Baarmoederkanker

advertisement
Baarmoederkanker
Gynaecologie
Inleiding
Uw gynaecoloog heeft bij u de diagnose baarmoederkanker gesteld.
Ziek zijn, maar zeker de diagnose kanker zorgt vaak voor veel angst en
onzekerheid. Met behulp van deze folder willen wij u nader informeren over de
gang van zaken in ons ziekenhuis met betrekking tot de behandeling van uw
ziekte en alle zorg eromheen.
De baarmoeder
De baarmoeder is een peervormig orgaan dat in het kleine bekken ligt in het
verlengde van de schede. Aan weerszijden ervan liggen de eierstokken en de
eileiders. De eileiders vormen, samen met een peesje, de verbinding tussen de
eierstokken en de baarmoeder.
De baarmoeder is onder te verdelen in een baarmoederlichaam en de
baarmoederhals. Dit onderscheid is belangrijk omdat in deze beide delen van
de baarmoeder verschillende cellen ontstaan en dus ook verschillende tumoren
(kwaadaardigheden) kunnen voorkomen. Deze folder gaat over kanker van het
baarmoederlichaam.
Het baarmoederlichaam is opgebouwd uit een slijmvlieslaag aan de binnenzijde
(het endometrium) en een spierlaag aan de buitenzijde (het myometrium). In
beide lagen kunnen tumoren ontstaan. Tumoren van het binnenslijmvlies
(endometriumtumoren) komen het meeste voor. Tumoren van de buitenste
laag, de spierlaag (sarcomen) zijn zeer zeldzaam. Aangezien de behandeling
van beide tumoren kan verschillen zullen wij ons in deze folder beperken tot
tumoren van de binnenste slijmvlieslaag (het endometriumcarcinoom).
Elk jaar wordt de diagnose baarmoederkanker vastgesteld bij ongeveer 1300
vrouwen. In Sittard worden er jaarlijks zo’n 40 tot 60 patiënten per jaar
geopereerd vanwege een tumor van het baarmoederlichaam.
Omdat kanker van de baarmoeder vaak in een vroeg stadium kan worden
vastgesteld, is het een ziekte die meestal goed te behandelen is. De meeste
vrouwen met baarmoederkanker zullen na een behandeling dan ook volledig
genezen.
In tegenstelling tot goedaardige gezwellen van de baarmoeder kan een
kwaadaardige tumor het omliggende gezonde weefsel binnengroeien,
bijvoorbeeld een bloedvat of lymfevat. Tumorcellen kunnen zich op deze manier
door het gehele lichaam verspreiden. Er ontstaan dan uitzaaiingen op andere
plaatsen in het lichaam. Een andere naam voor uitzaaiing is metastase. De
meest voorkomende metastasen van endometriumtumoren bevinden zich in het
kleine bekken, in de longen, het bot of de lever. Behalve op deze meest
voorkomende plaatsen kan een metastase verder overal voorkomen.
De diagnose
De diagnose baarmoederkanker is gesteld nadat er een beetje slijmvlies van de
binnenkant van de baarmoeder is opgestuurd voor nader onderzoek. Er zijn een
aantal manieren waarop de gynaecoloog dit weefsel verkregen kan hebben:
Bij onderzoek op de polikliniek heeft de gynaecoloog met een zuigpipetje wat
weefsel van de binnenzijde van de baarmoeder weggezogen. Dit weefsel is
voor nader onderzoek door de patholoog bekeken.
Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum
2
Bij een poliklinische ingreep heeft de gynaecoloog de baarmoeder bekeken
(hysteroscopie), waarbij de tumor werd gezien en/of een curettage werd
verricht. Een curettage is een ingreep, waarbij er slijmvlies van de wand wordt
afgeschraapt, zodat dit voor verder onderzoek kan worden opgestuurd (zie ook
de folder Hysteroscopie of Curettage).
De patholoog heeft het weefsel onder de microscoop bekeken en de diagnose
kanker is daarop gesteld.
Vervolgonderzoeken
Als blijkt dat u baarmoederkanker heeft, zal de gynaecoloog voorstellen verder
onderzoek te doen alvorens de behandeling te starten.
Allereerst wordt uw bloed onderzocht om uw bloedgroep vast te stellen, een
indruk te krijgen van uw algehele conditie, de werking van uw lever en nieren en
uw Hemoglobine (ijzergehalte). Afhankelijk van uw voorgeschiedenis en
medicijngebruik kunnen daar nog extra bepalingen bij komen.
Ook wordt altijd bloedonderzoek verricht om de kans op eventuele uitzaaiingen
in te schatten. Daarbij moet u denken aan het bepalen van de bloedbezinking,
de leverfuncties en een eiwit dat wordt geproduceerd door het buikvlies (=
tumorstof CA-125).
Om de aanwezigheid van longmetastasen (uitzaaiingen in de longen) aan te
tonen / uit te sluiten wordt er ook altijd een longfoto gemaakt.
De behandeling
De meest toegepaste behandeling bij baarmoederkanker is een operatie,
waarbij de baarmoeder, beide eileiders en beide eierstokken verwijderd worden.
Deze operatie kan indien nodig gecombineerd worden met een andere
(aanvullende) behandeling.
Vóór de opname
Voorafgaande aan uw opname wordt u gezien door een internist of een
cardioloog, als uw medische voorgeschiedenis (of het bloedonderzoek) daar
aanleiding toe geeft. Ook heeft u vóór opname een gesprek met een
medewerker van de afdeling Anesthesie (narcose). Daarnaast krijgt u een
algeheel lichamelijk onderzoek om eventuele afwijkingen of risicofactoren op te
sporen. Tevens heeft u voorafgaand aan de opname een gesprek met de
gynaecologisch verpleegkundige. Dit is een gespecialiseerd verpleegkundige
die samen met uw gynaecoloog werkt aan uw behandeling en u begeleidt bij uw
ziekteproces. Meer informatie over de gynaecologisch verpleegkundige vindt u
in een aparte folder. Daar kunt u uiteraard naar vragen, mocht deze nog niet in
uw bezit zijn.
De opname
Op de dag van de operatie wordt u opgenomen op de verpleegafdeling. Als er
vóór de ingreep nog bepaalde onderzoeken moeten gebeuren of als u
voorafgaand aan de ingreep medicijnen krijgt toegediend, wordt u eerder
opgenomen.
U heeft bij de opname een intakegesprek met een verpleegkundige afdeling. Er
is een folder over de verpleegafdeling. Als deze nog niet in uw bezit is, vraag er
dan naar.
Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum
3
De gynaecoloog die u opereert, ziet u op de operatiekamer voordat u onder
narcose gebracht wordt. U weet altijd ruim voor uw opname wie u opereert. Dat
kan uw eigen gynaecoloog zijn of een van zijn of haar collega’s.
Aangezien uw operatie, vanwege de diagnose kanker, steeds met voorrang
wordt gepland kan het zijn dat u pas enkele dagen van tevoren hoort welke dag
u wordt opgenomen en geopereerd wordt. Uiteraard kunt u bij bureau Opname
altijd uw voorkeur doorgeven voor de dag van opname evenals de gynaecoloog
van wie u graag hebt dat hij of zij opereert. Als u per sé door uw eigen
gynaecoloog geholpen wilt worden, kan het zijn dat uw operatie later wordt
gepland.
De operatie
Aangezien ieder persoon anders is, evenals iedere ziekte, is het niet eenvoudig
om een standaardoperatie te beschrijven. U kunt met uw vragen over de
operatie uiteraard altijd terecht bij uw gynaecoloog of de (gynaecologisch)
verpleegkundige.
Nadat de narcose is toegediend, wordt u vaginaal en via de buik gejodeerd,
waarna de blaaskatheter wordt ingebracht.
Er wordt (meestal) een buiksnede gemaakt van het schaambeen tot aan of tot
net boven de navel.
Allereerst zal de gynaecoloog uw buik van binnen bekijken en een onderzoek
uitvoeren om de aanwezigheid van eventuele uitzaaiingen in de buik aan te
tonen. Daarbij wordt ook een beetje vocht dat zich in uw buik bevindt
opgezogen om de aanwezigheid van kwaadaardige cellen uit te sluiten ofwel
aan te tonen.
Als de gynaecoloog uitzaaiingen in de buik ziet of voelt, verwijdert hij/zij deze
indien mogelijk. Het kan ook dat de gynaecoloog een biopt wegneemt. Hierbij
wordt een stukje weefsel weggenomen voor nader onderzoek. U zult hierover
na de ingreep of de eerste dag na de ingreep door de gynaecoloog worden
geïnformeerd.
Tijdens de operatie wordt uw baarmoeder (met de baarmoederhals), beide
eileiders en beide eierstokken verwijderd. De eierstokken worden enerzijds
weggenomen omdat hierop of hierin uitzaaiingen kunnen voorkomen.
Anderzijds wil uw gynaecoloog voorkomen dat de eierstokken nog hormonen
produceren, omdat deze vorm van kanker vaak hormoongevoelig is.
Soms wijkt de gynaecoloog van de standaardoperatie af wegens goede
redenen. Zo is het mogelijk de baarmoeder en eierstokken vaginaal te
verwijderen als uw conditie te slecht is voor een buikoperatie of als er
bijvoorbeeld sprake is van een forse verzakking. Uw gynaecoloog kan u
hierover meer informatie geven.
Na de operatie
De lichamelijke herstelperiode na het verwijderen van de baarmoeder duurt
tenminste 6 weken. Het is verstandig om al vóór de ingreep voorbereidingen te
Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum
4
treffen voor de periode er na. Indien er extra hulp moet worden ingeschakeld
kunt u dit eventueel al met uw huisarts bespreken.
De eerste dagen na de operatie is buikpijn heel gewoon. U krijgt daarvoor
uiteraard pijnstilling.
Door de verdoving hebben uw darmen stilgelegen. Deze komen pas langzaam
weer op gang en derhalve mag u de eerste dag alleen heldere vloeistoffen
drinken. Afhankelijk van het op gang komen van de darmen wordt het dieet
uitgebreid.
De eerste dag na de operatie blijft u nog in bed. De volgende dag kunt u er al
voorzichtig uit.
De blaaskatheter wordt in principe de eerste dag na de operatie verwijderd. Als
u nog niet goed mobiel bent of als er schade aan de blaas is ontstaan tijdens de
operatie of als er een beetje bloed in de urine zit, wordt deze langer in de blaas
gehouden.
Hoe lang u in het ziekenhuis blijft, hangt af van de operatie en het tempo waarin
u herstelt. Ook is het van belang of u thuis hulp hebt.
Doorgaans blijft u 4 tot 5 dagen in het ziekenhuis.
Mogelijke complicaties
Bij elke operatie, hoe klein ook, kunnen complicaties of ongewenste effecten
optreden. Bij het verwijderen van de baarmoeder denken we dan met name aan
de volgende complicaties:
Een operatie gaat altijd gepaard met bloedverlies. Soms is een bloedtransfusie
nodig. Elke bloedtransfusie heeft zijn (infectie)risico, maar dat risico is laag.
De narcose of ruggenprik kan risico’s met zich meebrengen. Gelukkig zijn deze
heel klein als u verder goed gezond bent.
Bij de operatie wordt er een katheter in uw blaas gebracht. Deze blijft
doorgaans zitten tot de eerste dag na de ingreep. Er kan altijd een
blaasontsteking ontstaan, welke pijnlijk is. Met antibiotica is deze goed te
behandelen.
Er kan in de buik of de vagina een nabloeding optreden. Meestal lost uw eigen
lichaam zo’n bloeduitstorting op, maar dit vergt een langere periode van herstel.
Een enkele keer is bij een ernstige nabloeding een tweede operatie nodig. Dit
gebeurt meestal door een buiksnede.
Tijdens de operatie kunnen beschadigingen van de organen plaatsvinden,
bijvoorbeeld aan de urinewegen of de darmen. Zo’n complicatie is goed te
behandelen, doch vraagt een langer herstel en soms een tweede operatie.
Bij iedere operatie is er een klein risico op het ontstaan van een infectie of
trombose.
Bij operatie via de buikwand kan het litteken lang gevoelig blijven.
Een litteken in de buikwand kan intrekken, zodat de buikwand ernaast of
erboven gaat overhangen.
Bij elke operatie in de buikholte kunnen verklevingen ontstaan. Deze geven
slechts zelden klachten.
Sommige vrouwen hebben na een operatie last van slapeloosheid, moeheid,
concentratiestoornissen, buik- of rugpijn. Mocht het herstel na de operatie
anders zijn of langer duren dan u had verwacht, is het verstandig dit met uw
gynaecoloog te bespreken.
Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum
5
Na een operatie kunnen plasklachten optreden. Meestal gaan deze klachten
vanzelf over.
Een aantal vrouwen meldt een veranderd gevoel bij de seksualiteit. Dit kan zijn
omdat de vagina van lengte of vorm is veranderd. Ook het gevoel bij het
orgasme kan veranderd zijn; dit geldt met name bij vrouwen bij wie voor het
orgasme de samentrekking van de baarmoeder een rol speelt.
Sommige vrouwen ervaren het verlies van hun baarmoeder als een soort
rouwproces. Het gevoel van vrouw zijn kan in zijn compleetheid zijn aangetast.
Indien u deze gevoelens bij u zelf waarneemt, kan een gesprek met uw
gynaecoloog opluchten en meestal helpen, zo nodig ook al voor de operatie.
Het ziektestadium
Uit de bevindingen van de opererend gynaecoloog, de resultaten van het
onderzoek door de patholoog en de uitslagen van alle bloed- en
röntgenonderzoeken kan het tumorstadium van de ziekte worden bepaald. Er
zijn 4 stadia voor baarmoederkanker, stadium I tot IV. Bij het stadium I is de
tumor beperkt tot de baarmoeder. Afhankelijk van de doorgroei van de tumor in
de spierlaag van de baarmoeder worden er nog verdere onderverdelingen
gemaakt. Bij het stadium II is de tumor doorgegroeid tot in de baarmoederhals,
maar niet buiten de baarmoeder zelf. Dit laatste is wel het geval bij een stadium
III tumor. De tumoruitbreiding bevindt zich in de directe omgeving van de
baarmoeder, bijvoorbeeld in een eierstok. Bij het stadium IV tumoren is de
tumor via de lymfe (of meer zeldzaam via het bloed) verspreid naar andere
organen (bijvoorbeeld de longen) of is de tumor in het kleine bekken
doorgegroeid naar de blaas of de darm.
Behalve het ziektestadium vindt er ook een gradering van de tumor plaats.
Deze gaat van graad 1 tot en met graad 3. Hoe hoger de gradering, des te
minder de tumorcel op een gezonde cel lijkt en hoe sneller de tumor
waarschijnlijk groeit.
Ongeveer 10 dagen na de ingreep zijn alle uitslagen (van het vocht en weefsel
dat tijdens de operatie werd weggenomen) bekend. Dan pas kan dan het
ziektestadium worden vastgesteld. Tijdens een afspraak met uw gynaecoloog
krijgt u hier informatie over. Meestal wordt dit gecombineerd met het
verwijderen van de hechtingen en de wondcontrole.
De nabehandeling
Als er sprake is van een vroeg ziektestadium, is na de operatie waarschijnlijk
geen nabehandeling nodig. Indien de tumor zich heeft uitgebreid (hoger
ziektestadium), kan de gynaecoloog u een nabehandeling adviseren in de vorm
van bestraling (radiotherapie). Dit advies hangt ook samen met de gradering
van de tumor en uw leeftijd.
Blijkt uit de vooronderzoeken dat de baarmoederkanker zich waarschijnlijk in
een ver gevorderd stadium bevindt, dan kunt u als eerste behandeling
bestraling ontvangen en eventueel later geopereerd worden. Ook kan uw
gynaecoloog kiezen voor een hormonale behandeling, eventueel voor of na of
zonder een operatie.
Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum
6
De bestraling
Bestraling (radiotherapie) is een behandeling van kankercellen door middel van
röntgenstraling. Het is een behandeling die vooral effectief is in het gebied dat
door de stralenbundels wordt getroffen. Bestraling kan zowel in- als uitwendig
worden gegeven. De behandeling vindt plaats in de Maastroclinic
(radiotherapeutisch instituut) in Heerlen. Als u in aanmerking komt voor
bestraling neemt de gynaecoloog contact op met de radiotherapeut
(bestralingsarts). Deze zal u oproepen voor het eerste gesprek (intake).
Tijdens het intakegesprek bij de Maastroclinic neemt de radiotherapeut een
vragenlijst met u door en zal hij/zij u onderzoeken. Ook krijgt u natuurlijk
mondelinge en schriftelijke uitleg over de bestraling.
Het eerste bezoek duurt ongeveer een uur. Enkele dagen na het gesprek krijgt
u een brief met alle afspraken omtrent de bestralingsbehandeling. Ook uw
huisarts wordt hiervan op de hoogte gesteld.
Voordat met de bestraling kan worden begonnen, wordt het bestralingsgebied
aangetekend. Hierover vertelt de radiotherapeut u meer. Vervolgens wordt u
ingepland voor de simulator. Dit is een toestel waarmee de werkelijke bestraling
wordt nagebootst om de plaats van bestraling exact vast te stellen. Bij het
aantekenen wordt speciale inkt gebruikt die mogelijk nog kan afgeven. U mag
deze markeringen er niet afwassen en u dient ervoor te zorgen dat de tekening
goed zichtbaar blijft. Eventueel worden nog extra tatoeagepuntjes (kleine
zwarte puntjes) geplaatst om het bestralingsgebied te markeren.
De radiotherapeut bespreekt met u hoeveel bestralingen er nodig zijn. De totale
behandeling varieert tussen de 5 en 7 weken. De bestraling zelf wordt
uitgevoerd door radiotherapeutische laboranten. Per keer duurt de bestraling
enkele minuten.
Hormonale behandeling
De meeste tumorcellen van het baarmoederslijmvlies zijn gevoelig voor een
hormonale behandeling. Het betreft gevoeligheid voor progesteron, een van de
vrouwelijke geslachtshormonen. Het ontstaan en het woekeren van de
kankercellen kan zo (tijdelijk) worden stopgezet.
Meestal komt u voor hormonale behandeling in aanmerking als:
de tumor te ver is uitgebreid om nog in aanmerking te komen voor operatie of
bestraling,
er ondanks operatie en/of bestraling nog tumorweefsel is achtergebleven,
er uitzaaiingen van baarmoederkanker zijn vastgesteld die niet op een andere
manier te behandelen zijn,
uw conditie een andere behandeling niet mogelijk maakt.
Afhankelijk van de dosering van de hormonale behandeling kan uw gewicht
toenemen, kunnen het hart en bloedvaten extra belast worden doordat het
lichaam meer vocht vasthoudt en kan (in het begin) misselijkheid optreden.
Meestal zijn deze bijwerkingen gering van aard.
Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum
7
Chemotherapie
Chemotherapie is de behandeling van kanker met celdelingremmende
medicijnen (cytostatica). Deze behandeling wordt bij baarmoederkanker maar
zelden toegepast. Soms wordt chemotherapie overwogen als bestraling of een
operatie niet meer mogelijk is of als de tumor niet of onvoldoende reageert op
de hormonale behandeling.
Wel kan in het kader van wetenschappelijk onderzoek soms chemotherapie
gegeven worden (meestal voorafgegaan door een operatie en/of bestraling).
Uw gynaecoloog kan u hier meer over vertellen. Uiteraard bepaalt u zelf of u
hier wel of niet aan meedoet.
Afzien van behandeling
Indien de belasting voor uw lichaam, uw motivatie of het nadeel van mogelijke
bijwerkingen of gevolgen van de behandeling door u of uw gynaecoloog groter
lijken dan de te verwachten resultaten van de behandeling, kan eventueel
worden overgegaan tot een palliatieve behandeling. Hierbij worden alleen uw
klachten behandeld. Uiteraard kunt u ook zelf beslissen (voorlopig) af te zien
van behandeling. In dat geval zal uw gynaecoloog goede afspraken met u
maken over de controles.
Als u twijfelt aan de zin van (verdere) behandeling, kunt u dit altijd in alle
openheid met uw gynaecoloog bespreken. In onderling overleg kunt u tot een
besluit komen. U kunt uiteraard altijd op de noodzakelijke medische zorg en
begeleiding blijven rekenen om de hinderlijke gevolgen van uw ziekte zoveel
mogelijk te bestrijden. Natuurlijk speelt uw huisarts hierbij ook een belangrijke
rol.
Palliatieve zorg
Als de behandeling niet meer tot doel heeft te genezen, doch het doel heeft de
hinderlijke gevolgen van uw ziekte zo veel mogelijk te beperken en het liefst zo
pijnloos mogelijk te laten zijn, noemen we dat een palliatieve behandeling.
Behalve pijnbestrijding is deze behandeling ook gericht op psychische en
sociale problemen. Het doel van de behandeling is te zorgen voor de best
mogelijke kwaliteit van leven voor u en uw naasten.
Een palliatieve behandeling wordt voor ieder individu afzonderlijk opgesteld
afhankelijk van uw klachten. Uw gynaecoloog zal u hierover graag verder
informeren.
De zorg na de behandeling
De controles
In de regel wordt u 6 weken na de ingreep terug verwacht bij Gynaecologie.
Soms wil de gynaecoloog u eerder zien vanwege uw medische
voorgeschiedenis of vanwege bijzonderheden tijdens de ingreep.
Er vindt opnieuw een wondcontrole plaats, waarbij ook een inwendig onderzoek
wordt gedaan. Hierbij wordt de heling van de vaginatop beoordeeld.
Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum
8
Als u niet wordt nabehandeld, adviseert uw gynaecoloog u gedurende twee jaar
elke drie maanden op controle te komen. Naast het bespreken van uw klachten
wordt er telkens een inwendig onderzoek verricht. Zonodig wordt dit
gecombineerd met een uitstrijkje, bloedonderzoek en/of een longfoto. Daarna
zijn de controles elke 6 maanden en daarna jaarlijks.
Mocht u een nabehandeling met bestraling krijgen dan worden de nacontroles
afwisselend verricht door de radiotherapeut en uw gynaecoloog. De frequentie
daarvan blijft dezelfde. Dit betekent elke drie maanden gedurende de eerste
twee jaar; elke zes maanden gedurende het 3e en 4e jaar en vervolgens
jaarlijks.
Uiteraard kunt u bij klachten of vragen altijd tussentijds op controle komen. Ook
kunt u een extra gesprek aanvragen met de gynaecologisch verpleegkundige.
Het telefoonnummer vindt u op de achterzijde van deze folder.
Nazorg
Aangezien kanker en de behandeling daarvan grote invloed heeft op u als
patiënt, maar ook op mensen in uw naaste omgeving, zal uw behandeling
steeds overleg vergen van uw gynaecoloog met uw huisarts, de gynaecologisch
verpleegkundige en eventuele andere hulpverleners. Er kan desgewenst altijd
een psycholoog of maatschappelijk werker worden ingeschakeld. Ook kan door
een verpleegkundige van de verpleegafdeling thuiszorg of wijkverpleegkundige
zorg worden aangevraagd.
Informatie
Graag verwijzen wij u voor meer informatie naar de website van het ziekenhuis
(zie achterpagina). Tevens biedt de website van KWF Kankerbestrijding
(www.kwfkankerbestrijding.nl), of de website van onze beroepsvereniging
(www.nvog.nl.) u aanvullende informatie.
KWF Kankerbestrijding heeft ook een gratis informatielijn,
telefoon 0800 – 022 66 22.
Meer schriftelijke informatie kunt u vinden in diverse folders die te verkrijgen zijn
bij Gynaecologie, de gynaecologisch verpleegkundige en bij Patiëntenservice.
Hier kunt u ook folders krijgen van de Stichting Olijf, Netwerk van Vrouwen met
Gynaecologische Kanker.
Tot slot
Mocht u na het lezen van deze folder nog vragen hebben of mochten er nog
onduidelijkheden bestaan, aarzel dan niet en neem contact op met
Gynaecologie. Het telefoonnummer vindt u op de achterzijde van deze folder.
Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum
9
Gynaecologie
Meldpunt Oost 11
Afsprakennummer: 088 - 459 7785
Op werkdagen: 9.00 - 12.00 en 14.00 -16.00 uur
Informatienummer 088-4595580
Op werkdagen: 8.30 -12.00 en 13.30-16.30 uur
Gynaecologisch verpleegkundige
Meldpunt Oost 11
Telefoon 088 – 459 7785
© 02-2014
Internet
www.orbismedischcentrum.nl
www.nvog.nl
565
Verpleegafdeling
Meldpunt Oost 43
Telefoon 088 – 459 4500
Download