Vragen Waelkens3

advertisement
Vragen Waelkens3:
Vraag31: Wat zijn de growth factors 1 en 2 en
bespreek hun receptoren.
IGF1 &2 = insuline-like growth factor 1&2



verantwoordelijk voor non-suppressible insulin like activity
o grote structuur overeenkomst: gemeenschappelijke precursor
IGF-1 vooral synthese dr lever
Extrahepatische IGF’s: paracriene activiteit
 eigen specifieke bindingsprot: IGFBP
modulerende werking
IGF1 meer GH afh meer groeifactor act
IGF2 meer insuline activiteit
 receptoren:
IGF-1: agonist-bindend RPTK (receptor proteïne tyrosine kinase)
IGF-2: agonist-bindend intracellulair-docking
Transmembranaire glycoprot:
1. uitw agonist-bindend domein
2. lipofiel deel (in membraan)
3. cytoplasmatisch domein: PTK activiteit IGF-1 & insuline
docking IGF-2
insuline-achtige activiteit: via insuline R
Vraag32: Bespreek melatonine, erythropoïetine
en PAF (paf).
MELATONINE
Waar?
Aanmaak thv epifyse (pijnappelklier, lokalisatie ziel vgl Descartes)
= overblijfsel mediaan oog
derde hersenventrikel onder corpus callosum
Synthese:
Serotonine
(= 5-hydrotryptamine) afgeleide tryptofaan
N-acetyltransferase
N-acetylserotonine
Hydroxy-indole-O-methyltransferase HIOMT
Melatonine (= N-acetyl-5-methoxytryptamine)
Regeling: thv activiteit HIOMT
 controle ZS
 retina licht -> OZS -> veel licht (-) weinig licht (+)
Inactivering:
Melatonine -> 6-hydroxymelatonine (hydroxylase)
Melatonine -> inactief
(ringopening)
Functie:
 lichtverkleuring kikkervisjes
 regeling begin puberteit
o pathologie
o geologische spreiding
 regeling dag-nacht-cyclus
Pathologie:
 tumor: hypertrofie: vertraagde puberteit
 tumor: vernietiging epifyse: vervroegde puberteit
 jong blijven: kwakzalverij?
 Jet-lag pillen: werkzaam?
ERYTHROPOIETINE
Waar?
 thv nier (90%)
 thv lever (10%)
Synthese:
34kDa glycoproteïne 166AZ
wanneer?
 bij O2-gebrek nier
o hoogte
o bloeding
o anemie
 verhoogd bij chronisch O2gebrek (grote hoogte)
 verminderd bij
o chronisch nierlijden
o IL-1
interleukine-1
o TNF
tumor necrosis factor
o IFNalfa
interferon-alfa (bij virale infectie)
o IFNgamma interferon-gamma (dr T-lymfocyten)
Functie:
Versnelde proliferatie en diffrentiatie (thv beenmerg) van EPO-gevoelige progenitorcellen
rbc:
 BFU-E
 CFU-E
Werking: binding op R: fosfotyrosinekinaseR: dimeervorming: autofosforylatie:...
Pathologie:
 toediening bij tekort rbc (voorheen transfusies)
o zware chemo
o beenmerg transplantatie
 sport
PAF = platelet-activating-factor
= alkylfosfolipide
Waar?






bloedplaatjes
monocieten
neutrofielen
eosinofielen
bloedvatendotheelcellen
...
synthese:
1-O-alkyl-2-acyl-glycerofosfocholine (membraan)
PLA2
1-O-alkyl-2-lyso-glycerofosfocholine = lyso-PAF
lyso-PAF-acetyltransferase
PAF
Wanneer? invloed
 antigen-antilichaam reactie
 chemotactische peptiden
 thrombine
 collageen
 andere autocoïden
Inactivering:
Lyso-PAF-acetyltransferase
Lyso-PAF-acyltransferase
Functie:
- sterke vasodilatator
- stimulator vasculaire permeabiliteit
- aggregatie bloedplaatjes
- aggregatie & degranulatie leucocyten
- stimulering contractiliteit gladde spier
- chemotaxis
receptor = G-prot gekoppelde R => activatie PLC, PLD, PLA2
Vraag33: Bespreek de bradykinine- en
kallidinefamilie
BRADYKININE
KALLIDINE
9AZ
10AZ
 trage contracties ileum
o relaxatie spiertjes bloedvaten
 aanmaak na ontstekingen
1. vasodilatatie => verlagen BD
meer wbc
2. PIJN registratie => bij elke vorm weefselschade ‘mis’signaal
3. verhogen permeabiliteit bloedvaten
o wbc sneller terplaatse
o snellere afvoer
4. verhogen prostaglandinen
5. relaxatie gladde spiercellen
 lever: precursoren kininogenen = alfa2 globulinen
o HMWK = hoog molecule gewicht kininogeen
plasma & weefsels
o LMWK = laag molecule gewicht kininogeen
weefsels
 Plasma: omzetting HMWK nr bradykinine oiv plasma-kallikreïne
Omzetting kallidine in bradykinine oiv aminopeptidase
In des-Arg-kallidine oiv carboxypeptidase
 Weefsels: omzetting HMWK & LMWK nr kallidine oiv weefselkallikreïne
 Inactivering:
o Actieve plasmakininen: weefselcarboxypeptidasen: kininaseI – kininaseII
(=ACE)
o zeer snelle afbraak T1/2 = 15s
 Werking plasmakininen:
o B1-en B2 receptoren
 B2: GPCR => PLC (IP3 & DAG) & PLA2 (arachidonzuur)
Vraag34: Bespreek de eicosanoïden.
Is er iemand bij wie dit minder rommelig is?
C20
lipo-oxygenase
Leukotriënen (A, B, C, D, E)
Cyclo-oxygenase
Prostaglandinen (A, E, F)
Eicosa-3-een PGA1
ArachidonzuurPGA2
Eicosa-5-een PGA3
Tromboxanen (A, B)
Autocoïden: (uit essentiele VZ)
1. prostaglandinen PG
2. prostacyclinen PGI
3. leucotriënen LT
4. lipo-xinen LX
5. thromboxanen
Chemische structuur:
- gemeenschappelijke gesatureerde basisstructuur C20 = prostanoïnezuur
- bepaald aantal = bindingen (suffix)
- leucotriëen:
i. gn ringstructuur
ii. 1à2 O-substituties
iii. drie geconjugeerde = bindingen
Vorming:
A.precursor = Arachidonzuur <= vrijgemaakt uit fosfolipiden (fosfolipase A2)
oiv hormonale & neurohormonale factoren
B.arachidonzuur
 endoperoxide PGG & PGH(cyclo-oxygenase)
C. PGG & PGH  prostaglandinen PGD2 & PGE2 & PGF2alfa
PGG2  TXA2 = thromboxane A2 (thromboxane synthetase)
TXA2  TXAB2 (snelle omzetting)
PGG2  prostacycline PGI2 (prostacycline synthetase)
PGI2  6-keto-PGF1
Inactivatie:
15-hydroxyprostaglandine dehydrogenase
La famille:
TXA2: = thromboxane A2
 in BP
 aggregatie & constrictie
Tromboxaan
Een door trombocyten geproduceerde prostaglandine
 met vaatvernauwende en
 aggregatie bevorderende werking
 antagonist van prostacycline
PGI2: = prostacycline 2
 bloedvaten
 inhibitie aggregatie BP & dilatatie
Prostacycline PGI
Een prostaglandine geproduceerd door bloedvatwanden
 Dat vasodilatatorisch werkt en
 Trombocytenaggregatie remt
12-hydroperoxy-arachidonzuur & 12-hydroxy-arachidonzuur:
 longweefsel, wbc, BP
 lipoxygenase
 cellulaire invasie bij ontstekingsreactie
5-HPETE: = 5-hydroperoxy-6,8,11,14-eicosatetraenoic acid
 voor synthese lipoxinen & leukotriën
 5-lipoxygenase
LTC4: = leukotriëne C4
 aminolipide
 tripeptide glutathion
 nageslacht van 5-HPETE
Leukotrieen
Ontstekingsmediator die oa een rol speelt bij type I-allergische reacties en door oa mestcellen en eosinofiele
cellen gevormd wordt uit arachidonzuur: verantwoordelijk voor oa bronchoconstrictie; slijmsecretie en
toegenomen vaatpermeabiliteit bij astma
LTD4:



aminolipide
gly & cys
nageslacht van 5-HPETE
LTE4:
 aminolipide
 cysteïne
 nageslacht van 5-HPETE
LTF4:
 aminolipide
 cysteïne & glutaminezuur
 nageslacht van 5-HPETE
Leukotriënen:
 allergische reacties & ontstekingen
Prostaglandine:
 contractie uterus
 gladde spieren GI-stelsel
 gevoeliger w voor pijn
Prostaglandinen
Afk PG
Groep derivaten van essentiële vetzuren die vrijwel overal in het lichaam voorkomen, hoofdzakelijk in vier
hoofdgroepen in te delen en afhankelijk hiervan met uiteenlopende werking, zoals modulatie van cellulaire
regelsystemen (vnl bij bedreiging van de homeostase bij stresssituaties) en van processen als vasopermeabiliteit,
ontstekingen e.a.,
 stimulering van de motorische uterusactiviteit (weeën-inductie),
 remming van motoriek en secretie van maag en darm,
 broncho- en vasodilatatie,
 bloeddrukverlaging en
 bevordering van de diurese door antagonisme tov het ADH,
 stimulering van hormonenproductie,
 beïnvloeding van sensorische en metabole functies,
 remming van trombocyten aggregatie en
 regulering van prikkeloverdracht in het CZS
Vraag35: Wat zijn hormonen ?
Stof afgescheiden dr endocriene klier die in bloedbaan terechtkomt
Beïnvloeden weefsels
Endocriene klier: klier z afvoergang mr met nabijheid bloedbaan
Volgens woordenboek:
Een in het lichaam gevormde chemische stof (AZ, eiwit of steroïd) die via de bloedbaan
bepaalde organen tot werkzaamheid aanzet
Oorspronkelijk werd onder een hormoon uitsluitend een product ve endocriene klier verstaan
Vgl encarta:
specifieke organische stof met een regulerende werking, meestal gevormd door klieren met
inwendige afscheiding
Vraag36: Wat verstaat men door de intracellulaire
receptor superfamilie ?
Welke hormonen/stoffen:
- steroïdhormonen
- schilklierhormonen
- retinoïden
- Vit D
 allemaal tamelijk hydrofobe stoffen
treden cel binnen voor werking
daar binding aan intracell receptor
intracellulaire receptor superfamilie = steroid thyroïd hormoon receptor superfamilie
 regeling DNA transcriptie
inactief:
deel complex met inhibitorische prot complex
 binding ligand: inhib prot lossen
 na activatie: vorming dimeer
 verplaatsing nr kern
transactivatiedomeinen: N- en C- terminaal van DNA bindend domein
binding op spec seq (hormoon response element, thyroid response element, ...)



verhoogde transcriptie
aanpassing aanmaak rRNA en tRNA
post-translationele wijzigingen
Vraag37: Zijn de vitamines E, niacine en
pantotheenzuur werkelijk vitamines ?
Wat is een vitamine:
Essentiële organische bestanddelen voeding
Nt voldoende gesynthetiseerd dr lichaam
Absoluut noodzakelijk voor normale stofwisseling
Vitamine E:
Vit E => anti-oxidans
 rol in ademhalingsketen
 rol in DNA synthese
mogelijk vervangen dr andere anti-oxidanten
(ook voor rol in ademhalingsketen?)
gn aanmaak dr lichaam
Niacine:
Nodig voor aanmaak NAD+ (niacinamidedinucleotide)
en NADP+ (niacinamidedinucleotideP)
 belangrijke cofactoren in stofwisseling
biosynthese uit tryptofaan mogelijk ook in mens
 GN WERKELIJK VITAMINE
Pantotheenzuur:
Nodig voor aanmaak CoA
 belangrijke rol in stofwisseling
gn aanmaak dr lichaam (darmflora telt nt mee)
WERKELIJK VITAMINE
Vraag38: Is de klassificatie in vet- en
wateroplosbare vitamines nuttig ?
Ja:






structuur verschil
belang verschil in resorptie in GI stelsel
distributie & opslag in weefsels
eliminatieweg
toxiciteit
conditionering dr apotheker/farm bedrijf
de verschillen tss deze groepen moeten in acht genomen worden om een goede opname te
verzekeren en toxiciteit op lange termijn te vermijden.
De opdeling is wel nt absoluut; verschillende gradaties in wateroplosbaarheid.
Vraag39: Bespreek de potentiële toxiciteit van
vitamines.
Nodige dagelijkse dosis:
 afhankelijk van mens tot mens
 in een normale evenwichtige voeding zitten voldoende vitaminen
o Wat eet iemand?
o Hoe bereid?
o Hoe goed werkt zijn absorptie?
 Afhankelijk (dag)activiteit persoon
Mensen hebben idee: ‘Baat het niet, het schaadt ook niet’
Vitamine-inname meestal zonder medische begeleiding.
Onbewezen experimentele behandelingen:
Vitaminen zijn bio-chemisch zeer actieve stoffen; door toediening van hoge doses kan het
frele bioevenwicht verstoord geraken.
 ortho-moleculaire geneeskunde
 mega-vitamine therapie
Vitamine-preparaten:
- kleurstoffen
- additieven
goed?
Toxiciteit op langere termijn dr opstapeling
Vb toxiciteit: - Vit C vernietigt VitB12
- Vit C: nierfct verandering: aanzuring urine
- Interferentie met andere geneesmiddelen (vb parkinson behandeling)
- Vit C: moeheid & overpigmentatie
Vraag40: Wanneer treden er tekorten aan
vitamines op in onze samenleving ? Wat denkt u
over vitamines en sport, zwangerschap, griep en
diabetes ?
Tekorten vitamine:
A bepaalde dieetgewoonten
 veggie
 politiek/sociaal
 fast food
 etylisme
B effect van bepaalde medicatie
 resultaat van ketting reacties
 onvoldoende opname/gebrekkige resorptie
 uitputting reserve
 daling urinaire secretie/daling enzymatische activiteit
veranderingen metabolisme op cell niv
C melkpoeder ipv moedermelk
Moedermelk qua vitaminen veel vollediger en dekt ongeveer de gehele nood
Uitz VitB12
Iemand meer kennis op de volgende gebieden?
Vitaminen en sport:
Bij normale en evenwichtige voeding wordt de vitamine-nood normaal gezien gedekt.
Langdurige overdosering kan schadelijk zijn.
Enkel een supplement van Vit C wordt aangeraden. (in lage c weinig neg effecten).
Bij vermoeidheid: VitB inname controleren
Mijn mening:
Een groot deel van de vermeende betere prestaties na inname van vitamines zijn mss eerder te
wijten aan de psychologische ingesteldheid van de athleet dan aan een verbeterde werking van
het metabolisme. (nu met mijn supervitamines lukt het me zeker om die rotzak bij te houden?)
Vitamine en zwangerschap:
Bij zwangerschap is er een verhoogde nood aan bepaalde vitamines, doordat er een
bevoordeling optreedt van de foetus tov de moeder. Deze verhoging is echter beperkt en
vereist gn mega-dosissen vit.
Verhoogde nood
 thiamine
 riboflavine
 pyridoxine
 niacine
Bij zwangerschap is er ook een algemene verhoging in benodigde caloriën. Als dit gebeurt dr
een evenwichte voeding, is de nood voor het innemen van vit preparaten mss nt aanw?
Bij borstvoeding is de verhoogde nood meer verspreid (extra vit).
Vitamine en griep:
De pos invloed van de inname van vitamine bij griep zijn nt bewezen.
Volgens mij is de inname van vb vitC niet verderfelijk als de ziekte een verminderde eetlust
veroorzaakt.
Vitaminen en diabetes:
Normale voeding zou moeten volstaan.
Gn gift van Vit C en E: reden?
Vraag41: Bespreek de biochemische rol van
thiamine. Wanneer bestaat er een tekort en welke
vormen van deficiëntie kent men ?
Biochemische rol:
 cofactor
o oxidatieve decarboxylatie
 pyruvaat
 alfa-ketoglutaarzuur
 alfa-ketoboterzuur
o transketolase reacties
Tekort:
Bij ons: voldoende in voeding
Toch tekort dr:
- erfelijke afwijking (probleem met activerend kinase)
- chronische alcolisme
o verwaarlozing dieet
o alcohol: veel KH uit gevormd => TPP nodig voor verwerking
verhoogde nood:
- verhoogd metabolisme
- koorts
- hyperthyreodisme
- zwangerschap
- borstvoeding
-
zware spierarbeid
verhoogde KH consumptie
Deficiëntieverschijnselen:
Beri-beri:
Droge vorm
- polyneuritis; hyper&para esthesiën
- spieratrofie
Natte vorm
- aantasting hartspier: (oedemen)
o cardiomegalie
o tachycardie verhoogde output
o verhoogde veneuze druk
- daling transketolase activiteit (nodig voor verwerking gestegen pyruvaat & lactaat)
Vraag42: Bespreek de resorptie, activatie en
biochemische rol en deficiëntie van riboflavine
FMN = flavine mononucleotide
Resorptie
Riboflavine & FMN : gemakkelijk opneembaar uit GI-stelsel (satureerbaar systeem)
FAD: moeilijk opneembaar
Bij opname w riboflavine gefosforyleerd
Activatie:
Omvorming van riboflavine tot co-factor:
1) Riboflavine + ATP
FMN + ADP
door flavokinase en Mg2+
2) FMN + ATP
FAD + PPi
door FAD synthetase en Mg2+
Biochemische rol van riboflavine:
1) Deel van bep proteïnen => flavoproteïnen
2) Als cofactor
a. Flavine mononucleotide
b. Flavine-adenine dinucleotide FAD
- hoge affiniteit voor apo-proteïnen
- reductie-oxidoreacties
1. NADH dehydrogenase
2. succinaat dehydrogenase
3. cte houden glutathion reductase activiteit in rbc
Deficiëntie:
Deficiëntie komt nooit geïsoleerd voor: in combinatie met deficiëntie voor andere vitaminen
(derde wereld)
Dysfunctie en beschadiging van verschillende weefsels => Pellagra sine pellagra
 verstoring vele oxido-reductie reacties




conjunctiva ontsteking
ontsteking lippen & kloven mondhoeken
fotofobie
dermatose
Vraag43: Bespreek de biochemische rol van
pyridoxine.
Pyridoxine w gefosforyleerd tot
- pyridoxalP
- pyridoxamineP
- pyridoxolP
dr pyridoxalkinase
belang:








decarboxylaties AZ => vorming belangrijke aminen (vb histamine)
transaminatiereacties
nt-oxidatieve deaminatie AZ
transsulfuratie reactie tss homocysteïne en serine
3-hydroxykynurenine -> 3-hydroxy-anthranilaat
productie taurocholaten
vorming CoA, fosforylase, gamma-aminolevulinezuur
inbouw ijzer in hemoglobine
Vraag44: Waarom spreekt men van Pellagra en
Pellagra sine Pellagra ?
Iemand meer en zekerdere ideeën????
Niacine = Vit PP
 tekort: Pellagra
= ziektebeeld van drie D’s: dermatitis, diarree, dementie
pellagra wijst op huidaanduiding
Pellagra sine pellagra:
Tekort riboflavine
Dysfunctie en beschadiging verschillende weefsels
Huidschade is minder??
The word pellagra means "rough skin". When skin is subjected to
mechanical wear and tear and can't repair itself well, it acts like a
burn which cannot heal. You get an inflammatory response, redness,
cracking into deeper layers along stress lines, but no new tissues from
dividing fibroblasts. In niacin deficiency the outer layers of the
skin don't come off very well in these areas, and these dead layers act
as a sort of protectant for the areas under them, which remains cracked
and reddened. That outer layer is the part that feels rough. In
riboflavin deficiency the electron transport system in mitochondria
still doesn't work and the cells still can't respire aerobically, and
you get all the same problems, but for some reason I don't understand,
the outer layers of the skin slough more readily, so all the underlying
damage and failure of repair is more easily seen. Thus, pellagra
without the roughness- pellagra sine pellagra.
Vraag45: Hoe (en waarom zo) spoort men de
deficiëntie van pyridoxine op en wanneer ?
Measurement of red cell pyridoxal-5-phosphate (P5P) is thought to be more accurate than plasma
pyridoxine. The most reliable functional test is thought to be measurement of the enzyme glutamate
amino transferase.
Pyridoxal-fosfaat is noodzakelijke cofactor voor aminotransferase.
Als je metingen in het plasma uitvoert, moet je de drie vormen in rekening brengen plus hun
overeenkomstige gefosforyleerde vorm.
Pyridoxine is een noodzakelijke co-factor voor de vorming van niacine uit tryptofaan.
Zonder deze cofactor, volgt de reactie een zijspoor dat voor de vorming van xantureenzuur
zorgt. Dit molecule wordt via de urine afgevoerd.
Door het testen van de urine op xantureenzuur kan men een mogelijke deficiëntie opsporen.
Wanneer:
Bij deficiëntieverschijnselen:
- ondervoeding
- zwangerschap










-
Alcoholism
Burns
Diarrhea
Dialysis
Heart disease
Intestinal problems
Liver disease
Overactive thyroid
Stress, long-term illness, or serious injury
Surgical removal of stomach
Download