Verslag - Ambities in veiligheid

advertisement
Ambities in veiligheid
Drie stellingen over veiligheid, met als terugkerend thema in de dialoog:
samenwerking. Samenwerking met ondernemers, burgers, veiligheidsregio’s
gemeenten en provincie. Twee zaken staan als een paal boven water. Eén:
veiligheid is het primaire doel van het waterschap. Twee: zorg ervoor dat we in
een zo vroeg stadium bij plannen worden betrokken. De Wageningse wethouder
Michiel Uitdehaag, tevens bestuurslid van het Platform Water Vallei en Eem,
nam samen met Jan Willem Vrolijk, beleidsadviseur waterveiligheid van de
provincie Utrecht als externe deel aan de dialoog.
Met de Grebbedijk als Deltadijk zijn we veilig (en dus klaar)
Nee, concluderen alle aanwezigen. ,,Een situatie die nu veilig lijkt, kan er over 20 jaar
heel anders uitzien”, zegt Michiel Uitdehaag. Volgens Jan Willem Vrolijk is er nooit een
situatie te creëren waarbij het risico nul is. En, noemt een ander, je moet elkaar ook
enige vrijheid gunnen met betrekking tot investeringen. ,,Praat als waterschap mee bij
plannen voor ruimtelijke ontwikkeling en voer de discussie over wat de behoefte is”, zegt
Uitdehaag. Daarover is iedereen het eens. Het waterschap moet zo vroeg mogelijk om
tafel bij gemeente en provincie én veiligheidsregio’s als het gaat om ruimtelijke ordening
en mag zich meer mengen in de discussie over bouwen en veiligheid. Ook moet het
waterschap het concept van meerlaagse veiligheid meer meenemen. Daarnaast moet
goed worden gekeken worden naar andere dijken. ,,Met de Grebbedijk alleen maak je
een belangrijke stap, maar dan ligt er nog een uitdaging bij de Veluwe”, zegt een
aanwezige. Jan Willem Vrolijk: ,,Het is in deze gebieden, met veel uitwijkmogelijkheden
naar hogere gronden, ook interessant om energie te steken in uitvalswegen. Het
waterschap heeft daar een aanjagende rol in en is de geëigende partij om anderen te
wijzen op de risico’s die er zijn. De Veiligheidsregio zal daar het voortouw in moeten
nemen.”
Uitdehaag komt dan met een heel andere invalshoek: ,,Kijk niet alleen naar veiligheid
van mens en dier, maar ook naar andere risico’s. Als de dijk doorbreekt, gaat
bijvoorbeeld het hele kassencomplex van Monsanto mee, inclusief GMO en zaadjes. Die
GMO-techniek verdwijnt, de zaden verspreiden zich over de hele vallei. Onwenselijk.” Het
is de verantwoordelijkheid van het bedrijf, zegt de één. Een ander oppert, half grappend,
om Monsanto te laten mee-investeren in de dijk.
Jan Willem Vrolijk haalt een voorbeeld aan waarbij het waterschap bij Amsterdam
bedrijven langsgaat en kijkt naar de veiligheid. ,,Het is waardevol om daar een gesprek
over te voeren.”
Een dijk is een prima geluidswal, waterwal of locatie voor windturbines
Een dijk hoeft niet perse monofunctioneel te zijn, zegt Jan Willem Vrolijk. ,,Voorkom wel
dat het uit de hand loopt en het besef weg is, dat een dijk een serieuze functie heeft”,
zegt iemand. ,,Denk ook na, wanneer je andere gebruiksmogelijkheden toestaat, of dat
geen belemmering vormt wanneer je jaren later met die dijk aan de slag wilt.”
Veiligheid, vinden alle aanwezigen, staat voorop. Dat hoeft andere
gebruiksmogelijkheden niet uit te sluiten. ,,We bedenken oplossingen weleens in onze
eigen kring, maar kunt ook andere daarvoor inzetten.” Jan Willem Vrolijk oppert om
eventueel gebruik te maken van ideeën van ondernemers en zo te zorgen voor een winwinconstructie. ,,Ook al zie je het niet als je eigen verantwoordelijkheid, signaleer in
ieder geval de kansen. Het hoeft niet groots en meeslepend.” Verschillende opties komen
vervolgens voorbij: een harde dijk met zonnepanelen, speciale begroeiing die stroom
opwekt en zorgt voor verlichting, een restaurant op een gemaal. Gemeenten zouden
kunnen participeren bij een idee dat veiligheid oplevert. Algehele teneur: Zorg dat je
vroegtijdig aanhaakt, al voordat besluiten zijn genomen.
Het waterschap heeft de neiging om als dijk er ligt, er slechts naar te kijken, zegt een
aanwezig bestuurslid. Waarom niet de dijk op een verantwoorde manier ‘in de aanbieding
doen’ en zorgen dat er iets maatschappelijk relevants mee gebeurt? Die opmerking zorgt
voor bezorgdheid. Want wie gaat dat betalen? ,,Onze kerntaak is zorgen voor droge
voeten. Degene die vraagt betaalt.” Er wordt geopperd partijen te zoeken die financieel
bijdragen. Of de dijk als verdienmodel te beschouwen. ,,Zou het waterschap kunnen
samenwerken met een ander bedrijf om stroom te produceren op de dijk?” vraagt de
gespreksleider. ,,Het AB zou best eens kunnen nadenken of we daarin risicodragend
moeten participeren”, aldus een aanwezige.
Michiel heeft een voorbeeld van een startende ondernemer die, in opdracht van een
ander waterschap, met behulp van consumenten een kudde schapen aanschaft voor de
begrazing van een dijk. ,,In feite betalen consumenten zo een deel van het beheer van
de dijk voor het waterschap, bovenop het bedrag dat ze al betalen aan belasting. Je zou
ook kunnen zeggen: waterschap, bied zoiets direct aan, aan consumenten. Als je
belastingen wilt verhogen, krijg je het niet voor elkaar. Als je het op deze manier doet,
wellicht wel.” (gelach) ,,Crowdfunding voor de dijk”, roept iemand.
Projectontwikkelaars en grondbedrijven hebben een blinde vlek voor veiligheid
De belangentegenstelling tussen de afdeling Ruimtelijke Ordening bij de gemeente en
een grondbedrijf dat gaat voor winstmaximalisatie komt ter sprake. Als waterschap en
provincie moet je ervoor zorgen dat er niet gebouwd wordt op plekken waar het niet
veilig is, zegt een deelnemer. Daar ligt dus ook een verantwoordelijkheid voor het
waterschap. De Watertoets komt ter sprake. ,,Dan ben je al te laat”, klinkt het. ,,Als je
wilt samenwerken moet je zorgen dat je vroeg bij de ontwikkelingen wordt betrokken.”
Een andere aanwezige vindt dat het waterschap zichzelf met deze stelling framed door
een tegenstelling te creëren. ,,Als je meer gaat denken in partnerschap, kun je het
gesprek aangaan met projectontwikkelaars en grondbedrijven over kansen en
(on)mogelijkheden.” Uitdehaag: ,,Het moment van aankoop moet het moment zijn van
bezint eer ge begint. Het moet voor grondaankopers net zo vanzelfsprekend zijn om naar
de risico’s van hoog water te kijken, als naar mogelijke verontreiniging van de grond.”
Iedereen is het erover eens dat je als waterschap pro-actiever met RO-vraagstukken
bezig moet zijn. Jan Willem Vrolijk vult aan: ,,Op microniveau doet het waterschap het
heel goed, op het niveau van overstromingsrisico kan het een stuk beter. Daarin moeten
de provincie en het waterschap beter samenwerken. Het waterschap heeft de
verantwoording voor dijken, de provincie voor overstromingsmoduleringen. De partijen
moet hierin meer samenwerken.” Iemand vraagt zich hardop af of die
overstromingsmodulering niet ook naar het waterschap moet.
Dan komt secretaris-directeur Gerard Dalhuisen van het waterschap met een vraag voor
de bestuurders: ,,In de discussie bij alle stellingen komt het woord partnerschap terug.
Het bijzondere daaraan is dat dat zich ontwikkelt buiten het gezichtsveld van een
institutie als een AB of een DB. Als bestuurder moet je erover nadenken dat wanneer je
dit soort gesprekken aangaat met je omgeving, het gevolg kan zijn dat je minder ruimte
hebt als bestuurder om ja of nee te zeggen. Misschien moet je je eerder
voorwaardenscheppend zijn dan normen en kaders neer te zetten. Hoe zien jullie dat?
,,Daar sta ik achter”, reageert een van de bestuurders. ,,Naar burgers toe is het lastiger
afwegen. Het gebied tussen ja of nee wordt grijzer. Door de overheid zijn de criteria
lastiger vast te stellen, wanneer je meer gaat samenwerken met ondernemers en
burgers.” Ook een andere aanwezige is het met Dalhuisen eens. ,,Maar je moet de
normering wel in eigen hand houden, anders wordt het een glijdende schaal. Stel als AB
vooraf kaders.” Een ander vult aan: ,,Dat kader is de begrenzing van je partnerschap.”
Download