Speelbeleid Oldenzaal 2016-2025 Inhoudsopgave 1. Aanleiding en samenvatting .............................................................................................3 2. Inleiding .............................................................................................................................. 5 2.1 Wat is speelbeleid? ..................................................................................................................5 2.1.1 Spelen vs. speelplekken ..................................................................................................5 2.1.2 Informele speelruimte ......................................................................................................5 2.1.3 Formele speelruimte ........................................................................................................5 2.1.4 Spelen of rondhangen? ...................................................................................................5 2.1.5 Definities .......................................................................................................................... 6 2.2 Coalitieakkoord 2014-2018 ......................................................................................................6 2.3 Het belang van spelen .............................................................................................................7 2.4 Uitgangspunten beleid .............................................................................................................8 3. Kaders ................................................................................................................................. 9 3.1 0-18 jaar ................................................................................................................................... 9 3.2 Demografische ontwikkelingen ................................................................................................9 3.3 Speelplekken een wettelijke taak? ...........................................................................................9 3.3.1 Warenwet Attractie en Speeltoestellen............................................................................9 3.3.2 Normen voor speelplekken ............................................................................................10 3.4 Veranderende rol van de overheid.........................................................................................10 3.5 Aangrenzend beleid ...............................................................................................................10 3.5.1 Burgerinitiatieven ...........................................................................................................10 3.5.2 Welzijn ........................................................................................................................... 10 3.5.3 Jeugd ............................................................................................................................. 10 3.5.4 Groen en duurzaamheid ................................................................................................11 3.5.5 Sport en bewegen..........................................................................................................11 3.5.6 Speelruimte bij scholen en sportverenigingen ...............................................................11 4. Wat zeggen de inwoners zelf? ........................................................................................13 4.1 5. Burgerparticipatie ...................................................................................................................13 4.1.1 Locatie initiatieven .........................................................................................................13 4.1.2 Bestaande plekken ........................................................................................................14 4.1.3 Toekomstige plekken.....................................................................................................14 Communicatie ..................................................................................................................15 5.1 Uitvoering ............................................................................................................................... 15 6. Financiering......................................................................................................................17 7. Bijlage kaart situatie mei 2016 ........................................................................................19 1. Aanleiding en samenvatting Buiten spelen is leuk en gezond, daarom willen we dat kinderen dit zo veel mogelijk doen. Computers, televisie en andere digitale media vormen gemakkelijke verleidingen voor kinderen. Speelplekken ondervinden daardoor veel concurrentie voor hun aandacht. Door aantrekkelijke speelplekken te bieden, worden kinderen verleid om buiten te spelen. De wijkbewoners weten zelf het beste waar behoefte aan is op het gebied van spelen. De gemeente gaat de inwoners meer betrekken bij het speelbeleid. Door met buurtinitiatieven samen speelplekken te ontwerpen aan te leggen en te onderhouden. Hierdoor moeten meer natuurlijke speelplekken ontstaan en deze plekken worden een ontmoetingsplaats voor zowel kinderen, ouderen als andere buurtbewoners. De gemeente faciliteert en neemt haar verantwoordelijkheid door de veiligheid van de speelplekken te garanderen. Dit gaat leiden tot minder (eentonige) kleine speelplekken, en meer uitdagende grote plekken op centrale locaties in de wijken. Deze plekken zijn aantrekkelijk voor kinderen van alle leeftijden. De gemeente zet haar budget slimmer in en vermindert het totaal aantal speeltoestellen, zonder dat dit leidt tot een afname van speelmogelijkheden. In tegendeel, door in te zetten op natuurlijk spelen bieden we kinderen meer uitdagende speelruimte door de hele stad. Dit zijn de uitgangspunten van het nieuwe speelbeleid: Spelen is leuk en gezond en daarom kan Ieder kind kan veilig spelen in eigen wijk; De buurt wordt betrokken bij de speelplekken en burgerinitiatieven worden toegejuicht; Speelplekken bevorderen de ontmoeting tussen wijkbewoners, zowel jong als oud; Natuurlijk spelen is het uitgangspunt om tot uitdagende speelplekken te komen; Er wordt alleen geïnvesteerd in speelplekken waar goed gebruik van wordt gemaakt. Het budget wordt op deze manier zo efficiënt mogelijk ingezet. Tevens wordt hiervoor gezocht naar samenwerking met andere beleidsvelden, inwoners en maatschappelijke partners in de wijk. 3 2. Inleiding In de gemeente Oldenzaal wonen bijna 7.000 kinderen tussen de leeftijd van 0 en 18 jaar. Het nog geldende speelplekkenbeleid dateert uit 2002. De huidige speelplekken in Oldenzaal komen voort uit dit speelplekkenbeleid. Veel van deze speelplekken en toestellen zijn inmiddels verouderd en aan vervanging toe. Met het huidige budget wordt het lastig alle speelplekken op het huidige onderhoudsniveau te houden. Ook heeft traditioneel buiten spelen te maken met concurrentie van allerlei activiteiten die door kinderen kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast zien we dat sommige speelplekken niet of amper gebruikt worden. De gemeente ziet het faciliteren van speelruimte voor kinderen zeker als haar taak, maar er moeten wel keuzes gemaakt worden. Dit speelbeleid vormt het kader voor deze keuzes. 2.1 Wat is speelbeleid? 2.1.1 Spelen vs. speelplekken Traditioneel was het beleid gericht op speelplekken: locaties waar kinderen door middel van speeltoestellen buiten kunnen spelen. De kern hierbij is het bieden van ruimte waar kinderen uitgedaagd worden om te spelen. Dit hoeft geen afgebakende plek te zijn en er hoeven ook niet altijd over speeltoestellen te staan. Veel meer wordt uitgegaan van het bieden van een speelaanleiding, zodat kinderen uitgedaagd worden om buiten te verblijven, te bewegen en sociale interactie te hebben. 2.1.2 Informele speelruimte Er is verschil tussen formele en informele speelruimte. Bij informele speelruimte kan gedacht worden aan grasveldjes, een stukje bos, het trottoir, een braakliggend openbaar terrein, etc. In deze stukken openbare ruimte krijgen kinderen de kans hun eigen creativiteit te uiten en eigen spelvormen te verzinnen. De kwaliteit van deze openbare speelruimte is sterk afhankelijk van de locatie, drukte van het verkeer en mogelijkheden tot toezicht. Dit kan dus per moment verschillen en is daardoor slecht meetbaar. In dat kader is de informele Voorbeeld informele speelruimte speelruimte in deze analyse van het aanbod niet meegenomen. Wel is deze speelruimte in nagenoeg iedere straat in Oldenzaal in meer of mindere mate aanwezig. 2.1.3 Formele speelruimte De formele speelruimte, ofwel het aanbod speelplekken, is wel onderzocht. Het huidige aanbod speelplekken in Oldenzaal bestaat uit 127 verschillende formele speelplekken. In de bijlage zijn de locaties van de speelplekken weergegeven. Ook is aangegeven of het hier gaat om een buurtspeelplek, een speelplek bij een basisschool of een speelplek bij een skatevoorziening. Daarnaast zijn twee jeugdontmoetingsplekken weergegeven. Dit zijn formeel geen speelplekken, maar bieden wel ruimte voor sociale interactie tussen jeugd. Op de kaart wordt zichtbaar dat in alle wijken in de gemeente Oldenzaal speelplekken aanwezig zijn. In het buitengebied en het industrieterrein zijn geen openbare speelplekken gesitueerd. De speelplekken in Oldenzaal richten zich op de verschillende doelgroepen. 5 2.1.4 Spelen of rondhangen? Veel oudere kinderen (vanaf een jaar of 13) hebben nog steeds behoefte aan een speelplek. Ook zijn er in Oldenzaal twee hangplekken te vinden. Kinderen vanaf deze leeftijd geven aan vaak meer rond te hangen. Dit doen zij bij een ingerichte hangplek, speelplek of bijvoorbeeld het winkelcentrum. Voor jongeren is dit vaak de locatie voor sociale interactie, het belangrijkste kenmerk van spelen op die leeftijd. Vaak wordt deze interactie afgewisseld met bijvoorbeeld skaten of voetbal. Deze groep verdient een eigen plek in de stad, waarbij in overleg gezorgd wordt voor voldoende uitdaging. Overlast, waar deze groep vaak mee geassocieerd wordt, zal niet worden getolereerd. Er wordt gevraagd om begeleiding van Impuls en de wijkagent. 2.1.5 Definities Speeltoestel: Een toestel waar door kinderen mee gespeeld kan worden, dat valt onder de Warenbesluit Attractie- en speeltoestellen (WAS). Speelaanleiding: Een natuurlijk object dat bedoeld is om kinderen uit te nodigen tot spelen. Denk aan een omgetrokken boomstam of stapstenen in een watergang. Onder speelaanleidingen vallen ook losse materialen, tijdelijke constructies, doolhoven etc. Speelplek: Locatie in de openbare ruimte waar kinderen door middel van speeltoestellen of natuurlijk spelen buiten kunnen spelen. In Oldenzaal zijn momenteel 127 van dit soort plekken. Speelruimte: Een plek waar door kinderen buiten gespeeld kan worden. Dit kan een speelplek zijn, maar ook een andere speelaanleiding. 2.2 Coalitieakkoord 2014-2018 In het coalitieakkoord Anders kijken, nieuwe kansen spreekt het college van B&W uit te willen werken aan kindvriendelijke, vitale wijken waarin bewoners verantwoordelijkheid nemen waar het kan en worden ondersteund door de gemeente waar het moet. Hierbij is sociale samenhang, noaberschap en het elkaar ontmoeten in de wijk van groot belang. In lijn hiermee is dit uitnodigende speelbeleid opgesteld, waarin inwoners uitgedaagd worden zelf aan de slag te gaan om passende speelvoorzieningen in hun wijk te maken. Natuurlijk spelen Bij natuurlijk spelen wordt gebruik gemaakt van de omgeving en wordt een beroep gedaan op de creativiteit van kinderen. De speelplekken worden ingericht met natuurlijke materialen zoals omgevallen bomen, zand, zwerfkeien, hout en water. Deze materialen dagen kinderen uit om zelf hun spel vorm te geven. Er is op natuurlijke speelplekken ook wel ruimte voor speeltoestellen, maar de nadruk ligt op de natuur. Waar mogelijk wordt ook gebruik gemaakt van losse materialen zoals takken of zand. 6 2.3 Het belang van spelen Buiten spelen is gezond, het stimuleert de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van kinderen. Het kan gezondheidsproblemen op latere leeftijd voorkomen. Kinderen leren ook met elkaar omgaan tijdens het buitenspelen. Ook kunnen zij talenten ontdekken en ontwikkelen. Ze leren risicoinschattingen te maken en hun verantwoordelijkheid te nemen. Ouders ontmoeten elkaar bij de speelplekken, wat leidt tot meer sociale cohesie in de wijken. Kinderen ontwikkelen zich door uitgedaagd te worden om te spelen. Elk kind moet zijn of haar vrije tijd buiten op eigen manier kunnen invullen. Tot nu toe was veiligheid en voldoende spreiding van speelplekken het uitgangspunt van het speelbeleid. Dit leidde tot een grote hoeveelheid kleinere speelplekken met weinig variëteit. Alle toestellen voldoen aan de veiligheidsnormen en worden regelmatig geïnspecteerd en onderhouden. Veiligheid staat buiten kijf als het gaat om spelende kinderen in de openbare ruimte. De vraag is echter of de bestaande plekken voldoen aan de huidige behoefte van kinderen. Door meer vanuit het belang van het spelen en ontmoeten te rederneren en dit als gemeente te faciliteren, zijn andere uitgangspunten voor het beleid nodig. 7 2.4 ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Uitgangspunten beleid Spelen is leuk en gezond; en ieder kind kan veilig spelen in eigen wijk; De gemeente faciliteert de mogelijkheid voor spelen, met betrokkenheid van bewoners en de kinderen zelf. De gemeente legt bij planvorming zo min mogelijk beperkingen op, maar let wel op de veiligheid en betaalbaarheid. De buurt wordt betrokken bij de speelplekken en burgerinitiatieven worden toegejuicht; Kinderen en ouders in de buurt weten zelf het beste waar behoefte aan is op het gebied van spelen. Buurtbewoners geven aan wat de veelgebruikte, centrale plekken in de wijk zijn. Deze plekken worden zo veel mogelijk versterkt. Waar mogelijk worden hier combinaties gezocht met scholen en sportfaciliteiten. In verschillende leeftijdsfases hebben kinderen behoefte aan verschillende speelaanleidingen. Er wordt hier onderscheid gemaakt tussen de doelgroep 0-6 jaar, 7-12 jaar en 13-18 jaar. Wanneer de leeftijdsopbouw in een wijk verandert, kunnen speeltoestellen tussen speelplekken uitgewisseld worden. Via buurtinitiatieven kunnen inwoners zelf plannen aanreiken voor speelplekken. Zij worden daarbij uitgedaagd zelf mee te helpen met inrichting en onderhoud van de speelplekken. De gemeente is en blijft verantwoordelijk voor speelplekken in de openbare ruimte. Ook is noodzakelijk dat er voldoende draagvlak voor een plan in de wijk is. Speelplekken bevorderen de ontmoeting tussen wijkbewoners, zowel jong als oud; Door meer zitmogelijkheden als picknicktafels te maken, wordt de speelplek ook een ontmoetingsplek. Natuurlijk spelen is het uitgangspunt om tot uitdagende speelplekken te komen; Dit betekent waar mogelijk gebruik maken van de natuurlijk aanwezige kenmerken van het terrein en gebruik van natuurlijke, duurzame materialen om mee te spelen. Dit betekent niet alleen maar speelwaarde aanbieden in de vorm van kant-en-klare speeltoestellen, maar juist alternatieven zoeken die ook speelwaarde bieden. Er wordt alleen geïnvesteerd in speelplekken waar goed gebruik van wordt gemaakt. Het budget wordt op deze manier zo efficiënt mogelijk ingezet. Tevens wordt hiervoor gezocht naar samenwerking met andere beleidsvelden, inwoners en maatschappelijke partners in de wijk. Slecht gebruikte speelplekken vervallen (tenzij er een buurtinitiatief ontstaat om de plek te laten bestaan). Hierdoor kan de afstand die een kind af moet leggen naar een speeltuin toenemen. Er wordt gekozen om te focussen op goed gebruikte, kwalitatief hoogwaardige speelplekken, niet op gelijke spreiding. ○ Het gaat er bij speelbeleid om kinderen te verleiden tot spelen. Minder dan voorheen wordt gefocust op de speeltoestellen. Nadruk komt te liggen op het bieden van speelaanleidingen. Er blijven op centrale plekken wel speeltoestellen beschikbaar. ○ Eén op één vervanging van alle huidige toestellen is past niet in het bestaande budget. In plaats hiervan wordt ingezet op de centrale plekken en meer natuurlijk spelen. Op deze manier wordt het budget slimmer ingezet. Dit leidt tot een vermindering van het aantal speeltoestellen en speelplekken. Door de overgebleven plekken samen met de buurt in te richten, kan de speelwaarde hiervan juist verhoogd worden. 8 3. Kaders 3.1 0-18 jaar Het speelbeleid in Oldenzaal is gericht op alle kinderen, dus de leeftijdsgroep 0-18 jaar. Binnen deze groep wordt onderscheid gemaakt in de groepen 0-6 jaar, 7-12 jaar en 13-18 jaar. Voor de eerste twee groepen worden speelplekken ingericht waar toestellen en andere speelaanleidingen aanwezig zijn. Door regelmatig op te halen bij kinderen en ouders waar de speelbehoefte ligt, worden passende speelvoorzieningen gerealiseerd. Voor de oudere jeugd van 13-18 jaar worden vooral ontmoetingsplekken gefaciliteerd. De speelbehoefte van deze groep is anders en aan veranderingen onderhevig. Daarnaast geven zij aan meer behoefte te hebben aan een plek voor samenkomst. Er wordt geprobeerd deze groep uit te dagen mee te denken over en mee te werken aan hun speelruimte. Speelbeleid voor 0-18 jaar betekent dus ook dat speelvoorzieningen voor volwassenen of ouderen niet onder dit beleid vallen. Het gaat hier bijvoorbeeld om fitnesstoestellen in de openbare ruimte. Deze worden niet als een gemeentelijke taak in het kader van spelen gezien. Wel wil de gemeente kijken of dergelijke initiatieven in te passen zijn in de openbare ruimte als ze gekoppeld zijn aan bijvoorbeeld een zorginstelling of sportfaciliteit. 3.2 Demografische ontwikkelingen Op basis van prognoses voor bevolkingsgroei onder jongeren in Twente, uitgevoerd door het CBS, wordt verwacht dat er een afname van het aantal kinderen zal plaatsvinden. Volgens de prognoses zal in de periode van 2014 t/m 2020 het aantal jongeren tussen 0 en 10 jaar afnemen van ruim 70.000 naar ruim 66.000. Voor de groep van 11 t/m 20 jaar geldt dat deze krimpt van ruim 80.000 naar ruim 78.000. Naar verwachting krimpen met name de kleinere kernen en het buitengebied en zullen de steden redelijk op hetzelfde niveau blijven. Omdat Oldenzaal een van de grotere steden is in Twente wordt ervan uitgegaan dat het niveau hier gelijk zal blijven. Volgens ABF research zal de totale bevolking van de gemeente Oldenzaal tussen 2015 en 2020 zelfs een beetje groeien. Hoe de demografie per wijk in Oldenzaal zal fluctueren is echter niet te voorspellen. Om die reden wordt ervan uitgegaan dat de huidige bevolkingsverdeling over de wijken in stand zal blijven. 3.3 Speelplekken een wettelijke taak? Volgens de Rijksoverheid zijn speelplekken geen wettelijke taak van de gemeente. De gemeenteraad mag daardoor zelf besluiten in hoeveel speelplekken zij wil voorzien. Ze mag er zelfs voor kiezen geen speelplekken aan te leggen. Wanneer de gemeente besluit wel speelplekken aan te leggen moet zij wel voldoen aan het ‘Warenwetbesluit Attractie en Speeltoestellen’. 3.3.1 Warenwet Attractie en Speeltoestellen Openbare speeltoestellen in Nederland vallen sinds 1997 onder het ‘Warenwetbesluit Attractie en Speeltoestellen’ ofwel het WAS. Deze wet gaat in op de veiligheid van speeltoestellen. Alle ontwerpers, verkopers, keurders, installateurs en beheerders van speeltoestellen moeten zich aan deze wet houden. De wet houdt rekening met Europese normen voor speeltoestellen. De WAS is niet van toepassing op speeltoestellen in achtertuinen of speeltoestellen die kinderen zelf maken en onderdeel zijn van spel. De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) handhaaft de WAS en voert controles uit op speeltoestellen. Het onderhoud van het toestel, evenals het bodemmateriaal wordt periodiek gecontroleerd. Ook wordt verondersteld dat elk speeltoestel dat na 1997 is geplaatst een certificaat van goedkeuring en een logboek heeft. In dit logboek wordt ingevuld wat de staat van het onderhoud 9 is, wie de fabrikant is, wanneer keuringen hebben plaatsgevonden, uitgevoerde reparaties etc. Alle toestellen die in Oldenzaal staan dateren van na 1997. Van alle speeltoestellen wordt daarom ook een logboek bijgehouden. 3.3.2 Normen voor speelplekken Zoals vermeld is het voor gemeenten geen wettelijke taak om in speelplekken te voorzien. Vanuit het ministerie van VROM (tegenwoordig het ministerie van Infrastructuur en Milieu) is wel een richtlijn meegegeven ten aanzien van speelplekken. Dit komt volgens het ministerie voort uit de verantwoordelijkheid die gemeenten hebben voor de integrale ruimtelijke ontwikkeling van wijken waar spelen een onderdeel van zou moeten zijn. Het ministerie gaat daarbij uit van 3% van het oppervlak van een wijk die zou moeten worden bestemd als speelplek. 3.4 Veranderende rol van de overheid De rol van de overheid is aan het veranderen. Op gemeenteniveau uit zich dit steeds meer in een faciliterende overheid. Niet langer bepaalt en regelt de gemeente alles, zij geeft meer ruimte aan ideeën uit de samenleving en probeert in co-creatie te werken aan de stad. Speelbeleid is bij uitstek geschikt om op deze manier ingestoken te worden. De buurt weet zelf het beste welke behoeftes er zijn op het gebied van spelen. Ook leidt het samen optrekken voor de speelvoorzieningen in de wijk tot meer sociale cohesie. En uiteindelijk draagt dit zowel fysiek als sociaal bij aan een prettige leefomgeving en kindvriendelijke wijken. 3.5 Aangrenzend beleid Speelbeleid ligt op het breukvlak van het ruimtelijke en sociale domein. Het heeft raakvlakken met meerdere beleidsterreinen. Voor de integrale benadering te stimuleren, wordt hieronder de relatie met een aantal beleidsvlakken gegeven. Naast dat er inhoudelijk rekening gehouden moet worden met deze beleidsterreinen, liggen er ook op gebied van middelen kansen om budgetten slim in te zetten. 3.5.1 Burgerinitiatieven Het speelbeleid zal veel te maken krijgen met burgerinitiatieven. De inwoners worden uitgedaagd zelf mee te denken en doen als het om speelplekken gaat. Hierbij wordt voor de aanvragen gebruik gemaakt van de bestaande aanvraagformulieren voor een buurtinitiatief die via Impuls lopen. De link met Impuls die op deze manier gemaakt wordt legt ook de link met sociale cohesie in de buurt en algemeen welzijn. Inwoners kunnen zelf bijdragen aan een prettige leefomgeving. 3.5.2 Welzijn Het speelbeleid lag lang vooral in het ruimtelijk domein. Het ging om de speelplekken en hoe deze in de wijken te spreiden en in te richten. Door meer nadruk op de buurtbewoners te leggen, komt de welzijnskant van speelbeleid in beeld. Een goede speelvoorziening, waarbij de buurt niet alleen inspraak heeft in de inhoud, maar ook participeert in de aanleg en het onderhoud, zorgt voor meer welzijn in de wijk. Daarnaast hebben speelplekken een ontmoetingsfunctie – het zijn niet alleen de kinderen maar ook hun ouders of grootouders die elkaar treffen bij de speelplek. 3.5.3 Jeugd Jeugdbeleid en speelbeleid zijn gescheiden, maar hebben door de hier boven beschreven sociale component weer steeds meer met elkaar te maken. Slim plaatsen van speelaanleidingen kan oudere jeugd verleiden bezig te zijn zodat zij op een positieve manier hun plek in de wijk krijgen. 10 3.5.4 Groen en duurzaamheid Speelplekken zijn in meer of mindere mate groen. Het groen vormt zelf vaak ook een speelaanleiding en dit zal toenemen door het uitgangspunt natuurlijk spelen. Door bij de aanleg of aanpassing van het groen al rekening te houden met spelen, kunnen tegelijkertijd speelaanleidingen toegevoegd worden. Te verwachten valt dat de kleine speelplekken die verdwijnen in principe worden toegevoegd aan het gemeentelijk groen en dan informele speelruimte worden. In bestemmingsplannen is de functie uitwisselbaar. Buurtinitiatieven zullen over het algemeen tijdelijk van aard zijn, waardoor vroeger of later de plek groen wordt. Groene speelplekken dragen verder bij aan een klimaatbestendige stad. 3.5.5 Sport en bewegen Kinderen die buiten spelen bewegen, en daarmee is de link met het beleid voor sport en bewegen al gelegd. Speelaanleidingen die kinderen verleiden tot bewegen, dragen bij aan een gezondere jeugd. Sportfaciliteiten worden daarnaast steeds meer opengesteld voor de buurt, en daarmee versmelten de sport- en speelfunctie van deze gebieden. 3.5.6 Speelruimte bij scholen en sportverenigingen De meeste scholen in Oldenzaal voorzien ook in speelplekken. Niet al deze speelplekken zijn ook openbaar. Eén school sluit de hekken na schooltijd waardoor kinderen uit de buurt geen gebruik van de speelplek kunnen maken. In dit geval financiert de gemeente niets aan deze speelplekken en komt onderhoud evenals de verantwoordelijkheid voor rekening van de onderwijsinstelling. Het merendeel van de basisscholen in Oldenzaal, 12 stuks, beschikt echter wel over een openbare speelplek (de gele stippen op de kaart). Tijdens schooluren wordt de speelplek door de school gebruikt. Buiten de schooltijden zijn de speelplekken openbaar toegankelijk voor kinderen uit de omliggende buurten. In deze gevallen financiert de gemeente 50% van de aanschaf en het onderhoud van het speeltoestel. De andere 50% wordt door de scholen gefinancierd. De gemeente voert de keuringen van de toestellen uit. Bij sportverenigingen staan in een aantal gevallen ook speeltoestellen. Deze zijn op eigen gelegenheid geplaatst en zijn ook alleen toegankelijk als de sportverenigingen open zijn. Voor deze toestellen is nog geen recht van opstal geregeld waardoor ze formeel nog niet onder de verantwoordelijkheid van de sportverenigingen vallen. Hier komt op korte termijn echter verandering in. De sportverenigingen zijn vanaf dan volledig verantwoordelijk voor deze toestellen. De speelruimten bij scholen, sportverenigingen en andere maatschappelijke partners in de wijken bieden in toenemende mate kansen voor het combineren van locaties en budgetten. Het zijn herkenbare plekken voor kinderen om te gaan spelen en door clustering worden veel speelmogelijkheden geboden. Hierdoor zijn het aantrekkelijke plekken voor kinderen. Hiermee worden deze locaties zowel vanuit speelbeleid als vanuit sportbeleid interessant. Komende tijd wordt gekeken hoe vanuit de visie Sport en bewegen en dit speelbeleid logische verbindingen gelegd kunnen worden waarbij deze elkaar versterken. 11 12 4. Wat zeggen de inwoners zelf? Bij de ontwikkeling van dit beleid zijn in de wijken bijeenkomsten gehouden waarin de vraag centraal stond hoe men dacht over spelen in de wijk. De huidige speelplekken zijn geanalyseerd, wensen geuit en mensen zijn uitgedaagd om zelf met ideeën te komen. Het beeld dat hieruit kwam, is input voor dit beleid geweest. Inwoners geven aan dat de speelbehoefte die in de buurt is niet altijd aansluit bij de speelplekken. Vaak hebben ze ideeën hoe de plekken te verbeteren. Ook geven zij aan zich meer verbonden te voelen en mee te willen helpen als plekken meer op maat ingericht kunnen worden. Het concept natuurlijk spelen wordt overal omarmd, alhoewel het spelen vaak nog geassocieerd blijft met speeltoestellen. In de afgelopen tijd zijn al meerdere initiatieven voor natuurlijk spelen aangedragen, en de verwachting is dat dit zal toenemen. De eerste voorbeelden van natuurlijk spelen worden positief ontvangen en bieden een voorbeeld voor andere plekken. Uiteraard moet de doelgroep ook niet vergeten worden: Door regelmatig met kinderen zelf in overleg te gaan, wordt duidelijk welke speelplekken favoriet zijn en waarom. Er is al input van leerlingen van een aantal scholen ontvangen en via Impuls wordt ook informatie vanuit de kinderen opgehaald. Dit geeft inzicht in de speelbehoefte van kinderen en helpt zo bij de keuzes voor de inrichting van speelplekken. 4.1 Burgerparticipatie Door de nieuwe rol van de overheid wordt op steeds meer gebieden burgerparticipatie toegejuicht. Al eerder werd geconstateerd dat spelen zich uitstekend leent voor burgerparticipatie. Er wordt al op enkele plaatsen in de stad geëxperimenteerd met buurtinitiatieven voor speelplekken. De les die hieruit geleerd wordt, is dat zowel de gemeentelijke organisatie als de inwoners moeten wennen aan hun nieuwe rol. De gemeente moet meer loslaten terwijl de inwoners bepaalde werkzaamheden zelf uitvoeren. Hierbij kan gedacht worden aan het inrichten van speelplekken, klein onderhoud of het ruimen van zwerfvuil. Deze participatie van de buurt is ook een voorwaarde voor een buurtinitiatief. Het groot onderhoud en de inspectie van toestellen blijft de verantwoordelijkheid van de gemeente. Het komende jaar wordt gebruikt om meer ervaring op te doen en de werkwijze voor buurtinitiatieven voor spelen vorm te geven. Hierbij zal nadrukkelijk worden samengewerkt met Impuls, die alle buurtinitiatieven ontvangt en beoordeelt. De volgende zaken moeten duidelijk zijn bij participatie op het gebied van spelen: Rollen die de verschillende partijen, zoals gemeente, inwoners, sportverenigingen en scholen innemen. Het verkrijgen van voldoende draagvlak voor initiatieven. Juist omdat het hier gaat om plannen in de openbare ruimte is het van het grootste belang dat de buurt achter een plan staat. De verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van voldoende draagvlak ligt bij de initiatiefnemer. Procedures en verwachtingen van initiatiefnemers. De gemeentelijke organisatie moet ingespeeld raken op het omgaan met buurtinitiatieven. Goede afspraken tussen buurt en buitendienst over het beheer van de speelplekken. Het gaat hier onder meer over onderhoud, inspecties, reparaties. Monitoring van de initiatieven. Een buurtinitiatief kan alleen voortbestaan zoals er draagvlak in de buurt is en er energie in het initiatief gestopt wordt bij de ontwikkeling, het beheer en het onderhoud. 4.1.1 Locatie initiatieven In eerste instantie wordt uitgegaan van initiatieven die ontstaan op bestaande speelplekken. Buurtinitiatieven voor andere plekken dan de bestaande speelplekken worden kritisch bekeken. Deze worden alleen toegestaan als ze passen in het bestemmingsplan en ruimtelijk ingepast kunnen worden. Ook hier geldt dat natuurlijk spelen het uitgangspunt is. 13 4.1.2 Bestaande plekken Alle huidige plekken voldoen op dit moment aan de veiligheidsnormen. De toestellen zullen echter vroeger of later aan vervanging toe zijn. Op dat moment wordt er onderscheid gemaakt tussen plekken die door inwoners aangewezen zijn als centrale speelplekken, en overige plaatsen. Op centrale plekken worden speelvoorzieningen vervangen of zelfs toegevoegd. Op de overige plekken zullen de toestellen niet worden vervangen. Deze plekken worden groen, tenzij er een buurtinitiatief gestart wordt om een plek te behouden. Op dat moment kan de plek voortbestaan, waarbij de voorkeur uitgaat naar een inrichting met meer natuurlijk spelen. 4.1.3 Toekomstige plekken Het aantal plekken dat nog wordt toegevoegd door uitbreiding van de stad is zeer beperkt. Wel zullen er wellicht door herstructurering plekken ontstaan waar nieuwe speelaanleidingen kunnen worden gerealiseerd. Dit kunnen zowel speelplekken, als groene plekken zijn. Het uitgangspunt hier is om alle toekomstige plekken uit te voeren met natuurlijk spelen als basis. 14 5. Communicatie Veel meer dan voorheen moet het speelbeleid een samenspel tussen gemeente en buurt worden. Het initiatief ligt bij de inwoners en de gemeente faciliteert. Dit is op het gebied van spelen nieuw, en zal van beide kanten gewenning nodig hebben. Zoals met burgerinitiatieven heeft Impuls een grote rol in de communicatie. Impuls is het eerste aanspreekpunt voor de wijk en leidt de buurtinitiatieven door naar de gemeente. Voor een inwoner moet het duidelijk zijn dat het speelbeleid verandert, en wat de nieuwe rollen zijn. De inwoners zijn zelf verantwoordelijk om met initiatieven te komen op het moment dat zij een verandering van een speelplek wensen. Als er te weinig gebruik gemaakt wordt van een speelplek, komen de toestellen in aanmerking om verplaatst te worden. Ook worden toestellen die aan het einde van hun technische levensduur zijn, verwijderd en niet vervangen. Op den duur zullen weinig gebruikte speelplekken op die manier veranderen. De ruimte wordt dan als informele speelruimte (groen) ingericht. Wanneer verplaatsing of verwijdering aan de orde is, zal de buurt tijdig geïnformeerd worden. De buurtbewoners krijgen op die manier de kans om een buurtinitiatief op te starten om de plek te behouden. 5.1 Uitvoering Inwoners kunnen via Impuls een buurtinitiatief starten om een speelplek naar eigen idee in te richten. Hier geldt dat de uitgangspunten voor natuurlijk spelen in het ontwerp moeten terugkomen. De gemeente adviseert en beoordeelt samen met Impuls de aanvragen. Voorwaarde voor een buurtinitiatief is dat de buurt een bijdrage levert aan ontwerp, aanleg en beheer van de speelplek en dat er voldoende draagvlak in de buurt is voor het plan. Voor buurtinitiatieven is vanuit Impuls budget beschikbaar voor het versterken van de buurt. Daarnaast doet de gemeenten een eenmalige bijdrage van €1.500-€3.000 per initiatief voor natuurlijk spelen. Initiatiefnemers kunnen zelf via crowdfunding of sponsoren het budget voor de buurtspeelplek aanvullen. Zoals met elk buurtinitiatief is het noodzakelijk om goede voorlichting te geven over wat de doorlooptijd van een initiatief is. Mensen worden in het voorjaar enthousiast en verwachten binnen enkele weken een nieuwe speelplek te kunnen realiseren. Vaak is dit niet het geval en zeker als er vergunningprocedures nodig zijn, kan de doorlooptijd oplopen tot enkele maanden. Door de initiatiefnemers hier vooraf op te wijzen, worden teleurstellingen voorkomen. Vooral in de eerste tijd na het vaststellen van dit beleid is de verwachting dat er veel buurtinitiatieven worden opgestart. Omdat dit ook de tijd is dat de gemeentelijke organisatie nog went aan deze nieuwe vorm van burgerparticipatie, kunnen hier vertragingen optreden. Geprobeerd wordt de initiatiefnemers zo snel mogelijk te helpen. 15 6. Financiering Voor de uitvoering van het speelbeleid Oldenzaal 2016-2025 zijn op dit moment een aantal budgetten of reserves beschikbaar: Het structurele budget voor onderhoud en vervanging van speeltoestellen van € 86.302 (beheersproduct ‘speeltoestellen algemeen’, 656015001/434310); Het incidentele budget 2016 van € 50.000 (beheersproduct ‘speeltoestellen algemeen’, 656015001/434250) uit de aangenomen raadsmotie ‘bewonersinitiatieven voor natuurlijk spelen’; Het budget voor de regeling voor aanschaf en onderhoud van toestellen op scholen die hun schoolplein openstellen na schooltijd. De gezamenlijke bijdragen van de gemeente en scholen van ca. € 40.000 (beheersproducten 642104 en 642105) worden toegevoegd aan de bestemminsgreserve ‘Speelvoorziening bij scholen’ (01135). De daadwerkelijke uitgaven per jaar worden onttrokken aan de reserve. De stand van de reserve per 31-12-2015 bedroeg ruim € 94.000. Door de overlap met de andere beleidsvelden ligt er een kans om ook bij de budgetten van die beleidsvelden en die het speelbeleid te kijken naar mogelijkheden voor samenwerking en samenvoeging in het kader van ontschotting van geldstromen. Als eerste zal hiervoor onderzocht wordt of de regeling met scholen kan worden uitgebreid naar andere maatschappelijke partners. Dit is onder andere afhankelijk van bereidheid die er bij sportverenigingen is om hun terrein open te stellen voor kinderen uit de buurt. De aanpassing van het speelbeleid zal leiden tot een verandering van de vraag naar onderhoud en vervanging. De burgerinitiatieven en het actief verplaatsen van toestellen die weinig gebruikt worden, zullen leiden tot werkzaamheden waarvan de omvang nu nog niet goed in te schatten is. Er wordt uitgegaan van vijf burgerinitiatieven per jaar, en vijf verplaatsingen van toestellen naar centrale speelplekken in de wijk. Hoewel het beroep op het budget voor spelen moeilijk is in te schatten, bestaat de mogelijkheid dat het huidige budget niet toereikend is. Doelstelling is echter het beleid binnen de huidige beschikbare middelen uit te voeren. Het is niet te bedoeling dat de regeling ten onder gaat aan haar eigen succes. Het beleid sluit aan op de speelbehoefte die is opgehaald in de wijken en die daarmee de jeugd optimaal verleidt buiten te spelen en zodanig de wijken versterkt. Daarnaast wordt er in het nieuwe beleid efficiënt met geld omgegaan door zo veel mogelijk speelmogelijkheden waar daadwerkelijk gebruik van gemaakt wordt te bieden aan de kinderen. 17 7. Bijlage kaart situatie mei 2016 19 20 21