Baarmoederkanker Gynaecologie Inleiding Uw gynaecoloog heeft bij u de diagnose baarmoederkanker gesteld. Ziek zijn, maar zeker de diagnose kanker zorgt vaak voor veel angst en onzekerheid. Met behulp van deze folder willen wij u nader informeren over de gang van zaken in ons ziekenhuis met betrekking tot de behandeling van uw ziekte en alle zorg eromheen. De baarmoeder De baarmoeder is een peervormig orgaan dat in het kleine bekken ligt in het verlengde van de schede. Aan weerszijden ervan liggen de eierstokken en de eileiders. De eileiders vormen, samen met een peesje, de verbinding tussen de eierstokken en de baarmoeder. De baarmoeder is onder te verdelen in een baarmoederlichaam en de baarmoederhals. Dit onderscheid is belangrijk omdat in deze beide delen van de baarmoeder verschillende cellen ontstaan en dus ook verschillende tumoren (kwaadaardigheden) kunnen voorkomen. Deze folder gaat over kanker van het baarmoederlichaam. Het baarmoederlichaam is opgebouwd uit een slijmvlieslaag aan de binnenzijde (het endometrium) en een spierlaag aan de buitenzijde (het myometrium). In beide lagen kunnen tumoren ontstaan. Tumoren van het binnenslijmvlies (endometriumtumoren) komen het meeste voor. Tumoren van de buitenste laag, de spierlaag (sarcomen) zijn zeer zeldzaam. Aangezien de behandeling van beide tumoren kan verschillen zullen wij ons in deze folder beperken tot tumoren van de binnenste slijmvlieslaag (het endometriumcarcinoom). Elk jaar wordt de diagnose baarmoederkanker vastgesteld bij ongeveer 1300 vrouwen. In Sittard worden er jaarlijks zo’n 40 tot 60 patiënten per jaar geopereerd vanwege een tumor van het baarmoederlichaam. Omdat kanker van de baarmoeder vaak in een vroeg stadium kan worden vastgesteld, is het een ziekte die meestal goed te behandelen is. De meeste vrouwen met baarmoederkanker zullen na een behandeling dan ook volledig genezen. In tegenstelling tot goedaardige gezwellen van de baarmoeder kan een kwaadaardige tumor het omliggende gezonde weefsel binnengroeien, bijvoorbeeld een bloedvat of lymfevat. Tumorcellen kunnen zich op deze manier door het gehele lichaam verspreiden. Er ontstaan dan uitzaaiingen op andere plaatsen in het lichaam. Een andere naam voor uitzaaiing is metastase. De meest voorkomende metastasen van endometriumtumoren bevinden zich in het kleine bekken, in de longen, het bot of de lever. Behalve op deze meest voorkomende plaatsen kan een metastase verder overal voorkomen. De diagnose De diagnose baarmoederkanker is gesteld nadat er een beetje slijmvlies van de binnenkant van de baarmoeder is opgestuurd voor nader onderzoek. Er zijn een aantal manieren waarop de gynaecoloog dit weefsel verkregen kan hebben: Bij onderzoek op de polikliniek heeft de gynaecoloog met een zuigpipetje wat weefsel van de binnenzijde van de baarmoeder weggezogen. Dit weefsel is voor nader onderzoek door de patholoog bekeken. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 2 Bij een poliklinische ingreep heeft de gynaecoloog de baarmoeder bekeken (hysteroscopie), waarbij de tumor werd gezien en/of een curettage werd verricht. Een curettage is een ingreep, waarbij er slijmvlies van de wand wordt afgeschraapt, zodat dit voor verder onderzoek kan worden opgestuurd (zie ook de folder Hysteroscopie of Curettage). De patholoog heeft het weefsel onder de microscoop bekeken en de diagnose kanker is daarop gesteld. Vervolgonderzoeken Als blijkt dat u baarmoederkanker heeft, zal de gynaecoloog voorstellen verder onderzoek te doen alvorens de behandeling te starten. Allereerst wordt uw bloed onderzocht om uw bloedgroep vast te stellen, een indruk te krijgen van uw algehele conditie, de werking van uw lever en nieren en uw Hemoglobine (ijzergehalte). Afhankelijk van uw voorgeschiedenis en medicijngebruik kunnen daar nog extra bepalingen bij komen. Ook wordt altijd bloedonderzoek verricht om de kans op eventuele uitzaaiingen in te schatten. Daarbij moet u denken aan het bepalen van de bloedbezinking, de leverfuncties en een eiwit dat wordt geproduceerd door het buikvlies (= tumorstof CA-125). Om de aanwezigheid van longmetastasen (uitzaaiingen in de longen) aan te tonen / uit te sluiten wordt er ook altijd een longfoto gemaakt. De behandeling De meest toegepaste behandeling bij baarmoederkanker is een operatie, waarbij de baarmoeder, beide eileiders en beide eierstokken verwijderd worden. Deze operatie kan indien nodig gecombineerd worden met een andere (aanvullende) behandeling. Vóór de opname Voorafgaande aan uw opname wordt u gezien door een internist of een cardioloog, als uw medische voorgeschiedenis (of het bloedonderzoek) daar aanleiding toe geeft. Ook heeft u vóór opname een gesprek met een medewerker van de afdeling Anesthesie (narcose). Daarnaast krijgt u een algeheel lichamelijk onderzoek om eventuele afwijkingen of risicofactoren op te sporen. Tevens heeft u voorafgaand aan de opname een gesprek met de gynaecologisch verpleegkundige. Dit is een gespecialiseerd verpleegkundige die samen met uw gynaecoloog werkt aan uw behandeling en u begeleidt bij uw ziekteproces. Meer informatie over de gynaecologisch verpleegkundige vindt u in een aparte folder. Daar kunt u uiteraard naar vragen, mocht deze nog niet in uw bezit zijn. De opname Op de dag van de operatie wordt u opgenomen op de verpleegafdeling. Als er vóór de ingreep nog bepaalde onderzoeken moeten gebeuren of als u voorafgaand aan de ingreep medicijnen krijgt toegediend, wordt u eerder opgenomen. U heeft bij de opname een intakegesprek met een verpleegkundige afdeling. Er is een folder over de verpleegafdeling. Als deze nog niet in uw bezit is, vraag er dan naar. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 3 De gynaecoloog die u opereert, ziet u op de operatiekamer voordat u onder narcose gebracht wordt. U weet altijd ruim voor uw opname wie u opereert. Dat kan uw eigen gynaecoloog zijn of een van zijn of haar collega’s. Aangezien uw operatie, vanwege de diagnose kanker, steeds met voorrang wordt gepland kan het zijn dat u pas enkele dagen van tevoren hoort welke dag u wordt opgenomen en geopereerd wordt. Uiteraard kunt u bij bureau Opname altijd uw voorkeur doorgeven voor de dag van opname evenals de gynaecoloog van wie u graag hebt dat hij of zij opereert. Als u per sé door uw eigen gynaecoloog geholpen wilt worden, kan het zijn dat uw operatie later wordt gepland. De operatie Aangezien ieder persoon anders is, evenals iedere ziekte, is het niet eenvoudig om een standaardoperatie te beschrijven. U kunt met uw vragen over de operatie uiteraard altijd terecht bij uw gynaecoloog of de (gynaecologisch) verpleegkundige. Nadat de narcose is toegediend, wordt u vaginaal en via de buik gejodeerd, waarna de blaaskatheter wordt ingebracht. Er wordt (meestal) een buiksnede gemaakt van het schaambeen tot aan of tot net boven de navel. Allereerst zal de gynaecoloog uw buik van binnen bekijken en een onderzoek uitvoeren om de aanwezigheid van eventuele uitzaaiingen in de buik aan te tonen. Daarbij wordt ook een beetje vocht dat zich in uw buik bevindt opgezogen om de aanwezigheid van kwaadaardige cellen uit te sluiten ofwel aan te tonen. Als de gynaecoloog uitzaaiingen in de buik ziet of voelt, verwijdert hij/zij deze indien mogelijk. Het kan ook dat de gynaecoloog een biopt wegneemt. Hierbij wordt een stukje weefsel weggenomen voor nader onderzoek. U zult hierover na de ingreep of de eerste dag na de ingreep door de gynaecoloog worden geïnformeerd. Tijdens de operatie wordt uw baarmoeder (met de baarmoederhals), beide eileiders en beide eierstokken verwijderd. De eierstokken worden enerzijds weggenomen omdat hierop of hierin uitzaaiingen kunnen voorkomen. Anderzijds wil uw gynaecoloog voorkomen dat de eierstokken nog hormonen produceren, omdat deze vorm van kanker vaak hormoongevoelig is. Soms wijkt de gynaecoloog van de standaardoperatie af wegens goede redenen. Zo is het mogelijk de baarmoeder en eierstokken vaginaal te verwijderen als uw conditie te slecht is voor een buikoperatie of als er bijvoorbeeld sprake is van een forse verzakking. Uw gynaecoloog kan u hierover meer informatie geven. Na de operatie De lichamelijke herstelperiode na het verwijderen van de baarmoeder duurt tenminste 6 weken. Het is verstandig om al vóór de ingreep voorbereidingen te Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 4 treffen voor de periode er na. Indien er extra hulp moet worden ingeschakeld kunt u dit eventueel al met uw huisarts bespreken. De eerste dagen na de operatie is buikpijn heel gewoon. U krijgt daarvoor uiteraard pijnstilling. Door de verdoving hebben uw darmen stilgelegen. Deze komen pas langzaam weer op gang en derhalve mag u de eerste dag alleen heldere vloeistoffen drinken. Afhankelijk van het op gang komen van de darmen wordt het dieet uitgebreid. De eerste dag na de operatie blijft u nog in bed. De volgende dag kunt u er al voorzichtig uit. De blaaskatheter wordt in principe de eerste dag na de operatie verwijderd. Als u nog niet goed mobiel bent of als er schade aan de blaas is ontstaan tijdens de operatie of als er een beetje bloed in de urine zit, wordt deze langer in de blaas gehouden. Hoe lang u in het ziekenhuis blijft, hangt af van de operatie en het tempo waarin u herstelt. Ook is het van belang of u thuis hulp hebt. Doorgaans blijft u 4 tot 5 dagen in het ziekenhuis. Mogelijke complicaties Bij elke operatie, hoe klein ook, kunnen complicaties of ongewenste effecten optreden. Bij het verwijderen van de baarmoeder denken we dan met name aan de volgende complicaties: Een operatie gaat altijd gepaard met bloedverlies. Soms is een bloedtransfusie nodig. Elke bloedtransfusie heeft zijn (infectie)risico, maar dat risico is laag. De narcose of ruggenprik kan risico’s met zich meebrengen. Gelukkig zijn deze heel klein als u verder goed gezond bent. Bij de operatie wordt er een katheter in uw blaas gebracht. Deze blijft doorgaans zitten tot de eerste dag na de ingreep. Er kan altijd een blaasontsteking ontstaan, welke pijnlijk is. Met antibiotica is deze goed te behandelen. Er kan in de buik of de vagina een nabloeding optreden. Meestal lost uw eigen lichaam zo’n bloeduitstorting op, maar dit vergt een langere periode van herstel. Een enkele keer is bij een ernstige nabloeding een tweede operatie nodig. Dit gebeurt meestal door een buiksnede. Tijdens de operatie kunnen beschadigingen van de organen plaatsvinden, bijvoorbeeld aan de urinewegen of de darmen. Zo’n complicatie is goed te behandelen, doch vraagt een langer herstel en soms een tweede operatie. Bij iedere operatie is er een klein risico op het ontstaan van een infectie of trombose. Bij operatie via de buikwand kan het litteken lang gevoelig blijven. Een litteken in de buikwand kan intrekken, zodat de buikwand ernaast of erboven gaat overhangen. Bij elke operatie in de buikholte kunnen verklevingen ontstaan. Deze geven slechts zelden klachten. Sommige vrouwen hebben na een operatie last van slapeloosheid, moeheid, concentratiestoornissen, buik- of rugpijn. Mocht het herstel na de operatie anders zijn of langer duren dan u had verwacht, is het verstandig dit met uw gynaecoloog te bespreken. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 5 Na een operatie kunnen plasklachten optreden. Meestal gaan deze klachten vanzelf over. Een aantal vrouwen meldt een veranderd gevoel bij de seksualiteit. Dit kan zijn omdat de vagina van lengte of vorm is veranderd. Ook het gevoel bij het orgasme kan veranderd zijn; dit geldt met name bij vrouwen bij wie voor het orgasme de samentrekking van de baarmoeder een rol speelt. Sommige vrouwen ervaren het verlies van hun baarmoeder als een soort rouwproces. Het gevoel van vrouw zijn kan in zijn compleetheid zijn aangetast. Indien u deze gevoelens bij u zelf waarneemt, kan een gesprek met uw gynaecoloog opluchten en meestal helpen, zo nodig ook al voor de operatie. Het ziektestadium Uit de bevindingen van de opererend gynaecoloog, de resultaten van het onderzoek door de patholoog en de uitslagen van alle bloed- en röntgenonderzoeken kan het tumorstadium van de ziekte worden bepaald. Er zijn 4 stadia voor baarmoederkanker, stadium I tot IV. Bij het stadium I is de tumor beperkt tot de baarmoeder. Afhankelijk van de doorgroei van de tumor in de spierlaag van de baarmoeder worden er nog verdere onderverdelingen gemaakt. Bij het stadium II is de tumor doorgegroeid tot in de baarmoederhals, maar niet buiten de baarmoeder zelf. Dit laatste is wel het geval bij een stadium III tumor. De tumoruitbreiding bevindt zich in de directe omgeving van de baarmoeder, bijvoorbeeld in een eierstok. Bij het stadium IV tumoren is de tumor via de lymfe (of meer zeldzaam via het bloed) verspreid naar andere organen (bijvoorbeeld de longen) of is de tumor in het kleine bekken doorgegroeid naar de blaas of de darm. Behalve het ziektestadium vindt er ook een gradering van de tumor plaats. Deze gaat van graad 1 tot en met graad 3. Hoe hoger de gradering, des te minder de tumorcel op een gezonde cel lijkt en hoe sneller de tumor waarschijnlijk groeit. Ongeveer 10 dagen na de ingreep zijn alle uitslagen (van het vocht en weefsel dat tijdens de operatie werd weggenomen) bekend. Dan pas kan dan het ziektestadium worden vastgesteld. Tijdens een afspraak met uw gynaecoloog krijgt u hier informatie over. Meestal wordt dit gecombineerd met het verwijderen van de hechtingen en de wondcontrole. De nabehandeling Als er sprake is van een vroeg ziektestadium, is na de operatie waarschijnlijk geen nabehandeling nodig. Indien de tumor zich heeft uitgebreid (hoger ziektestadium), kan de gynaecoloog u een nabehandeling adviseren in de vorm van bestraling (radiotherapie). Dit advies hangt ook samen met de gradering van de tumor en uw leeftijd. Blijkt uit de vooronderzoeken dat de baarmoederkanker zich waarschijnlijk in een ver gevorderd stadium bevindt, dan kunt u als eerste behandeling bestraling ontvangen en eventueel later geopereerd worden. Ook kan uw gynaecoloog kiezen voor een hormonale behandeling, eventueel voor of na of zonder een operatie. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 6 De bestraling Bestraling (radiotherapie) is een behandeling van kankercellen door middel van röntgenstraling. Het is een behandeling die vooral effectief is in het gebied dat door de stralenbundels wordt getroffen. Bestraling kan zowel in- als uitwendig worden gegeven. De behandeling vindt plaats in de Maastroclinic (radiotherapeutisch instituut) in Heerlen. Als u in aanmerking komt voor bestraling neemt de gynaecoloog contact op met de radiotherapeut (bestralingsarts). Deze zal u oproepen voor het eerste gesprek (intake). Tijdens het intakegesprek bij de Maastroclinic neemt de radiotherapeut een vragenlijst met u door en zal hij/zij u onderzoeken. Ook krijgt u natuurlijk mondelinge en schriftelijke uitleg over de bestraling. Het eerste bezoek duurt ongeveer een uur. Enkele dagen na het gesprek krijgt u een brief met alle afspraken omtrent de bestralingsbehandeling. Ook uw huisarts wordt hiervan op de hoogte gesteld. Voordat met de bestraling kan worden begonnen, wordt het bestralingsgebied aangetekend. Hierover vertelt de radiotherapeut u meer. Vervolgens wordt u ingepland voor de simulator. Dit is een toestel waarmee de werkelijke bestraling wordt nagebootst om de plaats van bestraling exact vast te stellen. Bij het aantekenen wordt speciale inkt gebruikt die mogelijk nog kan afgeven. U mag deze markeringen er niet afwassen en u dient ervoor te zorgen dat de tekening goed zichtbaar blijft. Eventueel worden nog extra tatoeagepuntjes (kleine zwarte puntjes) geplaatst om het bestralingsgebied te markeren. De radiotherapeut bespreekt met u hoeveel bestralingen er nodig zijn. De totale behandeling varieert tussen de 5 en 7 weken. De bestraling zelf wordt uitgevoerd door radiotherapeutische laboranten. Per keer duurt de bestraling enkele minuten. Hormonale behandeling De meeste tumorcellen van het baarmoederslijmvlies zijn gevoelig voor een hormonale behandeling. Het betreft gevoeligheid voor progesteron, een van de vrouwelijke geslachtshormonen. Het ontstaan en het woekeren van de kankercellen kan zo (tijdelijk) worden stopgezet. Meestal komt u voor hormonale behandeling in aanmerking als: de tumor te ver is uitgebreid om nog in aanmerking te komen voor operatie of bestraling, er ondanks operatie en/of bestraling nog tumorweefsel is achtergebleven, er uitzaaiingen van baarmoederkanker zijn vastgesteld die niet op een andere manier te behandelen zijn, uw conditie een andere behandeling niet mogelijk maakt. Afhankelijk van de dosering van de hormonale behandeling kan uw gewicht toenemen, kunnen het hart en bloedvaten extra belast worden doordat het lichaam meer vocht vasthoudt en kan (in het begin) misselijkheid optreden. Meestal zijn deze bijwerkingen gering van aard. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 7 Chemotherapie Chemotherapie is de behandeling van kanker met celdelingremmende medicijnen (cytostatica). Deze behandeling wordt bij baarmoederkanker maar zelden toegepast. Soms wordt chemotherapie overwogen als bestraling of een operatie niet meer mogelijk is of als de tumor niet of onvoldoende reageert op de hormonale behandeling. Wel kan in het kader van wetenschappelijk onderzoek soms chemotherapie gegeven worden (meestal voorafgegaan door een operatie en/of bestraling). Uw gynaecoloog kan u hier meer over vertellen. Uiteraard bepaalt u zelf of u hier wel of niet aan meedoet. Afzien van behandeling Indien de belasting voor uw lichaam, uw motivatie of het nadeel van mogelijke bijwerkingen of gevolgen van de behandeling door u of uw gynaecoloog groter lijken dan de te verwachten resultaten van de behandeling, kan eventueel worden overgegaan tot een palliatieve behandeling. Hierbij worden alleen uw klachten behandeld. Uiteraard kunt u ook zelf beslissen (voorlopig) af te zien van behandeling. In dat geval zal uw gynaecoloog goede afspraken met u maken over de controles. Als u twijfelt aan de zin van (verdere) behandeling, kunt u dit altijd in alle openheid met uw gynaecoloog bespreken. In onderling overleg kunt u tot een besluit komen. U kunt uiteraard altijd op de noodzakelijke medische zorg en begeleiding blijven rekenen om de hinderlijke gevolgen van uw ziekte zoveel mogelijk te bestrijden. Natuurlijk speelt uw huisarts hierbij ook een belangrijke rol. Palliatieve zorg Als de behandeling niet meer tot doel heeft te genezen, doch het doel heeft de hinderlijke gevolgen van uw ziekte zo veel mogelijk te beperken en het liefst zo pijnloos mogelijk te laten zijn, noemen we dat een palliatieve behandeling. Behalve pijnbestrijding is deze behandeling ook gericht op psychische en sociale problemen. Het doel van de behandeling is te zorgen voor de best mogelijke kwaliteit van leven voor u en uw naasten. Een palliatieve behandeling wordt voor ieder individu afzonderlijk opgesteld afhankelijk van uw klachten. Uw gynaecoloog zal u hierover graag verder informeren. De zorg na de behandeling De controles In de regel wordt u 6 weken na de ingreep terug verwacht bij Gynaecologie. Soms wil de gynaecoloog u eerder zien vanwege uw medische voorgeschiedenis of vanwege bijzonderheden tijdens de ingreep. Er vindt opnieuw een wondcontrole plaats, waarbij ook een inwendig onderzoek wordt gedaan. Hierbij wordt de heling van de vaginatop beoordeeld. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 8 Als u niet wordt nabehandeld, adviseert uw gynaecoloog u gedurende twee jaar elke drie maanden op controle te komen. Naast het bespreken van uw klachten wordt er telkens een inwendig onderzoek verricht. Zonodig wordt dit gecombineerd met een uitstrijkje, bloedonderzoek en/of een longfoto. Daarna zijn de controles elke 6 maanden en daarna jaarlijks. Mocht u een nabehandeling met bestraling krijgen dan worden de nacontroles afwisselend verricht door de radiotherapeut en uw gynaecoloog. De frequentie daarvan blijft dezelfde. Dit betekent elke drie maanden gedurende de eerste twee jaar; elke zes maanden gedurende het 3e en 4e jaar en vervolgens jaarlijks. Uiteraard kunt u bij klachten of vragen altijd tussentijds op controle komen. Ook kunt u een extra gesprek aanvragen met de gynaecologisch verpleegkundige. Het telefoonnummer vindt u op de achterzijde van deze folder. Nazorg Aangezien kanker en de behandeling daarvan grote invloed heeft op u als patiënt, maar ook op mensen in uw naaste omgeving, zal uw behandeling steeds overleg vergen van uw gynaecoloog met uw huisarts, de gynaecologisch verpleegkundige en eventuele andere hulpverleners. Er kan desgewenst altijd een psycholoog of maatschappelijk werker worden ingeschakeld. Ook kan door een verpleegkundige van de verpleegafdeling thuiszorg of wijkverpleegkundige zorg worden aangevraagd. Informatie Graag verwijzen wij u voor meer informatie naar de website van het ziekenhuis (zie achterpagina). Tevens biedt de website van KWF Kankerbestrijding (www.kwfkankerbestrijding.nl), of de website van onze beroepsvereniging (www.nvog.nl.) u aanvullende informatie. KWF Kankerbestrijding heeft ook een gratis informatielijn, telefoon 0800 – 022 66 22. Meer schriftelijke informatie kunt u vinden in diverse folders die te verkrijgen zijn bij Gynaecologie, de gynaecologisch verpleegkundige en bij Patiëntenservice. Hier kunt u ook folders krijgen van de Stichting Olijf, Netwerk van Vrouwen met Gynaecologische Kanker. Tot slot Mocht u na het lezen van deze folder nog vragen hebben of mochten er nog onduidelijkheden bestaan, aarzel dan niet en neem contact op met Gynaecologie. Het telefoonnummer vindt u op de achterzijde van deze folder. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 9 Gynaecologie Meldpunt Oost 11 Afsprakennummer: 088 - 459 7785 Op werkdagen: 9.00 - 12.00 en 14.00 -16.00 uur Informatienummer 088-4595580 Op werkdagen: 8.30 -12.00 en 13.30-16.30 uur Gynaecologisch verpleegkundige Meldpunt Oost 11 Telefoon 088 – 459 7785 © 02-2014 Internet www.orbismedischcentrum.nl www.nvog.nl 565 Verpleegafdeling Meldpunt Oost 43 Telefoon 088 – 459 4500