Tamerlan versus Bajezit: over de historische context van Tataren en

advertisement
Toen de Turken in 1683 het beleg voor Wenen sloegen, maakte de Balkan met heel Hongarije
deel uit van het Osmaanse Rijk; de Osmaans-Oostenrijkse grens liep ergens halverwege
Wenen en Boedapest. De inname van de stad had de weg geëffend voor een verdere
gebiedsuitbreiding naar het Westen. Aanvankelijk dreigde de zaak faliekant af te lopen voor
de Oostenrijkers, maar ze werden het laatste nippertje ontzet door Poolse troepen ― een
gebeurtenis die een Weense bakker inspireerde tot de creatie van de croissant, een als een
Osmaanse halve maan gekromd broodje. Een jaar later sloten Polen, Oostenrijk, Venetië en
Rusland de Heilige Alliantie, die de Osmanen uit Europa zou verdrijven. In de loop van de
volgende vijftien jaar ― de Heldenzeit ― werden de Osmanen tweemaal verpletterend
verslagen. De vredesverdragen die daar telkens op volgden maakten dat het Osmaanse Rijk in
1718 Hongarije (met Kroatië en Transsylvanië) en Dalmatie aan Oostenrijk en Venetië had
verloren.
Deze historische gebeurtenissen, die een einde maakten aan de eeuwenlange
Osmaanse bedreiging, zinderden nog na toen Haendel in 1724 zijn Tamerlano schreef ― een
opera over de gevangenschap van de Osmaanse sultan Bajezit aan het hof van de Tataarse
khan Tamerlan in 1402. Zoals de ontstaansgeschiedenis van de croissant al aangeeft, bestond
er in West-Europa een wat merkwaardige fascinatie door het Osmaanse rijk, die naam
turquerie heeft gekregen. In Wenen verspreidde zich de gewoonte om, in navolging van de
Turken, in koffiehuizen koffie te consumeren ― met een croissant erbij. Nog andere Turkse
of oriëntaalse cultuurelementen werden modieus in het Westen. Het aantal verhalen,
toneelstukken en opera’s van toen, waarvan de handeling zich afspeelt in een ‘oosters’ land,
valt niet te tellen. Omdat de auteurs van die werken van dat land meestal maar een vaag of
helemaal geen idee hadden kom je er uit hun werk ― om Nabokov te parafraseren ― net
zoveel over te weten als uit Shakespeare’s Hamlet over Denemarken.
Hebben de politieke actualiteit en de mode van de turquerie wellicht een rol gespeeld
in de ontstaansgeschiedenis van Tamerlano ― er waren ook Engelse factoren. In 1587 had
Christopher Marlowe al een stuk geschreven waarin hij ‘Tamburlaine’ voorstelde als een
machtsgeile wreedaard die de krijgsgevangen Osmaanse sultan Bejazid onmenselijke
vernederingen deed ondergaan. Het feit dat Engeland net drie jaar voordien commerciële
betrekkingen met de Porte had aangeknoopt verklaart misschien waarom de auteur het zo
uitdrukkelijk opneemt voor de sultan. Honderd jaar later ― in 1702 ― staan de zaken er
anders voor. Nicholas Rowe voert in zijn Tamerlane de Tataarse khan op als de evenknie van
Koning William III: ‘zijn moed, zijn godsvrucht, zijn bescheidenheid, zijn rechtvaardigheid,
en zijn vaderlijke liefde voor zijn volk, maar vooral, zijn afkeer van tirannie en onderdrukking
en zijn onverdroten zorg om het gezamenlijke welzijn van de mensheid, vertonen een grote
gelijkenis met de zijne.’ Een wat bevreemdende stortvloed van complimenten, maar William
III voelde zich geflatteerd en jarenlang werd het stuk telkens begin november in Londen
gespeeld ter herdenking van de landing van William ― toen nog stadhouder Willem (van
Oranje) ― in de baai bij Torquai in Zuid-Engeland. In Rowe’s stuk is Bajezit de schurk; hij
staat voor Williams aartsvijand Lodewijk XIV. De eerste opvoering van Haendels Tamerlano
had plaats begin november 1724, vermoedelijk in het kader van dezelfde jaarlijkse
herdenkingen.
Over Tamerlan en Bajezit schreven nog tal van andere, Italiaanse en Franse
toneelschrijvers en librettisten (de Bajezit van Racine gaat over een andere Bajezit). Ook
Scarlatti en Vivaldi schreven een opera over beide personages. Het libretto van Haendel heeft
een ingewikkelde voorgeschiedenis van ontleningen en bewerkingen, maar wat opvalt is dat
Haendel, of beter zijn librettist Augustino Piovene, in tegenstelling tot Marlowe en Rowe,
geen partij kiest voor een van de twee vorsten, maar ze allebei als tamelijk fatsoenlijk ―
althans voor oosterse tirannen ― ten tonele voert. Alle aandacht gaat uit naar de in 21steeeuwse ogen hoogst onwaarschijnlijke liefdesgeschiedenis. Dat Tamerlan als meedogenloos
aanvoerder van een moord- en roofzuchtig nomadenvolk vandaag alleen door Attila de Hun of
Dzjengis khan naar de kroon wordt gestoken, en dat Bajezit eigenlijk maar weinig voor hem
moest onderdoen, valt uit Haendels opera niet op te maken. Ook niet dat de nederlaag van
Bajezit tegen Tamerlan bij Ankara in 1402 en de daarop volgende gevangenschap van Bajezit
gebeurtenissen zijn geweest, die de Europese geschiedenis even een andere wending hebben
gegeven.
Laten we daar eens even bij stilstaan. Bajezit werd sultan van het Osmaanse Rijk op
28 juni 1389, nadat zijn vader op het Merelveld (Kosovo) in Servië door een Servisch
zelfmoordeskadron om het leven was omgebracht. Op dat moment omvatte het Osmaanse
Rijk het grootste deel van Anatolië (Klein-Azië) en de Balkan, zonder Constantinopel. Bajezit
bleek een uitstekend veldheer. Om zijn vaardigheid snelle troepenbewegingen te leiden kreeg
hij de bijnaam Yıldırım (‘bliksemschicht’). De spectaculaire expansie van het Osmaanse Rijk
was vooral te danken aan de tactiek die ook de Tataren onder Tamerlan toepasten: onder het
mom van heilige oorlog ondernamen cavalerie-eenheden massale plundertochten, die hele
gebieden economisch destabiliseerden. Vervolgens werden de lokale vorsten na een echte
veldslag tot vazalliteit gedwongen. Die hield in dat ze tribuut betaalden en troepen leverden.
Door middel van zulke vazallen konden de Osmanen grote gebieden controleren en
exploiteren zonder een massale inzet van eigen militairen en ambtenaren. Die methode werd
zowel op de Balkan als in Anatolië toegepast. Bij militaire operaties in Anatolië werd een
beroep gedaan op vazallen uit de Balkan, en omgekeerd. Het systeem werkte goed zolang de
militaire macht van de sultan overtuigend leek. Stond de sultan zwak, dan maakten de
vazallen daar dikwijls van om de vazalliteit af te schudden. In de meeste gevallen bleek een
militaire strafexpeditie te volstaan om hen op betere gedachten te brengen. Zo had de
Servische koning Stefan Hrebeljanović in 1386 zijn onafhankelijkheid heroverd. Dat had hem
na de Slag op het Mereldveld door toedoen van Bajezit de kop gekost, maar zijn zoon Stefan
Lazarević was weer een trouwe vazal.
Stefans trouw aan de sultan had te maken met de ambitie van de Hongaarse koning
Sigismund van Luxemburg, tevens koning van Tsjechië en naderhand ook keizer van
Duitsland, om Servië te annexeren. (In die tijd was heel Kroatiê en Bosnië al Hongaars.)
Sigismund, wiens Hongaarse bezittingen rechtstreeks door de Osmanen bedreigd werden,
overtuigde een aantal West-Europese vorsten om deel te nemen aan een kruistocht tegen de
Osmanen. Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, stuurde zijn zoon Jan. De kruistocht liep
uit op een fiasco: het kruisvaarderleger werd bij Nikopol aan de Donau in Bulgarije
verpletterend verslagen door Bajezit, met de hulp van Stefan Lazarević. Sigismund kon in een
sloepje via de Donau ontsnappen, maar Karel werd gevangen genomen. Bayezid beval om
alle krijgsgevangenen ouder dan twintig om te brengen. Jan werd gespaard in ruil voor een
enorm losgeld, en, al zal hij hem wel geknepen hebben, zijn bijnaam ‘Zonder Vrees’ had hij
aan dit avontuur te danken.
Daarmee was voor Bayezit de rust aan de noordelijke Donaugrens voor een tijdje
verzekerd en kon hij al zijn krachten wijden aan zijn grootste droom: de inname van
Constantinopel. Hoewel hij zelf maar zelden op het strijdtoneel verscheen, liet hij de stad acht
jaar lang bijna onophoudelijk belegeren. De muren weren beschoten met zwaar geschut; een
vesting aan de Bospurus ― de Anadolu hisar, ze staat er nog ― sneed de bevoorrading van
de stad uit de richting van de Zwarte Zee af. Keizer Manuel II reisde ondertussen naar Parijs
en Londen, wanhopig op zoek naar hulp, maar na het debacle bij Nikopol was het animo voor
een nieuwe militaire campagne niet groot. Het lot van de stad leek bezegeld.
Uiteindelijk kreeg Constantinopel nog een halve eeuw uitstel van executie dankzij …
Tamerlan. Tamerlan ― of Timur Lenk, letterlijke ‘Manke Timur’ ―, behoorde tot een Turks
volk, de Tataren, binnen het grote Mongoolse conglomeraat. Tamerlan had het Mongoolse
Rijk, dat in het begin van de 13de eeuw onder Dzjengis Khan was tot stand gekomen ― en
zich uitstrekte van Polen tot China (en ook Indië omvatte) ― , na een periode van verval
opnieuw in zijn oude glorie hersteld. Op het einde van de 14de eeuw verscheen hij met zijn
ruiters aan de oostelijke grens van het Osmaanse Rijk (bij de Kaukasus). Tamerlan ging
bijzonder wreedaardig te werk. Hij liet mensen levend begraven, onder paardenhoeven
vertrappelen en massaal onthoofden, waarna hij van de schedels hoge torens liet bouwen. Zijn
tegenstanders waren door deze tactiek dermate geïntimideerd, dat ze nog maar weinig
weerstand boden. Tegelijk was Tamerlan een knap strateeg en een sluw diplomaat. Nadat hij
Syrië had buitgemaakt op de Mamelukken, die hun hoofdkwartier in Egypte hadden,
ontfermde hij zich over de vazallen in Oost-Anatolië, die zich van Bajezit wilden losmaken.
Omgekeerd nam Bajezit vorsten in bescherming, met wie Tamerlan in onmin leefde. Een
confrontatie kon niet uitblijven. Bajezit was gedwongen om zijn troepen van Constantinopel
weg te halen om ze in te zetten tegen Tamerlan.
Op 28 juli 1402 stonden de legers van Bajezit en Tamerlan tegenover elkaar in de
buurt van Ankara. Bajezit maakte een redelijke kans, maar Tamerlan had de confrontatie
blijkbaar niet alleen militair goed voorbereid, maar ook diplomatiek. Een deel van de vazallen
die Bajezit had gemobiliseerd, liep over naar Tamerlan. Hetzelfde deden de troepen, die
geronseld waren onder de Tataarse ingezetenen in het Osmaanse Rijk. De Servische koning
Stefan Lazarević, die de sultan trouw terzijde stond, werd tijdens de slag uitgeschakeld en
nam de vlucht. Bajezit en zijn zonen Mustafa en Musa werden gevangen genomen; zijn
oudste zoon Süleyman, die aanvankelijk de leiding over de operatie had gehad, en zijn
jongere broer Mehmet konden ontsnappen.
En daarmee zijn we dan eindelijk bij de opera beland, want die gaat precies over
Bajezits krijgsgevangenschap. Over de behandeling van Bajezit door Tamerlan spreken de
(zeldzame) historische bronnen elkaar tegen. Volgens de ene werd Bajezit fatsoenlijk
behandeld en stierf hij een natuurlijke dood in maart 1403. Volgens de andere werd hij
opgesloten in een getraliede kooi en als een trofee meegevoerd. De toneelschrijvers die door
deze gebeurtenissen lieten inspireren hebben er nog een schepje bovenop gedaan. Volgens
Marlowe werd Bajezit ook met pluimen uitgedost en af en toe als voetsteun gebruikt.
Uiteindelijk zou Bajezit zelfmoord hebben gepleegd door met zijn hoofd tegen de tralies van
zijn kooi te beuken.
Het blote feit dat Bajezit als gevangene aan het hof van Tamerlan heeft verbleven is
zowat het enige in Haendels opera dat klopt met de realiteit. Over een dochter ― met een
Griekse naam! ― die hem zou hebben vergezeld op zijn veldtocht en mee gevangen werd
genomen is niets bekend. Een Irene van Trebizond (vandaag Trabzun aan de Zwarte Zee)
heeft bestaan, maar ze moet in 1402 ― het jaar van haar dood is niet bekend ― naar schatting
negentig zijn geweest en geen partij meer voor Tamarlan. Het aantal Andronico’s in de
Byzantijnse geschiedenis is zo groot, dat niet valt uit te sluiten dat er aan het hof van
Tamerlan een rondliep, maar ook daarover weten we niets. Dat Bajezit zich tijdens zijn
gedwongen verblijf aan het Tataarse hof zou hebben kunnen inlaten met de amoureuze
perikelen van Tamerlan is eveneens erg onwaarschijnlijk. Maar doet het ertoe? Opera is geen
History Channel.
De nederlaag van Bajezit bij Ankara veroorzaakte een dynastieke crisis, die tien jaar
aansleepte. Het Osmaanse Rijk viel grotendeels uit elkaar doordat de vazallen op de Balkan
en in Anatolië hun eigen weg gingen. Het herstel begon pas met Murat II, die in 1421 op de
troon kwam. De vazalstaten werden een na een weer onderworpen en voortaan ingelijfd in
Osmaanse Rijk als gewone provincies, die rechtstreeks vanuit de hoofdstad werden bestuurd.
In 1453 viel Constantinopel uiteindelijk toch in Osmaanse handen. De 16de eeuw zou ―
onder het bewind van Süleyman de Prachtlievende ― het hoogtepunt vormen in de Osmaanse
geschiedenis.
Tamerlan stierf in 1405. Van de bloeiperiode, die het kerngebied van zijn Tataarse rijk
― ongeveer het huidige Oezbekistan ― in de eerste helft van de 15de eeuw onder zijn
vredelievende kleinzoon Ulug beg ― de beroemde astronoom ― beleefde, getuigen vandaag
nog de steden Samarkand en Boechara. Tegen het einde van de 15de eeuw echter was er van
het rijk van Tamerlan vrijwel niets meer over.
Download