BJSM Author affiliations Jonathan A Drezner,1 Euan Ashley,2 Aaron L Baggish,3 Mats Börjesson,4 Domenico Corrado,5 David S Owens,6 Akash Patel,7 Antonio Pelliccia,8 Victoria L Vetter,7 Michael J Ackerman,9,10 Jeff Anderson,11 Chad A Asplund,12 Bryan C Cannon,13 John DiFiori,14 Peter Fischbach,15 Victor Froelicher,2 Kimberly G Harmon,1 Hein Heidbuchel,16 Joseph Marek,17 Stephen Paul,18 Jordan M Prutkin,6 Jack C Salerno,19 Christian M Schmied,20 Sanjay Sharma,21 Ricardo Stein,22 Mathew Wilson23 1 Department of Family Medicine, University of Washington, Seattle, Washington, USA 2Division of Cardiovascular Medicine, Stanford University School of Medicine, Palo Alto, California, USA 3 Division of Cardiology, Massachusetts General Hospital, Boston, Massachusetts, USA 4Department of Cardiology, Swedish School of Sports and Health Sciences, Karolinska University Hospital, Stockholm, Sweden 5 Department of Cardiac, Thoracic, and Vascular Sciences, University of Padua, Padova, Italy 6 Division of Cardiology, University of Washington, Seattle, Washington, USA 7Division of Cardiology, The Children’s Hospital of Philadelphia, Philadelphia, Pennsylvania, USA 8 Department of Medicine, Institute of Sport Medicine and Science, Rome, Italy 9Departments of Medicine, Pediatrics, and Molecular Pharmacology and Experimental Therapeutics, Mayo Clinic, Rochester, Minnesota, USA 10Divisions of Cardiovascular Diseases and Pediatric Cardiology, Mayo Clinic, Rochester, Minnesota, USA 11 Department of Athletics, University of Connecticut, Storrs, Connecticut, USA 12 Department of Family Medicine, Eisenhower Army Medical Center, Fort Gordon, Georgia, USA 13 Division of Cardiovascular Diseases, Mayo Clinic, Rochester, Minnesota, USA 14Division of Sports Medicine, University of California Los Angeles, Los Angeles, California, USA 15Department of Pediatrics, Emory University School of Medicine, Children’s Healthcare of Atlanta, Atlanta, Georgia, USA 16 Department of Cardiovascular Sciences, University of Leuven, Leuven, Belgium 17 Midwest Heart Foundation, Oakbrook Terrace, Illinois, USA 18Department of Family and Community Medicine, University of Arizona, Tucson, Arizona, USA 19 Division of Cardiology, Seattle Children’s Hospital, Seattle, Washington, USA 20 Division of Cardiology, University Hospital Zurich, Zurich, Switzerland 21 Department of Cardivascular Sciences, St. George’s University of London, London, UK 22 Cardiology Department, Hospital de Clínicas de Porto Alegre, Porto Alegre, Brazil 23Department of Sports Medicine, ASPETAR, Qatar Orthopedic and Sports Medicine Hospital, Doha, Qatar Sportmedische praktijk 39 Maron BJ, Wolfson JK, Ciro E, et al. Relation of electrocardiographic abnormalities and patterns of left ventricular hypertrophy identified by 2-dimensional echocardiography in patients with hypertrophic cardiomyopathy. Am J Cardiol 1983;51:189–94. 40 Thiene G, Nava A, Corrado D, et al. Right ventricular cardiomyopathy and Een jonge judoka met hevige heuppijn na een worp in de judotraining sudden death in young people. N Engl J Med 1988;318:129–33. 41 Maron BJ, Niimura H, Casey SA, et al. Development of left ventricular hypertrophy in adults in hypertrophic cardiomyopathy caused by cardiac Door: L.T.B. Meijer, T.M. van Raaij myosin-binding protein C gene mutations. J Am Coll Cardiol 2001;38:315–21. 42 Maron BJ, Seidman JG, Seidman CE. Proposal for contemporary screening strategies in families with hypertrophic cardiomyopathy. J Am Coll Cardiol 2004;44:2125–32. 43 Pelliccia A, Di Paolo FM, Quattrini FM, et al. Outcomes in athletes with marked ECG repolarization abnormalities. N Engl J Med 2008;358: 152–61. Samenvatting: Het heupgewricht is een zeer stabiel gewricht en heupluxaties tijdens sportactiviteiten zijn dan ook zeldzaam. Indien dit letsel vermoed wordt, is röntgenologisch onderzoek de eerste keuze. Als blijkt dat er inderdaad sprake is van een heupluxatie zal een repositie moeten plaatsvinden. Dit dient te geschieden binnen zes uur, zodat het risico op avasculaire necrose van de heupkop zoveel mogelijk beperkt wordt. Of de patiënt uiteindelijk weer op het niveau van voor het letsel kan sporten is afhankelijk van factoren zoals tijdsduur tot repositie, mogelijke ontwikkeling van AVN, angst voor bewegen en het sportrevalidatietraject. Inleiding De meest geblesseerde lichaamsdelen binnen de judo sport zijn de schouder (16%), de knie (16%) en de hand/vinger/ duim (14%).1 Van al het judoblessureleed ontstaat 83% plotseling en 17% geleidelijk.1 Ongeveer 61% van de blessures ontstaat tijdens een training, 28% tijdens een wedstrijd, van 7% is dat niet bekend en 6% van de blessures werd op een ander moment opgelopen.1 Het heupgewricht is een zeer stabiel gewricht en heupluxaties tijdens judoactiviteiten zijn dan ook zeldzaam. Een heupluxatie wordt vooral in ‘high impact’ sporten zoals voetbal, rugby, skiën, judo en gymnastiek gezien. Deze blessure kan, zelfs met de juiste zorg, aanleiding zijn tot beëindigen van de sportcarrière van de atleet. Luxaties van de heup worden ingedeeld in twee categorieën namelijk naar anterieur of posterieur. 2 Meer dan 70% van alle heupluxaties treden naar posterieur op, en bij sportbeoefening zelfs 90%.2 Casuïstiek Een 17-jarige judoka ervaart direct hevige pijn in haar linker heup regio nadat ze een heupworp in wil zetten op de judotraining. Het exacte ontstaansmechanisme kan ze niet herleiden. Waarschijnlijk zet ze een heupworp in waarbij 34 Sport & Geneeskunde | juli 2013 | nummer 3 het bovenlichaam voorover buigt, haar linker knie (standbeen) licht buigt en vervolgens draait naar de rechterzijde waarbij de tegenstander op haar heup valt. Na klinisch onderzoek door ambulancepersoneel in de sportzaal wordt patiënte vervoerd naar het ziekenhuis waar nader onderzoek plaatsvindt. Onderzoek Patiënte heeft veel pijn en er is een evidente standsafwijking van het bovenbeen naar een geflecteerde adductie endorotatie stand. Ze kan onmogelijk op het been staan. Vervolgens wordt radiologisch onderzoek uitgevoerd bij de verdenking op een heupluxatie. Aanvullend onderzoek Voor achterwaartse radiografische opname toont een posterieure luxatie van de linker heup (zie fig. 1). Behandeling Er vindt binnen zes uur een onbloedige repositie van de heup plaats waarbij de luxatiestand al bij de eerste poging kan worden opgeheven. Na de repositie wordt een computer tomografie (CT) vervaardigd om de congruentie van het heupgewricht te beoordelen. Deze toont een goede positie van de femurkop in het acetabulum en geen andere afwijkingen. Verloop Onze patiënte ervaart na repositie tintelingen in haar linker voet, die na 24 uur weer zijn verdwenen. In de eerste week wordt belast met twee elleboogkrukken waarbij het belastingsniveau op geleide van pijn is. Een week na repositie is nummer 3 | juli 2013 | Sport & Geneeskunde 35 Sportmedische praktijk gestart met gerichte sportfysiotherapeutische oefentherapie met een frequentie van tweemaal per week. De eerste fase bestaat hoofdzakelijk uit gedoseerde mobiliserende oefeningen die gradueel worden uitgebouwd naar meer intensievere oefentherapie met als uiteindelijk einddoel; judo op nationaal niveau (pre-letsel niveau). Om dit doel te verwezenlijken wordt gebruik gemaakt van de Rehaboom revalidatie methode.3 Vier en een halve maand na letsel kan de judoka weer zonder pijn haar trainingen hervatten. Discussie Heupluxaties zoals hierboven beschreven zijn binnen de sportende populatie zeldzaam. Het herkennen van het klinische beeld van een luxatie, gevolgd door gerichte diagnostiek en inzetten van adequaat beleid, direct na dit trauma, is essentieel.6 Zo ontstaat een goed beeld van de aard en omvang van het letsel en wordt het risico op avasculaire necrose (AVN) van de femurkop zo veel mogelijk beperkt. Röntgenopnames dienen in twee richtingen, voor-achterwaarts en lateraal genomen te worden voor een juiste beoordeling. Deze patiënte had echter zeer veel pijn en daarom is bewust afgezien van een opname in laterale richting. Het klinisch onderzoek liet een posterieure luxatie van de linker heup zien. Een anterieure heupluxatie zou tot een abductie exorotatie stand van het been leiden. Meer dan 70% van alle heupluxaties is naar posterieur en bij sporters zelfs meer dan 90%.2,4 Het heupgewricht is zeer stabiel en heupluxaties komen dan ook vooral voor bij hoog energetische letsels zoals een auto-ongeval.5,6,7 Luxaties van de heup tijdens sportbeoefening zijn daarentegen zeer zeldzaam, maar kunnen soms worden gezien bij hogesnelheidsporten zoals voetbal, rugby, skiën, sleeën en fietsen.6,8,9,10 Het mechanisme is vaak een axiale druk op de gebogen knie en heup waarbij de beweging van de femur naar adductie zorgt voor een luxatie van de heup naar achteren. Wanneer de heup in abductie gepositioneerd is tijdens het ongeval, kan ook vaak een begeleidend letsel van de heupkop ontstaan. Het is van cruciaal belang de heup binnen zes uur te reponeren om de kans op avasculaire necrose (AVN) van de heupkop te minimaliseren.6,11 De incidentie van AVN hangt namelijk niet alleen samen met de ernst van het letsel maar ook met de tijd tot repositie. Repositie van een laag energetische heup luxatie binnen zes uur leidt zelden (0 tot 36 Sport & Geneeskunde | juli 2013 | nummer 3 delijk of dit aanwezig is. Over de behandeling na de repositie van een traumatische heupluxatie bestaat in de literatuur geen consensus. Na repositie is het beleid dikwijls twee weken onbelast met krukken om vervolgens in zes weken tijd naar volledige belasting toe te werken.8 Literatuur De tijd tot volledige terugkeer in de sport is zeer afhankelijk van de tijd die tussen de heup luxatie en de uiteindelijke repositie zit. Na een relatief eenvoudige luxatie (zonder fractuur) zijn coxartrose (gemiddeld 25%) en AVN van de heupkop (in maximaal 14% van de patiënten) de belangrijkste complicaties.4,5 4. Court-Brown C, McQueen M, Tornetta III, P. Orthopaedic Surgery Over de auteurs 1. Sportzorg organisatie, http://www.sportzorg.nl/upload/Files/ BIS/Vechtsport 2. Pallia CS, Scott RE, Chao DJ. Traumatic hip dislocation in athletes. Curr Sports Med Rep. 2002 Dec;1(6):338-45. 3. Goolberg T. De Rehaboom, een methodische aanpak in sportrevalidatie. Essentials Trauma, Chapter 21.1. 2006, 1st edition: 259-64. 5. Tennent TD, Chambler AFW, Rossouw DJ. Posterior dislocation of the hip while playing basketball. Br J Sports Med Leon T.B. Meijer is als sportfysiotherapeut verbonden aan het Universitair Sportmedisch Centrum UMCG te Groningen. Momenteel is hij bezig met zijn laatste fase van de opleiding Master of Physical Therapy in Sports van het NPI/Avans+. Dr. Tom M. van Raaij is als orthopedisch chirurg verbonden aan het Martini Ziekenhuis te Groningen. 1998;32:342-343 6. Hougaard K, Thomsen PB. Traumatic posterior dislocation of the hip: prognostic factors influencing the incidence of avascular necrosis of the femoral head. Arch Orthop Trauma Surg Figuur 1. De conventionele voorachterwaartse röntgen opname van het bekken. 14%) tot een AVN.4,5,13 In 85% van de gevallen is een onbloedige repositie van de heup succesvol. Interpositie van weke delen of een ‘boordeknoop positie’ van de heupkop kan er voor zorgen dat de heup alleen chirurgisch (bloedig) te reponeren valt. Het ‘boordeknoop’ fenomeen wordt gezien wanneer de heupkop zich door het posterieure kapsel en/of de exorotatoren spieren heen boort. Pogingen tot repositie leiden dan tot het steeds vaster komen te zitten van de heupkop rond deze weke delen met als gevolg dat de heupkop als een soort van boordeknoop gefixeerd blijft. Voor repositie moet de neurovasculaire status van het been gecontroleerd zijn. In 10% van de gevallen treedt bij een posterieure luxatie een nervus ischiadicus beschadiging op. Vaak betreft het dan een neuropraxie die van voorbijgaande aard is.4 Onze patiënte ervoer na de repositie tintelingen in de linker voet welke na 24 uur verdwenen. Bij letsels als deze, die weinig voorkomen, is het moeilijk om een prognose te geven met betrekking tot terugkeer in de sport en de tijdslijn waarin een en ander kan plaatsvinden. Revalidatieprotocollen ontbreken en de behandelaar richt deze dan ook bij voorkeur strikt individueel in. Hierbij wordt rekening gehouden met fasen van wondherstel, herwinnen van mobiliteit, coördinatie en kracht. De oefentherapie dient bij voorkeur systematisch te worden ingericht. Een methodiek als die van de Rehaboom leent zich daar expliciet voor. 1986;106:32–5. 7. Yates C, Bandy WD, Blasier RD. Traumatic dislocation of the hip in a high school football player. Phys Ther. 2008 Jun;88(6):7808. doi: 10.2522/ptj.20070298. Epub 2008 Mar 27. 8. Dreinhöfer KE, Schwarzkopf SR, Haas NP, Tscherne H. Isolated traumatic dislocation of the hip. Long-term results in 50 patients. J Bone Joint Surg Br. 1994 Jan;76(1):6-12. 9. Mohanty K, Gupta SK, Langston A: Posterior dislocation of hip in adolescents attributable to casual rugby. J Accid Emerg Med 2000, 17(6):429. 10. Sherry E: Hip dislocations from skiing. Med J Aust 1987, 146:227–228. Dankwoord gaat uit naar Hans Zwerver en Igor Tak voor hun kritische bijdrage bij het tot stand komen van dit artikel. 11. Brav EA. Traumatic dislocation of the hip. J Bone JointSurg (Am) 1962; 44: 1115-34. 12. Butler JE. Pipkin type II fractures of the femoral head. JBone Joint Surg (Am) 1984; 63: 1292-6. 13. Yang EC, Cornwall R. Initial treatment of traumatic hip dislocations in the adult.Clin Orthop Relat Res. 2000 Aug;(377):24-31. 14. Nast-Kolb D, Ruchholtz S, Schweiberer L. Treatment of Pipkin fractures, Orthopade. 1997 Apr;26(4):360-7 Na repositie is computer tomografie onderzoek zeer waardevol om de congruentie van het heupgewricht te beoordelen. Begeleidend ossaal letsel van heupkop en/of acetabulumwand (fractuur) kan zo opgespoord worden.12,14 Een fractuur van de heupkop die nogal eens voorkomt bij een posterieure luxatie van de heup wordt een ‘Pipkin’ fractuur genoemd.13 Bij deze patiënte werd geen fractuur aangetroffen. Een magnetisch resonantie onderzoek (MRI) is pas in een later stadium zinvol om een mogelijke AVN van de heupkop te beoordelen. Vaak is binnen twee jaar wel dui- nummer 3 | juli 2013 | Sport & Geneeskunde 37