NAUTILUS INFO JAARGANG 21 - NUMMER 8 MAANDBLAD UITGEGEVEN DOOR "NAUTILUS GENT vzw" ISSN 0773-0829 Wettelijk Depot B.D. 37.980 APRIL 1997 VERZENDINGSKANTOOR GENT X NAUTILUS GENT VZW vereniging voor mineralogie en paleontologie Bestuur: Voorzitter: Frank Gelaude Nieuwpoort 6 9000 Gent Tel: 09/225.91.10 Secretaris: Gino De Neve Herdenkingswijk 19 9820 Merelbeke Tel: 09/230.51.95 Adres: Peter Leroy wijzigingen Popperodedries 81 9300 Aalst Tel: 053/78.15.47 Redactie: Wouter Schiettecatte Merelstraat 31 9840 De Pinte Tel: 09/282.68.67 [email protected] Verzending: Annie Desmet Sint Margrietstraat 22 9000 Gent Tel: 09/223.72.02 Beurs: Jörgen Gryson Sint Lucaslaan 16 8310 Brugge Tel: 050/35.69.85 Penningmeester: Etienne Martens + shop Tybaartstraat 52 9800 Deinze Tel: 09/386.44.46 Practicum: Robert Plees Boudewijnstraat 67 9000 Gent Tel: 09/220.15.66 Bar beurs: Roger Ebo Baarleboslaan 54 9031 Drongen Tel: 09/282.87.74 Activiteiten: Arnold Van Herreweghe Hugo Verriestlaan 3 9940 Evergem-Ertvelde Tel: 09/344.00.25 [email protected] Bibliotheek: Eddy Van Der Meersche Frank Baurstraat 11 9000 Gent Tel: 09/221.31.95 Lidgelden: Jeugdlid Gewoon lid Gezinslid Steunend lid 500 Fr. 700 Fr. 800 Fr. 1000 Fr. Vergadering: in principe elke tweede donderdag van de maand om 20.00 uur in de Rijksnormaalschool, Ledeganckstraat 8 te Gent. Praktikum: in principe elke zaterdag van 14.00 tot 15.00 uur. in de Corbiestraat 5 te Gent (bibliotheek + uitlening van toestellen) BTW nummer: 416.511.070 Rekeningnummer: 068-0632010-82 Verantwoordelijke uitgever: Wouter Schiettecatte, Merelstraat 31, 9840 De Pinte Alle rechten voorbehouden. Elke auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn artikels NAUTILUS INFO Jaargang 21 nummer 8 APRIL 1997 MAANDVERGADERING Op donderdag 17 april zal Eddy Van Der Meersche een voordracht geven over “De Laacher See: een geologisch en mineralogisch curiosum” Deze voordracht had normalerwijze in maart moeten plaatsvinden, maar werd wegens technische problemen een maand uitgesteld. Nog even geduld oefenen. Afspraak in de Rijksnormaalschool, K. Ledeganckstraat 8 te Gent. De deuren gaan open om 19.30 uur. MICROMOUNT-AVOND Aangezien er tijdens de laatste twee donderdagen van april reeds andere activiteiten doorgaan, wordt de MM-avond nog een maandje uitgesteld. EXCURSIES We herinneren nog even aan de komende excursies. Voor meer informatie, gelieve de Nautilus-info van maart te raadplegen of contact op te nemen met Arnold Van Herreweghe (09/344 00 25). 29 MAART: CAP BLANC NEZ Afspraak om 10.00 uur op het dorpsplein van Escalles. Het hoogwater wordt verwacht om 15.30 uur. Om 16.00 uur zouden we dan drogere oorden opzoeken, en ons begeven naar Hardinghen, waar een kleine beurs plaatsheeft. 13 APRIL: CADZAND We spreken af aan de molen bij het binnenrijden van Cadzand om 13.30 uur. 26 APRIL: WELLIN-TELLIN Afspraak om 9.00 uur op de brug over de E19, aan de Carrière des Limites. Toch graag een seintje op voorhand indien u enthousiast genoeg bent om ons te vervoegen. APR '97 / 171 26 APRIL: NOVION PORCIEN (FRANKRIJK) Deze excursie wordt ingericht in samenwerking met de Belgische Vereniging voor Paleontologie. Voor inlichtingen en reservaties zich wenden tot: Luc De Coninck (Meesterstraat 65, 9100 Nieuwkerken Waas; Tel.: 03/776 03 50 ) 26 APRIL: FAUQUÉ Deze excursie is reeds volzet. 28 JUNI: HARMIGNIES Er zijn nog steeds plaatsen vrij voor deze uitstap. LESSENREEKS Men kan nog steeds inschrijven voor de lessenreeks i.v.m. mineralogie. Inlichtingen en inschrijvingen bij Arnold Van Herreweghe (09/344 00 25). AGENDA Zaterdag 5 april: Zaterdag 12 april: Zondag 13 april: Donderdag 17 april: Zaterdag 19 april: Donderdag 24 april: Zaterdag 26 april: Zaterdag 26 april: Zaterdag 26 april: Zaterdag 26 april: Zaterdag 3 mei: Zaterdag 10 mei: Donderdag 22 mei: Donderdag 5 juni: Zaterdag 28 juni: praktikum, Carl Van de Mosselaer (09/224 44 82) praktikum, Arnold Van Herreweghe (09/344 00 25) excursie Cadzand ledenvergadering praktikum, Jacques Vandaele (02/425 72 98) lessenreeks mineralogie (deel I) praktikum, Jan Van der Sluys (09/259 16 22) excursie Wellin-Tellin excursie Novion Porcien excursie Fauqué praktikum, François Van de Vijver (09/220 20 73) praktikum, Lucien Vandoorne (056/68 93 60) lessenreeks mineralogie (deel II) lessenreeks mineralogie (deel III) excursie Harmignies BEURZENKALENDER APRIL 1997: Zondag 6 april: BREDA (Nederland) Mineralen- en fossielenbeurs. Turfschip Breda. APR '97 / 172 Zaterdag 12 en zondag 13 april: BAD EMS (Duitsland) 19de Emser mineralen- en fossielenbeurs. Kuur- en marmerzaal, Römerstrasse Bad Ems. Open van 10.00 tot 17.00 uur. Zondag 13 april: ZUTPHEN (Nederland) Grote Euregio Voorjaars mineralen-, fossielen- en edelsteenbeurs. Konferenscentrum Hanzehof, Coehoornsingel 1, Zutphen. Open van 10.00 tot 17.00 uur. Zondag 20 april: KORBACH (Duitsland) 19de mineralen- en fossielenbeurs. Gemeentezaal van de Mariakerk, Sachsenberger Landstrasse 2, Korbach. Open van 10.00 tot 17.00 uur. Zondag 27 april: AMSTERDAM (Nederland) Geologisch evenement Amsterdam met internationale mineralen- en fossielenbeurs. Sportcentrum van de Universiteit Amsterdam, De Boelenlaan 46, AmsterdamBuitenveldert. Open van 10.00 tot 17.00 uur. MEI 1997: Zaterdag 3 en zondag 4 mei: SERAING 2de internationale beurs voor mineralen en fossielen. Salle "Le Jardin Perdu", Rue de la jeunesse 2, 4100 Seraing. Open van 10.00 tot 18.00 uur. Zondag 4 mei: FREUDENSTADT (Duitsland) 21ste mineralen- en fossielenbeurs. Turn- en feestzaal, Freudenstadt. Open van 9.00 tot 17.00 uur. Zaterdag 24 en zondag 25 mei: ANTWERPEN 22ste internationale mineralen- en fossielenbeurs. Handelsbeurs, Twaalfmaandenstraat, Antwerpen. Open van 10.00 tot 18.00 uur. Gratis toegang. Inrichting: MKA Inlichtingen en inschrijvingen: A.C. Vercammen (Palmanshoevestraat 21, 2610 Antwerpen; Tel/Fax: ++32/(0)3/827 32 11) Zondag 25 mei: BADEN BADEN (Duitsland) Mineralen- en fossielenbeurs. Kurhaus, Baden Baden. Open van 11.00 tot 18.00 uur. GROTE GEO-RUILBEURS VAN AALST (Fossielen - Mineralen - Gesteenten) Reeds 11 jaar wordt er in Aalst een ruilbeurs georganiseerd in samenwerking met vijf verenigingen uit België (o.a. Nautilus-Gent). Dit jaar gaat dit evenement door op zondag 27 april in het Stedelijk Onderwijsinstituut (Binnenstraat 157, 9300 Aalst). Er mag niet verkocht worden. De standplaatsen zijn gratis. Er wordt wel 300 Bfr. "waarborg" gevraagd die men om 16.00 uur terugkrijgt. Er is ook een tentoonstelling van kunstschilder H. Bongers. De beurs is gratis toegankelijk van 10.00 tot 17.00 uur. Inlichtingen: Luc De Coninck (Meesterstraat 65, 9100 Nieuwkerken Waas) Tel.: 03/776 03 50 Samen met deze beurs worden twee excursies georganiseerd: naar Novion Porcien en Wellin-Tellin (zie eerder in dit nummer). APR '97 / 173 Nautilus Gent wil haar medeleven betonen bij het plotse overlijden van Mevrouw Andrée Van der Auwera echtgenote van Dhr. Roger Moisse. Geboren te Gent op 4 oktober 1926 en overleden te Brussel op 4 maart 1997. LAVRION-REIS De reis naar Lavrion in mei '97 is volgeboekt: 24 personen hebben ingeschreven. Op aanvraag is een zevende reis gepland begin oktober '97 (vertrek op 6/10 en terug op 13 of 17/10). Alle geïnteresseerden zijn uitgenodigd op zondag 20 april om 14.00 uur in het mineralogisch museum van de ACAM te Schoten (Antwerpen). Het programma en alle verdere details van de reis worden er besproken. Wie vroeger inlichtingen wenst, kan schrijven of telefoneren naar volgend adres: Piet Gelaude (St. Jansdreef 17, 9900 Eeklo; Tel: 09/377 18 50) APR '97 / 174 BIBLIOTHEEKNIEUWS Hydrologische verkenningen in Limburg I/1/98 Prof.Paper n°1, M.Gulinck, 1974, 29 p. Lithostratigraphy of Miocene sediments from temporary outcrops in the Antwerp city area I/1/99 Prof.Paper n° 3, F.De Meuter, K.Wouters, A.Ringele, 1976, 42 p. Lithostratigrafie van de Eo-Oligocene Overgangslagen in Noordwest België I/1/100 Prof.Paper n°235, P.Jacobs, E.Sevens, 1988, 60 p. Autosnelweg Brugge-Calais: Boringen en geologisch profiel; sectie Veurne-Franse grens I/1/101 Prof.Paper n°2, C.Baeteman, G.Lambrechts, R.Paepe, 1974, 56 p. Reconnaissance de l’extension du filon de marcasite de Heure I/1/102 Prof.Paper n°159, L.Dejonghe, L de Walque, 1979, 60 p. Some recent borings in the Ypresian and Lowr Lutetian of Northwestern Belgium I/1/103 Prof.Paper n° 240, B.Fobe, 1989, 12 p. Foraminiferen onderzoek van enige monsters van het Onder Tertiair en Boven Krijt van drie diepboringen uit Noord-Oost België I/1/104 Prof.Paper n° 1, J.P.M.T.Meesen, 1977, 14 p. De Holocene sedimenten van de Westelijke Kustvlakte: een analyse van de Belgische literatuur I/1/105 Prof.Paper n° 204, C.Baeteman, 1983, 51 p. Upper Cretaceous and Dinantian geology and hydrogeology of the Thermae boreholes of Valkenburg and the Geul (South Limburb, The Netherlands) I/1/106 Annales de la Soc.Géol.de Belgique, 110, 1, J.M.Bless e.a., 1987, 97 p. Het Paleomilieu rond het Romeinse zoutwinningssite van Leffinge I/1/107 Prof.Paper n°186, C.Baeteman, P.Cleveringa, C.Verbruggen, 1981, 48 p. Olie en gas in het Pré-Perm van West-Europa? I/1/108 Prof.Paper n°148, M.J.M.Bles e.a., 1977, 58 p. Feuillet d’Informations G.E.S.T. n°121 Staringa N°8 (Nederlandse Geologische Vereniging Het Brabants Vulkanisme Lithorama 97/2 Le Cinémurien de Cenfosse APR '97 / 175 AGAB Minibul 97/2 Sphalérite, sa corrosion - Saint-Exupéry, le désert et quelques poussières d’astres,... The Mineralogical Record 97/2 The Illinois-Kentucky Fluorite-District Spirifer 97/2 Fossiele orchideeën Magazine du 4M N°173 Le Cantal (suite) - Des mégacristaux - Le montage des spécimens Le Caillouteux N°106 La découverte du premier diamant du Kasai - Quelques caractéristiques du diamant Tableaux de détermination des Spiriferida Lapis 97/2 “Alpine” Mineralien aus dem Karakoroum - Mineralien sammeln als Erlebnis: Weiße Rosen aus Wölsendorf - Münchner Mineralientage - Meurigit, ein neues Phosphat aus Hagendorf - Brasilianit Tellus-Krant 97/2 Geode 97/2 Diamant American Mineralogist 96/6 Grondboor en Hamer 97/1 Algen uit het Ordovicium - Dalarna - De zaadvaren Neuropteris Attenuata - Dickiet in Limburg - Geovaria BOEKEN Echinides du Callovien de la Sarthe et de l’Orne: I: les échinides réguliers IV/2/3/24 A.Vadet, P.Nicolleau, J.P. Pineau, 1996, 184 p. Les ammonites et les oursins de l’Oxfordien du Poitou P.Branger, P.Nicolleau, A.Vadet, 1995, 150 p. APR '97 / 176 IV/2/3/25 MONT SAINT HILAIRE QUÉBEC, CANADA Georges Claeys INLEIDING In april 1988 ontving ik voor het eerst een pakje met Canadese mineralen. Tussen het aanbod bevonden er zich enkele specimens afkomstig van de vindplaats Mont Saint Hilaire, Québec. Voor het eerst hoorde ik namen als catapleiiet, leucophaniet, narsarsukiet, leifiet, monteregianiet en serandiet. De mineralen waren mij totaal onbekend zodat determinatie moeilijk was. Alhoewel er in België nauwelijks mineralogische informatie te vinden was hierover, kwam ik al gauw te weten dat er uitstekende literatuur beschikbaar was over de vindplaats. Naarmate de jaren verstreken, sloeg de interesse voor de mineralen van Mont Saint Hilaire over in een passie, die tot vandaag nog niet verminderd is. Bij de aanvang in de jaren vijftig kon niemand vermoeden dat deze steengroeve zo een verscheidenheid aan mineralen zou bevatten. Tijdens de verschillende keren dat ik de groeve bezocht, werd ik meer en meer overtuigd van haar grote geologische en mineralogische waarde. De locatie is één der meest waardevolle ter wereld. 1. KORTE HISTORIEK EN LOCATIE Mont Saint Hilaire ligt op een 45 kilometer ten zuidoosten van de stad Montréal. U kan er gemakkelijk komen door de afslag Beloeil te nemen langs de Trans Canadian Highway richting Québec stad. De heuvel is duidelijk zichtbaar vanaf de snelweg. Hij heeft een hoogte van 375 m en beslaat een oppervlakte van 3 km2. Hij maakt deel uit van het Monteregian massief dat bestaat uit een reeks van 10 heuvels die op een rij uit het vlakke land oprijzen. De meest bekende heuvel is Mont-Royal in het midden van de stad Montréal. Mont-Royal was trouwens de oorspronkelijke naam van de stad maar werd verbasterd tot Montréal. Meer bekend bij de mineralenverzamelaar zijn Mont Saint Hilaire en Oka, alsook de vindplaats Francon Quarry. Hun roem danken ze aan de talrijke zeldzame mineralen die er voorkomen. De steengroeve aan de noordoostzijde van de Mont Saint Hilaire ontstond in 1959. Het gesteente is immers uiterst geschikt voor de aanleg van wegen. Bij aanvang waren er twee steengroeven: de Demix Quarry en de Poudrette Quarry. Later zijn ze samengesmolten tot één groeve, de Poudrette Quarry. APR '97 / 177 Mits een schriftelijke toelating kan men tijdens het weekend zelf gaan zoeken. De auto moet men voor de ingang achterlaten; de vindplaats bereikt men dan na 20 minuten wandelen. Het internationale reglement voor de verzamelaar wordt er algemeen gerespecteerd. Tot op heden zijn er een 270 mineralen gedetermineerd, waaronder een groot aantal uiterst zeldzame. Een dertigtal wachten nog op een benaming; in de literatuur zijn deze terug te vinden onder de benaming “unknow“. De laatste drie jaar werden er nieuwe mineralen gedetermineerd zoals peraulliet, normandiet, remondiet. De komende jaren zullen er nog meer volgen, zodat de vindplaats zeker in de actualiteit zal blijven. Nog altijd dromen sommige Canadese verzamelaars ervan er de vondst van hun leven te doen. De Mont Saint Hilaire met de Demix & Poudrette steengroeve gezien vanaf de hoofdweg nr. 116 (Montréal-Québec stad) niet ver van de Richelieu Rivier. APR '97 / 178 2. ALGEMENE GEOLOGIE Mont Saint Hilaire heeft een complexe samenstelling van alkaline intrusies, bestaande uit agpaiet syeniet gesteente. Door het hoge gehalte aan basische bestanddelen ontstond er een hele reeks van mineralen. Vrij zeldzame mineralen zoals aegerien, arfvedsoniet en sodaliet komen er frequent voor. Meer spectaculair zijn de mineralen uit de silicaatgroep die zeldzame aardelementen bevatten zoals zirconium of titanium. Het alkalien gesteente vertoont veel gelijkenis met het Chibiny en Lovosero massief van het schiereiland Kola in Noord-Rusland, alsook met de Landesundfjord in Noorwegen en de gebieden Ilmausaq, Igaliko en Narsarsuk in het zuidwesten van Groenland. Gelijkenissen zijn er ook met de complexe samenstelling van Isle de Rouma, Pagalo archipel, Guinea. Het geologisch en mineralogisch onderzoek van deze vindplaatsen heeft de laatste jaren grote vooruitgang geboekt. Er blijkt in het paleozoïsche gesteente op een bepaald moment vulkanische activiteit te hebben plaatsgevonden. Het begin ervan is moeilijk exact te bepalen, maar er zijn aanwijzingen die refereren naar het Krijt, ca. 123 miljoen jaar geleden. Tijdens dit vulkanisme zocht het magma zich een weg naar het aardoppervlak en kwam daarbij in botsing met het gesteente van de aardkorst. De opwaarts drukkende vloeibare substantie ondervond grote weerstand, waardoor er breuken ontstonden in het sedimentair gesteente. Toch vond het magma zijn weg naar de oppervlakte, dwars door de sedimentaire gesteenten. De opstuwing was enorm, met als gevolg het ontstaan van de heuvelrug Mont Saint Hilaire. De heuvel behoort tot een reeks van 10 heuvels, die het Monteregian massief vormen. Het massief strekt zich uit over 150 kilometers, met Mont Megantic, 975 m, als hoogste berg. Petrografische studies uitgevoerd door Currie (19831989) tonen aan dat er drie belangrijke intrusies zijn. In de beschrijvingen komen wel enkele ongewone termen voor, zoals "Sunrise suite" en "Pain du sucre" (door de tweetaligheid in Canada heeft men geopteerd voor een Engelstalige en een Franstalige benaming). Vanuit een lager gelegen gedeelte in het midden van de Mont Saint Hilaire is er een hoogteverschil merkbaar met de heuvelruggen aan de rand; vandaar de naam “Sunrise suite”. Bij de steile wanden aan de rand is het alsof een vloeibare substantie over de heuvels uitgelopen is, zoals suikersiroop over een brood. Dit wordt aangeduid met de ongewone naam “Pain du sucre”. Men veronderstelt dat er zich, met tussenpauzes, twee belangrijke feiten hebben voorgedaan. In labiele toestand is tijdens de opwaartse beweging via de intrusies een vloeibare substantie gevloeid die alles bedekte. Langs de steile wanden is ze naar beneden gevloeid en heeft er een ring gevormd. De studie heeft vastgesteld dat de “Sunrise suite” ontstaan is ca. 136 miljoen jaar geleden en het “Pain du sucre” ca. 120 miljoen jaar geleden. Het enige overblijfsel van de vulkanische activiteit is de kokerstructuur in het middengedeelte van de “Sunrise suite”. MAA APR '97 / 179 Merkwaardig is het onderscheid tussen het noordwestelijk en het zuidoostelijk deel. Het noordwestelijk deel heeft een uitgesproken massieve samenstelling bestaande uit gabbro en pyroxeen. Het zuidoostelijk deel heeft een ongewone samenstelling: zones van nefelien en sodaliet in porfier en breccie, tezamen met xenoliethoudend marmer en ijzerhoudend dolomiet. 3. ONTSTAAN EN EVOLUTIE VAN DE GROEVE Om aan de grote vraag naar steenslag te voldoen werd eind de jaren vijftig begonnen met de ontginning van het dolomietgesteente van de Mont Saint Hilaire. Bij aanvang waren er twee maatschappijen die elk een groeve uitbaatten: de Poudrette Quarry en de Demix Quarry. Uit een onderzoek bleek dat het dolomietgesteente van het oostelijk deel het meest voor wegenbouw in aanmerking kwam. Na enkele jaren van ontginning werd al gauw duidelijk dat er zeldzame peralkaline syeniet-zones aanwezig waren, afkomstig uit magmatische intrusies. Door nauwkeurig onderzoek weet men nu dat het magma geactiveerd werd door chloor en dwars door de aardkorst gestuurd werd, met het gekende gevolg (Mandarino en andere 1986). Het merendeel is goed te herkennen als een metamorf paleozoïsch dolomietgesteente of een fossielhoudende kalksteen, vermoedelijk afkomstig uit het Grenvillian. Dit gesteente wordt doorkruist door pegmatietgangen en breccie porfier-syeniet associaties die soms omzoomd zijn met hornfels. Door de intensieve ontginning kan de geologie van het gebied zeer goed bestudeerd worden. Hierdoor zijn sodaliet-xenoliet zones virtueel zichtbaar in de wanden van de Demix groeve waar weinig hornfels aanwezig is, terwijl in de Poudrette groeve hornfels overheerst tussen marmer, rijk aan sodaliet-xenoliet. In beide groeven evenwel komen breccie zones, sodaliet-syeniet gesteente en delen miaroliet voor, omringd door nefelien-syeniet gesteente en pegmatietgangen. Toch is vastgesteld dat de Poudrette groeve een grotere variëteit aan mineralen heeft. APR '97 / 180 4. BESCHRIJVING VAN DE VERSCHILLENDE GESTEENTEN MET HUN MINERALEN Pegmatiet In het pegmatiet bevinden zich overblijfselen van magma dat diep in de aardkorst is doorgedrongen. Pegmatietconcentraties van enkele centimeters hebben zich verbreed tot loodrechte kokers; hierbij ontstonden rekspleten. Het pegmatiet bevat nefeliensyeniet, soms met uitstekende kristallisaties waarbij een natriumrijk silicaat verantwoordelijk is voor de mineralisatie. Vaak is het pegmatiet verweerd onder hydrothermale invloed en is er een zeldzame mineralisatie ontstaan van mangaanhoudende oxyden, chloriden, sulfiden, silicaten en andere (Tabel II). Frequent voorkomende mineralen zijn mikroklien, aegerien vergezeld van analciem, serandiet en catapleiiet. Tabel I: Mineralen voorkomend in niet verweerde pegmatiet van Mont Saint Hilaire aegerien albiet analciem anataas ancyliet(ce) anniet arfvedsoniet astrophylliet baryliet bastnäsiet (ce) behoite biotiet calcio- ancyliet(ce) calciet catapleiiet ceriet(ce) donnayiet - (Y) elpediet epididymiet epistoliet erythien eudialyiet eudidymiet fluorapatiet fluoriet gaidonnayiet galeniet genthelviet gobbinsiet greigiet hedenbergiet kuppletskiet leifiet leucophaniet mangaan-neptuniet mikroklien monteregianiet(Y) mosandriet natroliet neighboriet nenadkevichiet nefefien paranatroliet parisiet(ce) penkvilksiet peraultiet philipsiet polylithioniet chamosiet kutnohoriet pyriet pyrochloor pyrophaniet pyrrhotiet rait rhabdophaniet (c) rodochrosiet senaiet serandiet sfaleriet steacyiet tetranatroliet tundriet (ce) vinogradoviet willemiet wurtziet xenotiem Tabel II: Mineralen voorkomend in verweerde pegmatiet van Mont Saint Hilaire aegerien albiet analciem anataas ancyliet(ce) anglesiet cordyliet- (ce) daqingshaniet (ce) datoliet donnayiet (Y) doyleiiet elpidiet jarosiet kuppletsksiet kutnohoriet laveniet lemoyniet lepidocrociet pyriet pyrochloor pyropfaniet pyrrhotiet kwarts rhabdophaan -(ce) APR '97 / 181 ankeriet arfvedsoniet arsenopyriet astrophylliet bastnäsiet (ce) behoite berthierien beudantiet biotiet birnesiet brookiet burbankiet calciet carb.-fluorapatiet catapleiiet celestiet cerussiet chabasiet chalcopyriet epididymiet eudialyiet eudidymiet fluorapatiet fluoriet gaidonnayiet galeneit genthelviet gibbsiet goethiet gips halotrichiet helviet hemimorphiet hilairiet hisingeriet hochelagaiet hydrocerrusiet hydrozinciet lizardiet lollingiet magnesio-arfvedsoniet marcasiet mckelveyiet (Y) microklien mimetiet monaziet (ce) mosandriet muscoviet natroliet nenadkevichtiet neotociet nordstrandiet paranatroliet paraumbiet parisiet-(ce) peterasiet polylithioniet rodochrosiet rutiel sabinaiet serandiet sideriet sodaliet sfaleriet synshysiet-(ce) szomolnokiet tetranatroliet tundriet thaumasiet thornasiet titaniet weloganiet wulfeniet yofortieriet zircoon Marmer - xenoliet gesteente De witte tot lichtgroene concentraties die men in de groeve aantreft op bepaalde plaatsen tussen het dolomietgesteente, zijn afkomstig uit het Paleozoïcum. Bij een contactmetamorfose is er marmer ontstaan. Het stuwend magma sleurde ook gesteenten uit het Precambrium omhoog, met een lage thermale metamorfose als gevolg. In de wanden van de groeve is de evolutie goed zichtbaar omdat de zones duidelijk afgelijnd zijn. De evolutie heeft zich waarschijnlijk voltrokken in het Grenvillian (Krijt). Een onderzoek bevestigt dat er zich nadien geen regionaal metamorfisme meer heeft voorgedaan in de regio. Door de duidelijke aflijning zijn de marmer-xenoliet gedeelten goed herkenbaar in het donkere nefelien-syeniet gesteente. In de overgangszones zijn holtes teruggevonden met een sterke mineralisatie. Dit is te wijten aan de aanwezigheid van natrium en een calciethoudend silicaat, alsook zeldzame aardelementen. De holten variëren in hoogte van 5 tot 15 cm en kunnen een lengte hebben van 35 cm. Ze bevatten meestal pectoliet met daarop een bijzondere mineralisatie. APR MAA '97 '97 // 182 182 Tabel III: Mineralen gevonden in marmer-xenoliet van Mont Saint Hilaire aegerien albiet allaniet-(ce) analciem ancyliet-(ce) andradiet f arfvedsoneit arsenopyriet bastnäsiet-(ce) baveniet biotiet calcio-anceliet-(ce) calciet carletoneit catapleiiet chabasiet chamosiet chinochloor datoliet diopsied donayiet-(Y) elpidiet epidoot eudialyiet fluorapatiet fluorapophylliet fluoriet galeniet gotzeniet grossulaar helviet hoornblende hydrogrossulaar hydroxyl-apophylliet kaoliniet lemoyniet leucophaniet leucospheniet lorenzeniet magdadiiet magnesio-arfvedsoniet meioneit microklien milariet miseriet molybdeniet monteregianiet-(Y) montmorilloniet muscoviet narsarsukiet natroliet nenadkevichiet paranatroliet pectoliet penkvilksiet phlogopiet polylithioniet prehniet pyriet pyrrhotiet kwarts riebeckiet sanidien sepioliet serandiet shortiet sideriet sodaliet sfaleriet steacyiet stilwelliet-(ce) sugelliet tadzhikiet(ce) taenioliet tetranatroliet thaumasiet titaniet tremoliet tundriet-(ce) vesuvianiet wollastoniet zeophylliet zircoon Sodaliet-syeniet gesteente Het sodaliet-syeniet gesteente maakt een waardevol deel uit van de groeve. Tussen de zone van sodaliet en veldspaat zijn kleine geoden gevonden rijk aan mineralen met een paragenese van natriumsilicaat, sulfiden en carbonaten. De sodaliet-syeniet zone is doorkruist met lichtgrijze tot beige kleurige lijnen soms overgaand naar donkergrijs. Deze bevatten concentraties van cancriniet, nefelien en aegerien. Het is in dit gesteente dat kleine hexagonale diepblauwe sodalietkristallen gevonden zijn. Tabel IV: Mineralen in sodaliet-syeniet van Mont Saint Hilaire aegerien albiet analciem anataas ancyliet-(ce) anniet biotiet burbankiet calcio-ancyliet-(ce) calciet cancriniet dawsoniet donnayiet-(Y) franconiet galeniet gibbsiet gips hematiet hochelagaiet ilmeniet jarosiet kaoliniet kutnohoriet magnetiet microklien molybdeniet natroliet nefelien nordstrandiet paranatroliet pectoliet phlogopiet pyriet rutiel sabinaiet sideriet siderophylliet sodaliet sfaleriet steacyiet tetranatroliet APR '97 / 183 Miaroliet holten in nefelien-syeniet gesteente De holten van miaroliet zijn zeldzaam en klein, hoogstens tot 1 cm. Ze zijn terug te vinden in het nefelien-syeniet gesteente. Deze holten bevatten zeldzame mineralen van een uitzonderlijke paragenese, zoals aardelementen-silicaten-carbonaten. Het nefelien-syeniet gesteente is meestal egaal donkergrijs, maar bevat niet overal miaroliet holten. Een verklaring voor dit onlogisch verschijnsel is er niet. Wel staat vast dat de mineralisatie terug te vinden is rond een zone van biotiet of analciem. Tabel V: Mineralen gevonden in miaroliet holten van Mont Saint Hilaire aegerien albiet analciem anataas ancyliet-(ce) andradiet aragoniet arsenopyriet aschroftine-(Y) astrophylliet bariet baryliet basteaniet behoiet biotiet burbankiet calciet catapleiiet donnayiet-(Y) edingtoniet eplidiet eudialyiet ewaldiet fluorapatiet fluoriet franconiet gaidonnayiet galeniet gibbsiet harmotoon hilariet ilmeniet labundsoviet magnetiet mikroklien molybdeniet monteregiaeniet-(Y) mosandriet natroliet nefelien parantroliet parisiet-(ce) phillipsiet pyrophaniet pyrrhotiet brookiet hematiet rosenbuschiet rutiel sanidien scheeliet sideriet sodaliet sfaleriet synchysiet-(ce) tetranatroliet thomsoniet titaniet vinogradoviet wohleriet xenotiem-(Y) zircoon Hornfels Dit is een fijnkorrelig, bruin tot donkergroen, pyroxeenrijk gesteente ontstaan tijdens intrusies in sedimentair gesteente. Het is een gesteente dat een kroon vormt rond de heuvels gaande van een tiental meters tot enkele honderden meters dik. Ook grote blokken van hornfels zijn terug te vinden in het gestolde magma, in het bijzonder in het oostelijk deel van de “Sunrise suite”. Het lijkt alsof een reuze mixer de materie door mekaar gehaald heeft. Merkwaardig is de vaststelling dat bepaalde delen van het metaal- en fossielhoudend sedimentair gesteente jonger zijn dan de rest (Currie en andere 1986). Deze bevatten smalle banden met mineralisaties, ontstaan in breuken van het gesteente, en soms met rekspleten van 2 tot 5 cm lang met frequente mineralen zoals calciet, sideriet, pyriet, rutiel en kwarts. Ook narsarsukiet en fossielen (brachiopoden), vergezeld van vesuvianiet zijn gedetermineerd in het hornfels gesteente. APR '97 / 184 Tabel VI: Mineralen gevonden in hornfels van Mont Saint Hilaire aegerien albiet allaniet-(ce) anataas astrophylliet bariet bastnäsiet-(ce) beryl beryllonniet brookiet calciet celestiet chalcopyriet codieriet cordyliet(ce) dawsoniet diopsied dolomiet donnayiet-(Y) draviet elpidiet epididymiet epidoot eudidymiet fluorapatiet fluoriet franconiet gaidonnayiet galeniet gersdorfiet goethiet gips hematiet hochelagaiet hypersthene lollingiet lorenzeniet magnetiet marcasiet mckelveyiet- (Y) microklien molybdeniet muscoviet narsarsukiet neighboriet corondum gmeleniet prehniet pyriet pyrrhotiet quarts (kwarts) riebeckiet rutiel sideriet spessartien sfaleriet steacyiet strontianiet thorogummiet vesuvianiet yoforteriet Ongewoon breccie Dit breccie bestaat uit verschillende types gesteenten zoals hornfels, nefeliensyeniet, gabbro en pyroxeen ingebed in fijnkorrelig albiet. De concentraties variëren van enkele cm≈ tot een m≈. Soms verbindt het rekspleten onderling met elkaar. Het gesteente vertoont nog tekens van een stollingsproces, toen het magma snel naar het aardoppervlak steeg. Een onderzoek heeft vastgesteld dat dieper gelegen gedeelten massief zijn. De delen met grote holten hebben een rijke mineralisatie. Tabel VII: Mineralen gevonden in ongewoon breccie van Mont Saint Hilaire actinoliet aegerien albiet analciem anataas ancyliet-(ce) arsenopyriet ashcroftien-(Y) bariet bastnäsiet-(ce) biotiet brookiet calciet carbocernaiet catapleiiet elpidiet epididymiet eudialyiet eudidymiet ewaldiet fluorapatiet fluor-apophylliet fluoriet gaidonnayiet galeniet ganophylliet gismondien harmotoon hoornblende jaoquiniet-(ce) leucospheniet lorenzeniet mangaanneptuniet microklien milleriet molybdeniet monteregianiet narsarsukiet natroliet nenadkevichiet paranatroliet parisiet-(ce) pectoliet pyriet pyrophaan rutiel sodaliet sfaleriet steacyiet stillwelliet-(ce) strontianiet synchysiet-(ce) tadzhikiet-(ce) taenioliet tetranatroliet thomsoniet titaniet vinagradoviet wulfeniet xenotiem APR '97 / 185 cerussiet cordyliet-(ce) kainosiet-(Y) labundsoviet pyrrhotiet quarts ( kwarts) donnayiet-(Y) lood richteriet yofortieriet zircoon Sodaliet-xenoliet gesteente Het sodaliet-xenoliet gesteente bevat wellicht de grootste verscheidenheid aan mineralen. Het xenoliet is opgenomen in de nefelien-syeniet zone en is voor het eerst opgemerkt in de Poudrette groeve omstreeks 1982. Sinsdien zijn er nog meer delen blootgelegd na ontginning op verscheidene niveaus. Het nefelien-syeniet is fijnkorrelig, donkerbruin tot donkergrijsgroen van kleur. Het bevat xenoliet dat opvalt door zijn structuur die verschilt van de meeste andere nefelien-syeniet gesteenten van Mont Saint Hilaire. De kleur van de syeniet gedeelten varieert van kleurloos, wit tot lichtviolet, soms met korrelige kristallen van sodaliet. Verder zijn er sterk geconcentreerde zones met meestal kleine geoden, gaande van 1 tot 5 cm, maar die soms een lengte bereiken van een tiental cm. De geoden bestaan voor 50% uit xenoliet in nefelien-syeniet en bevatten mineralen zoals villiaumiet, eudialyiet, ussingiet, pyroxeen en een reeks van zeldzame mineralen. De ruimere holten bevatten een rijke variatie aan mineralen met soms prachtige kristallen. Tabel VIII: Mineralen gevonden in sodaliet-xenoliet van Mont Saint Hilaire aegerien alabandiet albiet analciem anataas ancyliet-(ce) arsenopyriet astrophylliet barytolamprophylliet bismuth britholiet-(ce) burbankiet calciet cancriniet catapleiiet chabasiet chkaloviet cryoliet dorfmaniet epistoliet erdiet APR MAA '97 '97 // 186 186 eudialyiet fluorapatiet fluoriet galeniet garroniet gmeleniet grafiet griceiiet haliet harmotoon kogarkoiet kupletskiet lamprophylliet lollingiet lorenzeniet lovozeriet lueshiet makatiet mangaan-neptuniet microklien molybdeniet mosandriet nahpoiiet natriet natroliet natron natrophosphaat nefelien parakeldyshiet paranatroliet paraumbiet pectoliet peterasiet phillipsiet pyrochloor pyrophaniet raiet rasvumiet revdiet sazhiniet-(ce) searlesiet serandiet shortiet sidorenkiet spertiniiet sfaleiriet steenstrupine-(ce) terskiet tetrahedriet tetranatroliet thalcusiet thermonatriet thorogummiet titaniet trona tugtupiet ussingiet villiaumiet vinogradoviet vitusiet-(ce) vuonemiet wurtziet yofotieriet Tabel IX - nieuwe mineralen ontdekt in Mont Saint Hilaire nieuwe min. referentie nieuwe min. lemoyniet Perrault en andere(1969) peterasiet carletoniet Chao (1971) steayciet hilairiet Clao en andere (1974) doyleiiet gaidonnayiet Chao en Walkinson(1974) thornasiet yoforteriet Perrault en andere(1975) poudretteiiet monteregianit(Y) Chao (1978) griceiiet donnayiet(Y) Clao en andere (1978) perraultiet tetranatroliet Chen en Chao (1980) normandiet paranatroliet Chao (1980) remondiet referentie Clao en andere (1980) Perrault en Szymanski(82) Clao en andere (1985) Ansell en Chao(1987) Grice en andere(1987) Van Velthuizen en Chao (1989) Chao nog opzoeken Cesbron e. e. 1988 5. MINERALOGIE VAN MONT SAINT HILAIRE 5.1. Algemeen Tot in 1990 bestond de lijst met mineralen van Mont Saint Hilaire voor een groot deel uit silicaten: 137 verschillende mineralen in totaal (dit is 55% van het totaal). De andere groepen zijn: de carbonaten (34), de oxiden en hydroxyden (23), de sulfiden (20), de fosfaten en arsenaten (15), de sulfaten (9), de haliden (6), de elementen (3) en andere (2). Nadien zijn er nog enkele aan toegevoegd. Een actuele lijst wordt binnenkort verwacht. Van de 16 recent gedetermineerde mineralen behoren er 13 tot de silicaatgroep en van de drie andere, behoort er één tot de groep van de haliden, één tot de carbonaten en één tot de oxyden. Enkele onderzochte mineralen wachten nog op een definitieve benaming en zijn voorlopig ondergebracht onder de benaming “unknow”, aangevuld met een nummer. Het zijn D.G.Y. Chao en een wetenschappelijk team die tot in 1990 een elektronenmicroscopisch onderzoek uitgevoerd hebben en daarna de mineralen gerangschikt hebben met de referentie en de klasse waartoe ze behoren. Er werd ook een beschrijving opgesteld van het gesteente waarin zij gevonden zijn en een opsomming van de begeleidende mineralen. Zowel de beschrijving van de morfologie, de REM opnamen als de X-stralen diffraktie zijn voorzien van kristaltekeningen. Dit vormt het levenswerk van enkele grote namen uit de wereld der mineralen, zoals Dr. George Chao van de Carleton Universiteit van Ottowa (25 jaar onderzoek), bijgestaan door Dr. Guy Perrault, verbonden aan Ecole de Polytechnique in Montréal (periode 1965-1975). Een niet te onderschatten bijdrage werd geleverd door Dr. Joseph Mandarino verbonden aan het Nationaal Koninklijk Museum in Toronto en de staf van het Nationaal Museum van Natuur en Wetenschappen in Ottowa. APR '97 / 187 5.2. Mineralen gevonden in Mont Saint Hilaire Tabel X: De mineralen van Mont Saint Hilaire Elementen Bismut Grafiet-2H Lood Sulfaten Anglesiet Bariet Beudantiet Celestiet Gips (Gypsum) Halotrichiet Jarosiet Kogarkoiet Szomolnokiet Carbonaten Ancyliet-(Ce) Ankeriet Aragoniet Bastnäsiet-(Ce) Fosfaten en Burbankiet Arsenaten Calcio-ancyliet-(Ce) Beryllioneit Calciet Britholiet-(Ce) Carbocernaiet Brockiet Cerrussiet CarbonaatCordyliet-(Ce) Fluorapatiet Daqingshaniet-(Ce) Dorfmaniet Dawsoniet Erythrien Dolomiet Fluorapatiet Donnayiet-(Y) Monaziet-Ce) Ewaldiet Nahpoiet Hydrocerrussiet Natrofosfaat Hydrozinciet Rhabdofaan-(Ce) Silicaten Actinoliet Harmotoom Aegerien Hedenbergiet Albiet Helviet Allaniet-(Ce) Hemimorfiet Analciem Hilairiet Andradiet Hisingeriet Anniet Hornblende Arfvedsoniet Hydrogrossulaar Ashcroftien-(Y) Hydroxyapophylliet Astrophylliet Hypersteen Augiet Joaquiniet-(Ce) Baryliet Kaersutiet Barytolamprophylliet Kainosiet-(Y) Baveniet Kupletskiet Berthierine Labundsoviet Beryl Lamprophylliet Biotiet Laveniet Cancriniet Leifiet Carletoniet Lemoyniet Catapleiiet Leucophaniet Ceriet-(Ce) Leucospheniet Chabasiet Lizardiet-1M Chamosiet Lorenzeiniet Chkaloviet Lovozeriet Petarasiet Phillipsiet Phlogopiet Polylithioniet Poudretteiet Prehniet Raite Revdiet Richteriet Riebeckiet Rosenbuschiet Sanidien Sazhiniet-(Ce) Searlisiet Sepioliet Serandiet Siderophylliet Sodaliet Spessartien Steacyiet Steenstrupine(Ce) Stillwelliet-(Ce) Sugeliet Tadzhikiet-(Ce) Wurtziet-4H Kutnohoriet Magensiet Sidorenkiet Vitusiet-(Ce) Clinochloor Cordieriet Magadiiet Magnesio- Teanioliet-1M Terskiet Oxiden Anataas Behoiet Birnessiet Brookiet Korundum Doyleiet Franconiet Gibbsiet Goethiet Hematiet Hochelagaiet Ilmeniet Kaoliniet Lepidocrociet Leushiet Magnetiet Nordstrandiet Pyrochloor Pyrophaniet Quarts (Kwarts) Rutiel Senaiet Mckelvyeiet-(Y) Xenotiem-(Y) Natriet Natron Tungstaten Parisiet-(Ce)-18T Scheeliet Parisiet-(Ce)-72T Rodochrosiet Molybdaten Sabinaiet Wulfeniet Shortiet Sideriet Strontianiet Synchysiet-(Ce)-12T Synchysiet-(Ce)-24T Thermonatriet Trona Weloganiet Datoliet Diopsied Draviet Edingtoniet Elpidiet Epididymiet Epidoot Epistoliet Eudialyiet Eudidymiet Fluorapophylliet Gaidonnayiet Ganophylliet Garroniet Genthelviet Gismondien Gmeleniet Gobbinsiet Götzeniet Grossulaar Arfvedsoniet Makaiet Mangaan-neptuniet Meioniet Mikroklien Milariet Monteregianiet-(Y) Montmorrilloniet Mosandriet Muscoviet Narsarsukiet Natroliet Nenadkevichiet Neotociet Nefelien Nontroniet Parakeldyshiet Paranatroliet Paraumbiet Pectoliet Penvilksiet Perraultiet Tetranatroliet Thaumasiet Thomsoniet Thornasiet Thorogummiet Titaniet Tremoliet Tugtupiet Tundriet-(Ce) Ussingiet Vesuvianeit Vinogradoviet Vuonnemiet Willemiet Wöhleriet Wollastoniet-1Tr Yoforteriet Zeophylliet Zircoon Sulfiden Alabandiet Arsenopyriet Chalcopyriet Erdiet Galeniet Gersdorffiet Greigiet Löllingiet Marcasiet Milleriet Molybdeniet-2H Molybdeniet-3R Pyriet Pyrrhotien-4C Rasvumiet Sfaleriet Tetrahedriet Thalcusiet Wurtziet-2H Spertineit APR '97 / 188 Haliden Cryoliet Fluoriet Griceiet Haliet Neigboriet 5.3. Fluoriserende mineralen van Mont Saint Hilaire Tabel XI: Fluoriserende mineralen van Mont Saint Hilaire (Verklaring: Int = Intensiteit; S = Sterk; Z = zwak) Mineraal UV. Fluoriscentie Korte golf Lange golf Int Kleur Int Kleur Fosforiscentie Opmerkingen Int Kleur Albiet Z kersenrood - —- - —- Analciem Z groen Z+ groen - —- niet alle fluoriseren Burbankiet Z roze - —- - —- niet alle fluoriseren Calciet S-Z wit & rood S-Z wit & rood - —- Catapleiiet Z groen Z groen - —- Cerrussiet Z roze-geel Z+ roze & geel - —- Elpidiet Z geel & groen - —- - ——- niet alle fluoriseren niet alle fluoriseren Fluorapatiet Z blauw Z roze blauw - Fluorapophylliet S groen Z geel - —- niet alle fluoriseren Fluoriet Z paarsblauw S paarsblauw - —- niet alle fluoriseren Franconiet S geelwit Z geel-wit - —- Gaidonnayiet S groen S groen - —- Genthelviet S groen S groen S geelgroen Griceiet Z lichtgeel - —- - —- Helviet S+ dieprood S dierprood - —- Hydrozinciet Z wit Z wit - —- Kogarkoiet S lichtblauw Z wit - —- Leucophaniet S roze S roze - —- Leucospheniet S geelachtig wit - —- - —- Lorenzeniet S lichtgeel - —- - —- Meioniet S geel-wit S rood - —- Milariet Z gebroken wit - —- - —- Monteregianiet-(Y) S groen - —- - —- Natroliet S lichtgroen Z groenwit - —- Parakeldyshiet S oranje-wit - —- - —- Pectoliet Z roze S oranje-roze - ——- Polylithioniet S citroengeel - —- - Quarts (Kwarts) S geel-oranje S geel-oranje - —- Scheeliet S witachtig blauw - —- - —- Searlesiet Z watergroen —- S geelachtig wit - Sodaliet S oranje S oranje - —- Sfaleriet Z geel- oranje Z geel-oranje - —- Terskiet Z geelwit Z geelwit - —- Tetranatroliet S rozewit S rozewit - —- Thornasiet S appelgroen S appelgroen - —- Strontianiet Z wit Z wit - —- Tugptupiet S rood S rood W roze - —- Villiaumiet Z rood Vuonnemiet S groengeel Z lichtgeel W watergroen Willemiet S groen S groen S groen Wurtziet-2H - Z rood - —- Z oranje - —- - —- - —- Wurtziet-4H - Zircoon S geel-oranje sommige fluoriseren niet alle fluoriseren niet alle fluoriseren gedeeltelijk fluoriserend zichtbaar fotochromisch Ansell en Chao, 1987 zichtbaar fotochromisch niet alle fluoriseren niet alle fluoriseren APR '97 / 189 5.4. Beschrijving van enkele mineralen uit Mont Saint Hilaire Aegerien NaFe +3Si2 O 6 Aegerien maakt deel uit van de pyroxeengroep en is één van de meest voorkomende mineralen in de groeve. Het wordt gevonden tezamen met andere mineralen in het pegmatiet. Er is een grote variatie in kristalvormen, gaande van radiaalstralige tot bolvormige aggregaten van donkergroene, naaldvormige kristallen of zwarte, langwerpige, spitse, prismatische enkelkristallen. De lengte varieert van 1 tot 30 cm. Vaak zijn de grotere kristallen bedekt met een fijn geel- tot roodbruin laagje. Aegerien met rhodochrosiet (r) (ware grootte: 3 mm) (uit: Fisher & Glenn 1989) Donnayiet-(Y) Sr 3NaCaY(CO3 )6.3H 2O Donnayiet-(Y) is gedetermineerd als een nieuw mineraal van Mont Saint Hilaire (Chao en medewerkers 1978). Het is een isomorfose die in nauw verband staat met mckelveyiet-(Y) en weloganiet. Het is ook Sr-analoog met ewaldiet en Y-houdend analoog van weloganiet. Doordat het gevonden is in verschillende mineralensites van de groeve is het relatief gezien niet zo zeldzaam. Donnayiet behoort tot het triklien stelsel en de APR '97 / 190 kristallen zijn triagonaal of hexagonaal in een pseudo symmetrie. De merkwaardige kristalhabitus gaat van tabulaire blokvormige opbouw -uitzonderlijk in pagode opbouwtot eigenaardige krulvormen. In tweelingvorm is het soms vergroeid met ewaldiet, mckelveyiet, synchysiet en weloganiet; hun zelfde habitus maakt dat de determinatie ervan niet gemakkelijk is. Donnayiet gevonden in verweerde pegmatiet heeft een troebel groengrijs uitzicht met een zijdeglans; dit terwijl andere delen van het kristal meestal transparant zijn in een waaier van kleuren zoals zachtgeel, citroengeel, oranje, Donnayiet zachtgroen, bruin, wit of kleurloos. (ware grootte: 1,5 mm) De grootte varieert van 0,5 tot 3 mm, maar (uit: Fisher & Glenn 1989) ook kristallen tot 3 cm werden gevonden. Donnayiet behoort tot een zeldzame aardcarbonaatgroep samen met ewaldiet, mckelveyiet en daqingshaniet, maar het is de minst zeldzame ervan. De meest spectaculaire vondst dateert uit de winter van 1987-88. Toen zijn er kristallen tot 3 cm gevonden. Labundsoviet (K,Ba,Na)(Ti,Nb)(Si,Al)2 (O,OH)7.H 2O Labundsoviet behoort tot de isomorfe serie tesamen met nenadkevichiet (Semonev, 1959). Het onderscheid tussen beide mineralen is het feit dat labundsoviet Ti-rijk is terwijl nenadkevichiet Nb-rijk is. Allebei zijn ze gevonden in Mont Saint Hilaire maar nenadkevichiet komt er frequenter voor. Het zijn schitterende, puntvormige, prismatische, zacht tot diep oranje transparante kristallen van 1 tot 10 mm lengte, soms overgroeid met elpidiet. De kristalllen zijn zeldzaam en worden gevonden in kleine holten van het ongewoon breccie. Ze zijn extreem zeldzaam in miaroliet, nefelien-syeniet en hornfels. Labundsoviet is ontdekt in het Chibiny massief, Kola, Rusland en beschreven als het mineraal titanoelpediet (Labundsov, 1926). Later zijn er nieuwe specimens gevonden en is het mineraal hernoemd als labundsoviet (Semenov en Burova, 1995). APR '97 / 191 Labundsoviet Mont Saint Hilaire, Québec, Canada beeldbreedte: 3 mm verzameling: G. Claeys foto: E. Van Der Meersche Narsarsukiet Na 2 (Ti,Fe +3)Si4 (O,F)11 Behoort tot de groep van frequent voorkomende mineralen uit Mont Saint Hilaire. De specimens die in Mont Saint Hilaire gevonden zijn, behoren tot de mooiste en grootste ter wereld. Ze komen voor in verweerde hornfels aan de noordflank van de heuvel. Het zijn perfekt tabulair uitgekristalliseerde kristallen van 2 tot 6 mm. Er zijn ook uitzonderlijke vondsten geweest van kristallen tot 3 cm. Gewoonlijk zijn ze ingebed in fijnkorrelige hornfels of brokkelig breccie. Ook vrijstaande kristallen werden gevonden alhoewel dit eerder zeldzaam is. Bijzonder is de waaier van kleuren waarin de kristallen voorkomen, gaande van kleurloos, lichtroze, citroengeel tot oranjegeel. Merkwaardig is het samengaan van twee kleuren in één kristal. Het hart van het kristal is cirkelvormig met een lichtgele kleur, terwijl de buitenkant een olijfgroene of witte kleur heeft. Dergelijke APR '97 / 192 specimens zijn echter zeldzaam. Meer voorkomend maar daarom niet minder mooi zijn de olijfgroene tabulaire kristallen waarbij insluitsels van amfibool verantwoordelijk zijn voor de kleur. Deze kristallen vindt men vaak vrijstaand op een matrix; ze zijn transparant tot ondoorzichtig met een glasglans. De tetragonale prismavorm geeft het mineraal een atraktieve dimensie. Soms zijn verscheidene kristallen vergroeid in radiaalstralige groepen. Tabulaire kristallen vertonen een dominante {001} pinacoid op een {100} en {110} prisma, met een smalle {101} piramide. De meer langwerpige kristallen vertonen een tetragonaal prisma van {110} of een {110} prisma met eindvlakken van een {001} pinacoid in combinatie met een smalle piramide {101} op een {001} pinacoid. Pseudomorfe tabulaire narsarsukietkristallen zijn gedetermineerd op kwarts in hornfels. Narsarsukiet Tekening: G. Claeys Rodochrosiet MnCO 3 Rodochrosiet is een vrij veel voorkomend mineraal ontstaan in pegmatiet of verweerde pegmatiet tijdens een latere periode. Er is ook een grote variëteit in habitus en kleuren, die het de verzamelaar niet gemakkelijk maakt bij determinatie. Het meest voorkomend is de rhomboëder, vaak vergroeid in bolvormige groep of aggregaten met rosetten, zelden als tweeling, dunne hexagonale plaatjes of botryoidale aggregaten. Rodochrosiet is ook gevonden als pseudomorf na APR '97 / 193 serandiet, tot 20 cm lang, tezamen met andere mineralen. Soms zijn ze vergroeid met prachtige kristallen van aegerien. De mooiste specimens zijn gevonden tussen 1970 en 1981 in de Demix groeve. De kristallen zijn bijzonder esthetisch door de tweeling in triangelvorm tot 6 cm. Tot 1991 zijn er geen goede vondsten meer gedaan, ook niet in de Poudrette groeve. In 1992 werden er in de Poudrette groeve mooie, niet doorzichtige, bruinrode kristallen gevonden, tot 2 cm groot, op mikroklien en natroliet. Verder is er een grote variatie in kleuren: van lichtroze, licht tot dieprood, oranjerood, bruinrood, oranjebruin, licht tot donkerbruin tot zwart. De donkerbruine tot zwartkleurige mineralen zijn waarschijnlijk een verwering naar birnessiet. Kleine kristallen zijn meestal transparant tewijl grotere kristallen ondoorzichtig zijn met opaal-, glas- of vetglans. Rhodochrosiet met albiet en amfibool (ware grootte: 3 mm) (uit: Fisher & Glenn 1989) Vinogradoviet (Na,Ca,K) 4 Ti4 AlSi6O23 (OH).2H 2O Vinogradoviet is eigenlijk bekend van Kola, Noord-Rusland (Semenov en medewerkers, 1956). Het is ook gevonden aan een niet nader bepaalde lokatie van de Green River Formation (Milton, 1977) en recent in Ilimaussag, Groenland (L.H., persoonlijke notities; Peterson OP.V., 1988). APR '97 / 194 In Mont Saint Hilaire is het als nieuw mineraal van Mont Saint Hilaire geanalyseerd (Chao en Baker 1979). Het mineraal is gevonden als zwaardvormige, bladerige kristallen van 1 tot 3 mm, en als goed gekristalliseerde aggregaten van 1 tot 2 mm. Ook komen er aciculaire kristallen voor en bolvormige aggregaten van folie of mica die als massa ingebed zitten in analciem. Het is gevonden in zones van ongewoon breccie, verweerde pegmatiet-gangen, miaroliet holten en sodaliet-xenoliet gesteente. Begeleidende mineralen in breccie zijn microklien, narsarsukiet, albiet, aegerien, elpidiet, lorenzeniet, leucospheniet, titaniet, monteregianiet en kwarts. In miaroliet zijn dit analciem, natroliet, aegerien en calciet. In pegmatiet zijn dit mikroklien, analciem, calciet, aegerien, ancyliet en pyrochloor. En in sodaliet-xenoliet gesteente sodaliet, eudialyiet, natroliet, thermonatriet, aegerien en villiaumiet. Bladerige kristallen zijn transparant tot ondoorzichtig met glasglans en de aciculaire kristallen en mica-massa hebben Vinogradoviet een parelmoer tot zijdeglans. De kleur (ware grootte: 1.5 mm) varieert van lichtpaars overgaande naar roze, rozebruin tot wit. Vinogradoviet is (uit: Fisher &Glenn 1989) vergelijkbaar met het frequent voorkomend lorenzeniet en het zeldzamer ashcroftine. Deze zijn alle drie tezamen gevonden en een visueel onderscheid is onmogelijk. 5.5. Stereofiguren Als bijkomende illustratie worden op de volgende bladzijden enkele stereofiguren afgebeeld. APR '97 / 195 Neighboriet Zirkoon aggregaat Steacyiet APR '97 / 196 Burbankiet Carletoniet Hilairiet APR '97 / 197 6. AANBEVOLEN LITERATUUR Een compleet wetenschappelijk werk is het Engelstalig boek “Monteregian Treasures”. Dit uiterst betrouwbaar werk is samengesteld door J. Mandarino en Anderson (1989). De kristaltekeningen zijn gemaakt m.b.v. het SHAPE programma (Donwty 1989). Voor veelvuldig gebruik is het themanummer "Mont Saint Hilaire" van Lazlo Hovath en Robert Gault in de Mineralogical Record (volume 24, nr. 4) een absolute aanrader. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de nieuwe mineralen (Tabel IX en Tabel X) met een klassering volgens groep (DANA SYSTEEM), alsook een lijst van alle fluoriserende mineralen (Tabel XI). Als aanvullend werk is het boek “Drawning crystal” getekend door Glenn een must voor determinatie. Het boek bevat een uitzonderlijke reeks tekeningen van mineralen uit Mont Saint Hilaire. DANKWOORD De heer Joe Mandarino voor de ondersteuning en het geven van de toestemming voor het vertalen van bepaalde geologische en mineralogische delen uit het boek "Monteregian Treasures". De heer Lazlo Horvath, Robert A. Gault en Wendell Wilson voor het geven van de toestemming voor het vertalen van bepaalde geologische en mineralogische delen uit het themanummer Mont Saint Hilaire in de Mineralogical Record (volume 24, nr. 4). De heer R.W. Fisher en G.H. Glenn voor de toestemming voor het gebruik van de mooie pentekeningen uit hun boek "Drawings of Micro Minerals of Mont Saint Hilaire, Québec". De heer Eddy Van Der Meersche voor de mooie begeleidende foto. De heer Etienne Martens voor het maken van de kristaltekeningen. De heer Tony Gordian, Guido Cornelis en Gino De Neve voor de ondersteuning. De heer Frank Gelaude en Wouter Schiettecatte voor het nalezen en verwerken van het artikel. BIBLIOGRAFIE Mandarino, J. & Anderson, V. (1989). Monteregian Treasures. R.W. Fisher & G.H. Glenn Glenn (1989). Micro Minerals of Mont Saint Hilaire, Québec. Mineralogical Record (volume 24, nr. 4). Themanummer "Mont Saint Hilaire". Geonieuws. Themanummer januari 1994. "Canada: droomparadijs voor de mineralenverzamelaar". APR '97 / 198