Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek Hoofdstuk 5: Aan de slag! Werk aan de winkel Weet je het nog? 1 2560 € 1.460 = € 3.737.600. 2 € 947 175 : 1095 = € 865. 7 a € 15.271.000 (omzet) – € 14.410.000 (inkoopwaarde) = € 861.000. b € 861.000 (brutowinst) – € 2.916.000 (bedrijfskosten) = –€ 2.055.000. c Nettoverlies. 9 € 45.696 (nettowinst) + € 76.512 (bedrijfskosten) = € 122.208 (brutowinst). € 122.208 (brutowinst) + € 219.743 (inkoopwaarde) = € 341.951. 10 Btw 6%: € 1,74 100 6 = € 0,10. Verkoopprijs incl. btw: € 1,74 + € 0,10 = € 1,84. 11 Winstmarge: € 74,50 100 25 = € 18,63. Verkoopprijs excl. btw: € 74,50 (inkoopprijs) + € 18,63 (winstmarge) = € 93,13. Btw 19%: € 93,13 100 19 = € 17,69. Verkoopprijs incl. btw: € 93,13 (verkoopprijs excl. btw) + € 17,69 (btw) = € 110,82. (Sinds 1 oktober 2012 is de btw verhoogd naar 21%. De berekening wordt dan: Btw 21%: € 93,13 100 21 = € 19,56. Verkoopprijs incl. btw: € 93,13 (verkoopprijs excl. btw) + € 17,69 (btw) = € 112,69.) 5.1 Hoeveel kost het? . 2 990 000 € 1,40 = € 1.386.000. 3 a 990 000 22 100 = 4 500 000 cd’s. b 4 500 000 100 10 = 450 000 cd’s. 4 a € 623.310 : 39 450 = € 15,80. b € 15,80 (verkoopprijs) – € 10,30 (inkoopprijs) = € 5,50. c 39 450 € 5,50 = € 216.975. 5 a € 584.409 (omzet) – € 386.512 (inkoopwaarde) = € 197.897. b € 197.897 (brutowinst) – € 161.773 (nettowinst) = € 36.124. 9 a (€ 8.300 – € 1.500 =) € 6.800 : 8 jaar = € 850. b € 8.300 – (4 € 850) = € 4.900. 10 (€ 3.400 – € 370 =) € 3.030 : 4 jaar = € 757,50. © Noordhoff Uitgevers bv Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek Brutowinstmarge: € 425 100 35 = € 148,75. Verkoopprijs excl. btw: € 425 + € 148,75 = € 573,75. 12 Btw 6%: € 59,20 100 6 = € 3,55. Verkoopprijs incl. btw: € 59,20 (verkoopprijs excl. btw) + € 3,55 (btw) = € 62,75. 13 a € 15,15 – € 11,65 = € 3,50. b € 3,50 € 11,65 100 = 30%. c Btw 19%: € 15,15 100 19 = € 2,88. Verkoopprijs incl. btw: € 15,15 (verkoopprijs excl. btw) + € 2,88 (btw) = € 18,03. (Btw 21%: € 15,15 100 21 = € 3,18. Verkoopprijs incl. btw: € 15,15 (verkoopprijs excl. btw) + € 3,18 (btw) = € 18,33.) 5.2 Kun je meer produceren? 15 (8 mensen 36 uur =) 288 uur x 300 kaarten = 86 400 kaarten per week. 18 Foto 1: Bestaat over 20 jaar nog, omdat er altijd mensen zijn die cd’s en lp’s willen kopen. / Bestaat over 20 jaar niet meer, omdat dan alle muziek wordt gedownload. Foto 2: Bestaat over 20 jaar nog, omdat mensen foto’s willen laten afdrukken en pasfoto’s moeten laten maken. / Bestaat over 20 jaar niet meer, omdat iedereen dan foto’s zelf afdrukt of helemaal niet afdrukt. Foto 3: Bestaat over 20 jaar nog, omdat er altijd mensen zijn die films willen huren. / Bestaat over 20 jaar niet meer, omdat films dan alleen nog worden gedownload. 20 990 000 : 12 medewerkers : 12 maanden = 6875 cd’s per medewerker per maand. 24 a 4900 : 10 = 490 cd’s per uur. b (5 10 uur + 8 uur =) 58 uur 490 cd’s = 28 420 cd’s per week. c De productiekosten per product. d De loonkosten en energiekosten. 25 a Productiekosten per cd: € 1.990 : 1000 = € 19,90. Totale productiekosten: 50 000 € 19,90 = € 99.500. Loonkosten: € 99.500 100 36% = € 35.820. b Nieuwe productiekosten per cd’s: € 19,90 + € 0,10 = € 20,00. Totale productiekosten: 55 000 € 20 = € 1.100.000. c Mogelijke antwoorden: goedkoper of minder personeel (eventueel uitzendkrachten), goedkopere of minder promotie, goedkopere verzekeringen, goedkopere leningen bij de bank of leningen aflossen, een goedkoper gebouw, goedkopere grondstoffen, energiebesparende maatregelen. 5.3 Heb je werk? 33 a 601 000 100 4,2 = 25 242. b 15 200 109 440 100 = 13,9%. c Doordat er in Groningen minder mensen wonen dan in Zuid-Holland. © Noordhoff Uitgevers bv Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek 34 a € 1.312 100 70 = € 918,40. . 5.4 Is er werk? 45 a Een groot deel van de 15 tot en met 25 jarigen gaat nog naar school. b Mannen 35-45 jaar: 1 145 000 1 215 000 100 = 94,2%. Mannen 45-55 jaar: 1 133 000 1 235 000 100 = 91,7%. Mannen 55-65 jaar: 694 000 1 080 000 100 = 78,6%. Vrouwen 35-45 jaar: 949 000 1 208 000 100 = 64,3%. Vrouwen 45-55 jaar: 891 000 1 223 000 100 = 72,9%. Vrouwen 55-65 jaar: 410 000 1 075 000 100 = 38,1%. c In de leeftijdsgroep 55-65 jaar is het verschil tussen mannen en vrouwen het grootst. Dit komt doordat vrouwen vroeger minder opleiding hadden en minder vaak gingen werken. Bij oudere vrouwen is dit nog te merken. Over 25 jaar is dit verschil waarschijnlijk verdwenen. 47 a 2 727 000 + 887 000 + 1 283 000 + 2 290 000 = 7 187 000. b 2 727 000 7 187 000 100 = 37,9%. c 574 000 + 180 000 + 213 000 + 541 000 = 1 607 000. d 541 1 607 100 = 33,7%. 49 a 18 40 = 720 uur. b 720 : 36 = 20 fulltime banen. c gelijk gebleven d toegenomen Test 1 € 552.912.000 : € 0,04 = 13 822 800 000 koekjes. 2 a € 207.985 (omzet) – € 134.551 (inkoopwaarde) = € 73.434. b € 73.434 (brutowinst) – € 56.847 (bedrijfskosten) = € 16.587. 3 (€ 8.770 – € 1.250 =) € 7.520 4 jaar = € 1.880. 4 Winstmarge: € 464 100 35 = € 162,40. Verkoopprijs excl. btw: € 464 (inkoopprijs) + € 162,40 (winstmarge) = € 626,40. 5 Winstmarge: € 31 100 45 = € 13,95. Verkoopprijs excl. btw: € 31 (inkoopprijs) + € 13,95 (winstmarge) = € 44,95. Btw 19%: € 44,95 © Noordhoff Uitgevers bv Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek 100 19 = € 8,54. Verkoopprijs incl. btw: € 44,95 (verkoopprijs excl. btw) + € 8,54 (btw) = € 53,49. (Btw 21%: € 44,95 100 21 = € 9,44. Verkoopprijs incl. btw: € 44,95 (verkoopprijs excl. btw) + € 9,44 (btw) = € 54,39.) 15 a Autochtonen: 6 061 8 766 100 = 69,1%. Westerse allochtonen: 689 1 019 100 = 67,6%. Niet-westerse allochtonen: 650 1 157 100 = 56,2%. b Bij de niet-westerse allochtonen. Herhalingsopgaven Paragraaf 5.1 H2 a 750 fietsen. b 750 € 615 = € 461.250. c De brutowinst per fiets was € 615 (verkoopprijs) – € 420 (inkoopprijs) = € 195. d € 195 € 420 100 = 46,4%. e Totale brutowinst: 750 € 195 = € 146.250. Totale nettowinst: € 146.250 (brutowinst) – € 55.000 (bedrijfskosten) = € 91.250. H3 a nieuw – oud € 117 mln – € 148 mln oud 100 = € 148 mln 100 = –20,9%. b nieuw – oud € 4,9 mln – € 10,2 mln oud 100 = € 10,2 mln 100 = –52%. c De inkoopwaarde en/of de bedrijfskosten waren gemiddeld hoger dan in 2010. H4 (€ 8.600 – € 830 =) € 7.770 7 jaar = € 1.110. H5 C. Brutoresultaat: Omzet excl. btw: € 140.420.000 (omzet incl. btw) – € 22.420.000 (btw) = € 118.000.000. Inkoopwaarde excl. btw: € 106.148.000 (inkoopwaarde incl. btw) – € 16.948.000 (btw) = € 89.200.000. Brutoresultaat: € 118.000.000 (omzet excl. btw) - € 89.200.000 (inkoopwaarde excl. btw) = € 28.800.000. Nettoresultaat: Totale bedrijfskosten (excl. btw): € 13.150.000 + € 2.400.000 + € 950.000 + € 10.250.000 = € 26.750.000. Nettoresultaat: € 28.800.000 (brutoresultaat) – € 26.750.000 (bedrijfskosten) = € 2.050.000 (nettowinst). H7 Brutowinstmarge: € 27,97 100 22 = € 6,15. Verkoopprijs excl. btw: € 27,97 (inkoopprijs)+ € 6,15 (winstmarge) = € 34,12. H8 Verkoopprijs excl. 19% btw: € 69,95 119 100 = € 58,78. (Verkoopprijs excl. 21% btw: € 69,95 © Noordhoff Uitgevers bv Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek 121 100 = € 57,81.) Paragraaf 5.2 H9 a nieuw – oud 225 000 – 189 500 oud 100 = 189 500 100 = 18,7%. b 225 000 300 000 100 = 75%. H10 € 203.000.000 : 3800 = € 53.421,05. H12 a Toename productie: 8 500 100 10 = 850. Totale productie: 8.500 (oud) + 850 (toename) = 9.350. b Door de bedrijfstijd te verlengen maak je beter gebruik van je kapitaalgoederen. Met dezelfde machines kun je in een week meer produceren. Het gevolg daarvan is dat de productiekosten lager worden. Paragraaf 5.3 H17 Werkloosheid in 2010: 37 425 1 681 818 100 = 2,2%. Werkloosheid in 2011: 61 000 1 648 649 100 = 3,7%. Paragraaf 5.4 H22 a Totaal aantal werkenden: 100%. Vmbo/avo-onderbouw: 1 347 000 7 400 000 100 = 18,2%. Havo/vwo/mbo: 3 212 000 7 400 000 100 = 43,4%. Hbo: 1 592 000 7 400 000 100 = 21,5%. Wo (universiteit): 906 000 7 400 000 100 = 12,2%. b Mogelijke antwoorden: kassamedewerker, vulploegmedewerker, medewerker plantsoenendienst, vuilnisophaler, koerier, postbode. H24 a Totale bevolking 45-65 jaar 2010: 1 202 000 + 1 109 000 + 1 124 000 + 825 000 = 4 260 000. Beroepsbevolking 45-65 jaar 2010: 961 000 + 819 000 + 658 000 + 163 000 = 2 601 000. Arbeidsdeelname 45-65 jaar 2010: 2 601 000 4 260 000 100 = 61,1%. Totale bevolking 45-65 jaar 2000: 1 162 000 + 515 000 + 441 000 + 373 000 = 2 491 000. Beroepsbevolking 45-65 jaar 2000: 842 000 + 609 000 + 325 000 + 80 000 = 1 856 000. Arbeidsdeelname 45-65 jaar 2000: 1 856 000 2 491 000 100 = 74,5%. De arbeidsdeelname van de leeftijdsgroep 45-65 jaar is dus gedaald met 74,5% – 61,1% = 13,4%. b Arbeidsdeelname 60-65 jaar: 2010: 163 000 825 000 100 = 19,8%. 2000: 80 000 © Noordhoff Uitgevers bv Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek 373 000 100 = 21,5%. Daling: 21,5% – 19,8% = 1,7%. Arbeidsdeelname 45-50 jaar: 2010: 961 000 1 202 000 100 = 80,0%. 2000: 842 000 1 162 000 100 = 72,5%. Stijging: 80,0% – 72,5% = 7,5%. Verschil: daling van 1,7% bij de leeftijdsgroep 60-65 jaar en stijging van 7,5% bij de leeftijdsgroep 45-50 jaar. Examenopgaven E10 Aandeel grootbedrijven: 100% - 99,7% = 0,3%. Aantal grootbedrijven: 786 000 100 0,3 = 2358. Omzet grootbedrijven: € 1.394,6 miljard – € 817,2 miljard = € 577,4 miljard. Gemiddelde omzet per grootbedrijf: € 577.400.000.000 : 2358 bedrijven = € 245.000.000. E14 Omzet uit lesuren: (20 paarden 25 lesuren per paard =) 500 lesuren € 12,50 = € 6.250. Omzet uit buitenritten: 4 ritten 6 paarden € 20 = € 480. Totale omzet: € 6.250 (lesuren) + € 480 (buitenritten) = € 6.730. Brutowinst: € 6.730 (omzet) – € 0 (inkoopwaarde) = € 6.730. Totale bedrijfskosten: € 1.500 + € 450 + € 1.250 = € 3.200. Nettowinst: € 6.730 (brutowinst) – € 3.200 (bedrijfskosten) = € 3.530. E16 € 320.000 – € 120.000 – € 47.500 – € 50.000 = € 102.500. E18 € 1.200.000.000 : 6500 maneges = € 184.615,38. © Noordhoff Uitgevers bv Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek Hoofdstuk 7: Hoe groot is jouw wereld? Weet je het nog? 2 a 398 miljoen liter 100 28% = 111,4 (of 111,44) miljoen liter. b 111 400 000 liter € 4,95 = € 551.430.000 (of 111 440 000 liter € 4,95 = € 551.628.000). 12 $ 2.500 miljoen 3, 5 miljoen = $ 714 per inwoner. 7.1 Hoezo internationaal? 2 a € 28 miljard : 9 100 = € 311 miljard. b Duitsland: bijna 50%. België: ongeveer 40%. Verenigd Koninkrijk: bijna 50%. c De wederuitvoer is erg belangrijk voor Nederland. 3 € 370,4 miljard – € 332,3 miljard = € 38,1 miljard overschot. 6 Exportquote = exportwaarde € 395,6 miljard nationaal inkomen 100 = € 581,5 miljard 100 = 68,0%. 7 a Importquote: $ 1.305 miljard $ 16.000 miljard 100 = 8,2%. Exportquote: $ 1.497 miljard $ 16.000 miljard 100 = 9,4%. b Nederland heeft in vergelijking met China een open economie. De import- en de exportquote van Nederland zijn veel hoger: 60,9% (zie p. 191 onderaan) en 68,0% (zie opgave 6). 8 a Azië ($ 521 miljard). b Totale goederenexport: $ 264 miljard + $ 39 miljard + $ 264 miljard + $ 44 miljard + $ 37 miljard + $ 48 miljard + $ 521 miljard = $ 1.217 miljard. (Dit is minder dan de totale exportwaarde van $ 1.497 miljard, want dit zijn alleen de bedragen van de goederenexport. De dienstenexport is niet meegeteld.) Goederenexport voor de Europese markt: $ 264 miljard $ 1.217 miljard 100 = 21,7%. 11 a $ 8 : 1,60 = € 5. b $ 8 : 1,28 = € 6,25. c Doordat de euro minder waard is geworden, is de inkoopprijs van T-shirts in Amerika voor Jochem gestegen. Hij moet meer euro’s betalen voor een T-shirt van $ 8. 12 a $ 11 : 1,80 = € 6,11 b $11: 1,46 = € 7,53 c Doordat de euro minder waard is geworden, is de verkoopprijs van perkrozen in Amerika voor Hamiplant gedaald. Daardoor zullen meer Amerikanen perkrozen van Hamiplant kopen. 7.2 Hebben we baat bij de EU? © Noordhoff Uitgevers bv Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek 14 a € 155.017 mrd + € 177.343 mrd = € 332.360 mrd. b € 177.343 mrd € 332.360 mrd 100 = 53,4%. c € 96.524 mrd + € 274.380 mrd = € 370.904 mrd. d € 274.380 mrd € 370.904 mrd 100 = 74,0%. e Een overschot. € 274.380 mrd (uitvoer naar EU-landen) – € 177.343 mrd (invoer uit EUlanden) = € 97.037 mrd. 16 a Denemarken en Zweden (25%). b Btw: € 54 100 19% = € 10,26. Prijs inclusief btw: € 54,00 + € 10,26 = € 64,26. (Sinds 1 oktober 2012 is de btw in Nederland 21%. Met het nieuwe btw-tarief wordt de berekening: Btw: € 54 100 21% = € 11,34. Prijs inclusief btw: € 54,00 + € 11,34 = € 65,34.) c Btw: € 54 100 15% = € 8,10. Prijs inclusief btw: € 54,00 + € 8,10 = € 62,10. d Eigen antwoord. Houd er rekening mee dat kopen in Luxemburg lastiger is als blijkt dat de controller niet goed is. Je moet hem dan terugsturen met een toelichting in een buitenlandse taal. Als je kopen bij een internetwinkel in Luxemburg vergelijkt met kopen in een gewone winkel in Nederland, moet je ook rekening houden met verzendkosten vanuit Luxemburg. 18 a € 0,23 € 0,80 100 = 28,8%. b Een boer komt per liter (€ 0,40 – € 0,23 =) € 0,17 tekort. Hij moet dus minimaal € 0,17 subsidie krijgen om geen verlies te maken. c 600 000 liter € 0,17 = € 102.000. d Veel Nederlandse melkveehouders zullen dan verlies lijden en stoppen met hun bedrijf of failliet gaan. . 21 a 2% + 1,5% = 3,5%. b Wel aan de eis dat de staatsschuld lager moet zijn dan 60% van het bbp, niet aan de eis voor de inflatie (4,4% is meer dan 3,5%) en het begrotingstekort (3,7% is meer dan 3%). c Nee. Hongarije voldoet niet aan de eis voor de inflatie (4,9% is meer dan 3,5%), niet aan de eis voor het begrotingstekort (7,3% is meer dan 3%) en niet aan de eis voor de staatsschuld (79,6% is meer dan 60%). 7.3 Kunnen wij vrij handelen? 24 a Het bedrag van de importheffing: $ 7 100 105,4 = $ 7,38. De nieuwe totaalprijs: $ 7 + $ 7,38 = $ 14,38 voor een kilo kipfilet. b China is bang voor goedkoop kippenvlees uit Amerika. Daardoor gaan Chinese kippenboeren misschien failliet. © Noordhoff Uitgevers bv Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek 7.4 Eerlijk zullen we alles delen? 35 a China: $ 9.872.000 mln : 1.336 mln inwoners = $ 7.389 per inwoner per jaar. Mali: $ 16.800 mln : 14,1 mln inwoners = $ 1.191 per inwoner per jaar. b Mali. 36 a De rijkste 10% van de inwoners verdient 30,5% van het nationaal inkomen. De armste 10% van de inwoners verdient 2,7% van het nationaal inkomen. De rijkste 10% heeft 30,5 : 2,7 = 11,3 zoveel te besteden als de armste 10%. De rijkste 10% verdient (30,5 : 2,7 =) 11,3 zoveel als de armste 10%. b Nederland: de rijkste 10% verdient (23 : 2,5 =) 9,2 zoveel als de armste 10%. China: de rijkste 10% verdient (15 : 3,5 =) 4,3 zoveel als de armste 10%. Dus in Mali zijn de verschillen tussen rijk en arm het grootst en in China zijn de verschillen tussen rijk en arm het kleinst; Nederland zit daartussenin. 42 a De Verenigde Staten. b Nederland: $ 5,4 mld $ 680 mld 100 = 0,79%. c Zweden: $ 4,7 mld $ 475 mld 100 = 0,99%. Verenigde Staten: $ 28,7 mld $ 14.350 mld 100 = 0,2%. d De Verenigde Staten. Test 1 Denemarken, Groot-Brittannië en Zweden. 7 € 268,8 miljard € 448 miljard 100 = 60%. 15 Ja, € 3,6 miljard € 495 miljard 100 = ruim 0,7%. Nederland voldeed dus aan de afspraken van de Verenigde Naties dat landen minstens 0,7% van hun bbp besteden aan ontwikkelingshulp. Herhalingsopgaven Paragraaf 7.1 H1 a € 1,7 miljard 100 16 = € 272 miljoen. b € 1,1 miljard 100 18 = € 198 miljoen. c € 272 miljoen (export) – € 198 miljoen (import) = € 74 miljoen overschot. . © Noordhoff Uitgevers bv Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek Paragraaf 7.2 Paragraaf 7.3 Paragraaf 7.4 H19 a $ 2,40 (minimumprijs). b $ 2,40 ($ 2,30 + $ 0,10, tevens minimumprijs). c $ 2,70 ($ 2,60 + $ 0,10). H20 nieuw – oud $ 1,30 – $ 3,60 oud 100 = $ 3,60 100 = – 63,9,3% dus 63,9% daling. Examenopgaven E1 60% van het nationaal inkomen was afkomstig uit de landbouwsector. 0,75% van het nationaal inkomen was afkomstig van groei in de landbouwsector. De landbouwsector was dus zelf gegroeid: 0,75 : 60 = 1,25%. E2 1,5 miljoen 110 miljoen 100 = 1,4%. E11 Zonder stijging vervoerskosten: Prijsopbouw van een Kanio Grondstoffen € 20,00 Arbeidskosten € 20,00 Vervoer € 10,00 Kostprijs € 50,00 Winst 40% € 20,00 Verkoopprijs (excl. btw) € 70,00 Btw 19% € 13,30 Verkoopprijs (incl. btw) € 83,30 Met 50% stijging vervoerskosten: Prijsopbouw van een Kanio Grondstoffen € 20,00 Arbeidskosten € 20,00 Vervoer € 15,00 Kostprijs € 55,00 Winst 40% € 22,00 Verkoopprijs (excl. btw) € 77,00 Btw 19% € 14,63 Verkoopprijs (incl. btw) € 91,63 + + + + E14 $ 4.921.000 mln : 1 338 mln = $ 3.677,88. E18 Totale import van Chinese goederen: € 242.424.000.000 100 x 7,7 = € 18.666.648.000. Wederuitvoer naar de rest van Europa: 2/3 van € 18.666.648.000 = € 12.444.432.000. © Noordhoff Uitgevers bv Pincode 5de editie, K 4 antwoorden leerboek © Noordhoff Uitgevers bv