ZONDAG 2 JULI, 10.00 UUR - ONTMOETINGSKERK KATWIJK AAN DEN RIJN Voorganger: ds. T. Wegman. Organist: Wim Hagen Welkom en afkondigingen Intochtslied Psalm 97: 1, 3 en 6 1 Groot Koning is de HEER. / Volken, bewijst Hem eer, breek uit in jubel, aarde, / nu Hij de macht aanvaardde. De landen wijd en zijd / zijn in zijn naam verblijd. Op recht en op gericht / heeft Hij zijn troon gesticht in de verborgenheid. 3 De hemel, HEER, verbreidt / alom uw majesteit, uw glorie komt getogen / voor aller volken ogen. Hen, die zich wendden tot / een beeld, een leugengod, hebt Gij beschaamd, o Heer; / gij goden, buigt u neer: Hij heeft uw macht geknot. 6 Gods heil, Gods glorie staat / licht als de dageraad reeds voor het oog te gloren / van wie Hem toebehoren. Een vreugde van de HEER / stroomt in hun harten neer. Gij die rechtvaardig zijt, / weest in de HEER verblijd. Zijn naam zij lof en eer! Persoonlijk gebed – Votum en groet Gezang 427: 1, 6 en 7 1 Beveel gerust uw wegen, al wat u 't harte deert, der trouwe hoed' en zegen van Hem, die 't al regeert. Die wolken, lucht en winden wijst spoor en loop en baan, zal ook wel wegen vinden waarlangs uw voet kan gaan. 6 Wel kan zijn hulp vertragen, en 't schijnt soms in de nacht, alsof geen licht zal dagen, alsof geen troost u wacht, als u de angst doet beven dat God u niet meer kent, dat Hij zich van uw leven voorgoed heeft afgewend. 7 Maar blijft gij met vertrouwen naar God zien in de nacht; dan doet Hij u aanschouwen wat gij het minst verwacht. Eens zal Hij u bevrijden ook van de zwaarste last, houd moedig bij het strijden aan zijn beloften vast. Leefregels - Romeinen 12: 12: 9 t/m 21 OTH 444 ‘k stel mijn vertrouwen op de Heer, mijn God. want in Zijn hand ligt heel mijn levenslot. Hem heb ik lief, Zijn vrede woont in mij. 'k zie naar Hem op en 'k weet: Hij is mij steeds nabij. Moment met de kinderen Gebed Schriftlezing Genesis 6:9-22 (HSV) 9 Dit zijn de afstammelingen van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht man onder zijn tijdgenoten. Noach wandelde met God. 10 En Noach verwekte drie zonen: Sem, Cham en Jafeth. 11 Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht en de aarde was vol met geweld. 12 Toen zag God de aarde, en zie, zij was verdorven; want alle vlees had een verdorven levenswandel op de aarde. 13 Daarom zei God tegen Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen, want de aarde is door hen vervuld met geweld; en zie, Ik ga hen met de aarde te gronde richten. 14 Maak voor uzelf een ark van goferhout. In vakken ingedeeld moet u deze ark maken en hem van binnen en van buiten met pek bestrijken. 15 Zo moet u hem maken: driehonderd el moet de lengte van de ark zijn, vijftig el zijn breedte en dertig el zijn hoogte. 16 U moet een lichtopening in de ark maken, en de ark afwerken tot op een el van boven; en de deur van de ark moet u aan de zijkant plaatsen. U moet er een onderste, een tweede en een derde verdieping in maken. 17 En Ik, zie, Ik ga een watervloed over de aarde brengen om alle vlees waarin een levensgeest is, van onder de hemel te gronde te richten; alles wat op de aarde is, zal de geest geven. 18 Maar met u zal Ik Mijn verbond maken; en u moet in de ark gaan, u, uw zonen, uw vrouw en de vrouwen van uw zonen met u. 19 En u moet van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk in de ark laten komen om ze met u in leven te houden: een mannetje en een vrouwtje moeten het zijn. 20 Van de vogels naar hun soort, van het vee naar zijn soort, en van de kruipende dieren van de aardbodem naar hun soort, zullen er twee naar u toe komen, om ze in leven te houden. 21 En u, neem voor uzelf van al het voedsel dat gegeten wordt, en verzamel dat bij u, zodat het voor u en voor hen tot voedsel zal zijn. 22 En Noach deed het; overeenkomstig alles wat God hem geboden had, zo deed hij. Mattheüs 24:36-44 36 Maar die dag en dat uur is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader. 37 Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. 38 Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, 39 en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. 40 Dan zullen er twee op de akker zijn; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. 41 Er zullen twee vrouwen malen met de molen; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. 42 Wees dan waakzaam, want u weet niet op welk moment uw Heere komen zal. 43 Maar weet dit, dat als de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij waakzaam geweest zou zijn, en niet in zijn huis zou hebben laten inbreken. 44 Weest ook u daarom bereid, want op een uur waarop u het niet zou denken, zal de Zoon des mensen komen. Hebreeën 11:1-3,6,7 1 Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet. 2 Hierdoor immers hebben de ouden een goed getuigenis gekregen. 3 Door het geloof zien wij in dat de wereld tot stand gebracht is door het Woord van God, en wel zo dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is. 6 Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken. 7 Door het geloof heeft Noach, toen hij een aanwijzing van God ontvangen had van de dingen die nog niet te zien waren, uit ontzag voor God de ark gebouwd, tot redding van zijn gezin. Daardoor heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig het geloof is. Psalm 77: 4, 5 en 6 4 God, op wat Gij eens verrichtte, wil ik mijn betrouwen stichten. Wat Gij eens gedaan hebt is steeds in mijn gedachtenis. Heel de wereld zag uw sterkte, zag de wondren die Gij werkte, toen Gij, groot in heiligheid, Jakobs volk hebt uitgeleid. 5 Toen Gij door het diepst der zee ging, zag U d'afgrond aan met beving. Wolken goten water uit. Luchten dreunden van geluid. Toen uw felle bliksemschichten huiverend uw weg verlichtten en uw donder om U ging, lag heel d'aard in siddering. 6 God, uw pad was door de golven. Waatren hebben het bedolven en uw voetspoor uitgewist: geen die nog uw treden gist. Maar Gij gaaft een goed geleide aan het volk dat Gij bevrijdde: Mozes' en Aärons hand voerde 't in een veilig land. Prediking : “Kom in de ark”. Gezang 262: 1 en 3 1 `Op, waakt op!' zo klinkt het luide. Wat wil dit roepen toch beduiden, gij torenwachters van de tijd? `Middernacht is aangebroken, zijn uwe lampen wel ontstoken, gij maagden, die de Heer verbeidt? Gij slapenden, ontwaakt, de Bruidegom genaakt! Halleluja, nu opgestaan! Het feest breekt aan; gij moet Hem ijlings tegengaan.' 3 Laat ons U ter ere zingen met allen, die uw troon omringen, één koor van mens' en englenstem! Paarlen zijn der poorten bogen, die nederdalen uit den hogen: het hemelse Jeruzalem. Geen oog heeft ooit begroet, geen hart heeft ooit vermoed zulk een vreugde. Zo juichen wij en roemen blij de glorie van uw heerschappij! Dankgebed en voorbede Collecten Gezang 300:1,4 en 6 1 Eens, als de bazuinen klinken uit de hoogte, links en rechts, duizend stemmen ons omringen, ja en amen wordt gezegd, rest er niets meer dan te zingen, Heer, dan is uw pleit beslecht. 4 Als de graven openbreken en de mensenstroom vangt aan om de loftrompet te steken en uw hofstad in te gaan: Heer, laat ons dan niet ontbreken, want de traagheid grijpt ons aan. Zegen De gemeente beaamt de zegen met het zingen van gezang 456:3 6 Van die dag kan niemand weten, maar het woord drijft aan tot spoed, zouden wij niet haastig eten, gaandeweg Hem tegemoet, Jezus Christus, gistren, heden, komt voor eens en komt voor goed!