Neurologie Editorial Editorial bij de bijdrage van Henselmans en Van de Loosdrecht, getiteld ‘Progressieve multifocale leuko-encefalopathie: de rol van rituximab en natalizumab’ E.A.C.M. Sanders (Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:58-9) Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) is een zeldzame, demyeliniserende aandoening van de hersenen veroorzaakt door een polyomaJC-virus. Hoewel dit virus bij mensen veelvuldig voorkomt is het optreden van PML zelf uitzonderlijk en wordt vaak gezien in associatie met een immunogecompromitteerde aandoening. Aanvankelijk werd PML aangetroffen bij ziekten van immuno-hematologische aard, zoals het non-Hodgkin lymfoom of chronische lymfatische leukemie. Naderhand was aids een veel voorkomende oorzaak voor het optreden van PML. Sinds kort wordt deze zeldzame aandoening geassocieerd met medicatie die gebruikt wordt bij (neuro-) immunologische aandoeningen, zoals psoriasis, reumatoïde artritis (RA) en multipele sclerose (MS). In het overzicht van collegae Henselmans en Van Loosdrecht wordt melding gemaakt van het optreden van PML bij twee veelvuldig gebruikte monoklonale antilichaamtherapieën: rituximab (reumatoïde artritis, RA) en natalizumab (multipele sclerose, MS).1 Rituximab is een monoklonaal antilichaam dat zich bindt aan het CD20-antigen van de B-lymfocyt en daardoor onder andere bij B-cel maligniteiten tot celafbraak aanleiding geeft. Wellicht dat dit mechanisme verantwoordelijk is voor de repopulatie van het JC-virus en daardoor voor het ontstaan van PML. Natalizumab is een gehumaniseerd monoklonaal antilichaam dat bindt aan het α-4-integrine; hierdoor ontstaat een blokkade van migratie van T-lymfocyten door de bloed- hersenbarrière met als gevolg bescherming van het hersenweefsel tegen de foutief geprogrammeerde T-lymfocyten. Dit mechanisme reactiveert op deze wijze het JC-virus waardoor de kans op ontwikkeling van PML wordt gestimuleerd. De incidentie van PML bij het gebruik van rituximab is beduidend lager dan bij natalizumabgebruik (0.04%o vs >1%o). Dit hangt mogelijk samen met de verhoogde kwetsbaarheid van de oligodendrocyt als gevolg van de auto-reactieve T-lymfocyt betrokken bij MS. De waarneming dat PML optreedt bij een aantal monoklonale antilichaam- en andere biologische therapieën geeft aanleiding tot bezorgdheid over het veiligheidsprofiel van deze middelen. Bij de ziektebeelden RA, MS en psoriasis werd er voor toepassing van deze middelen nooit enige vorm van PML gezien. De relatie tussen het JC-virus en PML is in 1965 voor het eerst gelegd.2 Hoe mensen met het JC-virus geïnfecteerd raken is niet bekend. De ’besmetting’ gaat niet gepaard met klinische ziekteverschijnselen. Het JC-virus komt voor in de urine tot bij 70% van verder immunologisch gezonde individuen. Na infectie kan het virus zich in verschillende orgaansystemen sluimerend ophouden: nier, tonsil, beenmerg, mild, lymfeklier, long en mogelijk hersenen. Waarschijnlijk verloopt de reactivering van het JC-virus via verandering van functie van B-lymfocyten. Deze lymfocyten zijn in staat genetisch materiaal te herschikken. Het JCVDNA aangetroffen in beenmerg is overeenkomstig neurotrofisch JCV en daardoor een belangrijke pathogene oorzaak voor PML. Het vinden van JCV-antilichamen in het bloed betekent niet dat er Auteur: dhr. dr. E.A.C.M. Sanders, neuroloog, Breda. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële vergoeding: geen gemeld. Trefwoorden: multipele sclerose, IRIS, PML, JC-virus. Key words: multiple sclerosis, IRIS, PML, JC virus. Ontvangen: 27 februari 2012, geaccepteerd 1 maart 2012. 58 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie vol 113 - nr.2 - april 2012 2 daardoor bescherming tegen deze infectie bestaat. Om het risico op het ontstaan van PML te verminderen is het aangewezen om JCV-antilichamen in het serum te bepalen alvorens patiënten starten met monoklonale antilichaamtherapie. Indien negatief is de kans op PML in de loop van de behandeling nagenoeg nihil. Wel wordt aangeraden de test iedere zes tot twaalf maanden te herhalen, omdat volwassenen 3% kans per jaar hebben om alsnog met het JC-virus geïnfecteerd te raken. Indien positief kan met behulp van MRI-onderzoek van het cerebrum iedere zes maanden vervolgonderzoek worden verricht. PML laat in het begin vaak geen klinische symptomen zien. Het MRI-onderzoek kan worden gebruikt om (nieuwe) MS-letsels van PML te onderscheiden. PML-letsels zijn vaak confluerend met uitbreiding naar de grijze stof en kunnen cerebellair gelokaliseerd zijn. De letsels kleuren vaak niet aan met gadolinium contrastmiddel. Bij eenmaal ontdekte PML staat de behandeling niet vast. Het gebruik van mirtazapine als profylaxe tegen PML is gesuggereerd omdat het JC-virus een 5HT2areceptor gebruikt om aan de cel te binden. Evenzo wordt als behandeling mefloquine gepropageerd omdat dit middel werkt als remmer van virusreplicatie als cellen door een virus geïnfecteerd zijn. Naarmate de patienten langer dan vierentwintig maanden zijn blootgesteld aan natalizumab treedt PML veel- Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie vuldiger op. Een voorstel om natalizumabgebruik na twee jaar gedurende zes maanden te staken is een niet voor de hand liggende handelswijze, omdat de ziekteactiviteit van voor de behandelingsperiode onmiddellijk terugkeert.3 Los van het voorkomen van PML en de behandeling ervan komt het immuunreconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) voor dat met een sterkere achteruitgang gepaard kan gaan dan PML zelf. Het IRIS-fenomeen is een uiting van herstel van het immuunsysteem. Het treedt altijd op daar waar natalizumab wordt gestaakt. De behandeling van IRIS komt neer op het toedienen van hoge doseringen corticosteroïden. Het PML-IRIS-fenomeen kan weken tot maanden aanhouden. De toekomst zal moeten uitwijzen of PML de enige risicofactor is van het gebruik van de nieuwe biologische middelen, zoals monoklonale antilichamen, TNF-α-remming en interleukinen. Referenties 1. Henselmans JM, Van Loosdrecht AA. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie: De rol van rituximab en natalizumab. Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:xxx-xxx. 2. Berger JR. Progressive multifocal leucoencephalopathy and newer biological agents. Drug Safety, 2010;33:969-83. 3. O’Connor PW, Goodman A, Kappos L et al. Disease activity return during natalizumab treatment interruption in patients with multiple sclerosis. Neurology, 2011;76;1858-65. vol 113 - nr.2 - april 2012 59