagens. Het tollens-reagens is een ammoniakale zilvernitraatoplossing en niet stabiel. Het moet daarom bereid worden op het moment van gebruik. In aanwezigheid van aldehyde ontstaat een zilverspiegel (metallisch zilver). Gezien het zilver reduceert, oxideert het aldehyde. 12 4.7.3. Reductie met H2 Aldehyden kunnen ontstaan door oxidatie van primaire alcoholen, ketonen door oxidatie van secundaire alcoholen. Met een reductor als LiAlH4 (lithiumtetrahydro-aluminaat) kunnen aldehyden en ketonen terug worden omgezet in respectievelijk primaire en secundaire alcoholen. 4.7.4. Aldolcondensatie1 De aldolcondensatie is een condensatiereactie: twee moleculen reageren met elkaar tot een nieuwe molecule. De aldolcondensatie verloopt enkel tussen aldehyden met een waterstofatoom gebonden op het α-C-atoom (het C-atoom naast de carbonylfunctie). De aldolcondensatie is gesteund op het zuur karakter van aldehyden in aanwezigheid van een base, en verloopt daarom enkel in basisch milieu. Reactievergelijking Reactiemechanisme Het hydroxide-ion onttrekt een proton aan het aldehyde. Hierdoor ontstaat een enolaation dat tautomerie vertoont. Het enolaation kan als nucleofiel deeltje aanvallen op het partieel positief geladen koolstofatoom van de carbonylgroep van een andere molecule. Na protonering volgt de eliminatie van een watermolecule 1 Noot voor de leerkracht (leerlingenproef laten uitvoeren indien mogelijk) 13 Additie van het nucleofiel Protonering Eliminatie van water 2-buteen-al De aldolcondensatie is een belangrijke reactie met het oog op de verlenging van koolstofketens van organische moleculen. De reactie verloopt moeilijk tot niet met ketonen. De koolstofketens oefenen een positief inductief effect uit op het carbonyl-C-atoom waardoor de partiële positieve lading klein wordt. Een nucleofiel zal bijgevolg weinig neiging hebben om dit C-atoom aan te vallen. Door het positief inductief effect zal de deprotonering van het α-C-atoom moeilijker verlopen. 14 4.8. Zelfstandig werk: onderscheid aldehyden en ketonen De aldolcondensatie Deze proef wordt door één groep uitgevoerd in de trekkast. a) vul een reageerbuis met enkele ml ethanal, en koel het geheel af in ijswater. Voeg voorzichtig enkele druppels van een geconcentreerde NaOH oplossing bij het gekoelde ethanal (let op de geur en kleur); b) vul een reageerbuis met enkele ml aceton (propanon, een keton), en koel het geheel af in ijswater. Voeg voorzichtig enkele druppels van een geconcentreerde NaOH oplossing bij het gekoelde propanon (let op de geur en kleur). Milde oxidatie Aldehyden en ketonen zijn oxidatieproducten van respectievelijk primaire en secundaire alcoholen. De vraag is of deze producten ook verder (mild) kunnen oxideren. Dit wordt nagegaan door een aldehyde en keton te voegen bij Tollens reagens. Het tollens-reagens is een ammoniakale zilvernitraatoplossing en is niet stabiel. Het moet daarom bereid worden op het moment van gebruik. Bereiding van het Tollens reagens: 10g zilvernitraat oplossen in 100mL ; 10g NaOH oplossen in 100mL ; daarna gelijke hoeveelheden samenvoegen: er ontstaat een zilverneerslag; voeg vervolgens druppelsgewijs ammoniak toe tot de neerslag verdwijnt (door complexvorming); - neem een aantal mL van dit reagens en voeg vervolgens enkele druppels van het aldehyde toe; - neem een aantal mL van dit reagens en voeg vervolgens enkele druppels van het keton toe. - Noot: de proef is niet altijd eenvoudig en moet soms verschillende malen herhaald worden; kijk heel goed naar de wanden van de proefbuis: wanneer de stof oxideert, slaat het zilver neer (reductie) en ontstaat een zilverspiegel op de wand. 15 Niet-limitatieve lijst van vragen die bij het hoofdstuk aldehyden en ketonen gesteld kunnen worden. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Oefeningen op naamgeving. Wat is tautomerie (+tekening) ? Verklaar begrippen acylgroep, carbonylgroep, aldehyde, keton, aceton, formaldehyde, aceetaldehyde. Bespreek de bouw van de functionele groep van aldehyden/ketonen. Vergelijk kookpunt/smeltpunt/oplosbaarheid van aldehyden/ketonen met halogeenalkanen, alkanen, alcoholen (+ groepen die we later nog gaan zien, zoals esters, ethers, carbonzuren, etc…). Welke reacties ondergaan aldehyden/ketonen. Waarom ondergaan ze dit type reactie ? Hoe worden aldehyden/ketonen bereid ? Kunnen aldehyden reageren als zuur of als base ? Toon het zure karakter van aldehyden aan. Geef het reactiemechanisme van de reactie van een aldehyde/keton met - water - een alcohol - HCN - natriumwaterstofsulfiet - ammoniak/een ammoniakderivaat zoals RNH2, RR’NH - Grignard reagens. Geeft het reactieMECHANISME dat leidt tot een cyanhydrine / acetaal / hemiacetaal / imine of Schiff base / alcohol. Benoem alle tussenstappen. Aan de hand van welke reacties kan het onderscheid gemaakt worden tussen aldehyden en ketonen (+ waarin verschilt deze reactie tussen aldehyden en ketonen). Geef het reactiemechanisme van de aldolcondensatie. Als je de leerstof zodanig hebt ingestudeerd dat je de antwoorden op deze vragen kan geven zonder gebruik te maken van je cursus, kun je stellen dat je de leerstof van dit hoofdstuk beheerst. 16