Nu voor straks NaSk 1 deel 3 KGT leerboek Hoofdstuk 2 Licht 1 Hoofdstuk 2: Licht 2.1 Wat weet je er nog van? 1 a b c d e f g h i j k l m n Nee, de lichtsnelheid is zo hoog dat dit onmogelijk is. Nee, de maan is zelf geen lichtbron. De maan weerkaatst zonlicht. Ja, dat klopt. Nee, heel veel andere voorwerpen weerkaatsen licht. Nee, het weerkaatst juist rood licht. Ja, dat klopt. Ja, dat klopt. Ja, dat klopt. Nee, een diaprojector bijvoorbeeld vergroot het beeld met een positieve lens. Nee, infrarode straling is niet zichtbaar. Nee, links blijft links en rechts blijft rechts, zoals boven boven blijft en onder onder blijft. Nee, een zwart voorwerp absorbeert juist alle kleuren licht. Ja, dat klopt. Nee, het beeld wordt op je netvlies geprojecteerd. 2.2 Kleuren 2 Als je meer kleuren verf mengt, worden meer kleuren licht geabsorbeerd en wordt minder licht weerkaatst. 3 a b c 4 Toepassingen zijn: zonnebanken, black lights en vliegenvangers. 5 a b 6 blauw zwart (het groene licht wordt geabsorbeerd) zwart (het groene licht wordt geabsorbeerd) Omdat licht zich alleen rechtlijnig verplaatst, blijft het achter een ondoorzichtig voorwerp donker. Lichtstralen zouden een bocht moeten maken om achter een voorwerp te komen. Er is een lichtbron, een ondoorzichtig voorwerp en een scherm nodig. Voorbeelden zijn: radiogolven, microgolven en licht. 2.3 Spiegelen 7 8 Toepassingen van spiegels kom je tegen in de badkamer, in de auto en in de supermarkt. 9 10 Je noemt dit virtueel (denkbeeldig) omdat het beeld dat je achter de spiegel ziet, niet wérkelijk achter de spiegel aanwezig is. Nu voor straks NaSk 1 deel 3 KGT leerboek Hoofdstuk 2 Licht 2 11 a,b A Sp 12 a b bij zeer gladde oppervlakken, zoals ramen en spiegels bij onregelmatige oppervlakken, zoals een muur of een stuk stof 2.4 Lenzen 13 Een reëel beeld is een beeld dat je kunt opvangen op een scherm. 14 Dit beeld wordt afgebeeld, het is een reëel beeld. De afbeelding op het scherm is in zo'n geval omgedraaid. In de beamer staat het beeld in het computerschermpje dus op zijn kop, zodat de afbeelding op het scherm rechtop staat. 15 hol, divergerend, virtueel 16 holle lens: bolle lens: F F 17 Je kunt onderzoeken wat ze met een evenwijdige lichtbundel doen. Een bolle lens zorgt voor een convergerende bundel, een holle lens voor een divergerende bundel. 2.5 Constructies bij lenzen + 18 voorw erp F M beeld Nu voor straks NaSk 1 deel 3 KGT leerboek Hoofdstuk 2 Licht 3 + 19 a F schaal 1:2 b 20 a b c De situatie is op een schaal van 1:2 getekend. De grootte van het beeld is 7,6 cm. De beeldafstand is 17,4 cm. 3 cm 45 m Deze situatie is natuurlijk niet op schaal te tekenen: film 21 a b lens scherm 5,0 meter Het beeld is 40 maal groter dan de dia, er is dus een vergroting van 40 maal. 2.6 Oog en camera 22 Je oog accommodeert als je eerst naar een voorwerp kijkt dat dichtbij is en daarna kijkt naar een voorwerp in de verte. Je oog accommodeert opnieuw als je vervolgens weer kijkt naar een voorwerp dichtbij. 23 a P b 24 a b Als de voorwerpsafstand groter wordt, zal het beeld dichter bij de lens gevormd worden. De gevraagde beeldafstand moet dus kleiner gemaakt worden. Iemand die niet goed dichtbij kan zien, is verziend. Dit kun je verhelpen met een leesbril (een positieve lens). Nu voor straks NaSk 1 deel 3 KGT leerboek Hoofdstuk 2 Licht 4 25 Het bord is ver weg, je bent dan bijziend. 26 Bijziendheid is in het verkeer gevaarlijk omdat je andere verkeersdeelnemers en borden in de verte te laat ziet. 2.7 Afsluitende vragen 27 a,b Alle kleuren worden geabsorbeerd. Alleen de blauwe vlakken reflecteren blauw licht en de gele delen geel licht. c Dan ziet de bal er donker uit met blauw oplichtende vlakken. 28 De gele auto, die weerkaatst het gele licht het best. 29 a-c L1 L2 a b c In het midden wordt het scherm fel verlicht door beide lampen. Boven en onder het midden is een strook die minder fel verlicht wordt door slechts een lamp. Het scherm is nergens onbelicht. 30 a b In het midden is een mengkleur van blauw en rood: paars. Boven schijnt alleen de rode lamp, het scherm is hier rood. Onder schijnt alleen de blauwe lamp, het scherm is hier blauw. 31 a Toepassingen van infrarode straling vind je in afstandsbedieningen en beveiligingsapparatuur. Toepassingen van ultraviolette straling vind je in zonnebanken, black lights en vliegenvangers. diffuse terugkaatsing De druppels weerkaatsen het licht van de koplamp in de richting van de bestuurder. Deze ziet een muur van licht voor zich. b 32 a b 33 34 s Nu voor straks NaSk 1 deel 3 KGT leerboek Hoofdstuk 2 Licht 5 35 hoofdas hoofdas F F + 36 a b c Het beeld wordt echt afgebeeld, het is een reëel beeld. Op zijn kop, zodat links en rechts zijn omgedraaid en boven en onder ook: De F is op de dia 1,75 cm hoog en op het scherm 125 cm. Er is een vergroting van ruim 70 maal. + 37 a,b F schaal 1:2 c d 38 a b Het origineel is 2 cm, het beeld 3,8 cm. De vergroting is dus bijna 2 maal. Als je de pijl naar de lens schuift, krijg je een groter beeld, dus een grotere vergroting. Convergerend betekent dat lichtstralen door breking naar elkaar toegebogen worden, divergerend dat ze uit elkaar gebogen worden. De beide lenzen hebben een tegenovergestelde werking. Hierdoor gebeurt er weinig. Een lichtstraal houdt dezelfde richting, maar kan een beetje verschoven zijn tussen de beide lenzen in. 39 a b c d Je ooglens moet nog scherpstellen op de vriend in de verte. De lens verandert van vorm (wordt platter). accommoderen Je moet de lens naar de laag toeschuiven. 40 a b De ooglens bundelt het licht te sterk, de man is bijziend. Met een holle (negatieve) lens wordt dit gecompenseerd. Een holle lens divergeert het licht enigszins.