Dienst Marien Milieu Potentiële EU-Habitatrichtlijngebieden in het Belgische deel van de Noordzee Formulier publieksbevraging Identificatie Stichting van de Nederlandse Visserij Treubstraat 17 Postbus 72 2280 AB Rijswijk Nederland Contactpersoon: mw. drs. C.M. Seip-Markensteijn Opmerkingen Lijnnummers Opmerkingen 821-825-831 Er wordt te generalistisch gesproken over ‘de boomkorvisserij’. Boomkorvisserij is een verzamelnaam voor een variatie aan technieken. 855-857 Het is nogal drastisch om extincties van bepaalde tweekleppigen toe te schrijven aan de boomkor en andere bodemberoerende activiteiten. Er zullen zeker nog andere factoren hebben meegespeeld, zoals stormen, zandwinning, een afname in eutrofiering, e.d. Voor het verdwijnen van sommige schelpdierbestanden, zoals spisula, is helemaal niet bekend wat de oorzaak is. Bovendien wordt de stelling onvoldoende gesteund door referenties. 866-869 Deze studie dient niet als impact studie, maar als beoordeling van de ecologische waarden. Deze paragraaf is hier dus niet op zijn plaats. Onder algemene opmerkingen kunt u voorts een aantal aanvullende referenties terugvinden, die een genuanceerder beeld van bodemberoering door boomkorvisserij geven. 1000-1002 Niet duidelijk wordt uit het rapport of de genoemde gebieden zich kenmerken door hoge natuurlijke dynamiek. Gelet op de overeenkomsten met de Nederlandse Natura 2000-gebieden Voordelta en Vlakte van de Raan, is ons vermoeden dat deze hoge natuurlijke dynamiek zeker aanwezig is. De ontwikkeling van het habitattype 1170 lijkt ons daarom vooral beïnvloed door deze natuurlijke verstoring. 1076 De visserijdruk is de afgelopen jaren sterk gedaald. 1099-1103 Het is nogal drastisch om het verdwijnen van de Europese oester uit BDNZ toe te schrijven aan de boomkor, zie opmerking bij 855-857 1110-1111 Idem als “821-825-831” en “866-869”. Net als de Belgische is ook de Nederlandse boomkorvloot ingekrompen. Veel 3000 pkschepen zullen er niet meer waargenomen worden. 1198-1199 Het is niet wetenschappelijk aangetoond dat enkel de afwezigheid boomkorvisserij een verhoging van de bedekkinggraad teweeg brengt. 1812-1817 Bijvangst van bruinvissen komt niet voor in sleepvisserij. 2865-2867 Er is slechts beperkt zicht op de toestand van het benthisch ecosysteem van voor het industriële tijdperk en toch wordt door het rapport heen in hoofdzaak de visserij aangewezen als verstorende factor. Zeer veel andere factoren kunnen ook een invloed hebben gehad. 3154 e.v. Gelet op de aansluiting van het Belgische deel van de Vlakte van de Raan op het Nederlandse deel, is afstemming over studies en het verdere proces m.b.t. eventuele maatregelen nodig. van Andere opmerkingen of commentaar - de studie dient ter vaststelling van een lijst met potentiële Habitatrichtlijngebieden. Er wordt in de studie echter teveel aandacht besteed aan impact van activiteiten, zoals visserij. Deze studie is geen impact assessment. Alle effectgerelateerde opmerkingen dienen daarom te worden verwijderd. Voor de impact assessment die moet volgen op deze studie geef ik u hieronder een aantal referenties: - Platvissoorten (de commercieel interessante vissoorten voor de Nederlandse boomkorsector) voeden zich onder andere met bentische soorten, die gedood of beschadigd zijn door boomkorvisserij. De visserij is dus niet per definitie schadelijk voor al het onderwaterleven. Dit is nader beschreven in De Groot (1984) en Rijnsdorp (1996). S.J. de Groot, 1984.- The impact of bottom trawling on benthic fauna of the North Sea. Ocean Management 9(3-4): 177-190; A.D. Rijnsdorp en P.I. van Leeuwen, 1996.- Changes in Growth of North Sea Plaice since 1950 in relation to density, eutrophication, beam-trawl effort, and temperature. ICES Journal of Marine Science 53(6): 1199-1213 - Bovendien dient er genuanceerder naar de effecten van boomkorvisserij te worden gekeken: “ The data collected so far do suggest that the claim by Rauck (1985) that beam trawling has a detrimental effect on the benthos is untenable. The areas of intensive beam trawling shown in the present study, have already been trawled intensively for several years and still provide profitable fishing grounds. Without ample benthic food for plaice and sole, these fishing grounds would have lost their profitability for fishing.” A.D. Rijnsdorp et al, 1998.- .- Micro-Scale Distribution of Beam Trawl Effort in the Southern North Sea Between 1993-1996 in Relation to the Trawling Frequency of the Sea Bed and the impact on benthic organisms. ICES Journal of Marine Science 55(3): 403-419. - Dit wordt ondersteund door Piet et al (2000): “ Another explanation for the persistence of some species follows from the observation that fishing mortality decreases when a higher resolution of the spatial distribution of fishing effort is applied. This decrease is caused by the fact that the microdistribution of beam-trawling activities is patchy (Rijnsdorp et al., 1998). Even in the most heavily trawled ecotopes about 57% of the area was fished less than once a year. This may have provided refuges that allowed species to survive, whereas in the case of an even distribution of trawling intensity they might have disappeared.” Het artikel van Piet et al (2000) geeft geen blijk van significant nadelige effecten van boomkorvisserij op het bodemleven: “The observation that these species still occur in the southern North Sea, in spite of estimated annual fishing mortalities over 50%, suggests that their populations are sustainable at the present level of additional mortality caused by beam trawling. However, high-resolution data on the distribution of fishing activities provide systematically lower estimates of annual fishing mortality of non-target species, which are considered more realistic because the heterogeneous distribution of fishing effort is incorporated.” G.J. Piet et al, 2000.- A quantitative evaluation of the impact of beam trawling on benthic fauna in the southern North Sea. ICES Journal of Marine Science, 57: 1332–1339. - Een belangrijke reden waardoor het effect van verstoring door boomkorvisserij lastig te bepalen is, is het bestaan van natuurlijke dynamiek in de genoemde gebieden, zoals ook gesteld door Armstrong et al (2008): “To quantify the habitat–fisheries links, seabed disturbance by mobile fishing gear must be scaled against the magnitude and frequency of natural disturbance (Auster, 1998; Jennings and Kaiser, 1998; Kaiser, 1998; DeAlteris et al., 1999). Other obstacles to demonstrating population level effects of habitat degradation include a lack of unharvested control sites, data on the rates, distribution, and intensity of fishing disturbance, and large-scale studies (Auster et al., 1996; Engel and Kvitek, 1998; Jennings and Kaiser, 1998; Hall, 1999; Dayton et al., 2000).” C.W. Armstrong en J. Falk-Petersen, 2008.-Habitat–fisheries interactions: a missing link? ICES Journal of Marine Science, 65: 817–821. - Voor het Natura 2000-gebied Voordelta in de Nederlandse kustzone, vindt momenteel een aantal studies plaats. Gelet op de overeenkomsten tussen de Voordelta en de genoemde gebieden, kunnen deze studies voor uw vervolgproces van belang zijn. - In de in de studie genoemde gebieden vindt ook visserij door Nederlandse vissers plaats. Ik verzoek u daarom nadrukkelijk om ons in het vervolgproces op de hoogte te houden en te consulteren.