Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1996–1997 2 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1152 Herdruk* Vragen van de leden M. B. Vos (GroenLinks) en Stellingwerf (RPF) over het populatie-dynamisch onderzoek aan boommarters. (Ingezonden 2 april 1997) 1 Heeft het IBN-DLO onlangs aan de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) te kennen gegeven dat u niet langer bereid bent financiële steun te geven aan het populatie-dynamisch onderzoek aan boommarters dat door het IBN-DLO wordt uitgevoerd? 2 Wat is de reden dat u deze financiering stopzet? Hoe verhoudt zich het beëindigen van deze ondersteuning tot de aankondiging in uw recente brief aangaande het soortenbeleid1 dat «in het onderzoek de komende jaren meer aandacht (zal) worden besteed aan het onderzoek gericht op soortenbescherming»? 3 Erkent u het belang van dit type onderzoek voor het natuurbeleid, aangezien voor vele Rode Lijstsoorten nog weinig tot niets bekend is over hun verspreiding en populatie-ontwikkeling? 4 Deelt u de opvatting dat uw ministerie vanuit haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het natuurbeleid, zelf dient te bepalen welk type populatie-ecologisch onderzoek naar bedreigde en zeldzame diersoorten dient te worden uitgevoerd en dat de uitvoering van dit soort onderzoek niet afhankelijk mag zijn van de vraag hiernaar uit de markt? Zo ja, hoe geeft u invulling aan uw verantwoordelijkheid dat dit voor de realisering van het natuurbeleid noodzakelijke onderzoek ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd? 5 Bent u bereid voldoende financiële middelen voor de langere termijn vrij te maken, om te voorkomen dat de uitvoering van populatie-ecologisch onderzoek niet financieel afhankelijk wordt gemaakt van de inzet van vrijwilligers? 6 Bent u voornemens de soortenbeschermende organisaties te betrekken bij de samenstelling van de onderzoeksprogrammering waarin wordt vastgesteld welk specifiek onderzoek dient te worden uitgevoerd om het natuurbeleid adequaat te kunnen realiseren? 1 Antwoord Antwoord van minister Van Aartsen (Landbouw, Natuurbeheer en Visserij). (Ontvangen 2 mei 1997) 1 Ja. 2 In 1997 is er bezuinigd op het dierecologisch onderzoek bij IBN-DLO, waaronder het populatie-dynamisch onderzoek aan de boommarter. Deze bezuiniging is een gevolg van reguliere kortingen op het DLO-onderzoeksbudget (ten gevolge van het regeerakkoord en een extra korting in 1997), vergroting van de afdrachten voor Strategische Expertise Ontwikkeling binnen DLO (van 8.6% in 1996 naar 20.1% in 1997) en het aangeven van nieuwe onderzoeksprioriteiten in de kaderbrief DLO 1997. Zoals ik in mijn brief van 20 november 19961 inzake het soortenbeleid heb aangegeven, richt het beleid van de regering inzake duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden zich primair op ecosystemen. Dit houdt in, dat in de strategische onderzoeksvraag vanuit het beleid het accent ligt op ecosystemen en op de relatie tussen soorten en ecosystemen. Kamerstuk 25 000 XIV, nr. 43. * I.v.m. tekstuele wijziging. 7A0222 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997 Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, Aanhangsel 2353 In mijn brief van 20 december heb ik gesteld, dat binnen het reguliere onderzoek aangaande het soortenbeleid het accent zich zal toespitsen op de kwaliteit van de tot op heden ingerichte verbindingszones. Voorts zal er naast het reguliere onderzoek aanvullend vervolgonderzoek plaatsvinden naar de verspreiding van soorten in Nederland die voldoen aan het «itz»-criterium, de zogenaamde doelsoorten. Dit zijn soorten die aan minstens twee van de volgende drie criteria voldoen: – «i-criterium»: internationaal gezien heeft Nederland een relatief grote betekenis voor het behoud van de soort; – «t-criterium»: de soort vertoont in Nederland een dalende trend; – «z-criterium»: de soort is in Nederland zeldzaam. De boommarter is één van deze doelsoorten. De onderzoeksvragen die vanuit het beleid ten aanzien van de boommarter nog bestaan, richten zich vooral op de verspreiding van de soort in Nederland. afhankelijk wordt van de inzet van vrijwilligers. 6 De soortbeschermende organisaties worden via de reguliere contacten met mijn ministerie reeds betrokken bij het opstellen van onderzoeksvragen, die voortvloeien uit het door de regering vastgestelde natuurbeleid. 1 Kamerstuk 25 000 XIV, nr. 43. 3 Dit type onderzoek is zeker van belang voor soorten waarvan de populatiedynamica onvoldoende bekend is. Plaatsing op de Rode Lijst impliceert, dat er voldoende bekend is over de verspreiding van de soort en de ontwikkeling van de populatie om plaatsing op de lijst te rechtvaardigen. 4 Zoals ik reeds in antwoord op vraag 2 heb aangegeven, beschouw ik het als mijn verantwoordelijkheid, dat er onderzoek plaatsvindt, dat antwoord geeft op vragen uit het natuurbeleid. Er vindt bij het IBN-DLO nog steeds populatie-ecologisch onderzoek plaats. Voor 1997 tot en met 1999 vindt er bij het IBN-DLO voor minimaal f 2 000 000,– aan dierecologisch onderzoek plaats op basis van reguliere LNV-financiering. De financiering van onderzoek vindt voor een deel plaats uit andere geldstromen. Hiermee wordt bevorderd, dat het onderzoek aansluit op vragen uit de maatschappij. 5 Met de huidige inzet van middelen, acht ik voldoende waarborgen aanwezig om te voorkomen, dat het populatie-ecologisch onderzoek Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, Aanhangsel 2354