Het oriënterend fertiliteitsonderzoek

advertisement
Het oriënterend
fertiliteitsonderzoek
(OFO)
Inhoudsopgave
Inleiding
2
Hoe groot is de kans op spontane zwangerschap?
2
Wat houdt het OFO in?
1. Anamnese (ziektegeschiedenis)
2. Lichamelijk onderzoek
3. Aanvullend onderzoek
 Onderzoek van het sperma
 Vaststellen van de eisprong (eisprongdetectie)
 Echoscopisch onderzoek
 Bloedonderzoek
4. Samenlevingstest
5. Onderzoek doorgankelijkheid eileiders
 Een baarmoederfoto
 Een kijkoperatie
3
3
4
4
4
5
6
7
7
8
8
8
Emotionele aspecten
9
Aanvullende informatie
10
Tot slot
11
Onderzoeken
12
1
Inleiding
In deze folder leest u informatie over het oriënterend fertiliteitsonderzoek (OFO). Het onderzoek kan duidelijkheid geven waardoor
u niet zwanger bent geworden. Het OFO is een basisonderzoek dat
uit verschillende onderzoeken bestaat. Op de laatste pagina in deze
folder is aangekruist welke onderzoeken voor u en uw partner nodig
zijn.
U komt voor het OFO in aanmerking als u na één jaar onbeschermd
seksueel contact niet zwanger bent geworden.
Bij het OFO worden stap voor stap een aantal mogelijke oorzaken
van het uitblijven van een zwangerschap onderzocht. Bijvoorbeeld
de eigenschappen van het sperma, de aanwezigheid van een eisprong, de eigenschappen van het slijm van de baarmoederhals en
de doorgankelijkheid van de eileiders.
 Bij ongeveer drie op de tien paren ligt de oorzaak van het
uitblijven van een zwangerschap bij de vrouw
 Bij drie op de tien bij de man.
 En bij weer drie op de tien bij beiden.
 Bij één op de tien paren wordt uiteindelijk geen oorzaak gevonden.
De leeftijd van de vrouw is een zeer belangrijke factor bij het wel of
niet zwanger raken.
Hoe groot is de kans op een
spontane zwangerschap?
Als u regelmatig onbeschermd seksueel contact heeft, is de kans
dat u binnen één jaar zwanger wordt, ongeveer tachtig procent.
Deze kans wordt kleiner met het stijgen van de leeftijd van de
vrouw.
2
In elke menstruatiecyclus is de kans op zwangerschap ongeveer
tien tot vijftien procent. De kans is het grootst bij seksueel contact
rondom de vruchtbare periode, ongeveer veertien dagen voor de te
verwachten menstruatie (zie verder het kopje ‘Vaststellen van de
eisprong’).
Als u langere tijd onbeschermd seksueel contact heeft, maar niet
zwanger bent geworden, wordt de kans op een zwangerschap
kleiner. Toch blijft de kans dat u zwanger wordt meestal nog wel
bestaan, afhankelijk van de oorzaak. Eén op de zes paren die een
kind willen, heeft problemen met de vruchtbaarheid. Van deze paren
blijft in Nederland ongeveer vijf procent uiteindelijk ongewild kinderloos.
Wat houdt het OFO in?
 Anamnese (ziektegeschiedenis) van de vrouw en de man
 Lichamelijk onderzoek
 Aanvullend onderzoek:
- onderzoek van het sperma
- het vaststellen van de eisprong
- echoscopie
- onderzoek van het bloed
Afhankelijk van de resultaten krijgt u daarna één of meerdere van de
volgende onderzoeken:
 Samenlevingstest (post-coïtum test, Sims-Hühner test)
 Onderzoek naar de doorgankelijkheid van de eileiders (een
baarmoederfoto of een kijkoperatie)
1.
Anamnese (ziektegeschiedenis)
De gynaecoloog stelt u en uw partner vragen over uw gezondheid,
eventueel medicijngebruik, roken, alcohol- en/of drugsgebruik en
bijzondere aandoeningen of ziekten in uw familie, waaronder eventuele vruchtbaarheidsproblemen. Ook wordt gevraagd naar hoe uw
cyclus verloopt en of u ooit gynaecologische problemen, seksueel
overdraagbare aandoeningen of buikoperaties heeft gehad.
3
Verder wil de gynaecoloog in dit gesprek weten of u eerdere
zwangerschappen en bevallingen heeft gehad en zo ja, hoe die zijn
verlopen. Ook is het van belang hoe lang u probeert zwanger te
raken.
Als u problemen heeft bij het vrijen, kunt u dit met de gynaecoloog
bespreken.
Uw partner krijgt vragen over roken, alcohol gebruik, drugs gebruik,
eventuele liesbreukoperaties, het indalen van de zaadballen
(testikels) en of er ooit een bijbalontsteking of seksueel overdraagbare aandoening is geweest.
2.
Lichamelijk onderzoek
Het algemeen lichamelijk onderzoek bij de vrouw bestaat uit het
onderzoek naar de lengte, het gewicht en het beharingspatroon.
Hierna volgt het gynaecologisch onderzoek. Met een speculum
(eendebek) kijkt de gynaecoloog naar uw baarmoedermond. Daarna
krijgt u een inwendig onderzoek. De gynaecoloog bekijkt de grootte
van uw baarmoeder en eierstokken en bekijkt of er afwijkingen zijn.
Uw partner wordt meestal alleen onderzocht als bij het onderzoek
van zijn sperma afwijkingen zijn gevonden.
3.
Aanvullend onderzoek
 Onderzoek van het sperma
De gynaecoloog vraagt uw partner om zijn sperma in te leveren voor
onderzoek in het laboratorium op locatie Zwijndrecht. Het produceren van het sperma kan thuis plaatsvinden door masturbatie,
waarbij het in een potje wordt opgevangen. Het sperma moet op
kamertemperatuur blijven en binnen één uur worden afgegeven.
Meer informatie hierover leest u in de folder ‘Algemeen Spermaonderzoek, locatie Zwijndrecht”. Deze folder is ook te downloaden
via onze website www.asz.nl.
Bij het onderzoek wordt gekeken naar de hoeveelheid sperma, het
aantal bewegende zaadcellen, de vorm van de zaadcellen en de
eventuele aanwezigheid van afweerstoffen tegen zaadcellen. Als er
afwijkingen worden gevonden, moet het onderzoek soms meerdere
malen herhaald worden met een tussenpoos van tenminste tien
weken.
4
 Vaststellen van de eisprong (eisprongdetectie)
Om vast te stellen of er een eisprong plaatsvindt zijn er verschillende onderzoeken mogelijk: 1) de temperatuurcurve, 2) onderzoek
van het bloed en 3) echoscopisch onderzoek.
1) De temperatuurcurve (BTC)
Tijdens een periode waarin u twee tot drie keer menstrueert, kunt u
een zogeheten basale temperatuurcurve (BTC) bijhouden. Hierbij
meet u zodra u wakker bent, via uw anus uw temperatuur.
U begint met meten op de eerste dag van uw menstruatie
(cyclusdag 1). De eisprong vindt meestal veertien dagen voor uw
menstruatie plaats. Het eerste gedeelte van uw cyclus kan variëren
in lengte. Of er een eisprong heeft plaatsgevonden is dus alleen
achteraf vast te stellen.
Een normale cyclus duurt minimaal 21 en maximaal 42 dagen, met
een gemiddelde van 28 dagen.
Na de eisprong is de lichaamstemperatuur gemiddeld 0,3 tot 0,5ºC
hoger dan normaal (zie grafiek). Door het niveauverschil is te zien
dat er een eisprong is geweest.
Voorbeeld van een temperatuurcurve (BTC).
5
2) Onderzoek van het bloed: progesteron
De hoeveelheid van het hormoon progesteron in de tweede helft van
uw cyclus geeft aan of er een eisprong (ovulatie) is geweest. Het
moment van bloed prikken is een week voor de te verwachten menstruatiedatum.
3) Echoscopisch onderzoek
Bij een inwendig echoscopisch onderzoek kan de groei van een
rijpend eiblaasje beoordeeld worden.
Echoscopie is een techniek waarmee organen en structuren in het
lichaam zichtbaar kunnen worden gemaakt. Echoscopie betekent
letterlijk: kijken met geluid dat zó hoog is dat de mens het niet meer
kan horen. Dit geluid wordt uitgezonden door de zogeheten echokop
(‘transducer'). Het geluid veroorzaakt trillingen. Deze trillingen
worden teruggekaatst door de organen in het lichaam. De teruggekaatste trillingsgolven zijn op een scherm te zien. Zo kan de
grootte, de vorm en eventueel de werking van een orgaan beoordeeld worden.
Echoscopie kan inwendig en uitwendig gebeuren. Bij een inwendige
echoscopie wordt de echokop in de vagina (schede) gebracht. Een
uitwendige echoscopie gebeurt via de buikwand. In de gynaecologie
en bij vruchtbaarheidsonderzoek wordt meestal een inwendige echo
gemaakt, in de verloskunde en bij grote afwijkingen meestal een uitwendige echo.
Meestal doet de gynaecoloog zelf het onderzoek bij het eerste
bezoek.
Met een echo kan de arts of echoscopist de rijping van de eicellen
beoordelen, de eisprong volgen en de dikte van het baarmoederslijmvlies meten.
De arts kan een echo (laten) maken om te controleren:
 Of de eiblaasjes goed groeien (follikels).
 Of er een eisprong plaatsvindt.
 Hoeveel eiblaasjes er zijn.
 Of het baarmoederslijmvlies goed is en of het dik genoeg is voor
een eventuele innesteling.
6
 Wat het beste tijdstip is voor gemeenschap, voor inseminatie bij
een IUI-behandeling of voor het leegzuigen van de eiblaasjes bij
een IVF-behandeling.
 Bloedonderzoek
Op de derde dag van uw cyclus kan eventueel de reserve van de
eierstokken worden bepaald door onderzoek van het follikelstimulerend hormoon (FSH) en het hormoon oestrogeen. Eventueel
kunnen ook andere hormonen worden onderzocht, zoals het
thyroïdstimulerend hormoon (TSH), het prolactine (melkklierstimulerend hormoon), het LH (luteïniserend hormoon) en het
testosteron. Soms wordt ook het AMH (anti Muller hormoon)
bepaald.
Of er een eisprong is geweest, is te zien aan de waarde van het
progesteron, een hormoon dat het baarmoederslijmvlies helpt
opbouwen. De gynaecoloog laat deze waarde een week voor de te
verwachten menstruatie bepalen.
Verder wordt meestal uw bloed ook onderzocht op antistoffen tegen
Chlamydia. Chlamydia is een seksueel overdraagbare aandoening.
Als er antistoffen in uw bloed aanwezig zijn, heeft u vroeger zeer
waarschijnlijk een Chlamydia-infectie gehad. Deze infectie kan
onopgemerkt verlopen, echter kan dan toch schade aan de eileiders
hebben veroorzaakt.
Met een diagnostische laparoscopie kan de gynaecoloog de
eventuele gevolgen van een Chlamydia-infectie beoordelen.
4.
Samenlevingstest
Met de samenlevingstest (ook wel post-coïtum-test, SimsHühnertest genoemd) wordt bekeken of de zaadcellen in staat zijn
via het slijm van de baarmoedermond door te dringen in de
baarmoederholte. Dit onderzoek is alleen zinvol wanneer u een
hoge dosering clomifeen citraat (Clomid®) gebruikt voor het
opwekken van een eisprong of wanneer bij u een ingreep aan de
baarmoedermond heeft plaatsgevonden.
7
De gynaecoloog haalt daarvoor vlak voor de eisprong en ongeveer
tien tot twaalf uur na seksueel contact, wat slijm van de baarmoedermond weg. Met de microscoop wordt bekeken of er
voldoende levende zaadcellen in het slijm aanwezig zijn.
Soms moet de test enkele dagen later herhaald worden.
Het kan nodig zijn om het moment van de eisprong nauwkeuriger te
bepalen. Dat kan met een inwendige echografie, eventueel in
combinatie met bloedonderzoek (zie ook het kopje ‘Vaststellen van
de eisprong’). Blijkt dan dat er te weinig zaadcellen zijn, ook als het
slijm kwalitatief goed is, dan is het mogelijk dat het slijm afweerstoffen (antilichamen) tegen de zaadcellen bevat. Ook kan de zaadcelkwaliteit op dat moment wat minder zijn. Het onderzoek wordt
dan herhaald. Factoren die de zaadkwaliteit kunnen beïnvloeden
zijn ondermeer roken en koorts van de man.
5.
Onderzoek naar de doorgankelijkheid van de eileiders
Wanneer u al een keer zwanger bent geweest, hoeft dit onderzoek
niet plaats te vinden.
Er kan op twee manieren onderzocht worden of uw eileiders goed
doorgankelijk zijn: met een baarmoederfoto (een zogeheten hystero
salpingografie, HSG) of een kijkoperatie (laparoscopie).
 Een baarmoederfoto
Bij een baarmoederfoto wordt er via een speculum, een kort, hol
ijzeren staafje in uw baarmoedermond gebracht. Hierdoor wordt met
behulp van een spuit contrastvloeistof in de baarmoederholte en
eileiders ingespoten. Zo worden de grootte en de vorm van de
baarmoeder zichtbaar, een eventuele blokkade van de eileiders en
het slijmvliespatroon in de eileiders. Soms zijn ook verklevingen te
zien rond de baarmoeder, de eileiders en de eierstokken.
Een baarmoederfoto is een poliklinisch onderzoek, dat op de
afdeling Radiologie plaatsvindt.
Een baarmoederfoto kan pijnlijk zijn. Het onderzoek duurt ongeveer
een kwartier. Soms wordt in een later stadium, als u alweer aangekleed bent, nog een foto gemaakt om de verspreiding van de
contrastvloeistof in uw buikholte te bekijken.
8
Meer informatie hierover leest u in de folder ‘Röntgenonderzoek van
de baarmoeder en eileiders. Hystero Salpingografie’. De folder is
ook te downloaden via onze website www.asz.nl.
 Een kijkoperatie
De doorgankelijkheid van de eileiders kan ook getest worden met
een kijkoperatie (een zogeheten diagnostische laparoscopie). Deze
ingreep vindt in de operatiekamer plaats onder algehele narcose.
Meestal blijft u dan een dag in het ziekenhuis.
Bij een kijkoperatie spuit de gynaecoloog een blauwe kleurstof via
de baarmoedermond in de baarmoederholte en eileiders.
Bij een kijkoperatie kan ook de buitenkant van de baarmoeder en de
omgeving van de eileiders en eierstokken bekeken worden. Daardoor zijn eventuele verklevingen en/of endometriose (baarmoederslijmvlies dat zich buiten de baarmoeder bevindt) zichtbaar. Daarom
lijkt een kijkoperatie een beter onderzoek als er bij een verdenking
bestaat op een eerder doorgemaakte chlamydia infectie of als u een
operatie in uw buik heeft gehad waardoor de kans op verklevingen
is verhoogd of wanneer u buikpijn heeft.
Meer informatie hierover vindt u in de folder ‘Laparoscopie door de
gynaecoloog’.
Emotionele aspecten
Het lijkt zo vanzelfsprekend om zwanger te raken en als dat moeilijk
of niet lukt, kan dat veel emoties met zich mee brengen. Veel
vrouwen en hun partners krijgen te maken met ontkenning, schuld,
boosheid en depressie. In deze periode kan ook uw relatie veranderen. We raden u aan uw gevoelens met uw partner, de gynaecoloog, familie of vrienden te delen. Via de gynaecoloog kunt u
worden verwezen naar een medisch psycholoog. Ook kan het
helpen contact te zoeken met lotgenoten, zoals via Freya, de
patiëntenvereniging voor vruchtbaarheidsproblemen.
9
Aanvullende informatie
 Freya, Patiëntenvereniging voor vruchtbaarheidsproblematiek
Postbus 620, 4200 AP Gorinchem
Tel. (024) 301 03 50
www.freya.nl
 Stichting Ambulante FIOM, Centraal Bureau
Kruisstraat 1, 5211 DT 's-Hertogenbosch
Tel. 088 126 49 00
www.fiom.nl
Verspreid over heel Nederland zijn er negen vestigingen voor
vragen over zwangerschap, ongewenste kinderloosheid, adoptie,
geweld in relaties en seksueel geweld.
 Wilt u meer lezen over vruchtbaarheidsbehandelingen? Het boek
'Waar blijft de ooievaar' staat vol met praktische vragen en antwoorden over zwanger worden, de invloed van levensstijl op de
zwangerschap en de methoden die er zijn om het zwanger
worden 'een handje te helpen'.
Het boek is mede geschreven door fertiliteitsarts Grada van den
Dool van het Albert Schweitzer ziekenhuis. De informatie in het
boek is gebaseerd op de ervaringen met honderden stellen, die
door de jaren heen voor een behandeling in het Albert
Schweitzer ziekenhuis kwamen. De vragen die zij veelvuldig aan
de arts stelden, worden in het boek beantwoord.
10
Tot slot
In deze folder geven we u een algemene indruk van wat u kunt
verwachten tijdens het oriënterend fertiliteitsonderzoek. Het
fertiliteitsonderzoek kan langer duren dan u en uw partner verwachten: elke stap kost nu eenmaal tijd. Als u vragen heeft kunt u
deze met uw gynaecoloog of fertiliteitsarts bespreken. Is de
belasting van de onderzoeken te groot voor u, bespreek dan met de
gynaecoloog hoe ze stap voor stap in uw eigen tempo uitgevoerd
kunnen worden.
Meer informatie over de Fertiliteitspolikliniek en de behandelingen
vindt u op onze website www.asz.nl.
De tekst van deze folder is gebaseerd op teksten van de NVOG, Nederlandse
Vereniging voor Gynaecologie & Obstetrie
Beroepsgroep voor gynaecologen, fertiliteitsartsen en verloskundigen
www.NVOG.nl
11
Onderzoeken
De aangekruiste onderzoeken zijn voor u gepland:

Bloedonderzoek op dag 3 (4 of 5) van de cyclus. De 1e dag
van de menstruatie is cyclusdag 1.
De precieze dag weet u niet van tevoren, maar labbriefjes
worden al meegegeven.

Bloedonderzoek (progesteron bepaling) 1 week na de
eisprong, meestal rond dag 21 van uw cyclus,

Chlamydia antistof titer (CAT)

Cyclusmonitoring (inwendige echoscopie)

Sperma onderzoek

Samenlevingstest

HSG (baarmoeder foto)

Laparoscopie (kijkbuisoperatie)

Verwijzing naar de Preconceptie-poli

Verwijzing naar de OGZ poli: overgewicht en zwangerschap.

……………………
12
Albert Schweitzer ziekenhuis
februari 2016
pavo 0949
Download