4] antropologie ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ sociale of culturele antropologie (etnologie) is de sociologische studie naar (sub)culturen, naar de structuren en functies van verwantschaps-relaties, gebruiken, verhalen, rituelen, etc. dit is een empirische studie, waarin veld-onderzoek een belangrijk onderdeel is 1 § 4.1 de menselijke natuur in de wijsgerige antropologie staat de menselijke zelf-interpretatie centraal: wie / wat is de mens? waarin verschilt 'de mens' van 'het dier'? zelf-bewustzijn? vrije wil? rationalieit? autonomie? cultuur? deze filosofisch stroming heeft zich vooral gebogen over de vraag naar 'het wezen' van de mens, en zich daarbij gebaseerd op de fenomenologie en hermeneutiek, maar ook op filosofische vooroordelen § 4.2 historische achtergrond culturele antropologie liet zien dat mensen op veel punten verschillen van dieren: ze zijn minder gespecialiseerd (?), hebben minder instinctieve reacties (?), zijn langer afhankelijk van hun ouders, worden gevormd door de culturele context waarin ze leven waardoor komt dat? wat is het wezen van de mens, wat is het principe dat dit verklaart? Aristoteles typeerde de mens als zoön politikon, maar sinds de 18e eeuw zijn er vele definities bijgekomen: homo faber, homo ludens, homo economicus, homo symbolicum, homo loquens, homo reciprocans, etc. 2 dit hielp de wetenschap niet vooruit en de vraag werd gesteld waar deze typeringen op gebaseerd waren in de wetenschappen was het positivisme een dominante stroming, die empirische onderbouwing eiste alle termen en theorieën die niet empirisch onderbouwd kunnen worden zijn speculatief en dus zinloos zo viel de wijsgerige antropologie na WO2 uit de gratie (evenals het positivisme overigens) in L'existentialisme est un humanisme (1946) stelt Sartre: "l'existence précède l'essence" d.w.z: het concrete, individuele bestaan van de mens gaat aan zijn wezen / essentie vooraf het wezen van de mens bestaat niet, omdat 'de mens' niet bestaat; er bestaan alleen concrete mensen de mens is vrij om te kiezen, heeft een vrije wil, en laat zich niet vangen in een typering de mens bepaalt zijn eigen essentie door te leven en handelen overeenkomstig vrije keuzes § 4.3 bewustzijn & vrije wil tot in de 20e eeuw was de algemene opvatting dat de mens bestond uit een lichaam en een geest deze opvatting gaat terug tot de oudheid, maar is in de moderne filosofie verwoord door Descartes "ik denk dus ik ben" suggereert dat het bewustzijn het zijn van de mens bepaalt, los van het lichamelijke Immanuel Kant identificeerde de rationele, vrije wil als het wezen van de mens § 4.3.1 bewustzijn bewustzijn impliceert een subjectief beleefde ervaring, zoals bijv. pijn de ervaringen die het bewustzijn opdoet hebben betekenis voor dat bewustzijn het boek suggereert dat de niet-menselijke natuur geen bewustzijn heeft 3 voor de niet-menselijke natuur hebben gebeurtenissen niets te betekenen, want dat veronderstelt bewustzijn Descartes (17e eeuw) beschouwde de niet-menselijke natuur als een complexe maar zielloze machinerie, evenals Sartre (20e eeuw), die de natuur typeerde als en-soi (vgl. Kant: Ding an sich) alleen mensen zijn zich door hun bewustzijn van zichzelf bewust: pour soi (vgl. Kant / Hegel: für sich) (de auteur maakt hier nog geen onderscheid tussen bewustzijn en zelf-bewustzijn) 32 wormen & olifanten reageren wel op prikkels, maar dat geldt ook voor de levenloze natuur bewustzijn is dat wat ervaring tot beleving maakt; een subjectief perspectief op de wereld het (kennende) bewustzijn is als een binnenwereld, met representaties van de buiten-wereld (intentionaliteit) het is niet mogelijk om te bepalen of (sommige) dieren dit ook hebben, want het is niet objectief aantoonbaar epistemologisch solipsisme: we hebben alleen subjectieve ervaring, geen zekere kennis over de wereld metafysisch solipsisme: er is alleen mijn subjectieve zelf, de externe wereld bestaat slechts als representatie het 'other minds'-vraagstuk betreft de vraag of er andere bewustzijnen bestaan (in mens of dier) dit maakt dus geen onderscheid tussen mens en dier aannemelijk, maar tussen mij en de buitenwereld als we het cartesiaans dualisme opgeven, verdwijnt ook het antropologische bewustzijns-kriterium apen lijken duidelijk meer op mensen dan op planten, dus hebben ze wellicht ook (enig) bewustzijn analogie-postulaat (ethologie): overeenkomsten in fylogenetische verwantschap, neurologie en gedrag, moeten wel duiden op overeenkomsten in subjectieve ervaring § 4.3.1 vrije wil mensen worden verantwoordelijk gehouden voor hun gedrag, kinderen minder, en dieren niet 4 idee erachter is dat mensen kiezen voor hun daden, en er ook vanaf kunnen zien kinderen moeten nog leren dat hun gedrag hen niet overkomt, maar dat ze een vrije wil hebben één aanname is dat vrije wil spontaniteit vereist, iets dat niet door causaliteit wordt bepaald natuurverschijnselen zijn gedetermineerd door natuurwetten, menselijk handelen niet (is de stelling) de geest is vrij, maar wel gedetermineerd door de wil, anders is die spontaniteit willekeurig / irrationeel de vrije wil heeft dus controle over ons beslissen en handelen, en kan dat naar gewenst resultaat sturen vraag is hoe men wil aantonen dat de mens een vrije wil heeft, en mensen niet gedetermineerd zijn ook hier speelt het cartesiaans dualisme ons weer parten: de passiviteit / gedetermineerdheid van het lichamelijke versus de spontaniteit / vrijheid van de geest neurologen als Dick Swaab en Victor Lamme menen daarom: "wij zijn ons brein", "de vrije wil bestaat niet" 5 § 4.4 zelf-bewustzijn & zelf-bepaling in bovenstaande analyse van bewustzijn & vrije wil is een belangrijk aspect niet behandeld: zelf-reflectie § 4.4.1 de reflexieve structuur van de wil een populaire aanname is dat vrije wil het hebben van keuze-mogelijkheid, dus alternatieven veronderstelt volgens Harry Frankfurt staat de vrije wil los van alternatieve mogelijkheden: het gaat om instemming vrije wil heeft betrekking op verantwoordelijkheid en verantwoording nemen voor onze keuzes dit is een morele kwestie, en heeft weinig te maken met causaliteit, mogelijke werelden en vrijheid vrijheid betekent dan alleen autonoom zijn: "achter je keuzes staan", "je gedrag goedkeuren" dat heeft dus meer te maken met onafhankelijk van anderen tot een oordeel komen, je oordeel niet laten afhangen van de mening van anderen, of egoïstische overwegingen onze wil heeft volgens Frankfurt een hiërarchische structuur; hij onderscheid: 1e- en 2e-orde verlangens 1e-orde verlangens zijn begeerten, impulsen, behoeften, disposities, en zijn geworteld in emotie / passie 2e-orde verlangens hebben betrekking op de wil zelf, op de motieven achter ons willen het 1e is ons willen van dingen, het 2e is onze reflexieve (vrije) wil (gaat over de wenselijkheid van wensen) mensen zijn geen slaaf van hun willen, d.w.z. als de wil op kunnen brengen om autonoom te zijn vrije wil = autonomie (auto = zelf... nomos = wet): zelf-wetgeving, zelf-bepaling, zelf-determinatie behalve op reflexiviteit heeft dit betrekking op focus, discipline, oefening, etc. (dit is overigens niet nieuw: Kant en Aristoteles hebben hier uitgebreid over geschreven) 33 § 4.4.2 zelf-bewustzijn hierboven (§ 4.3.1) werd bewustzijn beschreven als een binnen-wereld met (betekenisvolle) ervaringen voorbeeld: je rijdt een bekende route van A naar B, en kan je achteraf hele stukken niet herinneren er was gedurende die tijd wel sprake van acces consciousness, en ook van phenomenal consciousness 6 maar niet van bewustzijn, want niet van zelf-bewustzijn (zo is lange tijd de opvatting geweest) bewustzijn omvat noodzakelijk ook een vorm van zelf-bewustzijn (pour soi, für sich) dacht men deze gelijkstelling van bewustzijn met zelf-bewustzijn is een dogma in de filosofie, die loopt van Descartes, via Kant, Fichte, en Husserl naar Sartre bewust-zijn als werkwoord veronderstelt een 'zelf' dat 'zich' bewust is: het bewustzijn als zelfst. naamwoord Nietzsche kritiseerde Descartes vanwege de naïeve redenering: "ik denk dus ik ben" het woordje 'denk' suggereert al een 'ik', wat op zijn beurt 'bestaan' suggereert; het verklaart niets! Kant meende dat onze bewustzijns-stroom altijd begeleid werd door een 'Ich denke' Sartre meende dat het bewustzijn alleen maar haar inhoud is, en dat er geen 'drager' is maar dan zou er geen onderscheid zijn tussen zelf-bewust en 'op de automatische piloot' het zelf-bewustzijn kan bekeken worden als analoog aan de vrije wil (aldus de auteur) de vrije wil is de echte wil, de eigen wil, die echt de mijne is, wat het 'zelf wil', de andere wil is de lagere wil dankzij de hiërarchische relatie tussen beide 'willen', ben ik een actor, met een zelf, die zelf iets wil zelf-bewustzijn (echt bewustzijn) is dan ook niets anders dan 2 hiërarchische bewustzijns-toestanden 2e-orde bewustzijn is een noodzakelijke voorwaarde voor (bewust) bewustzijn überhaupt hierdoor staat het 'zelf' in een perspectivische relatie tot de wereld het besef dat ik hier & nu ben geeft het 'zelf' een plaats, maakt het 'zelf' gesitueerd maar het gaat niet alleen om tijd & ruimte: wij verhouden ons de wereld op vele manieren het 'zelf' is het nulpunt in een multi-dimensinaal assenstelsel van ruimte, tijd, waarden, taal, cultuur, etc. en wij bepalen voortdurend waar wij staan; vooral in figuurlijke zin vrije wil en zelf-bewustzijn zijn zo gerelateerd aan zelf-bepaling = bepaling van het 'zelf' door het 'zelf' bepaling in de zin van beheersing / inperking, maar vooral ook in de zin van vaststelling / oriëntatie iets bepaalt 1] de inhoud van onze wil, 2] ons gedrag, 3] ons oordelen, 4] onze positie t.o.v. ervan § 4.5 het begrip 'persoon' de continentale filosofie werd gedurende de 20e eeuw bepaald door fenomenologie en hermeneutiek de angelsaksen hebben het wetenschappelijk model gevolgd: analytisch, reductionistisch, behaviouristisch zodoende had de angelsaksische filosofie geen kriterium om het menselijke, persoonlijke te (h)erkennen Peter Strawson heeft het persoons-begrip weer onder de aandacht gebracht (1959) in de analytische filosofie 1] een persoon is een entiteit in de tijd-ruimte, zoals alle andere objecten / lichamen die we identificeren (dus iemand waarmee je belt / mailt / chat / smst / appt is geen persoon?) 2] we schrijven persoonlijke eigenschappen toe aan personen; niet aan objecten of dieren (nee?) als het gaat over de mens, praten we over typisch menselijke eigenschappen die we elkaar toeschrijven, en met elkaar delen; we spreken altijd over de mens in meervoud: "onze neigingen" i.p.v. "mijn neigingen" met het 2e punt laat zien dat ons 'persoon-zijn' niet los gezien kan worden van de sociale context / interactie het persoons-begrip is niet metafysisch (ontologisch / kentheoretisch), maar moreel-politiek zo neemt Strawson afstand van het cartesiaanse subject: niet "ik denk dus ik ben", maar "jij bent dus ik ben" een 'ik' met reactieve attitudes: empathie, sympathie (medeleven), schuld, schaamte, erkenning, bewondering in de loop van het leven leert een persoon zijn morele emoties in de juiste context op gepaste wijze in te zetten leden in de groep zien erop toe dat er adequaat op elkaar wordt gereageerd: gestraft, beloond, getroost, etc. personen vormen een morele gemeenschap waarin de leden elkaar op hun gedrag aanspreken wederkerigheid (voor wat hoort wat / oog om oog) en praktische oriëntatie staan daarbij centraal 34 zelf-bepaling is dus geen individuele aangelegenheid, maar iets wat altijd in sociale inter-actie tot stand komt bepaling van 1] mijn wil, 2] mijn gedrag, 3] mijn intentie (object van mijn aandacht), en 4] mijn positie t.o.v. ervan, wordt mede bepaald door de reacties van anderen, in een complexe dynamische sociale praxis (praktijk) daarmee is de vraag naar het verschil tussen mens en dier niet meer relevant voor de antropologie: wat een menselijke persoon tot mens maakt is dat hij deel uitmaakt van een gemeenschap van morele actoren d.w.z. dat leden van zo'n gemeenschap elkaar verantwoordelijk houden voor, en aanspreken op hun gedrag dieren (hoe intelligent ook) kunnen hier niet aan voldoen (kinderen en verstandelijk gehandicapten wel?) § 4.6 nurture is our nature (opvoeding is onze natuur) alleen kinderen kunnen gepast en persoonlijk reageren op morele eisen vanuit de mensen-gemeenschap 7 opvoedbaarheid is typisch aan (m.n.) de mens, en heeft zowel een normatieve als een verklarende dimensie normatief: als ik iemand (d.m.v. morele emoties) aanspreek op zijn gedrag eis ik dat hij zich betert verklarend: ik veronderstel dan dat deze persoon capabel is om zijn gedrag aan te passen aan de eisen menselijkheid is dus zowel een veronderstelde eigenschap, als een appèl; een oproep tot menselijkheid en deze oproep werkt nou eenmaal niet bij niet-mensen 3 kwesties: 1] de verklarende kracht van de toeschrijving van opvoedbaarheid 2] de morele status van het verschil tussen mens en niet-mens 3] wat is opvoedbaarheid? "de mens is opvoedbaar omdat hij capabel is om zijn gedrag aan te passen aan morele eisen van de groep" lijkt een cirkel-redenering / tautologie: de verklaring is tevens de betekenis van het woord opvoedbaarheid de auteur heeft het over counterfactual analysis, maar doelt volgens mij op confirmation bias 8 counterfactual analysis = nagaan welke oorzaken tot welke effecten leiden door scenario's voor te stellen "had ik A gedaan, dan was X niet gebeurd" of "had ik B niet gedaan, dan was Y ook niet gebeurd" het 'vermogen' tot opvoedbaarheid is geen inherente, maar een relationele eigenschap opvoedbaarheid zit niet alleen in onze genen, maar vooral in de morele ruimte die we delen (= cultuur) het 'zelf' is gesitueerd: staat in een perspectivische relatie tot de wereld, verhoudt zich tot de wereld zelf-bepaling = oriëntatie / vaststelling / bepaling van het 'zelf' in het sociale coördinaten-stelsel (§ 4.4.2) een beroep doen op de ander en zelf-bepaling gaan hand-in-hand, zijn 2 kanten van dezelfde medaille: door grenzen aan te geven begrens je de ander en bepaal je jezelf, geef je aan waar je staat de essentie van de mens is dat hij deel uitmaakt van een morele ruimte, en daar zijn 'zelf' aan ontleent als blijkt dat andere wezens / dingen ook deel uit kunnen maken van die ruimte, zijn dat ook personen 1] persoon is dus niet hetzelfde als mens in de zin van homo sapiens 2] reflexiviteit, zelf-bewustzijn en vrije wil zijn wel noodzakelijke voorwaarden 3] ideeën over de morele status van mensen (het antropologisch verschil) zijn altijd moreel, nooit empirisch een appèl kunnen doen op iemand en verantwoordelijkheid veronderstellen opvoedbaarheid opvoeding is normatief, maar vraagt soms om verklaringen: "waarom past iemand zich niet aan?" zo doet (het gebrek aan) opvoedbaarheid een beroep op alle leden van de groep aansluiten bij, en afstemmen op de ander betekent voordurende inter-actie en reflectie - de mens is een sociaal wezen (Aristoteles: zōon politikon) dat deel uitmaakt van een morele gemeenschap - de mens is een redelijk wezen (Aristoteles: zōon logon echon) dat in staat is zijn 'zelf' te bepalen - de mens leert door ervaring zijn redelijkheid te ontwikkelen tot sociaal-praktisch inzicht (Aristoteles: phronesis) § 4.7 conclusie antropologie is dus geen empirische wetenschap, ook geen theoretische filosofie, maar praxis voor iedereen 35 * overweging van de docent: toch kunnen empirische wetenschappen als bijv. ethologie bijdragen aan ons zelf-begrip, en hebben dat gedaan studie naar gedrag van apen heeft ons veel geleerd over gedeelde intentionaliteit, samenwerking, misleiding, etc. intentionaliteit en bewustzijn hebben veel met elkaar te maken; zoals John Searle het omschrijft is intentionaliteit: - een geheel van geestelijke toestanden die zich richten op voorwerpen of toestanden in de realiteit - de intentionele handelingen (waaronder ook perceptie) die gedreven worden door die intentionele toestanden er wordt onderscheid gemaakt tussen niveau's / levels van intentionaileit 1e-orde intentionaileit = gerichtheid op een doel of object, een voorwaarde voor bewust streven 2e-orde intentionaileit = een theory of mind hebben, d.w.z. intentionaileit aan anderen toekennen 3e-orde intentionaileit = weten dat anderen ook een theory of mind hebben: "ik weet dat jij weet dat ik weet..." etc zelf-bewustzijn (selfhood) ontstaat als dieren groepsgenoten als actoren gaan beschouwen: 1] elkaars gedrag gaan interpreteren, d.w.z. het gedrag van de ander in de nabije toekomst voorspellen, en er daarbij vanuit gaan dat de ander intenties (iets in de zin), en een perspectief heeft (theory of mind) 2] hun eigen gedrag een andere kant op kunnen sturen dan hun directe impulsen ingeven beide aspecten hangen nauw met elkaar samen, en maken strategisch handelen (ook misleiding) mogelijk 9 complexere samenwerking met gedeelde intentionaliteit en wederkerigheid zien we alleen bij mensen 10 ook kunnen empirische wetenschappen wel degelijk een bijdrage leveren aan ons ethisch denken ethologie en neurologie kunnen aannemelijk maken dat sommige dieren in staat zijn tot lijden dat is voor ons een reden om daar rekening mee te houden in onze morele afwegingen t.a.v. die dieren dan heb je nog wel een ethische theorie nodig die zegt op welke manier, maar de empirie is hier ook van belang in de 19e eeuw werd de interesse in culturen geïnspireerd door het kolonialisme culturen werden geordend naar beschavingspeil, met de westerse beschaving bovenaan onderontwikkelde volkeren moesten 'beschaafd' worden, en "opgestoten in de vaart der volkeren" onze culturele superioriteit was een geldige legitimatie voor Europese suprematie (etnocentrisme) verschillende trappen van beschaving werden beschouwd als stadia in een lineair evolutie-proces Darwin's theorie is nooit goed begrepen binnen de antropologie, tot ver in de 20e eeuw: "Aan het begrip evolutie liggen twee fundamentele vooronderstellingen ten grondslag. Ten eerste dat de wereld uit fenomenen bestaat die in een bepaalde rangorde geplaatst kunnen worden, met andere woorden dat er hogere en lagere vormen van leven bestaan. En ten tweede dat zich in de loop van de tijd een proces afspeelt waarbij lagere vormen zich ontwikkelen tot hogere." (Hastrup & Ovesen, in: Kuiper & Zorgdrager, 1983; p.89) alle culturen zouden dezelfde ontwikkelingsfasen in eenzelfde, lineaire tijdslijn doorlopen zo zou de mens stapsgewijs steeds 'hogere' vormen van cultuur bereiken sommige samenlevingen zijn al hoogontwikkeld, andere staan nog aan het begin geïsoleerd levende stammen werden aangeduid als inboorlingen, wilden of primitieven deze 'achterlijke' culturen werden bestudeerd als musea / laboratoria: 'human zoos without history' interferentie door een 'antropoloog te velde' zou de wetenschappelijke objectiviteit schaden in de loop van de 20e eeuw wordt er meer gesproken in termen van inter-subjectiviteit i.p.v. objectiviteit dit is de invloed van de hermeneutische benadering in de sociale wetenschappen 1 2 http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_alternative_names_for_the_human_species 36 de auteur lijkt niet op de hoogte van disciplines als ethologie, zoö-neurologie en biosemiotiek betekenis is een breed en vaag begrip, en veronderstelt niet altijd bewustzijn de bio-semiotiek is de studie van tekens / betekenis in de dieren- en planten-wereld opvallende contrasterende kleuren (bijv. zart/geel) hebben voor veel soorten betekenis: "pas op: giftig!" bewustzijn als sentience (gevoel) en awareness (gewaarwording) komt bij vele diersoorten voor immers: als een dier zich begeeft in een schadelijke omgeving moet hij dat onmiddelijk ervaren; een plant begeeft zich niet in een schadelijke omgeving, behalve door in de verkeerde richting te groeien, en als de omgeving schadelijk wordt (door herbivoren, of bosbrand) kan de plant daar toch niet op reageren zelf-bewustzijn komt echter alleen bij bepaalde sociale dieren voor (olifanten, dolfijnen, apen) 3 4 behalve tussen de 13e en 18e eeuw; toen werden er wel varkens, hanen, en zelfs insecten terecht gesteld http://en.wikipedia.org/wiki/Animal_trial 5 interessant is wel dat Swaab lid is van de NVVE = Nederlandse vereniging voor een vrijwillig levenseinde Ned Block onderscheidt phenomenal (P-consciousness) en access consciousness (A-consciousness) P-consciousness is het subjectief bewustzijn van sensaties / zintuiglijke prikkels (pijn, geluid, kleur, geur, etc) A-consciousness is 'bewust bewustzijn', waarover we iets kunnen zeggen 6 7 wat m.i. niets zegt over andere dieren en hun gemeenschap; er is geen absoluut, maar een gradueel verschil Friedrich Nietzsche over de wil-tot-waarheid (1886): “Hoe zijn synthetische oordelen a priori mogelijk? vroeg Kant zich af, – en wat antwoordde hij eigenlijk? Krachtens een vermogen: dit helaas, niet met drie woorden gezegd, maar zo omslachtig en eerwaardig, met een zodanig vertoon van Duitse diepzinnigheid en krullendraaierij dat men de grappige niaiserie allemande (Duitse onnozelheid) niet hoorde die in zo’n antwoord steekt. Men was dolblij met dit nieuwe vermogen, en de feestvreugde steeg ten top toen Kant er ook nog een moreel vermogen in de mens bij ontdekte: – want destijds waren de Duitsers nog moreel en totaal nog niet ‘realpolitisch’. Hierop volgden de wittebroodsweken van de Duitse filosofie; alle jongen theologen van het Tübinger seminarie gingen terstond het struikgewas in, – op zoek naar ‘vermogens’. [...] Genoeg, men werd ouder, – de droom vervluchtigde. Er volgde een periode waarin men zich over het voorhoofd wreef: dat doet men nu nog steeds. Men had gedroomd: en wel in de allereerste plaats – de oude Kant. ‘Krachtens een vermogen’ – had hij gezegd, of althans bedoeld. Maar is dat dan – een antwoord? Een verklaring? Of eerder slechts een herhaling van de vraag? Waarom is opium ook weer zo slaapverwekkend? ‘Krachtens een vermogen’, de virtus dormitiva namelijk – antwoordt die dokter bij Molière" (Le Malade imaginaire,1673) 8 een aap ziet een banaan, kijkt of (de) andere (dominante) aap/apen die ook zien zo niet dan leidt hij deze af (om de tuin) en wacht zijn kans af om de banaan te bemachtigen zie ook: Frans de Waal: Intentional deception in primates 9 10 Michael Tomasello: Origins of Human Collaboration and Shared Intentionality http://www.youtube.com/watch?v=unyUyOBUxCw&list=PLn_Ux4BxYOsbWCla05aYYGFHHnbScqyrt 37