4 Controle van coating-, dichtings

advertisement
1. ------IND- 2015 0711 D-- NL- ------ 20160106 --- --- PROJET
Federaal Instituut voor wegen
Technische leveringsvoorwaarden en
technische controlevoorschriften voor
civieltechnische werken
TL/TP-ING
Deel 4, hoofdstuk 5
Technische controlevoorschriften voor de
uitwendige corrosiebescherming van
volledig gesloten kabels
TP KOR-VVS
Aangemeld overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende
een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij
(PB L 241 van 17.9.2015, blz.1).
15.07.2014
TP-KOR – VVS
Inhoud
1
Blz.
Algemeen ................................................. 3
5.3.5
Verandering in volume............................ 11
5.3.6
Wateropnamevermogen ......................... 12
5.3.7
Stabiliteitsvermogen ............................... 12
2
Toepassingsgebied ................................ 3
5.3.8
Terugvering ............................................ 12
3
Definities .................................................. 3
5.3.9
Bestendigheid tegen veroudering ........... 12
4
Controle van coating-, dichtings- en
injectiematerialen.................................... 3
5.4
Controle van injectiematerialen .............. 12
5.4.1
Dichtheid ................................................. 12
4.1
Algemeen .................................................. 3
5.4.2
Identiteit van het bindmiddel ................... 12
4.2
Eisen en beproevingsmethoden ............... 3
5.4.3
Niet-vluchtig aandeel .............................. 12
5
Beproevingsmethode ............................. 3
5.4.4
Asgehalte ................................................ 12
5.1
Algemeen .................................................. 3
5.4.5
Shore hardheid A .................................... 13
5.1.1
Stalen oppervlakken ................................. 3
5.4.6
Verandering in volume............................ 13
5.1.2
Thermisch verzinkte oppervlakken ........... 3
5.4.7
Wateropnamevermogen ......................... 13
5.1.3
Aanbrenging .............................................. 3
5.4.8
Bestendigheid tegen vocht ..................... 13
5.2
Controle van coatingmaterialen ................ 7
6
5.2.1
Viscositeit .................................................. 7
Normen en andere technische
voorschriften ......................................... 13
5.2.2
Dichtheid ................................................... 7
5.2.3
Identiteitscontrole van het bindmiddel ...... 7
5.2.4
Bepaling van het niet-vluchtige
bestanddeel .............................................. 7
5.2.5
Bepaling van het asgehalte ...................... 8
5.2.6
Verwerkingstijd (levensduur) .................... 8
5.2.7
Droogtijden ................................................ 8
5.2.8
Overschilderbaarheid ................................ 8
5.2.9
Neiging tot uitlopen ................................... 8
5.2.10 Rekbaarheid .............................................. 8
5.2.11 Permanente rekbaarheid .......................... 8
5.2.12 Bestendigheid tegen vocht ....................... 9
5.2.13 Bestendigheid tegen zoutnevel ................. 9
5.2.14 Bestendigheid tegen chemische stoffen ... 9
5.2.15 Korte blootstelling aan de
weersomstandigheden ............................ 10
5.2.16 Langdurige bestendigheid ...................... 10
5.2.17 Bestendigheid tegen inwendige
corrosieremmers voor kabels ................. 10
5.2.18 Bestendigheid tegen dichtingsmaterialen11
5.3
Controle van dichtingsmaterialen ........... 11
5.3.1
Identiteit van het bindmiddel ................... 11
5.3.2
Niet-vluchtig aandeel .............................. 11
5.3.3
Asgehalte ................................................ 11
5.3.4
Shore hardheid A .................................... 11
2
Versie 15.07.2014
TP KOR – VVS
1
Algemeen
(1) De technische controlevoorschriften voor de
uitwendige corrosiebescherming van volledig
gesloten kabels (TP KOR-VVS) beschrijven de
eisen en controlemethoden voor coating-,
dichtingsen
injectiematerialen
voor
de
corrosiebescherming van volledig gesloten kabels.
(2) Producten uit andere lidstaten van de Europese
Unie of Turkije of goederen afkomstig uit andere
landen die zijn toegetreden tot de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte, die
niet aan deze regelgeving voldoen, worden met
inbegrip van de keuringen en controles die in het
land van de fabrikant zijn uitgevoerd, als
gelijkwaardig beschouwd indien voor beide
producten het vereiste beschermingsniveau –
veiligheid, gezondheid en prestatiecapaciteit – in
gelijke mate wordt gerealiseerd.
2
Toepassingsgebied
De TP KOR-VVS gelden voor de controle van
materialen
voor
de
uitwendige
corrosiebescherming
van
volledig
gesloten
brugkabels volgens ZTV-ING deel 4, hoofdstuk 5.
3
monsternemer, plaats van de monsterneming,
batchnummer) (3.2 test).
4.2
Eisen en beproevingsmethoden
Voor de eisen en beproevingsmethoden voor de
coating-, dichtings- en injectiematerialen gelden de
tabellen 1 tot 3.
5
Beproevingsmethode
5.1
Algemeen
(1) Bij de vermelde beproevingsmethoden worden
hierna aanvullende aanwijzingen gegeven die
moeten worden gevolgd bij de uitvoering van de
proeven.
(2) De voorbereiding van de proefplaten gebeurt in
het
proeflaboratorium.
Naargelang
de
overeenkomst kan de voorbereiding ook door een
verantwoordelijke van de aanvrager worden
uitgevoerd
onder
toezicht
van
het
proeflaboratorium. Voor de reiniging van de
proefplaten moet DIN EN ISO 1514 worden
toegepast.
(3) Indien er niets anders is aangegeven, bedraagt
de plaatdikte 3 mm.
Definities
De begripsbepalingen van ZTV-ING, deel 4,
hoofdstuk 5 zijn van toepassing.
4
Controle van coating-,
dichtings- en
injectiematerialen
4.1
Algemeen
(1) Monsters moeten volgens DIN EN ISO 15528
worden genomen en volgens DIN EN ISO 1513
voor verdere proeven worden voorbereid.
(2) Voor de monsterneming bij de standaard- en
herhalingscontrole stuurt de fabrikant van het
coatingmateriaal
de
testmonsters
in
een
hanteerbare originele verpakking naar het
proeflaboratorium.
(3) Voor de monsterneming bij de acceptatietest
wordt
het
testmonster
door
de
kwaliteitsverantwoordelijke van de fabrikant van
het coatingmateriaal uit de desbetreffende batch
genomen
en
naar
het
proeflaboratorium
verzonden. De zending moet het verslag van de
monsterneming
bevatten
dat
op
eigen
verantwoordelijkheid
door
de
kwaliteitsverantwoordelijke is opgesteld (datum,
Versie: 15.07.2014
5.1.1
Stalen oppervlakken
Het oppervlak moet worden voorbereid door
straalontroesting met voorbereidingsgraad Sa 2 ½
volgens DIN EN ISO 12944-4, waarbij het
ruwheidsbereik „gemiddelde (G)” volgens DIN EN
ISO 8503-1 niet mag worden overschreden. In
individuele gevallen moet een afwijkende
voorbereiding worden overeengekomen.
5.1.2
Thermisch verzinkte oppervlakken
De
thermische
verzinking
gebeurt
door
loonverzinking volgens DIN EN ISO 1461. Het
oppervlak moet worden voorbereid door sweepstralen volgens DIN EN ISO 12944-4.
5.1.3
Aanbrenging
Het corrosiebeschermingssysteem volgens de
gegevens van de fabrikant moet worden
opgestreken. Indien in de tests niets anders is
vastgelegd, moet voor de deklaag de kleur RAL
3031 worden gebruikt.
3
TP KOR-VVS
Tabel 1: Eisen voor de coatingmaterialen en beproevingsmethoden
Nr.
Benaming van de
controles
Eisen
1.
Eigenschapskenwaarden in aangeleverde staat
1.1
Viscositeit
Beproevingsmethode
DIN 53019
Volgens 5.2.1
Geen eisen; de kenwaarden worden bij de
DIN EN ISO 2811,
Volgens 5.2.2
Identiteitscontrole van het
bindmiddel
standaardcontrole vastgesteld.
DIN 51451, IR-analyse
De beproevingsmethode moet worden
Volgens 5.2.3
1.4
Bepaling van het nietvluchtige bestanddeel
vermeld.
DIN EN ISO 3251
Volgens 5.2.4
1.5
Bepaling van het asgehalte
(gloeirest)
2
Eigenschapskenwaarden in verwerkingstoestand
2.1
Verwerkingstijd (levensduur)
enkel bij
tweecomponentenmaterialen
1.2
1.3
Dichtheid
DIN EN ISO 14680-2
Volgens 5.2.5
GB-materialen  60 min
ZB-materialen  60 min
DB-materialen  60 min
2.2
GB
Droogtijden
ZB/
DB
DIN 16945
Volgens 5.2.6
Normaal
klimaat 23/50
+ 7°C / 85 %
rel. luchtv.
Drooggraad 1 
4h
Drooggraad 6 
36 h
Drooggraad 1 
6h
Drooggraad 6 
168 h
Drooggraad 1 
8h
Drooggraad 6 
48 h
Drooggraad 1 
16 h
Drooggraad 6 
168 h
2.3
Overschilderbaarheid
Ieder coatingmateriaal moet uiterlijk na 16
uur kunnen worden overschilderd.
Er mogen geen bellen, putten of
microschuim voorkomen.
De lagen mogen niet van elkaar scheiden.
Neiging tot uitlopen
Bij eenmalige aanbrenging moet op het
verticale vlak 1,5 keer van de telkens
voorziene gewenste laagdikte bereikbaar
zijn zonder zakkervorming.
2.4
4
DIN 53150 en DIN EN ISO 9117-3
droge laagdikte
(standaardlaagdikte)
DIN EN 23270
Bij normaal klimaat 23°C, 50% rel.
luchtvochtigheid alsook bij klimaat van 7°C,
85% rel. luchtvochtigheid
Volgens 5.2.7
Droge laagdikte
(standaardlaagdikte)
DIN EN 23270
Bij normaal klimaat 23°C, 50% rel.
luchtvochtigheid.
Volgens 5.2.8
Rakellier
Volgens 5.2.9
Versie: 15.07.2014
TP KOR-VVS
Tabel 1: Vervolg
Nr.
Benaming van de
controles
3
Eigenschapskenwaarden in droge film
Beproevingsmethode
Rekbaarheid
Na het buigen rond de 75 mm doorn mogen in het DIN EN ISO 1519,
coatingsysteem geen scheuren herkenbaar zijn
Buigproef (cilindrische doorn)
met een op normaal zicht gecorrigeerd oog.
Volgens 5.2.10
Permanente rekbaarheid
Geen scheur in de coating
Volgens 05.02.11
DIN EN ISO 4628-2 blaarvorming: 0(S0)
DIN EN ISO 6270-1
3.1
3.2
Eisen
3.3
Bestendigheid tegen vocht
3.4
Bestendigheid tegen
zoutnevel
3.5
Bestendigheid tegen
chemische stoffen
3.6
Korte blootstelling aan de
weersomstandigheden
3.7
Langdurige bestendigheid
DIN EN ISO 4628-3 roestvorming: Ri0
DIN EN ISO 4628-4 scheurvorming: 0(S0)
DIN EN ISO 4628-5 mate van afbladdering: 0(S0)
DIN EN ISO 16276-2 kruissnede: KW ≤ 1
DIN EN ISO 4624 hechting (24h):
≥ 2,5 MPa (geen adhesiebreuk)
Volgens 5.2.12
DIN EN ISO 4628-2 blaarvorming: 0(S0)
DIN EN ISO 9227, NSS
DIN EN ISO 4628-3 roestvorming: Ri0
DIN EN ISO 4628-4 scheurvorming: 0(S0)
DIN EN ISO 4628-5 mate van afbladdering: 0(S0)
DIN EN ISO 16276-2 kruissnede: KW ≤ 1
DIN EN ISO 4624 hechting (24h):
≥ 2,5 MPa (geen adhesiebreuk)
DIN EN ISO 4628-8 corrosie rond een kras: ≤
3mm
DIN EN ISO 4628-8 onthechting rond een kras: ≤
3mm
Volgens 5.2.13
Minerale olie
Geen visueel zichtbare veranderingen volgens
DIN EN ISO 4628
DIN EN ISO 4624 hechting (24h):
DIN EN ISO 2812-1
≥ 2,5 MPa (geen adhesiebreuk)
Volgens 5.2.14
Kleurverschil met het niet-blootgestelde
monster:  Eab  3,5 voor RAL 3031 en RAL
5015
DIN EN ISO 4628-4 scheurvorming: 0(S0)
DIN EN ISO 11 341
Volgens 4.2.15
DIN EN ISO 4628-2 blaarvorming: 0(S0)
Verwering gedurende meer dan 60
maanden
DIN EN ISO 4628-3 roestvorming: Ri0
DIN EN ISO 4628-4 scheurvorming: 0(S0)
DIN EN ISO 4628-5 mate van afbladdering: 0(S0)
DIN EN ISO 16276-2 kruissnede: KW ≤ 1
DIN EN ISO 4624 hechting (24h):
≥ 2,5 MPa (geen adhesiebreuk)
Kleurverschil met het niet-blootgestelde
monster:  Eab  3,5 voor RAL 3031 en RAL
5015
3.8
Bestendigheid tegen
inwendige corrosieremmers
voor kabels
Volgens 5.2.16
Vergelijking van de proefstukken met en zonder
inwendige corrosieremmer voor kabels
Geen visueel zichtbare onverenigbaarheden
(luchtbellen, kraters, vervloeiing)
DIN EN ISO 16276-2 kruissnede: KW ≤ 1
DIN EN ISO 4624 hechting (24h):
Volgens 5.2.17
≥ 5 MPa
3.9
Bestendigheid tegen
dichtingsmaterialen
Versie: 15.07.2014
Vergelijking van de proefstukken met en zonder
dichtingsmateriaal.
Geen visueel zichtbare onverenigbaarheden
(luchtbellen, kraters, vervloeiing)
Volgens 5.2.18
5
TP KOR-VVS
Tabel 2: Eisen aan de dichtingsmaterialen en beproevingsmethoden
Nr.
Benaming van de
controles
Eisen
Beproevingsmethode
4.
Eigenschapskenwaarden in aangeleverde staat
4.1
Identiteitscontrole
bindmiddel
Vergelijking standaard- en
herhalingscontrole.
DIN 51451, IR-analyse,
(op de uitgeharde coating)
Volgens 5.3.1
4.2
Bepaling van het nietvluchtige bestanddeel
Vergelijking standaard- en
herhalingscontrole.
DIN EN ISO 3251
Volgens 5.3.2
4.3
Bepaling van het asgehalte
(gloeirest)
Vergelijking standaard- en
herhalingscontrole.
DIN EN ISO 14680-2
5
Eigenschapskenwaarden na uitharding
5.1
Shore hardheid A
35 - 45
5.2
Verandering in volume
Toegelaten volumeverandering ten opzichte DIN 52 451-1
van de uitgangstoestand:  5 %
Volgens 5.3.5
5.3
Wateropnamevermogen
< 3 mg/cm² d bij toenemende testduur moet
de waterabsorptie (mg/cm² d) afnemen.
na 24 uur bij 5° C
Opzakken  1 mm
5.4
5.5
5.6
6
Bestendigheid tegen
veroudering
DIN EN ISO 7619-1
Volgens 5.3.4
Wateropname na 8 dagen onderdompeling
in water
Volgens 5.3.6
DIN EN ISO 7390,
na 24 uur bij 40° C
Opzakken  3 mm
na 1 uur opslag in normaal klimaat,
controle in verticale positie met U-profiel
20 x 10 mm
Volgens 5.3.7
 70%
(Geen verandering van het
dichtingsmateriaal, geen loskomen van het
contactvlak)
DIN EN ISO 7389
(met veranderd proefstuk, 4.16)
Volgens 5.3.8
Wijziging van de trekspanning/
uitzetting ten opzichte van ongewijzigde
monsters  20 % (relatief)
Volgens DIN EN ISO 8340
Bepaling van de trekspanning/
uitzetting na wisselende opslag
-25°C/+50 °C per uur
Testduur: 36 cycli.
Volgens 5.3.9
Stabiliteitsvermogen
Terugvering
Volgens 5.3.3
Versie: 15.07.2014
TP KOR-VVS
Tabel 3: Eisen voor de injectiematerialen en beproevingsmethoden
Nr.
6.
Benaming van de
controles
Eisen
Beproevingsmethode
Eigenschapskenwaarden in aangeleverde staat
DIN EN ISO 2811
(te bepalen op de afzonderlijke
componenten)
Volgens 5.4.1
6.1
Dichtheid
6.2
Identiteitscontrole
bindmiddel
Vergelijking standaard- en herhalingscontrole.
DIN 51451, IR-analyse
Volgens 5.4.2
6.3
Bepaling van het nietvluchtige bestanddeel
 98 gewichts-%
DIN EN ISO 3251,
Volgens 5.4.3
6.4
Bepaling van het asgehalte
(gloeirest)
 24 gewichts-%
DIN EN ISO 14680-2
Volgens 5.4.4
7
Eigenschapskenwaarden na uitharding
7.1
Shore hardheid A
na 14 dagen  70
7.2
Verandering in volume
Toegelaten volumeverandering ten opzichte
van de uitgangstoestand:  4 %
DIN 52 451
Volgens 5.4.6
7.3
Wateropnamevermogen
< 3 mg/cm² d bij toenemende testduur moet
de waterabsorptie (mg/cm² d) afnemen.
Wateropname na 8 dagen onderdompeling
in water
Volgens 5.4.7
Bestendigheid tegen vocht
DIN EN ISO 4628-2 blaarvorming: 0(S0)
DIN EN ISO 4628-3 roestvorming: Ri0
DIN EN ISO 4628-4 scheurvorming: 0(S0)
DIN EN ISO 4628-5 mate van afbladdering:
0(S0)
DIN EN ISO 6270-1
Testduur: 720 h
DIN ISO 7619-1
Volgens 5.4.5
7.4
DIN EN ISO 4624 hechting (24h):
≥ 2,5 MPa (geen adhesiebreuk)
5.2
5.2.1
Controle van coatingmaterialen
Viscositeit
De bepaling van de viscositeit van de afzonderlijke
componenten gebeurt volgens DIN 53229.
5.2.2
verkregen bindmiddel- en verharderfilms worden
infraroodspectra opgenomen.
(2) Van alle te testen coatingmaterialen moeten IRspectrums worden genomen door middel van de
ATR-methode op de uitgeharde film na een
uithardingstijd van 7 dagen in normaal klimaat. De
laagdikte van de film moet in functie van de
toepassing worden aangebracht.
Dichtheid
De bepaling van de dichtheid van de afzonderlijke
componenten gebeurt volgens DIN EN ISO 2811.
5.2.3
Volgens 5.4.8
Identiteitscontrole van het bindmiddel
(1) Bij de controle wordt de stamcomponent van
het coatingmateriaal met een geschikt oplosmiddel
verdund en worden de pigmenten en vulstoffen
afgescheiden door centrifugering. Een deel van het
centrifugaat
wordt
voorzichtig
op
een
natriumbromideplaatje
aangebracht
en
het
oplosmiddel wordt volledig verdampt door lichtjes
op te warmen. Met de niet-gepigmenteerde
verhardercomponent wordt zonder voorafgaande
centrifugering tussen twee natriumbromideplaten
een capillaire film gevormd. Met de aldus
Versie: 15.07.2014
5.2.4
Bepaling van het niet-vluchtige
bestanddeel
(1) De bepaling van het niet-vluchtige bestanddeel
gebeurt volgens DIN EN ISO 3251. Daarvoor
wordt ca. 2 g (bij reactieharsen van het
coatingmateriaal bestaande uit gemengde hars en
verhardingsmiddel) in een vlakke schaal ( 75
mm) afgewogen (ingewogen hoeveelheid E) en
gelijkmatig verdeeld over het volledige oppervlak.
(2) De laag hardt dan vervolgens 24 uur uit bij een
normaal klimaat 23/50 volgens DIN EN 23270 en
wordt dan gedurende 3 uur in een oven
opgeslagen bij een temperatuur van 105° C.
Vervolgens wordt de schaal in een exsiccator
geplaatst.
7
TP KOR-VVS
(3) Na afkoeling tot kamertemperatuur in de
exsiccator wordt het residu gewogen (uitgewogen
hoeveelheid A). Het vluchtige aandeel (gewichts%) is het verschil van ingewogen hoeveelheid E en
uitgewogen hoeveelheid A en wordt betrokken op
ingewogen hoeveelheid E.
5.2.5
Bepaling van het asgehalte
(1) De bepaling van het asgehalte gebeurt volgens
DIN EN ISO 14680-2. Daartoe wordt ca. 2 g (bij bij
reactieharsen van het coatingmateriaal bestaande
uit gemengde hars en verhardingsmiddel)
ingewogen in een porseleinen kroes.
(2) Het monster wordt ter bepaling van het
asgehalte (gloeirest) gedurende 3 uur op 800 °C
verast.
(3) Na afkoeling tot kamertemperatuur in de
exsiccator wordt het residu gewogen (uitgewogen
hoeveelheid A). Het asgehalte (gewichts-%) is het
verschil van ingewogen hoeveelheid E en
uitgewogen hoeveelheid A en wordt betrokken op
ingewogen hoeveelheid E.
5.2.6
Verwerkingstijd (levensduur)
(1) Om de verwerkingstijd te bepalen, wordt een
20 mm  en 150 mm lange proefbuis vijf minuten
na de vermenging van hars en verhardingsmiddel
tot een hoogte van 40 mm ± 2 mm met het
coatingmateriaal gevuld en wordt een glasstaaf
(diameter 2 mm) met verdikte voet van ongeveer 6
mm diameter in het vloeibare mengsel van hars en
verhardingsmiddel
geplaatst.
De
volledige
structuur staat in een thermostaat die op
kamertemperatuur (23 °C) is ingesteld. Op
bepaalde tijdstippen wordt de glazen staaf uit het
coatingmateriaal getild. Dat gebeurt tot de
proefbuis mee wordt opgetild.
(2) Als verwerkingstijd (levensduur) geldt de tijd
tussen het begin van de test (in de proefbuis
brengen) en het optillen van de proefbuis.
5.2.7
Droogtijden
De test gebeurt volgens DIN 53150 en DIN EN
ISO 9117-3 .
5.2.8
Overschilderbaarheid
De controle van de overschilderbaarheid moet
telkens op de voorgeschreven samenstelling van
de laag worden uitgevoerd. De deklaag moet met
zichzelf worden overschilderd.
5.2.9
horizontaal geplaatste proefplaat aangebracht, die
vervolgens rechtop wordt gezet. Er wordt
beoordeeld
vanaf
welke
laagdikte
er
zakkerverschijnselen (zakkers, lopers) optreden.
Als kenwaarde wordt de droge laagdikte gemeten
waar deze verschijnselen nog net niet optreden.
De laagdiktemeting volgens DIN EN ISO 2808
gebeurt na het bereiken van drooggraad 6 volgens
DIN 53150.
5.2.10 Rekbaarheid
(1) De cilindrische buigtest volgens DIN EN ISO
1519: moet op een staalplaat met afmetingen
0,3 mm dik x 35 mm breed en met de hand
geschuurd met schuurpapier met korrel 120 en op
een thermisch verzinkte fijne plaat: met afmetingen
0,5 mm dik x 35 mm breed volgens DIN EN 10346
met een voorbereiding van het oppervlak volgens
5.1.2 worden uitgevoerd.
(2) Na het voorbereiden van de proefplaten wordt
het coatingsysteem in 1,5 keer de gewenste
laagdikte aangebracht Daarna volgen 10 dagen
droging in een normaal klimaat 23/50 DIN EN
23270 en 30 dagen veroudering bij 80 °C. Na 1 uur
afkoeling bij kamertemperatuur en 2 uur opslag bij
-15 °C volgt de beproeving in een normaal klimaat
23/50 DIN EN 23270 na 10 min conditionering.
5.2.11 Permanente rekbaarheid
(1) Voor de beproeving worden telkens drie van de
schuin opengesneden platen die met de te testen
materialen zijn gecoat, achter elkaar gekoppeld en
als kettingband op twee rollen met telkens een 
van
250
mm
gespannen
(Kneifel-test).
Aangedreven door een motor loopt de kettingband
over de rollen. Wanneer de kettingband rond de
rollen draait, worden de coatings uitgerokken,
terwijl ze op de rechte stukken tussen de rollen
terug in de oorspronkelijke spanningsvrije toestand
worden gebracht.
(2) Onder één cyclus wordt een circulatie van de
kettingband rond beide rollen tot aan het startpunt
verstaan.
(3) Indien er na 50000 cycli bij 5 °C of na 3500
cycli bij -15 °C geen scheur in de coating optreedt,
geldt de test als geslaagd. Het onderzoek naar
scheuren gebeurt met een loep met 10x
vergroting.
(4) Treden er echter scheuren op, dan moet de
test worden uitgebreid met de drie andere
beschikbare platen. Van de dan in totaal zes
gecontroleerde platen mogen er op vijf platen geen
scheuren voorkomen.
Neiging tot uitlopen
Het
verwerkingsklare
coatingmateriaal
(bij
tweecomponentenmaterialen gemengd) wordt met
een rakel op een blanke, niet bestraalde,
8
Versie 15.07.2014
TP KOR-VVS
5.2.12 Bestendigheid tegen vocht
5.2.12.3 Beproeving
5.2.12.1 Proefstukken
(1) Meteen na het einde van de belasting wordt de
blaarvorming volgens DIN EN ISO 4628-2
bepaald.
(1) Als substraat worden niet-verzinkte staalplaten
voor systeem 1 resp. loonverzinkte staalplaten
voor systeem 2 met de afmetingen 200 mm x 150
mm gebruikt.
(2) Er moeten corrosiewerende bekledingen
volgens tabel 4 en 5 worden aangebracht.
Tabel 4: Systeem 1
Aantal
(2) Na 24 uur conditionering van de monsters bij
normaal klimaat volgens DIN EN 23270 (23/50)
wordt de roestvorming volgens DIN EN ISO 46283, scheurvorming volgens DIN EN ISO 4628-4,
afbladdering volgens DIN EN ISO 4628-5,
kruissnedekenwaarden volgens DIN EN ISO
16276-2 en de hechting volgens DIN EN ISO 4624
beoordeeld.
Nominale
laagdikte
5.2.13 Bestendigheid tegen zoutnevel
Grondlaag
2
50 µm
5.2.13.1 Proefstukken
Tussenlaag
2
150 µm
Er moeten proefstukken volgens nr. 5.2.13.1
worden gebruikt.
Deklaag
1
60 µm
5.2.13.2 Belasting
Volledig systeem
5
460 µm
Tabel 5: Systeem 2
Aantal
Nominale
laagdikte
Grondlaag
1
50 µm
Tussenlaag
2
150 µm
Deklaag
1
60 µm
Volledig systeem
4
410 µm
(3) De monsters wordt 7 dagen in een normaal
klimaat 23/50 geconditioneerd.
(4) Voor iedere proef zijn drie monsters voorzien.
(5) Volgens ISO 12944-6 moet de proef door twee
van de drie monsters worden doorstaan.
(1) De belasting gebeurt door neutrale zoutnevel
(NSS) volgens DIN EN ISO 9227 (NSS). De
belastingduur bedraagt 1440 uur voor systeem 1
en 2160 uur voor systeem 2.
(2) Voor het begin van de belasting wordt voor
systeem 1 een kras met een breedte van 0,5 mm
aangebracht door te frezen.
5.2.13.3 Beproeving
(1) Meteen na het einde van de belasting wordt de
blaarvorming volgens DIN EN ISO 4628-2
bepaald.
(2) Na 24 uur conditionering van de monsters bij
normaal klimaat volgens DIN EN 23270 (23/50)
wordt de roestvorming volgens DIN EN ISO 46283, scheurvorming volgens DIN EN ISO 4628-4,
afbladdering volgens DIN EN ISO 4628-5,
kruissnedekenwaarden volgens DIN EN ISO
16276-2 en de hechting volgens DIN EN ISO 4624
beoordeeld. Daarnaast wordt bij systeem 1 na
belasting door zoutnevel de gemiddelde waarde
van de onthechting en corrosie rond de kras
volgens DIN EN ISO 4628-8 bepaald.
5.2.14 Bestendigheid tegen chemische stoffen
5.2.12.2 Belasting
De belasting gebeurt door continue condensatie
volgens DIN EN ISO 6270-1. De belastingduur
bedraagt 720 uur voor systeem 1 en 1440 uur voor
systeem 2.
5.2.14.1 Proefstukken
Er moeten proefstukken volgens nr. 5.2.13.1
worden gebruikt.
5.2.14.2 Belasting
(1) De monsters worden volgens DIN EN ISO
2812-1 ondergedompeld in de testvloeistof
Versie: 15.07.2014
9
TP KOR-VVS
opgeslagen bij 23 °C. De belastingduur bedraagt
168 uur.
(2) Er moeten testvloeistoffen zoals benzine of
petroleum
(bijv.
white
spirit
met
een
aromatengehalte van 18 % of motorolie 15W 40)
worden gebruikt.
(1) Na belasting volgt een visuele beoordeling van
zichtbare veranderingen volgens DIN EN ISO
4628.
(2) De hechting wordt bepaald volgens DIN EN
ISO 4624.
5.2.15 Korte blootstelling aan de
weersomstandigheden
5.2.16 Langdurige bestendigheid
5.2.16.1 Proefstukken
5.2.16.2 Belasting
De belasting gebeurt door natuurlijke veroudering
volgens DIN EN ISO 2810 in een stedelijke of
industriële atmosfeer. De verweringsduur bedraagt
60 maanden.
5.2.16.3 Beproeving
5.2.15.1 Proefstukken
Het coatingmateriaal in de kleuren RAL 3031 en
RAL 5015 wordt met 100 µm droge laagdikte op
een geschuurde en van grondlaag voor verzinkt
staal
voorziene
edelstaalplaat
aangebracht
(afmetingen van de platen naargelang het type
verweringsapparaat). De monsters wordt 7 dagen
in een normaal klimaat 23/50 geconditioneerd.
5.2.15.2 Belasting
De voorwaarden voor de belasting volgens DIN EN
ISO 11341 zijn als volgt:
— cyclus A, gelijklopend met xenonbooglampen,
de
nm,
— zwartstandaardtemperatuur (55 ± 2) °C en
— verweringstijd 2000 h.
5.2.15.3 Beproeving
(1) Het kleurverschil tussen twee proeven moet
spectraal-fotometrisch volgens DIN EN ISO 116644 en DIN EN 5033-4 met de volgende
meetparameters worden gemeten:
— lichtsoort D 65,
— meetgeometrie diffuus/8°,
(1) Meteen na het einde van de belasting wordt de
blaarvorming volgens DIN EN ISO 4628-2
bepaald.
(2) Na 24 uur conditionering van de monsters bij
normaal klimaat volgens DIN EN 23270 (23/50)
wordt de roestvorming volgens DIN EN ISO 46283, scheurvorming volgens DIN EN ISO 4628-4,
afbladdering volgens DIN EN ISO 4628-5,
kruissnedekenwaarden volgens DIN EN ISO
16276-2 en de hechting volgens DIN EN ISO 4624
beoordeeld.
5.2.17 Bestendigheid tegen inwendige
corrosieremmers voor kabels
5.2.17.1 Proefstukken
Thermisch verzinkte staalplaat (loonverzinking
volgens DIN EN ISO 1461, afmetingen minstens
150 x 100 mm, dikte minstens 3 mm,) wordt ontvet
en door sweep-stralen volgens DIN EN ISO
12944-4 voorbereid. Vervolgens wordt de
inwendige corrosieremmer voor kabels bijv. met
behulp van een spatel aangebracht. Overtollige
corrosieremmer op het oppervlak moet daarbij
zoveel mogelijk worden verwijderd met de spatel.
Na een opslag van 14 dagen bij normaal klimaat
volgens DIN EN 23270 (23/50) wordt de van
corrosieremmer voorziene plaat van het volgende
coatingsysteem voorzien:
1 x 50 µm
grondlaag (voor verzinkte
oppervlakken)
— 10° normale waarnemer.
1 x 150 µm
tussenlaag
(2) Het kleurverschil (E*ab) moet volgens DIN
11664-4 worden berekend.
1 x 60 µm
deklaag
(3) Het kleurverschil moet worden bepaald tussen
het niet verweerde monster en de RAL-kleurkaart
5.2.17.2 Beproeving
— meting inclusief spiegelcomponent en
10
tussen
Er moeten proefstukken volgens nr. 5.2.13.1
worden gebruikt.
5.2.14.3 Beproeving
— bestralingssterkte
550
W/m²
in
golflengteband tussen 290 en 800
waarvan 11 % tussen 290 en 400 nm,
(kleurregister RAL 840 HR) alsook
verweerde en niet-verweerde monsters.
Na een uithardingsduur van 20 dagen in een
normaal klimaat volgens DIN EN 23270 (23/50)
Versie 15.07.2014
TP KOR-VVS
wordt de kruissnede volgens DIN EN ISO 16276-2
en de hechting volgens DIN EN ISO 4624 bepaald.
5.2.18 Bestendigheid tegen
dichtingsmaterialen
5.2.18.1 Proefstukken
(1) Thermisch verzinkte staalplaten (loonverzinking
volgens DIN EN ISO 1461, afmetingen minstens
150 x 100 mm, dikte minstens 3 mm) worden
ontvet en door sweep-stralen volgens DIN EN ISO
12944-4 voorbereid. Het dichtingsmateriaal wordt
bijvoorbeeld met behulp van een spatel met een
dikte van 1 tot 2 mm aangebracht en 14 dagen in
een normaal klimaat volgens DIN EN 23270
(23/50) geconditioneerd.
(2)
Vervolgens
wordt
telkens
een
met
dichtingsmateriaal gecoate plaat van één laag van
de volgende coatingmaterialen voorzien:
— Monster 1: 1 x 50 µm grondlaag voor
verzinkte oppervlakken,
— Monster 2: 1 x 50 µm grondlaag voor staal,
— Monster 3: 1 x 150 µm tussenlaag en
— Monster 4: 1 x 60 µm deklaag.
5.2.18.2 Beproeving
Er mogen geen onverenigbaarheden tussen de
coating
en
het
dichtingsmateriaal,
zoals
gordijnvorming, rimpels, enz., optreden.
5.3
Controle van dichtingsmaterialen
5.3.1
Identiteit van het bindmiddel
(1) Bij de controle wordt de stamcomponent van
het
dichtingsmateriaal
met
een
geschikt
oplosmiddel verdund en worden de pigmenten en
vulstoffen afgescheiden door centrifugering. Een
deel van het centrifugaat wordt voorzichtig op een
natriumbromideplaatje
gebracht
en
het
oplosmiddel wordt volledig verdampt door lichtjes
op te warmen. Met de niet-gepigmenteerde
verhardercomponent wordt zonder voorafgaande
centrifugering tussen twee natriumbromideplaten
een capillaire film gevormd. Met de aldus
verkregen bindmiddel- en verharderfilms worden
infraroodspectra opgenomen.
(2) Van alle te testen dichtingsmaterialen moeten
IR-spectrums worden genomen door middel van
de ATR-methode op de uitgeharde film na een
uithardingstijd van 7 dagen in normaal klimaat.
Versie: 15.07.2014
5.3.2
Niet-vluchtig aandeel
(1) De bepaling van het niet-vluchtige bestanddeel
gebeurt volgens DIN EN ISO 3251. Daarvoor
wordt ca. 2 g (bij reactieharsen van het
dichtingsmateriaal bestaande uit gemengde hars
en verhardingsmiddel) in een vlakke schaal ( 75
mm) afgewogen (ingewogen hoeveelheid E) en
gelijkmatig verdeeld over het volledige oppervlak.
(2) Het dichtingsmateriaal hardt dan vervolgens 24
uur uit bij een normaal klimaat 23/50 volgens DIN
EN 23270 en wordt dan gedurende 3 uur in een
oven opgeslagen bij een temperatuur van 105° C.
(3) Na afkoeling tot kamertemperatuur in de
exsiccator wordt het residu gewogen (uitgewogen
hoeveelheid A). Het vluchtige aandeel (gewichts%) is het verschil van ingewogen hoeveelheid E en
uitgewogen hoeveelheid A en wordt betrokken op
ingewogen hoeveelheid E.
5.3.3
Asgehalte
(1) De bepaling van het asgehalte gebeurt volgens
DIN EN ISO 14680-2. Daartoe wordt ca. 2 g (bij bij
reactieharsen
van
het
dichtingsmateriaal
bestaande
uit
gemengde
hars
en
verhardingsmiddel) ingewogen in een porseleinen
kroes.
(2) Het monster wordt ter bepaling van het
asgehalte (gloeirest) gedurende 3 uur op 800 °C
verast.
5.3.4
Shore hardheid A
De test gebeurt volgens DIN ISO 7619-1.
5.3.5
Verandering in volume
(1) De test gebeurt volgens DIN 52451-1.
(2) Voor de bepaling van het volume (vloeibaar)
moeten minstens drie monsters worden gebruikt.
Er wordt per monster een kunststof schaal, bijv.
petrischaal van polystyrol met een afmeting van 51
mm x 15 mm, gevuld met het mengsel van
dichtingsmateriaal. De kunststof schaal moet een
volledige en niet-destructieve verwijdering van het
uitgeharde
dichtingsmateriaal
toelaten.
De
ingebrachte hoeveelheid dichtingsmateriaal wordt
bepaald door weging en de quotiënt wordt
berekend uit gewicht (vloeibaar) en dichtheid
(vloeibaar) gelijk aan volumes (vloeibaar).
(3) Na 7 dagen uitharding wordt het proefstuk nietdestructief en zonder verlies uit de kunststof
schaal verwijderd en wordt het volume ervan
bepaald door weging in lucht en water
(dompelmeting). Voor de dompelmeting wordt een
opleginrichting (bijv. van draad) op een dunne
kunststof draad volledig in water ondergedompeld
en getarreerd. Vervolgens wordt het proefstuk op
11
TP KOR-VVS
de opleginrichting gelegd en wordt het gewicht in
ondergedompelde toestand bepaald. Het volume
(vast) is gelijk aan het verschil tussen het gewicht
in lucht en water.
(4) Dat levert dan de volumeverandering op
ΔV =
5.3.6
volume (vast)-volume (vloeibaar)
volume (vloeibaar)
*100 [%]
Wateropnamevermogen
(1)
Voor
de
controle
van
het
wateropnamevermogen worden drie aluminium
schalen (minimumdiameter 60 mm, hoogte 15 mm)
met dichtingsmateriaal gevuld en wordt het
oppervlak glad geschaafd.
(2) Na 14 dagen uitharding in normaal klimaat
23/50 volgens DIN EN 23270 wordt de
wateropname dagelijks bepaald in volledig ontzilt
water over een totale testduur van in totaal 8 d.
(3) De afzonderlijke waarden van de wateropname
van het oppervlak van het dichtingsmateriaal
worden in mg/cm² x d aangegeven.
5.3.7
Stabiliteitsvermogen
De test gebeurt volgens DIN EN ISO 7390, na 1
uur opslag in normaal klimaat in verticale positie
met U-profiel 20 x 10 mm (procedure A).
5.3.8
Bestendigheid tegen veroudering
De vorm, afmeting en vervaardiging van de zes
proefstukken moeten voldoen aan DIN EN ISO
8340. Het contactmateriaal bestaat uit een
buigvaste,thermisch verzinkte staalplaat met licht
geruwd oppervlak, bijv. door lichte bestraling. Na
14 dagen uitharding in normaal klimaat 23/50
volgens DIN EN 23270 worden drie proefstukken
met 2,4 mm (20 %) uitgerokken. In uitgerokken
toestand (met behulp van afstandhouders) worden
de stukken telkens 1 uur afwisselend opgeslagen
bij - 25 °C en 50 °C (= 1 cyclus). In totaal worden
36 cycli doorlopen. Na de wisselende opslag
worden de proefstukken na het onderzoek naar
scheurvorming en afbladderingen op een
trekproefbank belast tot ze breken. Tegelijkertijd
worden
ook
de
drie
onbelaste
12
5.4
Controle van injectiematerialen
5.4.1
Dichtheid
De bepaling van de dichtheid van het
injectiemateriaal gebeurt volgens DIN EN ISO
2811 op de afzonderlijke componenten.
5.4.2
Identiteit van het bindmiddel
(1) Bij de controle wordt de stamcomponent van
het injectiemateriaal met een geschikt oplosmiddel
verdund en de pigmenten en vulstoffen worden
afgescheiden door centrifugering. Een deel van het
centrifugaat
wordt
voorzichtig
op
een
natriumbromideplaatje
gebracht
en
het
oplosmiddel wordt volledig verdampt door lichtjes
op te warmen. Met de niet-gepigmenteerde
verhardercomponent wordt zonder voorafgaande
centrifugering tussen twee natriumbromideplaten
een capillaire film gevormd. Met de aldus
verkregen bindmiddel- en verharderfilms worden
infraroodspectra opgenomen.
(2) Van alle te testen injectiematerialen moeten IRspectrums worden genomen door middel van de
ATR-methode op de uitgeharde film na een
uithardingstijd van 7 dagen in normaal klimaat.
Terugvering
De vorm, afmeting en vervaardiging van de drie
proefstukken moeten voldoen aan DIN EN ISO
8340. Het contactmateriaal bestaat uit een
buigvaste, volgens Sa 2½ gestraalde staalplaat .
De vooropslag, uitvoering van de controle en
evaluatie gebeurt volgens DIN EN ISO 7389. De
uitzettingswaarde
bedraagt
20 %,
de
uitzettingsduur 24 h, de test vindt plaats na 1 uur
ontlasting.
5.3.9
vergelijkingsproefstukken
aan
dezelfde
trekbelasting onderworpen tot ze breken.
5.4.3
Niet-vluchtig aandeel
(1) De bepaling van het niet-vluchtige bestanddeel
gebeurt volgens DIN EN ISO 3251. Daarvoor
wordt ca. 2 g (bij reactieharsen van het
injectiemateriaal bestaande uit gemengde hars en
verhardingsmiddel) in een vlakke schaal ( 75
mm) afgewogen (ingewogen hoeveelheid E) en
gelijkmatig verdeeld over het volledige oppervlak.
(2) Het injectiemateriaal hardt dan vervolgens 24
uur uit bij een normaal klimaat 23/50 volgens DIN
EN 23270 en wordt dan gedurende 3 uur in een
oven opgeslagen bij een temperatuur van 105° C.
(3) Na afkoeling tot kamertemperatuur in de
exsiccator wordt het residu gewogen (uitgewogen
hoeveelheid A). Het vluchtige aandeel (gewichts%) is het verschil van ingewogen hoeveelheid E en
uitgewogen hoeveelheid A en wordt betrokken op
ingewogen hoeveelheid E.
5.4.4
Asgehalte
(1) De bepaling van het asgehalte gebeurt volgens
DIN EN ISO 14680-2. Daartoe wordt ca. 2 g (bij bij
reactieharsen van het injectiemateriaal bestaande
uit gemengde hars en verhardingsmiddel)
ingewogen in een porseleinen kroes.
Versie 15.07.2014
TP KOR-VVS
(2) Het monster wordt ter bepaling van het
asgehalte (gloeirest) gedurende 3 uur op 800 °C
verast.
5.4.5
Verandering in volume
(2) Voor de bepaling van het volume (vloeibaar)
moeten minstens drie monsters worden gebruikt.
Er wordt per monster een kunststof schaal, bijv.
petrischaal van polystyrol met een afmeting van 51
mm x 15 mm, gevuld met het mengsel van
injectiemateriaal. De kunststof schaal moet een
volledige en niet-destructieve verwijdering van het
uitgeharde
injectiemateriaal
toelaten.
De
ingebrachte hoeveelheid injectiemateriaal wordt
bepaald door weging en de quotiënt wordt
berekend uit gewicht (vloeibaar) en dichtheid
(vloeibaar) gelijk aan volumes (vloeibaar).
(3) Na 7 dagen uitharding wordt het proefstuk nietdestructief en zonder verlies uit de kunststof
schaal verwijderd en wordt het volume ervan
bepaald door weging in lucht en water
(dompelmeting). Voor de dompelmeting wordt een
opleginrichting (bijv. van draad) op een dunne
kunststof draad volledig in water ondergedompeld
en getarreerd. Vervolgens wordt het proefstuk op
de opleginrichting gelegd en wordt het gewicht in
ondergedompelde toestand bepaald. Het volume
(vast) is gelijk aan het verschil tussen het gewicht
in lucht en water.
(4) Dat levert dan de volumeverandering op
5.4.7
volume (vast)-volume (vloeibaar)
volume (vloeibaar)
5.4.8.1 Proefstukken
(2) De monsters wordt 7 dagen in een normaal
klimaat 23/50 geconditioneerd.
(1) De test gebeurt volgens DIN 52451.
ΔV =
Bestendigheid tegen vocht
(1) Als substraat worden gestraalde staalplaten
met grondlaag voor staal met een laagdikte van 2
x 50 µm gebruikt. Na een conditionering wordt het
injectiemateriaal met een droge laagdikte van 500
tot 550 µm aangebracht.
Shore hardheid A
De test gebeurt volgens DIN ISO 7619-1.
5.4.6
5.4.8
*100 [%]
Wateropnamevermogen
(1)
Voor
de
controle
van
het
wateropnamevermogen worden drie aluminium
schalen (minimumdiameter 60 mm, hoogte 15 mm)
met injectiemateriaal gevuld en wordt het
oppervlak glad geschaafd.
(2) Na 14 dagen uitharding in normaal klimaat
23/50 volgens DIN EN 23270 wordt de
wateropname dagelijks bepaald in volledig ontzilt
water over een totale testduur van in totaal 8
dagen.
(3) De afzonderlijke waarden van de wateropname
van het oppervlak van het injectiemateriaal worden
in mg / cm² / d aangegeven.
5.4.8.2 Belasting
De belasting gebeurt door continue condensatie
volgens DIN EN ISO 6270-1. De belastingduur
bedraagt 720 uur.
5.4.8.3 Beproeving
(1) Meteen na het einde van de belasting wordt de
blaarvorming volgens DIN EN ISO 4628-2
bepaald.
(2) Na 24 uur conditionering van de monsters bij
normaal klimaat volgens DIN EN 23270 (23/50)
wordt de roestvorming volgens DIN EN ISO 46283, scheurvorming volgens DIN EN ISO 4628-4,
afbladdering volgens DIN EN ISO 4628-5, de
hechting volgens DIN EN ISO 4624 beoordeeld.
6
Normen en andere
technische voorschriften
DIN EN ISO 1461: Door thermisch verzinken op
staal aangebrachte zinkcoatings (loonverzinking) –
Specificaties
en
beproevingsmethoden
(ISO 1461:2009); Duitse versie EN ISO 1461:2009
DIN EN ISO 1513: Verven en vernissen Onderzoek en voorbereiding van proefstukken
(ISO 1513:2010); Duitse versie EN ISO 1513:2010
DIN EN ISO 1514: Verven en vernissen - Verven
en
vernissen
Standaardproefpanelen
(ISO 1514:2004); Duitse versie EN ISO 1514:2004
DIN EN ISO 1519: Verven en vernissen Buigproef (cilindrische doorn) (ISO 1519:2011);
Duitse versie EN ISO 1519:2011
DIN EN ISO 2178: Niet-magnetische deklagen op
magnetische oppervlakken - Meting van de
laagdikte
Magnetische
methode
(ISO 2178:1982); Duitse versie EN ISO 2178:1995
DIN EN ISO 2808: Verven en vernissen – Bepaling
van de laagdikte (ISO 2808:2007); Duitse versie
EN ISO 2808:2007,
DIN EN ISO 2811-1: Verven en vernissen –
Bepaling van de dichtheid - Deel 1: Methode met
Versie: 15.07.2014
13
TP KOR-VVS
pyknometer (ISO 2811-1:2011); Duitse versie EN
ISO 2811-1:2011
DIN EN ISO 2812-1: Verven en vernissen –
Bepaling van de weerstand tegen vloeistoffen Deel 1: Methode met onderdompeling in
vloeistoffen anders dan water (ISO 2812-1: 2007);
Duitse versie EN ISO 2812-1: 2007
DIN EN ISO 3251: Verven en vernissen - Bepaling
van het volumepercentage van niet-vluchtige
bestanddelen (ISO 3251:2008); Duitse versie EN
ISO 3251: 2008
DIN EN ISO 4624: Verven en vernissen –
Lostrekproef voor de bepaling van de hechting
(ISO 4624:2002); Duitse versie EN ISO 4624:
2003
DIN EN ISO 4628: Verven en vernissen Beoordeling van de kwaliteitsafbraak van verflagen
- Aanduiding van de hoeveelheid en omvang van
gebreken en van de intensiteit van uniforme
veranderingen
Deel
1:
Algemeen
introductieen
aanduidingssysteem (ISO 4628-1: 2003); Duitse
versie EN ISO 4628-1: 2003
Deel 2: Beoordeling van de mate van blaarvorming
(ISO 4628-2: 2003); Duitse versie EN ISO 4628-2:
2003
Deel 3: Beoordeling van de mate van roestvorming
(ISO 4628-3: 2003); Duitse versie EN ISO 4628-3:
2003
Deel 4: Beoordeling van de scheurvorming (ISO
4628-4:2003); Duitse versie EN ISO 4628:-4: 2003
Deel 5: Aanduiding van de mate van afbladderen
(ISO 4628-5: 2003); Duitse versie EN ISO 4628-5:
2003
DIN EN ISO 6270-1:
Verven
en
vernissen:
Bepaling van de bestendigheid tegen vocht.
Continue-condensatie (ISO 6270-1:1998); Duitse
versie EN ISO 6270-1: 2001
DIN EN ISO
7389:
Bouwconstructies
–
Afdichtingsproducten
–
Bepaling
van
de
terugvering (ISO 7389: 2002); Duitse versie EN
ISO 7389: 2003
DIN EN ISO
7390:
Bouwconstructies
–
Afdichtingsproducten – Bepaling van de weerstand
tegen uitzakken (ISO 7390: 2002); Duitse versie
EN ISO 7390: 2003
DIN ISO 7619-1:
Gevulcaniseerde
en
thermoplastische rubber - Bepaling van de
indringhardheid - Deel 1: Hardheidsmeter (Shore
hardheid); (ISO 7619-1: 2010)
DIN EN ISO
8340:
Bouwconstructies
–
Afdichtingsproducten
–
Bepaling
van
de
trekeigenschappen bij constante rek (ISO 8340:
2005); Duitse versie EN ISO 8340: 2005
14
DIN EN ISO 8503-1:
Voorbehandeling
van
staalsubstraten voorafgaand aan het aanbrengen
van verven en aanverwante producten Oppervlakteruwheidseigenschappen
van
gestraalde staalsubstraten - Deel 1: Specificaties
en definities voor vergelijkingsmonsters van het
ISO-oppervlakprofiel voor de beoordeling van
gestraalde schurende oppervlakken; (ISO 85031:2012); Duitse versie EN ISO 8503-1:2012
DIN EN ISO 9227:
Corrosiebeproeving
in
kunstmatige omgevingen - Zoutsproeibeproeving
(ISO 9227:2012); Duitse versie EN ISO 9227:2012
DIN EN 10346: Continu-dompelbeklede platte
staalproducten
Technische
leveringsvoorwaarden; Duitse versie; EN 10346:
2009
DIN EN ISO 11341: Verven en vernissen Kunstmatige verwering en blootstelling aan
kunstmatige straling - Blootstelling aan gefilterde
xenonboogstraling (ISO 11341: 2004); Duitse
versie EN ISO 11341: 2004
DIN EN ISO 11664-4: Kleurmeting – Deel 4: CIE
1976 L*a*b Kleur ruimte (ISO 11664-4:2008);
Duitse versie EN ISO 11664-4:2011
DIN EN ISO
12944:
Bescherming
van
staalconstructies tegen corrosie door middel van
verfsystemen:
Deel 2: Indeling van belastingsklassen (ISO
12944-2: 1998); Duitse versie EN ISO 12944-2:
1998
Deel
4:
Soorten
oppervlakken
en
oppervlaktevoorbehandeling (ISO 12944-4: 1998);
Duitse versie EN ISO 12944-4: 1998
Deel 6: Laboratoriumbeproevingsmethoden voor
het vaststellen van prestaties (ISO 12944-6: 1998);
Duitse versie EN ISO 12944-6: 1998
DIN EN ISO 14680-2: Verven en vernissen:
Bepaling van het pigmentgehalte - Deel 2:
Asmethode (ISO 14680-2: 2000); Duitse versie EN
ISO 14680-2: 2006
DIN EN ISO 15528: Verven, vernissen en
grondstoffen voor verven en vernissen Monsterneming (ISO 15528:2000); Duitse versie
EN ISO 15528:2000
DIN EN ISO 16276-2:
Bescherming
van
staalconstructies tegen corrosie door middel van
verfsystemen
Beoordeling
van,
en
acceptatiecriteria
voor,
de
adhesie/cohesie
(breuksterkte) van een droge laag - Deel 2:
Ruitjesproef en enkele kruissnede proef (ISO
16276-2:2007); Duitse versie EN ISO 162762:2007
DIN 16945: Reactieharsen, reactiemiddelen en
reactieharsmassa’s;
Beproevingsmethoden,
03.1989
Versie 15.07.2014
TP KOR-VVS
DIN EN 23270: Verven en vernissen en hun
grondstoffen - Temperatuur en vochtigheid tijdens
conditioneren en beproeven (ISO 3270: 1984);
Duitse versie EN 23270: 1991
DIN 51451: Beproeving van aardolieproducten en
verwante producten; infrarood-spectrometrische
analyse; algemene werkprincipes, 09.2004
DIN 52451-1: Beproeving van dichtingsmaterialen
voor het bouwwezen - Deel 1: Bepaling van de
verandering in massa en volume van zelfvloeiende
dichtingsmaterialen, 01.2007
DIN 53122-1: Beproeving van kunststof folies,
elastomeerfolies, papier,
pulp
en andere
bedekkingsstoffen;
bepaling
van
de
waterdampdoorlaatbaarheid;
Deel
1:
Gravimetrische procedure, 08.2001
DIN 53150: Verven en vernissen – Bepaling van
de drooggraad van coatings (gewijzigde BandowWolff-methode)
DIN 53019-1: Viscosimetrie - Meting van
viscositeiten
en
vloeikrommen
met
rotatieviscosimeters - Deel 1: Beginselen en
meetgeometrie
DIN 53019-2: Viscosimetrie - Meting van
viscositeiten
en
vloeikrommen
met
rotatieviscosimeters
Deel
2:
Visosimeterkalibrering en bepaling van de
meetonzekerheid
DIN 53019-3: Viscosimetrie - Meting van
viscositeiten
en
vloeikrommen
met
rotatieviscosimeters - Deel 3: Meetafwijkingen en
correcties
DIN EN ISO 4618: Verven en vernissen Begrippen (ISO 4618:2006); drietalige versie
EN ISO 4618:2006
DIN 55945: Verven en vernissen en coatings:
Aanvullende begrippen bij DIN EN ISO 4618,
03.2007
DIN EN ISO 9117-3: Verven en vernissen Beproevingsmethode voor drogen - Deel 3:
Bepaling
van
het
stadium
„stofdroog”
gebruikmakend van Ballotiniproef (ISO 91173:2010)
EN ISO 8394:
Afdichtingsproducten
Bouwconstructies
-
DIN 53229: Lakken, verven en vergelijkbare
coatingmaterialen; Bepaling van de viscositeit met
een
rotatieviscosimeter
met
een
hoge
afschuifsnelheid
DIN EN 5033-4:
methode
Versie: 15.07.2014
Kleurmeting;
spectrometrische
15
Download