HET MISKENDE PARADIJS (door “Myriam van Nazareth”) Over de afwijzing van de volle Waarheid over Maria als afwijzing van Gods Liefde en Barmhartigheid Inspiratie van de Heilige Maagd Maria tot getuigenis voor de waarheid van het Myriam van Nazareth-apostolaat en voor de noodzaak van de verkondiging van Maria’s grootheid “Voor hen die niet willen geloven, is elk licht duister” (Maria tot “Myriam”, 14 februari 2010) In dit geschrift laat de Allerheiligste Maagd Maria een antwoord formuleren op een aantal stellingen waarvan sommige zielen zich bedienen, die zowel de zin als de inhoud van het Myriam van Nazareth-apostolaat niet hebben begrepen, en dit apostolaat zowel als de roeping en verkondigingen van Myriam van Nazareth afwijzen, bekritiseren, als ongeloofwaardig voorstellen of zelfs verketteren, zonder zich ernstig in het geheel van de geschriften te hebben verdiept en deze vanuit het hart, in de volle uitwerking van het Licht van de Heilige Geest en van de ware Liefde tot God en tot Maria, in zich te hebben opgenomen. Dit geschrift moge de zielen leiden tot het ware inzicht dat hen zal verhinderen, zich verder aan hun dwaling over te leveren. Het Myriam van Nazareth-apostolaat is louter en alleen de vrucht van een jarenlange mystieke kennisoverdracht vanuit het Hart van de Allerheiligste Maagd Maria naar het hart en de ziel van Haar Myriam toe. Alles wat via ons apostolaat wordt verkondigd, berust derhalve op Hemelse Waarheid. Dit moge mede via dit geschrift duidelijk worden. Door de eeuwen heen hebben vele zielen zich ertoe geleend, de stellingen van heiligen en mystici over de grootheid van Maria te bekritiseren, aan te vallen, af te wijzen en zelfs te verketteren. Dit gebeurt nog steeds in volle hevigheid in onze dagen. De meesten van ons kennen de uitspraken als zou elke verering van Maria die boven deze van de oppervlakkige volksdevotie uitstijgt, neerkomen op een dwaling, een ketterij, afgodenverering, zelfs occultisme. Het Myriam van Nazareth apostolaat is gegrondvest op de door Myriam via mystieke weg ontvangen openbaringen, verkondigingen en leerstellingen van de Allerheiligste Maagd Maria in Haar hoedanigheid als de Meesteres van alle zielen. De Heilige Maagd verkondigt dat Zij Zich thans in deze hoedanigheid openbaart omdat Gods tijd daartoe nu aangebroken is. Als Meesteres van alle zielen wordt Maria nu geopenbaard in – zoals Zij Zelf het aanduidt – Haar allerhoogste hoedanigheid, die de sluitsteen moet vormen op het systeem van kennis dat God doorheen de eeuwen over de Parel van Zijn Schepping heeft laten openbaren. In deze hoedanigheid onderricht Maria de Wetenschap van het Goddelijk Leven als een geheel van kennis over het ware leven van de ziel, het leven in de volle bloei van de kiem van heiligheid die God in de ziel legt en die haar in staat stelt om tot beeld en gelijkenis van God uit te groeien. Het eindpunt van deze ontwikkeling is de volheid van de verlossing en de heiliging. Als de Meesteres van alle zielen laat God nu Maria openbaren in de volheid van Haar onvergelijkbare grootheid, verhevenheid en heiligheid, als de Vertegenwoordiging van de absoluut volmaakte bloei van de kiem der heiligheid, als de meest volmaakte bloei als beeld en gelijkenis van God, die ooit door een geschapen ziel bereikt zou kunnen worden. Het hoeft daarom niet te verbazen dat ons apostolaat, alsmede de figuur van Myriam van Nazareth, bloot staan aan aanvallen, kritieken, ongeloof en onbegrip vanuit bepaalde hoeken, die het absolute hoogtepunt van de Mariaverering, die door ons apostolaat en door Uw Myriam wordt geopenbaard en verdedigd, willen voorstellen als een mogelijke dwaling. Uit deze pijnlijke vaststelling van de afwijzing van wat Maria Zelf “het grootste geschenk aan de mensheid sedert de Kruisdood en Verrijzenis van Jezus Christus” noemt, is dit manifest gegroeid, waarin Maria Zichzelf “het miskende Paradijs” noemt, en waarin Zij beklemtoont dat de afwijzing van de volle Waarheid over Haar Wezen, Haar ware verhevenheid en de noodzaak van de opperste Mariaverering en totale Mariatoewijding in deze Laatste Tijden neerkomt op een afwijzing van Gods Liefde en Barmhartigheid, van de grootste tegemoetkoming van God aan de mensenzielen sedert de grondvesting van het Nieuw Verbond, ja van de voltooiing van het Nieuw Verbond in elke individuele ziel. Het is schrijnend hoe lichtvaardig deze onontbeerlijke stap in de voltooiing van Gods Heilsplan voor de zielen, door bepaalde zielen wordt afgewezen en aangevallen. Steeds opnieuw blijkt dat zielen die de door ons apostolaat verkondigde stellingen en onderrichtingen van de Meesteres van alle zielen aanvallen, bekritiseren, afwijzen of zelfs verketteren, hun oordeel vellen alvorens het geheel of minstens een brede selectie van de Myriam van Nazareth-geschriften te hebben bestudeerd. Maria laat erop wijzen dat geen enkel geschrift van Myriam van Nazareth op zichzelf beoordeeld kan worden, want dat al deze geschriften samen een sluitend systeem vormen. Een voorbeeld: De essentie van de openbaring over het hoe en waarom van Maria’s hoedanigheid als Meesteres van alle zielen is samengebracht in het manifest De Dageraad van Gods Rijk op aarde. De ziel die dat manifest leest, kan de diepe waarde en waarheid ervan onmogelijk beoordelen zonder de inhoud ervan in de volledige context van de Wetenschap van het Goddelijk Leven te plaatsen. Daartoe is noodzakelijk dat deze ziel ook andere Myriam van Nazareth-geschriften in zich opneemt. Een verkeerd begrip van stellingen uit Myriam van Nazareth-geschriften houdt vaak gewoon verband met de mystieke aard van deze verkondigingen. Zoals verder in dit geschrift zal blijken, is het mogelijk dat vernieuwende, aanvullende of verdiepende kenniselementen, die via de mystieke weg aan de zielen worden verkondigd, op een bepaald ogenblik nog niet correct begrepen worden omdat zij nog niet deel uitmaken van de gevestigde theologie. Dit betekent niet dat deze kenniselementen onjuist of niet van Hemelse oorsprong zijn. Maria waarschuwt ervoor, dat alle verkettering van de verkondiging en van de uitbreiding van de kennis die God in deze Laatste Tijden over Haar ware grootheid toestaat, wordt ingegeven door de satan, die deze verkettering inkleedt in één van de listigste valstrikken die hij ooit heeft gespannen: Hij blijkt deze gesteldheid bij voorkeur in te geven aan zielen die zichzelf als ware christenen beschouwen, en stort in hen de overtuiging dat zij de missie hebben, hun medemens te behoeden voor een gevaarlijke dwaling. Deze zielen zien zichzelf als ware verdedigers van het christendom. Maria nodigt bij deze Haar ware toegewijden uit tot de vorming van een ketting van gebed voor deze zielen, opdat zij de volheid van Gods Waarheid mogen aanvaarden als wat deze inderdaad is: het grootste geschenk van Gods Liefde sedert de Kruisdood en Wederopstanding van Jezus Christus. Laten wij de voornaamste uitspraken beschouwen, waarvan de critici van ons apostolaat, van de verkondiging van Maria als de zo machtige Meesteres van alle zielen, en van de hoogste graad van de Mariatoewijding zich bij voorkeur bedienen. Het betreft stuk voor stuk kritieken die op basis van de wortels van de Christelijke Leer gerechtvaardigd lijken, doch dit allerminst zijn wanneer men het geheel van deze openbaring door Maria Zelf en van de geschiedenis van het Heil na de Werken van Jezus Christus als de God-Mens op aarde beschouwt. 1. Nieuwe openbaringen zouden beter gewantrouwd worden. De Bijbel zegt toch reeds alles. Ons christendom is gebaseerd op de Leer van Jezus Christus. Deze Leer vertegenwoordigt de ene Eeuwige Waarheid van God, en is vastgelegd in het Evangelie. Waarom is dan deze eerste uitspraak van de critici onjuist? Eerst en vooral laat de Meesteres van alle zielen erop wijzen dat, inderdaad, ruim negentig procent van alle openbaringen van de jongste decennia “vals” zijn, dit wil zeggen: niet door de Hemel geïnspireerd en in omloop zijn gebracht. Een gezonde terughoudendheid is derhalve noodzakelijk. Gezond is deze terughoudendheid niet langer wanneer zij “het kind met het badwater weggooit”, met andere woorden: uit vrees voor misleiding ook de authentieke Hemelse inspiraties via werkelijk door Maria (of Jezus) uitgekozen werktuigen afwijst, of nog erger: deze aanvalt en als ongeloofwaardig afschildert. Geen ziel kan jegens God verontschuldigingen inroepen wanneer zij de werken van een echt werktuig van Maria of Jezus bekritiseert, ongeloofwaardig laat schijnen, verkettert, en eventueel andere zielen ervan afbrengt om er geloof aan te schenken. God heeft in elke ziel een kiem van heiligheid gelegd, die haar in staat stelt om goed van kwaad, waarheid van onwaarheid te onderscheiden, en in dit verband de inspiraties, richtlijnen en verlichting van de Heilige Geest in zich op te nemen. In de mate waarin de ziel zich zuiver houdt, kan zij zich te allen tijde openen voor de herkenning van elementen van Gods Waarheid. Het kan niet voldoende beklemtoond worden: Een echt werktuig van Maria is er zich ten volle van bewust dat het zichzelf zou verdoemen indien het niet de volle waarheid zou verkondigen, zielen zou misleiden, of op enige wijze zou afwijken van de gehoorzaamheid jegens Maria (of Jezus) waaraan het in de hoogst mogelijke mate onderworpen is. Te stellen dat de Bijbel reeds alles zegt, geeft uitdrukking aan een gebrek aan kennis van het diepe wezen van Gods Heilsplan en van de voltrekking van Zijn Werken. Het miskent namelijk de Werken van de Heilige Geest in de Kerk, en verloochent de belofte van Jezus dat Hij de Heilige Geest zou zenden, dit wil zeggen: dat Hij na Zijn Hemelvaart de Kerk zou laten onderrichten in de volheid van de Waarheid, want (aldus Jezus): “vele dingen kunnen jullie nu nog niet verstaan... De Heilige Geest zal jullie naar de volle Waarheid leiden”. Het Evangelie is het begin van de Leer van Christus, het begin van het Nieuw Verbond. Zij die ervan uitgaan dat God ooit een Werk laat beginnen zonder het te voltooien, onderschatten en miskennen de ware diepgang van Gods Liefde. Jezus kwam op aarde om Zijn Kerk te grondvesten als de ene ware Kerk van God, op basis van Zijn onderrichtingen van de Eeuwige Waarheid. Hij heeft er echter uitdrukkelijk op gewezen dat Zijn Werken als de God-Mens pas het begin waren. De Heilige Geest is gekomen, één maal zichtbaar in de uitstorting van het Pinkstervuur over de apostelen in het cenakel te Jeruzalem, en daarna ontelbare malen in het onzichtbare, via de mystieke weg in de Werken van de Kerk en in individuele zielen die hiertoe van Gods wege een roeping hadden, respectievelijk hebben, ontvangen, en in deze roeping door Jezus of door Maria zijn, respectievelijk worden, begeleid. De Werken van de Heilige Geest hebben zich in de eeuwen na Christus ook geopenbaard in heilige zielen zoals de Heiligen Grignion de Montfort, Bonaventura, Bernardus van Clairvaux, Bernardinus van Siena, Alphonsus de Liguori, Pater Kolbe en een aantal anderen, die stap voor stap kennis over Maria hebben ontvangen en geopenbaard, die ver uitstijgt boven de weinige woorden die in de Evangelies over Maria zijn geschreven. Laten de critici van de werken van ons apostolaat niet vergeten dat verscheidene van de heiligen die de kennis over Maria hebben uitgebreid, door de Kerk tot kerkleraar zijn benoemd. De door deze heiligen verkondigde stellingen over de unieke verhevenheid van Maria te negeren, komt derhalve neer op verzet tegen de kerkelijke beslissingen op grond waarvan deze stellingen zijn aanvaard en tot grondslag voor de benoemingen tot kerkleraar zijn gemaakt. De stelling dat met de Bijbel alles ophoudt, komt bovendien neer op een miskenning van de kerkelijke dogma’s over Maria en van de diverse pauselijke encyclieken over Maria, waarin de grootheid, verhevenheid en macht van Maria stap voor stap aan de zielen zijn vrijgegeven en als geloofswaarheden zijn voorgehouden. In vele pauselijke teksten doorheen de eeuwen wordt Maria aan de zielen voorgesteld als de noodzakelijke en essentiële stap of brug naar Christus, en als vitale figuur in Gods Heilsplan (onder meer in Haar rol als Middelares van Genaden). De Heilige Geest werkt onophoudelijk via de weg van de mystiek. De mystiek is één van de grootste geschenken van God aan de mensheid, omdat door haar steeds nieuwe kennis, of uitbreiding van bestaande kennis, over elementen van Gods Waarheid en Mysteries, aan de mensheid wordt geschonken via individuele zielen in rechtstreeks contact met Jezus of met de Allerheiligste Maagd. Doorheen de eeuwen heeft de mystiek steeds gediend als een belangrijke voedingsbron voor de uitbreiding van de kerkelijke stellingen over Gods Waarheid. De critici van ons apostolaat maken zich daarom schuldig aan een verloochening van Gods geschenk van de mystiek, aangezien de Wetenschap van het Goddelijk Leven, zoals deze thans door Maria als Meesteres van alle zielen wordt onderricht, uitsluitend de vrucht is van mystieke kennisoverdracht. Zielen die ons apostolaat, de ware grootheid van Maria als Meesteres van alle zielen, of zelfs eenvoudig de hogere graden van de Mariaverering afwijzen of verketteren, miskennen een belangrijk element van Gods Werken, namelijk het feit dat God Zijn Heilsplan stap voor stap uitwerkt, en geleidelijk nieuwe kennis laat openbaren die de gevestigde kennis over Gods Waarheid uitbreidt. Indien God Zijn Waarheid onmiddellijk volledig zou openbaren, zou geen ziel nog kunnen leven, want alle zielen zouden gebukt gaan onder een ballast van onverteerbare kennis, die hen eerder te gronde zou richten dan hen van binnen uit sterker te maken tegen alle gevaren die de ziel en haar heiliging bedreigen. Bovendien zou een natuurlijke ontwikkeling van Gods Heilsplan onmogelijk worden indien alle kennis van Gods Mysteries ineens aan de zielen zou worden medegedeeld. Maria wijst erop dat de zielen sedert de erfzonde niet meer in staat zijn om deze kennis onmiddellijk volkomen in zich tot nut te maken, doch dat zij door de erfzonde de volledige instorting van deze kennis ook niet meer waardig zijn. Slechts om deze reden worden nu en dan zielen via de mystieke weg geroepen tot een leven in uitsluitende dienst van de verkondiging. Van deze zielen wordt verwacht dat zij hun hele leven overleveren aan Diegene die hen roept, om met de inzet van hun hele wezen en levensweg, dus in de meest absolute toewijding, de Werken voor de voltooiing van Gods Heilsplan onder de zielen kenbaar te maken. Slechts om deze reden werd in 1997 Myriam van Nazareth door de Heilige Maagd Maria geroepen tot een leven in Haar dienst, en korte tijd daarop gevormd tot apostel van verkondiging. Het geheel van alle onderrichtingen en geschriften die door Maria via deze apostel aan de zielen worden geschonken, wordt door de Allerheiligste Maagd de Wetenschap van het Goddelijk Leven genoemd. Maria noemt deze leerstellingen, die Zij openbaart in Haar hoogste en ultieme hoedanigheid als Meesteres van alle zielen, de bekroning van Gods openbaring over Maria en over de mysteries van de ziel en van Gods Heilsplan. Het is daarenboven volgens Gods Plannen noodzakelijk dat elke tijd zijn eigen ontwikkeling doormaakt. Elke nieuwe openbaring moet doorheen twee fasen: 1) zij moet geloofd worden. Vaak duurt het decennia, soms eeuwen, eer deze fase op een enigszins grote schaal haar voltooiing nadert. De geschiedenis van het heil der zielen toont ons vele voorbeelden van mystiek begaafde zielen die aanvankelijk fel werden bestreden, verdacht en ongeloofwaardig werden gemaakt, zelfs werden verketterd, om op zeker ogenblik (wanneer de volheid van Gods tijd voor hun werken was aangebroken) te worden aanvaard. In vele gevallen werden deze aanvankelijk zo heftig bekritiseerde zielen na lange tijd heilig verklaard, verscheidene onder hen zelfs tot kerkleraar benoemd; 2) pas daarna wordt zij tot kennis. De theologie is een geheel van kennis in verband met het geloof. Deze kennis beschouwt op elk ogenblik van de geschiedenis steeds elke nieuwe informatie (die bijvoorbeeld vanuit een mystieke bron naar de zielen toe komt) tegen de achtergrond van de kennis die op dat ogenblik aanvaard is. Op bepaalde ogenblikken openbaart God nieuwe kenniselementen die tot Zijn Eeuwige Waarheid behoren. Vaak kunnen deze nieuwe kenniselementen vanuit de gevestigde kennis van de theologie niet verklaard worden, of “passen deze als het ware niet echt in de gevestigde kennis”. Daarom worden deze kenniselementen soms verworpen als onjuist of onwaarschijnlijk. Op grond van de Werken van de Heilige Geest in de zielen evolueert ook deze algemeen aanvaarde kennis, zodat deze zich nu en dan uitbreidt. Zo wordt verklaard waarom nieuw geopenbaarde kennis over Gods Eeuwige Waarheid op een zeker ogenblik verworpen kan worden, doch een zekere tijd (soms pas eeuwen) later plots wel binnen de gevestigde kennis blijkt te passen. Zo vergaat het vrijwel alle kennis die via de mystieke weg aan de zielen wordt overgedragen. Thans beleeft de geschiedenis van het heil de fase waarin bepaalde kennis die wordt geopenbaard in het kader van de Wetenschap van het Goddelijk Leven, in het bijzonder met betrekking tot de verhevenheid en de macht van de Allerheiligste Maagd Maria en Haar hoedanigheid als de Meesteres van alle zielen, door bepaalde theologen kan worden verworpen als “(nog) niet passend binnen de gevestigde kennis over Gods Waarheid en het christelijk geloof”. Het huidige onvermogen van bepaalde zielen om bepaalde door ons apostolaat verkondigde stellingen te aanvaarden of de waarheid en echtheid ervan te herkennen, zegt daarom niets over de waarheid ervan in Gods ogen. Aangezien het hier gaat om kennis die door de Heilige Maagd Maria Zelf wordt geopenbaard, is het slechts een kwestie van tijd alvorens de door Maria via Haar apostel voltrokken werken ook hun plaats zullen krijgen binnen de gevestigde theologie. Gezien de oneindige omvang van Gods Waarheid (God Zelf is oneindig, en alles wat Goddelijk is, vermenigvuldigt zichzelf onophoudelijk) en dus van de Wetenschap van het Goddelijk Leven, moet de openbaring van alle elementen van de kennis van Gods Waarheid, dus ook van deze over de ware grootheid van Maria, in zeer vele opeenvolgende stappen voltrokken worden. Gods Heilsplan kan onmogelijk ineens in zijn onbegrijpelijke omvang en wonderbare veelzijdigheid aan de zielen worden onthuld. De zielen zouden dit niet kunnen verwerken, en dit zou bovendien indruisen tegen de Wet der Goddelijke Gerechtigheid. Inderdaad: De zondigheid van de zielen verblindt hen te zeer om deze dingen zonder meer te kunnen begrijpen. Nu is echter de tijd gekomen om het Nieuw Verbond naar zijn ware Goddelijke Vruchtbaarheid te voeren. Dat is precies wat God met de openbaring van Maria als Meesteres van alle zielen beoogt: Dit is de tijd waarin de Werken van Christus via de tussenkomst van Maria in Haar opperste hoedanigheid als Meesteres van alle zielen in de individuele zielen voltooid moeten worden. God wil in de kennis, die via het Myriam van Nazareth apostolaat over Maria wordt verkondigd, Maria in Haar ware verhevenheid openbaren omdat deze openbaring in deze tijd de eindfase van de verwezenlijking van Zijn Goddelijk Heilsplan vormt. God heeft het zo bedoeld, dat Hij in de allerlaatste Tijden Maria in Haar ware grootheid, verhevenheid, macht en heiligheid zou laten openbaren, omdat Hij dit in het kader van de strijd van het Licht tegen de duisternis voor noodzakelijk houdt. Maria wijst erop dat deze openbaring doorheen de eeuwen na de Hemelvaart van Jezus stap voor stap is voorbereid, in de werken der heiligen, de pauselijke stellingen en mariale dogma’s, en in de mystieke werken doorheen zielen die hiertoe geroepen waren of zijn, en dat deze openbaring nu in de fase van haar voltooiing is gekomen in het apostolaat dat Zijzelf in het leven heeft geroepen door het kleine werktuig dat Zij met Haar eigen Aramese naam “Mèr-i-am” heeft bekleed als een teken, naar de zielen toe, voor het feit dat dit werktuig door Haar is geroepen en de opgedragen werken voltrekt in een mystieke bruiloft met Maria als Meesteres van alle zielen. 2. Als Maria zo verheven is, waarom wordt dit dan nu pas geopenbaard? Ik heb de onzinnigheid van dit punt van kritiek in het vorige punt reeds mede toegelicht, en heb het hierover ook reeds uitvoerig gehad in het manifest De Dageraad van Gods Rijk op aarde. Ik verwijs dan ook naar dit manifest, waar deze kritiek onder meer in punt 4 wordt weerlegd. Het antwoord op deze vraag moge tevens blijken uit de toelichtingen bij de volgende punten. Alles in de heilsgeschiedenis gebeurt op Gods tijd. Dit wil zeggen dat God dingen laat gebeuren, en nieuwe kenniselementen laat openbaren, wanneer Hij in Zijn onfeilbare Wijsheid de tijd gekomen acht om er de grootste vruchtbaarheid mee te bekomen voor de ontwikkeling en voltooiing van Zijn Heilsplan voor alle zielen, en wanneer Hij de gelegenheid ziet om met deze gebeurtenis of openbaring de grootst mogelijke genaden voor de zielen te verbinden. Maria liet er in het vorige punt reeds op wijzen dat de openbaring van Haar ultieme hoedanigheid als Meesteres van alle zielen doorheen de eeuwen stap voor stap door de Heilige Geest is voorbereid. Precies deze ontwikkeling bewijst dat God alles stap voor stap laat openbaren, en dat onze openbaring van de ultieme waarheid en kennis over Maria derhalve in geen geval als ongeloofwaardig hoeft te worden afgeschilderd. 3. In ons geloof staat Christus centraal. Elke grote klemtoon op Maria is daarom overdreven. Alvorens de kern van deze stelling toe te lichten, wil ik duidelijk stellen dat Myriam van Nazareth door Maria is geroepen voor de verkondiging van, en over, Maria. Ons apostolaat is derhalve een instrument van de verkondiging van de waarheid over Maria, zoals God deze in onze tijd bekend laat maken. De ware grootheid van Jezus is reeds in de Werken van de God-Mens Zelf verkondigd. De ware hoedanigheden van Maria zijn, om de redenen die onder meer in dit geschrift worden aangehaald, zeer lange tijd grotendeels onbekend gebleven. Doorheen de eeuwen is de kennis over de ware hoedanigheden en eigenschappen van Maria, een kennis die het voorwerp is van één van de grootste Goddelijke Mysteries, stap voor stap aangevuld, tot zij nu via ons apostolaat in een nooit eerder geziene mate mag worden ontsloten. Door in mijn verkondigingswerken de volle klemtoon en aandacht op Maria te vestigen, vervul ik dus slechts mijn roeping en handel ik in gehoorzaamheid aan God en aan Maria. Ik beweer daardoor niet dat Christus niet centraal zou staan in het Rooms-Katholiek geloof. Ik ben niet geroepen om de Waarheid over Jezus Christus, wel om deze over Maria bekend te maken. De ene Waarheid van God is opgebouwd rond Jezus Christus. Dat spreekt vanzelf, daar Jezus de Zoon van God is, in de wereld gestuurd om de zielen te verlossen. Zonder Jezus zou geen enkele ziel zijn verlost uit de boeien waarmee de erfzonde de zielen vasthoudt als gevangenen van de duisternis der zonde. Wat is dan de zin, de logica en de waarheid achter de verkondiging van Maria als de Meesteres van alle zielen, en derhalve van de buitengewone waarde van de totale Mariatoewijding? Als de Meesteres van alle zielen openbaart God Maria als: - de volmaakte Lerares, die de zielen de Leer van Christus, de Waarheid van God, in zijn volle diepgang leert kennen, deze Leer in al zijn elementen uitdiept, en zo de zielen de kennis kan en wil verschaffen, die zij nodig hebben om op actieve wijze aan hun eigen heiliging mee te werken. Zij onderwijst de zielen thans de Wetenschap van het Goddelijk Leven als nooit eerder geziene uitdieping van de kennis over de regels die het leven van elke ziel naar de volmaaktheid kunnen voeren. Het leven van elke ziel op aarde heeft immers slechts tot doel: De ziel naar een zo volkomen mogelijke spirituele vruchtbaarheid te leiden, teneinde zich volkomen te kunnen heiligen en haar maximale bijdrage te kunnen leveren tot de voltooiing van Gods Heilsplan met de grondvesting van Gods Rijk op aarde. God laat nu Maria openbaren als de Dageraad van Gods Rijk op aarde. De fundering voor Gods Rijk op aarde is gelegd door Jezus Christus, het moet nu door de zielen onder de leiding van de Meesteres van alle zielen worden voltooid. - de Gouden Brug naar het Hart van Jezus Christus, en derhalve naar het ware heil. God heeft een volmaakte mystieke eenheid geschapen tussen de Harten van Jezus en Maria, een mystieke eenwording die mogelijk heeft gemaakt dat Maria de Medeverlosseres is (Zij leed de pijnen en smarten van Jezus secundair, op mystieke wijze, in Haar eigen wezen mee, omdat Zij als eerste geroepen was om “in Zichzelf aan te vullen wat ontbreekt aan het Lijden van Christus”), evenals een volkomen mystieke bruiloft tussen Maria en de Heilige Geest. Reeds in vroegere eeuwen werd Maria door heiligen en in pauselijke geschriften als noodzakelijke Brug naar het heil verkondigd. Jezus heeft voor de zielen als geheel de Verlossing voltrokken. Deze Verlossing moet echter in elke ziel individueel ontsloten worden. Maria is door God uitgekozen om dit te doen. Zij heeft daartoe een onbegrensde macht over elke ziel ontvangen, die echter slechts ten volle ontplooid kan worden met actieve medewerking van de ziel, dit wil zeggen: indien de ziel haar vrije wil volkomen ten dienste stelt van Gods Werken. God heeft Maria echter de leiding geschonken over de voltrekking van deze Werken, door Haar te verkondigen als: - de Leidster en Meesteres van de strijders van Gods Licht tegen de duisternis, dit wil zeggen: de Meesteres over de engelen en over alle zielen die bereid zijn, zich Haar leiding tot nut te maken door hun leven en hun hele wezen aan Maria weg te geven in de meest totale toewijding. God heeft Maria tot Meesteres van alle zielen gemaakt, doch slechts zij die zich aan Haar weggeven, zullen daarvan de ware vruchten plukken; - de Draagster van een onbegrensde macht tot verlamming van de werken der duisternis, tot ontsluiting van de heiligheid in elke ziel en tot de begenadiging van elke ziel opdat deze haar optimale rendement voor de voltooiing van Gods Heilsplan zou kunnen ontwikkelen. De ziel kan geheiligd worden door naar Jezus Christus te gaan. God geeft er echter de voorkeur aan, dat de ziel via Maria naar Zijn Zoon gaat, omdat de verdiensten van de ziel hierdoor veel groter worden: Door het geloof in de volheid van de Waarheid over Maria schenkt de ziel de grootst mogelijke verheerlijking en aanbidding aan God, omdat God in Maria de volheid van Zijn scheppings-, verlossings- en heiligingswerken heeft verzameld. Maria is daardoor de levende Spiegel van Gods almacht. De totale toewijding en opperste verheerlijking aan Maria overtreft vele malen elke andere aanbidding van God, met inbegrip van elke rechtstreekse weg naar Jezus (dit wil zeggen: elke weg van eerbetoon en contact die Maria omzeilt). In al Haar functies staat Maria niet op Zichzelf. Zij verwijst steeds naar God. Jezus Zelf sprak vanop het Kruis de woorden: “Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar uw Moeder”. Hierdoor gaf Hij Maria aan de zielen als de Brug naar hun eeuwig heil, en de zielen aan Maria. Door deze woorden van Jezus aan het Kruis werd de totale toewijding van de ziel aan Maria geheiligd. De God-Mens sprak deze woorden als één van de elementen van Zijn grote nalatenschap aan de zielen, opdat deze op hun weg naar God Maria nooit zouden omzeilen. Jezus schakelde hierdoor Zichzelf niet uit, Hij bevestigde slechts de volkomen overvloeiing van Maria in Gods Hart, in Zijn Mysteries, in Zijn macht, dus Maria als volmaakte Wegwijzer naar God en de absolute bekroning van Zijn Werken. Ik kan het niet sterk genoeg beklemtonen: De openbaring van de diepst mogelijke kennis over de ware grootheid, verhevenheid en macht van Maria als de Meesteres van alle zielen verdringt op geen enkele wijze de rol en positie van Jezus Christus binnen Gods Heilsplan. Bovendien komt het neer op een dwaalleer wanneer men de unieke heerlijkheid, grootheid en macht van Maria als een onwaarheid verkettert en de totale Mariatoewijding en de hoogste graad van de Mariaverering als dwalingen afschildert. Het gaat daarbij om een dwaalleer omdat hierdoor zelfs vele reeds eeuwenoude stellingen, die binnen de Kerk aanvaard zijn, van hun geloofwaardigheid worden beroofd. 4. Maria was toch altijd de nederige dienstmaagd? God begon de roeping van Maria door Haar het unieke voorrecht van de Onbevlekte Ontvangenis te schenken. Het enige wat nog ontbrak om dit unieke voorrecht tot zijn volle vruchtbaarheid te brengen, was Maria’s uitdrukkelijke overdracht van Haar vrije wil aan God, want God heeft het tot een Wet gemaakt, dat Hij Zijn Beschikkingen steeds wil laten bekrachtigen door een menselijke wil. Op ditzelfde principe berust het heilig verbond van de totale toewijding van een ziel aan Maria. Op dit principe is eveneens de uitwerking van de roeping van een ziel gebaseerd, die door de Hemel wordt uitgenodigd om zich op grond van mystieke bruiloft met Maria of met Jezus, totaal aan Gods Werken weg te geven. Maria schonk Haar vrije wil aan God toen God de engel naar Haar toe zond om Haar te verzoeken om Haar medewerking bij de Menswording van de Goddelijke Verlosser Jezus Christus. Maria Zelf sloot het allerheiligste verbond met God als Vertegenwoordigster van de mensenzielen door Haar woorden “Zie de Dienstmaagd des Heren, Mij geschiede naar Uw woord”. Hoe kan dan de stelling worden verdedigd, dat God nu Maria laat openbaren als de Meesteres van alle zielen? Maria was reeds vóór Haar leven op aarde door God als Meesteres van alle zielen voorzien. Gods Liefde gaat echter zover, dat Hij, zoals pas vermeld, al Zijn Beschikkingen pas hun volle uitwerking wil verlenen zodra deze door de vrijwillige instemming van mensenzielen zijn bekrachtigd. Zo verliep het ook met de Beschikking krachtens dewelke Maria voor altijd de Meesteres van alle zielen zou zijn. God schonk Haar de Onbevlekte Ontvangenis, waardoor Zij in heiligheid reeds alle mensenzielen ver overtrof. Maria moest dit voorrecht echter bekrachtigen door de vrijwillige overgave van Zichzelf in dienst van Gods Heilsplan, en door een vlekkeloos heilig leven dat vervuld zou zijn van onpeilbare schatten aan lijden en smarten met een immense verlossende waarde voor zielen. Maria leidde aldus een leven als ware Medeverlosseres, temeer daar Zij van God de mystieke gave had ontvangen om zozeer één te zijn met het Hart van de God-Mens, dat Zij al diens Lijden in Haar eigen ziel, en op secundaire wijze in Haar lichaam, meedroeg, en dit alles aanvulde door een ononderbroken strijd tegen de vreselijke beproevingen en smarten, die voortvloeiden uit Haar volmaakt ontwikkeld vermogen om alle zonde, ondeugden en innerlijke gesteldheden in alle zielen om Haar heen in hun volle omvang aan te voelen en in Haar eigen ziel en Hart mee uit te boeten. Op grond van dit alles nam God Maria na Haar leven op aarde met lichaam en ziel ten Hemel op, en kroonde Haar tot Koningin van de hele schepping, in rang slechts voorafgegaan door God Zelf. Maria had de grondvesting van het Nieuw Verbond met de Verlossing der zielen, mogelijk gemaakt door Haar totale toewijding aan God. Zonder Haar jawoord had het Nieuw Verbond nooit gegrondvest kunnen worden, want dan zou de Christus niet als God-Mens op aarde hebben geleefd, onderricht, geleden, zijn gestorven en verrezen, en zou Hij niet de ene Kerk van God hebben kunnen oprichten. Maria zou voortaan in een zo unieke mate deel hebben aan de macht, de wijsheid en de kennis van God, dat Hij Haar de leiding over alle zielen kon toevertrouwen, en Haar in de volheid van Zijn tijd aan de mensenzielen op aarde zou kunnen verkondigen in de hoedanigheid die uitdrukking geeft aan de volheid van Haar waardigheid zoals deze totnogtoe slechts bekend was aan de gelukzaligen in de Hemel en de duivels in de hel: als de Meesteres van alle zielen. In deze hoog verheven hoedanigheid is Maria nog steeds de dienstmaagd, en wel in de volheid van het woord, want als Meesteres van alle zielen schakelt Maria al Haar Werken totaal in dienst van de voltooiing van Gods Werken en Plannen. Als Meesteres van alle zielen levert Maria nu aan God de absolute bekroning van de roeping die Zij zal vervullen zolang de aarde bestaat: deze van de verplettering van satan en zijn werken onder Haar voet, nadat Zij zoveel mogelijk zielen in Haar dienst naar de beleving van het ware Licht zal hebben gevoerd. Dit alles doet Zij niet voor Haar eigen glorie, doch tot absolute verheerlijking van de Werken van Haar Zoon Jezus Christus. Als Meesteres van alle zielen vervult Maria derhalve in de meest volmaakte vorm de roeping van de christen: heil te bewerken door werken in totale dienst aan Gods Heilsplan. Maria is de belichaamde totale zelfverloochening, dus de belichaming van de absoluut volmaakte nederigheid. Maria zegt dat de Goddelijke Voorzienigheid het uur heeft ingeluid, waarin de volmaakte nederigheid van Maria het toppunt van Haar genade (Maria is, zoals bekend, “vol van genade”) moet onthullen. In de openbaring van Maria als de Meesteres van alle zielen beantwoordt God de duisternis met de absoluut maximale uitwerking van Zijn Licht: De duisternis wordt er nu toe gedwongen, stap voor stap te erkennen dat de totale zelfvernedering wordt beloond met een verheffing die alles te boven gaat. De verheerlijking van Maria is reeds met Haar Onbevlekte Ontvangenis begonnen, doch moest op grond van een Goddelijke Wet gedurende eeuwen grotendeels verzwegen en verborgen blijven. Maria wijst erop, hoe slechts enkele uitgekozen, bevoorrechte zielen zoals de Heilige Jozef en de apostel Johannes Haar ware grootheid enigszins getrouw konden inschatten, doch dat het ook Johannes van Gods wege verboden was om over deze vaststelling met betrekking tot de Moeder van Jezus te schrijven, omdat de nog jonge Kerk van Christus er niet toe in staat zou zijn geweest om, naast de reeds omstreden Christus, ook nog de buitengewone verheerlijking van een geschapen mensenziel zoals Maria binnen dit “nieuwe geloof” haar juiste plaats te geven. Maria vertrouwde mij ooit toe dat Zij Zelf Johannes, terwijl deze vele jaren na de Hemelvaart van Jezus zijn evangelie schreef, via een mystieke openbaring (Maria Zelf was immers ook reeds in de Heerlijkheid van het Eeuwig Paradijs) heeft verboden om ook maar het geringste woord over Haar ware aard neer te schrijven. Wellicht kan geen groter bewijs voor de eeuwigdurende nederigheid van Maria worden bedacht. Haar absoluut volmaakte beleving van de nederigheid heeft God in Zijn voornemen bekrachtigd, Maria een macht te schenken die de gezamenlijke macht van alle heiligen oneindig ver overstijgt. God laat deze macht thans in haar volheid verkondigen als een onschatbaar geschenk van Liefde, want Hij maakt deze macht bekend opdat zielen deze zouden kunnen aanboren voor hun eigen heiliging, en dus hun eeuwige gelukzaligheid. Waarom nemen zielen er aanstoot aan, dat God hen in Maria als Meesteres van alle zielen een gouden Brug naar een veel grotere gelukzaligheid openbaart? 5. “Maria heeft altijd in de schaduw gestaan”. Inderdaad. De ziel kan over de ware aard van Maria niets vernemen in het Evangelie. Alle kennis die wij over Haar bezitten, danken wij aan de aanvullende informatie die ons via de Werken van de Heilige Geest is toegekomen, dus via de mystieke weg. Deze mystieke informatie blijkt nu – aldus Maria Zelf – in de verkondigingen van Maria als de Meesteres van alle zielen te worden bekroond. Dat Maria, ondanks Haar buitengewone, unieke grootheid, lang een grote onbekende is gebleven, heeft diverse redenen: - omdat God voor elke openbaring een tijd voorziet, en de openbaring van de ware verhevenheid van Maria nog niet was beschikt voor de eerste tijd na Christus, doch wel voor onze tijd, de Laatste Tijden vóór de voltooiing van alles. Ten eerste was er het risico op verwarring onder de zielen, waardoor de wortels van het jonge christendom verzwakt hadden kunnen worden. Inderdaad, de eerste christenen moesten ten volle op de Christus georiënteerd worden, en moesten zich in deze nieuwe inzichten reeds afzetten tegen de zware kritieken van diegenen die jood bleven. Indien ook nog de ware verhevenheid en unieke heiligheid van Maria algemeen bekend was geworden, had dit voor verwarring kunnen zorgen. Zoals Maria mij Zelf openbaarde: “Velen zouden Mij voor een godin hebben gehouden, wat de Werken van de Christus nadelig had kunnen beïnvloeden, want de aandacht moest naar Hem toe gaan, in Zijn hoedanigheid als de Verlosser, de Zoon van God”; Ten tweede is het Mysterie rond de volmaaktheid van Maria als grootste Wonderwerk van God zo groot, zo verheven en zo omvattend, dat de kennis erover in vele opeenvolgende fasen onthuld moest worden. Ik heb er reeds eerder in dit geschrift op gewezen dat dit doorheen de eeuwen is gebeurd in vele openbaringen via heiligen en mystici, en via diverse werken die van de overheid van de Rooms-Katholieke Kerk zijn uitgegaan. Thans is de tijd aangebroken om deze geleidelijk verzamelde kennis verder te vervolledigen en op ongeëvenaarde wijze uit te diepen. Dit is niet slechts de logische voortzetting van de ontwikkeling die God reeds eeuwen geleden is begonnen, bovendien heeft Maria Zelf dit aan Myriam bevestigd. - omdat Maria Zelf niet wilde dat Zij in het licht werd gesteld. Ik heb dit in het vorige punt reeds aangestipt. Maria bezat reeds tijdens Haar leven op aarde een wijsheid die deze van de “gewone” ziel ver overstijgt. Haar inzichten in Gods Werken en Plannen waren oneindig veel groter dan deze van andere mensenzielen, omdat Zij deze inzichten nodig had om Haar buitengewone roeping als de Medeverlosseres naast Jezus de volle vruchtbaarheid te kunnen geven. Om deze reden wist Zij dat Gods tijd voor de bekendmaking van Haar verhevenheid nog niet aangebroken was. Maria wilde steeds Zelf in de schaduw staan. Zij is niet uit Zichzelf uit de schaduw getreden, God heeft Haar in het licht gesteld. Hij laat nu Maria’s volle Licht zien, omdat Zij de leiding heeft over de voltooiing van de verlossing en heiliging in de individuele ziel, en dus over Gods Heilsplan. Zo verheft God hen die liever anderen in het licht zien, dan zichzelf. Hij heeft Maria voorzien als de Meesteres van alle zielen om in deze Laatste Tijden Zijn Werken in de zielen af te ronden. Daarom moest Hij nu Maria uit de schaduw laten treden, want de zielen kunnen niet actief meewerken aan hun ontsluiting onder de leiding van iemand wier ware aard hen totaal onbekend is. De overgave en toewijding van een ziel berust steeds op het vertrouwen van die ziel in diegene aan wie zij zich overgeeft en toewijdt. Een ziel kan zich niet volkomen aan Maria uitleveren zolang zij niets van de ware aard van Maria, Haar grootheid en Haar macht afweet. Om deze reden moest God in deze tijd Maria wel in het volle Licht plaatsen. Maria heeft Zich inderdaad steeds achter Jezus teruggetrokken, en doet dit nog steeds. Haar Werken staan volledig in dienst van de oorspronkelijke Werken van de Christus. Omdat de Werken die Zij uitvoert en leidt, Werken van God zijn, heeft Zij vele elementen van Gods macht en wijsheid ter beschikking gekregen. Het feit dat Maria Zich via Myriam van Nazareth in de volheid van deze verheven eigenschappen laat openbaren, betekent niet dat Zij op onterechte wijze uit de schaduw wordt gehaald, doch dat God wil dat dit nu gebeurt, omdat Zijn tijd daarvoor nu gekomen is. 6. Mariaverering is afgoderij, en zelfs occult. Zielen die deze stelling hanteren, hebben de relatie tussen Jezus en Maria, of tussen Maria en de Allerheiligste Drievuldigheid, totaal niet begrepen. Deze uitspraak levert het duidelijkste bewijs voor onwetendheid ten aanzien van het ware wezen van Maria en van de kern van Gods Heilsplan voor deze Laatste Tijden. Alle Myriam van Nazareth-geschriften leveren samen een overweldigende hoeveelheid materiaal dat de absurditeit van deze stelling ten overvloede bewijst. Graag wijs ik in dit verband op de volgende vergelijking die de Meesteres van alle zielen ooit gaf: Wanneer men Jezus vergelijkt met de Zon, zijn Maria en Haar werken de stralen. Het zijn de stralen die het zonlicht tot bij de zielen brengen. Hoe zou Maria dan Zelf iets anders dan Licht kunnen zijn? Maria is de Moeder van het Licht (Jezus Christus). Mariaverering is verheerlijking van Gods absolute Meesterwerk, verheerlijking van de opperste heiligheid (de Onbevlekte Ontvangenis), verheerlijking van de volmaakte en levenslange zondeloosheid. Is een ziel, die een leven lang vrij blijft van alle zonde, ondeugd, fout of nalatigheid, niet de absolute tegenpool van de duisternis? Hoe kan men de verering van die ziel dan “occult” (= duister, de duisternis dienend) noemen? Ik wijs er in dit verband onmiddellijk op, dat de woorden “verering van die ziel” ook niet naar afgoderij verwijzen, want dat het hier niet gaat om de verheerlijking van die ziel op zich, doch van datgene waarvoor die ziel staat. De ziel van Maria staat voor de hoogste volheid van de heiligheid die door een mensenziel ooit kan worden verwezenlijkt. In de volheid van de heiligheid aanbidt men dus niet die ziel, doch God, die deze heiligheid in die ziel mogelijk heeft gemaakt. Occult is alles wat met de duisternis, dus met de satan, te maken heeft. Zoals Jezus Christus de tegenpool is van de satan, de antichrist, heeft God ook Maria tot tegenpool van de satan gemaakt: Zij is de Vrouw met de slang (de satan en zijn werken van duisternis) onder Haar voeten, tot teken van Haar absolute macht over hem, over alle werken van duisternis, over alle zonde, over alle bekoring. Door Maria evenzeer tot tegenpool van de satan te maken als Jezus Zelf dit is, heeft God getuigenis afgelegd voor de eenheid van Hart en van Werken tussen Jezus en Maria. Maria is dus, evenzeer als de Christus, het absolute tegendeel van “occult”. Derhalve is de verering van Maria niets anders dan verering van het Licht in zijn allerdiepste wezen: de mystieke eenheid met Jezus, met de Heilige Geest. Om deze zelfde reden is Maria terecht en ten volle de Medeverlosseres. Maria is door God gekozen om aan de basis van Zijn allergrootste Werk van Licht te staan: de Verlossing. Daarom werd Zij de Moeder van de GodMens, had Zij door Haar heilige Smarten, offers en gebeden ten volle deel aan Zijn Werken van ontsluiting van zielen, en heeft Zij de macht ontvangen om in deze Laatste Tijden deze ontsluiting van zielen te voltooien. In dit alles belichaamt Zij het Licht van God Zelf. Om deze reden vereert de ziel in Maria het Licht van God, van Zijn grootste Mysteries (de Verlossing, de Onbevlekte Ontvangenis...) en van Zijn Meesterwerk, en daardoor het absolute tegendeel van de duisternis, het occulte. Dat Mariaverering gelijk zou staan met afgoderij, geeft evenzeer blijk van totale onwetendheid over wat Mariaverering en totale toewijding werkelijk betekenen. Nooit heeft Maria Zichzelf met God gelijk gesteld, ook niet in Haar verkondiging als Meesteres van alle zielen. Zij stelt Zichzelf en al Haar Werken uitdrukkelijk in dienst van Gods Heilsplan voor de zielen. Ooit gaf Maria mij toelichting bij een visioen, waarin ik grote hoeveelheden engelen aan Haar voeten geknield zag liggen, met de woorden: “In Mij aanbidden de engelen Gods Glorie die al deze verrukkelijke heerlijkheden, verblindende schoonheid en bedwelmende macht in Mij tot stand heeft gebracht” (Openbaring Meesteres van alle zielen, 22 augustus 2006). Op een andere plaats wijst Maria erop, dat Zij niet “aanbeden” mag worden, want dat Zij een geschapen ziel is, maar dat Gods Wet verlangt dat Zij het allerhoogste eerbetoon ontvangt, omdat God in Haar de volmaaktheid van het geheel van Zijn scheppingswerken heeft verzameld, en Zij Zijn Werken naar de zielen toe vertegenwoordigt. De ziel die Maria het hoogste eerbetoon bereidt en/of zich totaal aan Maria toewijdt, verricht hierdoor de allerhoogste verheerlijking, aanbidding en toewijding aan de Allerheiligste Drievuldigheid. “Afgoderij” zou betekenen, dat de ziel zich in alles op Maria richt en God vergeet. In de ware Mariaverering is dit totaal onmogelijk, want Maria vertegenwoordigt Gods Werken en is voor deze Laatste Tijden tot Leidster over de uitvoering van Zijn Heilsplan aangesteld. Men kan onmogelijk aan afgoderij doen door de bekroning en vertegenwoordiging van Gods Werken het hoogste eerbetoon te schenken, aangezien men daardoor God Zelf aanbidt en verheerlijkt. Jezus zei mij reeds meermaals met de grootste nadruk, dat het Hem ten zeerste bedroeft en kwetst wanneer zielen naar Hem toe gaan en daarbij Maria omzeilen, of Maria onvoldoende eerbetoon brengen. Of de ziel aan afgoderij doet, wordt bepaald door de gesteldheid in dewelke zij Maria vereert en zich aan Haar toewijdt. Verloochent men daarbij volkomen God en Zijn Werken en Plannen, dan is de Mariaverering hol en inhoudsloos. Werpt men zich aan Maria’s voeten neer en belijdt men Haar als de opperste Meesteres met de bedoeling, hierdoor verzekerd te zijn van de maximale vruchtbaarheid van de totale offerande van zichzelf voor Gods Werken en de vestiging van Zijn Rijk op aarde, dan doet men niet aan afgoderij, doch aan de opperste aanbidding van de ware God. De Meesteres van alle zielen is niet de poort naar een afgodendienst, Zij is de Poort van Gods Rijk. Wie zich voor Haar neerwerpt, gaat door Haar heen het Rijk van de ware God binnen. Hoe kan hij dan aan de voeten van de Meesteres van alle zielen aan afgoderij doen? 7. De Meesteres van alle zielen is niet door de Kerk erkend. Dit is nog niet mogelijk. De Kerk erkent gewoonlijk geen mystieke fenomenen terwijl deze nog volop aan de gang zijn. De reden hiervoor is even begrijpelijk als heilzaam. De Kerk kan mystieke fenomenen niet erkennen terwijl deze nog in gang zijn, omdat zij zich dan nog geen volledig beeld kan verschaffen van de inhoud van de boodschap die via het verschijnsel wordt overgebracht. Zolang de Hemel deze openbaring van de Wetenschap van het Goddelijk Leven en van de ultieme hoedanigheid van Maria verder uitwerkt, wordt van de zielen niets anders verwacht dan een volkomen openheid voor het Licht van de Heilige Geest, die in het hart openbaart wat Licht en wat duisternis brengt, wat van Gods Waarheid uitgaat of niet. De Meesteres van alle zielen nodigt elke ziel die twijfels koestert omtrent de waarheid van ons apostolaat, ertoe uit, zo veel mogelijk van de onderrichtingen, gebeden, brieven en andere geschriften die Maria via Haar Myriam uitwerkt, vanuit het hart in zich op te nemen, en zich dan, nadat Maria het ongeëvenaarde parfum van Haar Liefde doorheen deze teksten in haar hart heeft kunnen sprenkelen, een idee te vormen waar deze openbaring volgens hen vandaan zou komen, en of zij het dan nog zo ongeloofwaardig vinden dat de totale Mariatoewijding de grootste zegen voor de mensenzielen in deze Laatste Tijden vormt. 8. De naam “Myriam van Nazareth” Er zijn zielen geweest die aanstoot hebben genomen aan de naam waaronder de Meesteres van alle zielen en al Haar onderrichtingen worden verkondigd. Ik wil er deze zielen met nadruk op wijzen dat zij hierdoor een beslissing van Maria Zelf aanvechten. Myriam heeft niet zelf deze naam aangenomen, deze is gekozen en toegekend door Maria, om aan te tonen dat Zij Haar openbaring als Meesteres van alle zielen via Myriam verkondigt omdat Zij aan Myriam de mystieke bruiloft heeft voltrokken. Zij heeft Myriam bekleed met de naam die Zijzelf in Haar moedertaal, het Aramees, droeg: “Myriam”, wat in het Aramees ongeveer klonk als “Mèr-i-am”, en in het latere taalgebruik algemeen als “Maria” zou worden weergegeven. Maria heeft gewild dat alle openbaringen, onderrichtingen, gebeden en andere geschriften die Zij via Haar apostel zou verkondigen, onder Haar oorspronkelijke, Aramese naam zouden verschijnen, de naam die Zij van God Zelf had ontvangen. Zij verzocht derhalve Myriam om instemming met Haar beslissing, en door het jawoord heeft Myriam reeds in 1997 afstand gedaan van alle mogelijke vruchten van dit werk, en jegens Maria beleden dat elke vrucht die op mystieke weg zou worden voortgebracht, zou worden beschouwd als wat zij daadwerkelijk is: als product van Maria Zelf. Enkele beschouwingen tot besluit Het geschenk van Liefde dat God met de door het Myriam van Nazarethapostolaat verspreide verkondigingen de zielen bereidt, bestaat hierin, dat nu aan de zielen wordt getoond: - waarvoor zij werkelijk leven en strijden, waarvoor hun beproevingen en alle moeilijkheden van hun aardse leven werkelijk dienen, en hoe zij dit alles vruchtbaar en zinvol kunnen helpen maken; - hoe de absolute bekroning van Gods Werken van heiliging (Maria) eruit ziet; - dat het lonend is, zichzelf totaal te verloochenen in een strijd tegen de vijanden van God, wanneer deze strijd wordt aangevoerd door een ziel die hiertoe de onbeperkte macht heeft ontvangen (Maria). Maria wil slechts de zielen naar de overwinning over zichzelf en over alle duistere invloeden en gehechtheden in zichzelf leiden, om via deze weg de satan te kunnen voorhouden: “Zo ziet een ziel eruit, die zich aan Mij heeft weggegeven en daardoor in staat is gesteld om Jezus Christus in zichzelf opnieuw geboren te laten worden”. Het resultaat, zoals God het heeft bedoeld, moet zijn, dat de satan uiteindelijk beseft dat hij zowel door God (Jezus Christus) als door de volmaakte mensenziel (Maria) overwonnen is. Elke ziel kan in deze strijd een actief aandeel verwerven, hierdoor de zin van alles leren ontdekken, zo de ware innerlijke vrede leren vinden, en reeds op aarde een geluk ervaren dat zij voordien voor onmogelijk hield. Zalig de ziel die in staat is, Maria in deze zin als de volmaakte Brug tussen God en de zielen te erkennen, en die dit unieke geschenk vanwege de scheppende, verlossende en heiligende God beantwoordt met de aanvaarding en waardering ervan. Niet alle zielen blijken hiertoe in staat, want de zielen hebben zich te lang laten verblinden om nog zonder meer te kunnen aannemen dat God ZO ver zou gaan om Zijn Liefde te bewijzen. Niet iedereen is klaar voor deze ultieme openbaring van de grootheid van Maria. Dit vergt: - een grote openheid voor uitbreiding van de gevestigde kennis van Gods Waarheid; - een grote liefde voor Maria en voor Gods Werken (Maria is het allergrootste van Gods Werken); - een groot geloof in de constante werking van de Heilige Geest in zielen die daartoe geroepen worden teneinde Gods Plan met de zielen naar zijn voltooiing te helpen voeren; - een grote weerstand tegen de bekoring om deze diepgaande nieuwe openbaring af te wijzen. Houd er rekening mee dat de ultieme openbaring van de ware verhevenheid van Maria de satan wekt zoals niets anders dit zou kunnen, en dat hij er alles aan doet om deze bevrijdende kennis, dit ultieme bewijs van Gods Liefde, van de zielen weg te houden en te zorgen dat dit in zo weinig mogelijk zielen wortel kan schieten. Hij weet dat de algemene erkenning van Maria als Meesteres van alle zielen, en een algemene ingang van de Wetenschap van het Goddelijk Leven, het einde van zijn rijk op aarde betekent. Ga dus heel intens in Uw hart en Uw geweten te rade wanneer U in Uzelf ongeloof en/of verzet ten aanzien van deze openbaring der openbaringen bemerkt, en wees voorzichtig wanneer U andere zielen in kennis tracht te stellen van dit wonderlijk geschenk van God: Sommigen zullen dit geschenk ongenadig veroordelen, omdat de gesteldheid van hun hart en ziel nog niet klaar is om deze gaven van God naar waarde te schatten. Confronteer dergelijke zielen niet in de eerste plaats met de absolute bekroning van de openbaring over de verhevenheid van Maria, zoals deze bijvoorbeeld in De Dageraad van Gods Rijk op aarde wordt voorgesteld, alvorens zij de kans hebben gekregen om kennis te maken met de “zachtere” uitingen van Maria’s Liefde in vele van de andere Myriam van Nazareth-geschriften. Wie Myriam van Nazareth en ons apostolaat aanvalt, maakt de Allerheiligste Maagd Maria tot een Leugenaar, want op Haar woorden en mystieke kennisoverdracht is ons hele verkondigingswerk gebaseerd. Het is goed, zich even over de volgende bedenkingen te bezinnen: Hoe kan een ziel zichzelf “gelovig” noemen terwijl zij een groot onderdeel van Gods Waarheid afwijst? Zeker, men kan “beter voorzichtig zijn met private openbaringen”, maar zouden de zielen die deze stelling hanteren, niet evenzeer voorzichtig moeten zijn met hun eigen houding van ongeloof ten aanzien van de Werken van de Heilige Geest en van Gods Liefde? Wie kan ooit menen, een ware christen te zijn, terwijl hij de Waarheid over de ware grootheid van de Moeder van Christus als ketterij afwijst en hierdoor de Barmhartigheid van Christus verloochent, die deze uitbreiding van de kennis over de ware hoedanigheid van Maria mogelijk maakt als een geschenk aan de zielen in hun strijd tegen de duisternis? Laten wij nooit vergeten dat Jezus Zelf de zielen aan Maria, en Maria aan de zielen heeft gegeven met de bedoeling dat de zielen via Maria de weg naar de voltooiing van Christus’ Werken in zichzelf zouden vinden. Het is onmogelijk, Jezus waarlijk lief te hebben terwijl men Zijn Moeder negeert of de Haar door God Zelf geschonken verhevenheid, grootheid en macht niet in hun volheid wil aanvaarden. Hoe kunnen zielen verlangen naar de verbanning van alle ellende uit de wereld en uit hun eigen leven, terwijl zij de Brug via dewelke God deze ellende wil bestrijden (Maria) absoluut van Haar funderingen wil beroven? Het is opmerkelijk dat vooral de zielen die Maria niet willen erkennen voor wat Zij werkelijk is, heel vaak ten prooi zijn aan de grootste innerlijke strijd, en niet de ware vrede van Christus in hun hart lijken te vinden. Hoe zou dit anders kunnen, daar deze zielen zichzelf van grote toevoerkanalen van genaden afsnijden, voorwaarden stellen aan hun verheerlijking jegens God (want Zij miskennen de grootheid van Zijn absoluut Meesterwerk) en zich tot dankbare prooi van de satan maken, die in hen Diegene niet vindt, Die hij nog méér verafschuwt dan Jezus Christus: Maria in de volheid van Haar macht over alle duisternis. Vele zielen blijken niet in staat om de ware, diepe verering van Maria zoals God deze van de zielen in deze Laatste Tijden verlangt, op haar echte waarde te schatten. Sommigen onder deze zielen kunnen de ware verheven hoedanigheid van Maria blijkbaar niet in het geheel van onze geloofsleer inpassen, anderen willen dit om uiteenlopende redenen niet. Moge dit geschrift deze beide groepen van zielen erbij helpen, in te zien dat hun liefde tot God niet volkomen kan worden zolang zij dit onderdeel van de kennis van Gods Waarheid niet tot hun wereldbeeld toelaten. Ongeloof ten aanzien van Hemelse verkondigingen is afwijzing van een Goddelijk geschenk. Het Nieuw Verbond kan zijn voltooiing niet vinden in de ziel die Gods Liefde en Barmhartigheid afwijst. Het is nooit te laat om het hart alsnog voor dit geschenk te openen. In liefde, en ten dienste van de Meesteres van alle zielen, Myriam, februari 2010