Naar wie moet ik luisteren?

advertisement
Alles wat we kenden,
alles wat we geleerd hadden,
moesten we vergeten.
We moesten alles
opnieuw leren doen.
uit : Niemand weet dat ik een mens ben.
Erwin Mortier & Lieve Blancquaert
Naar wie moet ik luisteren?
DE COMPLEXITEIT VAN
OPGROEIEN IN EEN
OPVANGCENTRUM.
DR. LIEVE SWINNEN
KINDER- EN JEUGDPSYCHIATER
12 MEI 2011
Naar wie moet ik luisteren ?
 Inleiding
 Iemand worden
 Veilig
ontwikkelen
 Risicofactoren kind/gezin/omgeving
 Veerkracht
 Iemand zijn
 Identiteit
 Verantwoordelijk
 Besluit
en zelfstandig
Inleiding
 Vreemdeling, vluchteling, illegaal…
Geen keuze maar noodzaak: oorlog, geweld, mishandeling…
 Breuk met het verleden: vervreemding, ontworteling,…
 Een plek vinden in een onbekende omgeving
 Mag ik blijven?

 KIND!
Iemand worden: ontwikkelen
 Iemand zijn: identiteit, verantwoordelijk en zelfstandig

Iemand worden: Ontwikkeling
 Aanleg
 Betekenisvolle gebeurtenissen
 Factoren in de omgeving
beïnvloeden de ontwikkeling zowel in positieve
(beschermende factoren/veerkracht) als in
negatieve (risicofactoren) zin.
Veilig ontwikkelen
 Basisveiligheid: hechting
 Beperken van traumatische factoren
 Voorkomen van mishandeling/misbruik
 Positief gezinsfunctioneren
 Ondersteuning door ouders, leerkrachten,
leeftijdsgenoten
Veilig ontwikkelen = beperkingen onderkennen,
risico’s vermijden/minimaliseren, beschermende
factoren bevorderen
Risicofactoren kind/gezin/omgeving
- Hechting
- Traumatische factoren
- Functioneren ouders
- Pedagogisch handelen
 Risico op emotionele en/of gedragsproblemen
Basisveiligheid : hechting
 Hechting = maat voor de door het kind ervaren
lichamelijke en emotionele veiligheid in de relatie met de
belangrijkste verzorger(s) (Bowlby, 1969)
Intense en blijvende gevoelsband tussen kind en moeder (of
moederfiguur)  Subjectief gevoel van zekerheid.
 Biologische functie: bescherming
 Emotionele functie: noodzakelijk om vanuit vertrouwen de
wereld te kunnen verkennen

 Gezinnen op de vlucht: risico dat  veiligheid,
afwezigheid , emotionele betrokkenheid.
Hechting/onthecht
 Veilig gehecht: adequate reactie van de moeder(figuur)
op affectieve en gedragsmatige signalen van kind  veiligheid
om wensen kenbaar te maken, emoties te delen,..
 Vermijdend: verwerping ervaren van ouder, vooral op
momenten van troost  negatieve emoties worden
onderdrukt, verstoorde emotieregulatie
 Afwerend: ouder minimaal of veranderlijk beschikbaar
emoties uitvergroten, frequenter om aandacht vragen,
afhankelijkheid uitvergroten
 Gedesorganiseerd: gebrek aan respons, initiatieven die
geen rekening houden met behoeftes kind  chaotisch,
weinig coherentie in gedrag
Traumatische factoren
 Vreemdeling/vluchteling/illegaal /KIND
 Voorgeschiedenis
van oorlog, politiek geweld, …
vreselijke verhalen en geschiedenissen
 Ontworteling door de reis èn confrontatie met totaal
onbekend deel van de wereld, andere samenleving,
andere cultuur, andere taal
 Opgroeien met getraumatiseerde ouders, ouders die
verantwoordelijkheid niet (mogen/kunnen) opnemen
 Verhoogd risico op mishandeling/verwaarlozing
 Onzekerheid!
Functioneren ouders
Moeder/vader zijn in opvangcentrum
 Identiteit van de ouder
 Trauma’s verwerken
 Eigen problematiek
 Tijd/plaats/ruimte
 Opvoedingsstijlen
 Pedagogisch handelen
Pedagogisch handelen
Relatie gezin/gedragsproblemen
 Riscio op gedragsproblemen
Opvoedingsvaardigheden: tekort aan controle/opvolging, niet
consequent reageren, onduidelijke opdrachten geven,
verwennende/permissieve opvoedingsstijl
 Genetische invloeden
 Kwaliteit ouder-kind interactie: negatieve omgangsvormen,
onveilige hechting, verwerping
 Onrechtstreekse invloed van familiefactoren: conflicten tussen
ouders, stresssituaties, agressief gedrag ouders
 Fysieke straffen, misbruik en verwaarlozing

Veerkracht (‘Resilience’)
Veerkracht betekent de mogelijkheid om met
stress en moeilijke levensomstandigheden om te
gaan op een wijze waardoor de ontwikkeling van
zelfvertrouwen en sociale competentie bevorderd
wordt.
Dynamisch proces van ‘goede’ adaptatie in een
context van belangrijke risico’s.
Aanleg versus milieu
 Lange tijd is ‘temperament’ aanzien als één van
de belangrijkste factoren in het ontwikkelen van
veerkracht
 Nu: nadruk op wisselwerking. Het genetisch
bepaald temperament lokt een vorm van
aandacht en stimulatie uit dat effect van
risicofactoren kan beperken/versterken
►Kwaliteit van ouderschap blijkt kritische factor
in het ontwikkelen van veerkracht
Bevorderen van veerkracht
 Ondersteunen van
 Goede
zelfervaringen
 Goede relationele ervaringen
 Opvangen van
 Slechte
zelfervaringen
 Slechte relationele ervaringen

‘Goed genoeg’ zelfbeeld
Bevorderen van veerkracht
 Steun leren aanvaarden en gebruiken
 Stevig, positief gekleurd zelfbeeld
 Leren uit wat verkeerd loopt
En dit in de verschillende levensdomeinen

Veerkracht
Bevorderen van veerkracht
In opvangcentrum
 Kwaliteit van het ouderschap bewaken
 Vervangende ouder zijn
 Positieve ervaringen stimuleren: in in
centrum/school/vrije tijd
 Ondersteuning in verwerking van negatieve
ervaringen
 Evenwicht tussen zelf doen/hulp aanvaarden
Iemand zijn
 Ontwikkelen = van afhankelijk kind tot zelfstandig
functionerend persoon
 Puberteit
 Identiteitsvorming
 Verantwoordelijk en zelfstandig
Puberteit :Vijf grote veranderingen
 Eén : de groeispurt
 Twee : kritiek op eigen lijf
 Drie : de blik naar buiten
 Vier : de val van ma en pa (en alle zeurende
volwassenen)
 Vijf : verliefd tot en met
Identiteit
Adolescentie : mentale voorbereiding op de
volwassenheid
 Eigen keuzes leren maken
 Zich minder laten leiden door wat er op dit
moment gebeurt
 Het leren aangaan van een relatie met
verantwoordelijkheid
Identiteit
 Ontwikkelen van zelfgevoel als een autonoom,
actief en competent handelend persoon in een
relatief veilige wereld (Erikson, 1971)
Identiteits’crisis’: crisis in de zin van een keerpunt, cruciale
periode van grotere kwetsbaarheid en verhoogd potentieel
 Problemen in eerdere stadia bemoeilijken dit proces
(misbruik, hechtingsproblemen)
 Vreemdeling, Vluchteling, Illegaal…. confrontatie met het
anders zijn! Dezelfde mogelijkheden? Toekomstperspectief?

Relatie tot volwassenen
 Vroege adolescentie

Volwassene is nog een belangrijke steun; stilaan losmaken
 Midden adolescentie:

Leeftijdsgenoten = norm; afzetten tegen volwassenen
 Late adolescentie/Jongvolwassene

Eigen keuzes worden belangrijker dan die van de groep;
volwassene: opnieuw een ‘partner’
Kwetsbare jongeren
 Ontbreken van kleine, behaaglijke leefwereld en
privacy  verkennen van eigen persoonlijkheid
wordt bemoeilijkt
 Vertrouwensrelaties opbouwen is niet evident
 ‘Anders’ zijn wordt moeilijk aanvaard
(leeftijdsgenoten zijn de norm)
 Bijzondere relatie met ouders: parentificatie, geen
emotionele steun, zich afzetten tegen wie?,…
 Toekomstperspectief?
‘Kwetsbaren’ versus ‘ettertjes’
 Kwetsbaren: ‘lijdende’ groep
Kansarm, integratiemoeilijkheden, ‘horen er niet bij’
 Verkopen last, gedrag niet goed te praten, maar wel signaal

 ‘Ettertjes’
Problematisch, onaangepast gedrag, lastpakken die rotverwend
zijn
 Groot ‘ego’: hebben niet geleerd dat je ook met frustraties moet
leren leven

Verantwoordelijk en zelfstandig
 Trauma’s verwerkt
 Opleiding en vorming
 Realistisch zelfbeeld
 Toekomstperspectief
 Bedenking :
Jongeren : 2/10 ernstige gedrags- en emotionele problemen
 1/10 andere gedragsproblemen (éénmalig, reactie op…)
 Met 70% van de tieners gaat het goed!)
Ook voor jongeren in opvangcentra??

Besluit
 Opgroeien als
vreemdeling/vluchteling/illegaal/KIND = risico
 Iemand worden kan het kind door het beperken
van risicofactoren, het bevorderen van veerkracht.
Kind èn ouders dienen ondersteund.
 Iemand zijn kan de adolescent door het coachen
van de identiteitsvorming. De trauma’s dienen
verwerkt, opleiding gegarandeerd èn perspectief
geboden. Ondersteunende volwassen zijn ook
hier cruciaal.
Download