De torso. 001 Torso De torso is waarschijnlijk het allerbelangrijkste model van de biologie-les. Het laat je zien hoe jouw lichaam in elkaar zit. Je kunt natuurlijk een echt mens gebruiken om te ontdekken hoe jij in elkaar zit. Maar voordat je bij de organen bent gekomen heb je er al een vreselijke rotzooi van gemaakt. We gebruiken daarom een kunststof model. Dit geeft niet zoveel rommel. 002 Wat ga je leren Tijdens deze les leer je hoe je lichaam in elkaar zit. Je moet na afloop aan kunnen wijzen waar de belangrijkste organen in je lichaam zitten en wat ze in je lichaam doen. 003 Orientatie model Je gaat eerst maar eens het model verkennen. Neem er de tijd voor. Immers je moet het model na afloop weer in elkaar kunnen zetten. Zet het model zo voor je dat het je aankijkt. Controleer of de neus naar je toe is gericht. Is dat niet het geval dan kijk je tegen de billen aan en krijg je een verkeerd beeld van je lichaam. 004 De eerste keer Voel met je handen van boven naar beneden. Je begint bij het hoofd. De huid aan de linkerkant van het hoofd is weggehaald. Dit is voor jou rechts. Want je kijkt tegen het model aan. Je voelt daar dikke ribbels. Deze ribbels zijn de grote hersenen. Daar is ook een stuk van de schedel weggehaald. Onder het hoofd zit de borstholte. Voor de borstholte zitten de ribben met hier 2 borsten. Van de rechterborst van het model is ook de huid weggehaald. Onder de ribben vindt je twee longen met daartussen het hart. Onder de borstholte is de buikholte met verschillende organen. Je voelt slechts 1 orgaan, dit zijn de darmen. Deze nemen heel veel plaats in in je lichaam. Nu je het lichaam van buiten kent ga je op onderzoek in het lichaam. Haal eerst de ribben met de borsten van het torso. Er zitten links en rechts een paar haakjes. Deze moet je omhoog schuiven. Daarna kun je de ribben met de borsten er zo vanaf tillen. Leg dit naast het torsom op de tafel. 011 De mondholte De mondholte begin bij de lippen en eindigt achter in de keel. Je kunt de mondholte niet voelen want er zitten tanden voor. In de mondholte zit een stevige spier die alle kanten op kan bewegen. Het is de tong. Sommige mensen kunnen hun tong rollen. Anderen kunnen dat niet. Dit is erfelijk bepaald. Je kunt het of je kunt het niet. In de je mond wordt het voedsel gemengd met speeksel. In dit speeksel zitten stoffen die de koolhydraten in je voedsel afbreken tot kleine stukjes. Deze stukjes kunnen dan later makkelijk door de wand van de dunne darm in het bloed terechtkomen. 012 De slokdarm De slokdarm loopt van de keelholte achter in de keel naar de maag. Voordat je die tegenkomt zul je eerst de twee longen en het hart weg moeten halen. Doe dat nu maar niet. De slokdarm vervoerd voedsel uit de mondholte naar de maag. Soms andersom maar dan ben je ziek. Je bent dan aan het overgeven. De slokdarm is een lange buis die brokken voedsel langzaam, vervoerd. Het dat met spieren. De spieren in de slokdarm trekken om ste beurt samen. Je noemt dat peristaltiek. Deze peristaltische bewegingen vinden overal in je lichaam plaats. 013 De luchtpijp De luchtpijp zit voor de slokdarm. Het bestaat uit kraakbeenringen. Net als bij een stofzuigerslang zorgen de ringen ervoor dat de luchtpijp niet dichtklapt. Dat gebeurt namelijk makkelijk als er geen stevige ringen in zitten. Als de luchtpijp dichtklapt kan je geen adem meer halen. Gelukkig dus dat er kraakbeen ringen in zitten. De luchtpijp vervoert zuurtsof naar de longen. Er gaat meer zuurstof het lichaam in dan eruit komt. Koolstofdioxide is een gas. Dit gas ontstaat in je lichaam als glucose wordt verbrandt. Er gaat mee koolstofdioxide via de luchtpijp uit het lichaam dan er in komt. 014 De longen Voor de longen zitten de ribben als deze nog niet van het torso af zijn haal je ze er nu af. Dan pas kun je de longen voelen. De longen zijn twee zakjes die aan de luchtpijp verbonden zijn. De luchtpijp vertakt zich in twee-en. Je kunt de longen van de torso afhalen. Ze zitten met haakjes vast aan de torso. Deze haakjes vind je niet in je eigen lichaam. De linkerlong is kleiner dan de rechterlong. De linkerlong bestaat uit 2 kwabben en de rechterlong bestaat uit 3 kwabben. Het hart zit tussen de longen in. Het zit direct achter het borstbeen. Het hart heeft een punt. Deze punt steekt een beetje in de linkerlong. Haal eerste de linkerlong er af daarna de rechter en dan het hart. 015 Het hart Het hart zit in de borstholte achter het borstbeen. Haal het hart uit de torso. Je kunt het hart uit elkaar halen. Het hart bestaat uit twee delen. Een linkerpomp en een rechterpomp. De rechterpomp pompt zuurstofloos bloed naar de longen. De linkerlong pompt bloed dat van de longen komt en dus zuurstofrijk is naar alle organen in het lichaam. Omdat het hart zelf ook een orgaan is heeft het ook zuurstof en voedsel nodig. Vlak na de linkerpomp zit een aftakking waarin het bloed zit dat naar het hart gaat. Dit is de kransslagader. Als deze slagader verstopt raakt krijgt een deel van het hart geen zuurstof en voedsel. Dat deel kan dan afsterven als er niet snel hulp komt. Het verstopt raken van de kransslagader is een hartinfarct of hartaanval. Elke pomp bestaat uit een deel waar het bloed instroomt, de boezem. Het deel waar het bloed uitstroomt is de kamer. De kamers pompen het bloed van het hart weg. Daar heeft het hart een dikke spierwand. Het hart van de mens pompt bloed door 80.000 kilometer bloedvaten en klopt elke dag ongeveer 100.000 maal. 016 Het middenrif Het middenrif is een spierplaat welke de borstholte en de buikholte van elkaar scheidt. Je kunt het goed voelen. Door het middenrif gaat de slokdarm naar de maag. 017 De maag De maag is een krachtige holle spier die het voedsel kneed. De cellen in de maagwand maken maagsap. Dit maagsap bevat zoutzuur dat helpt bij het voedsel verteren en een enzym. Dit enzym breekt eiwitten af. Je voedsel bestaat uit grote delen die afgebroken of verteerd moeten worden. Dit zijn de eiwitten, koolhydraten en de vetten. De eiwitten worden vooral in de maag omgezet door enzymen in kleinere delen. De maag is afgesloten door een kringspier. Deze kringspier opent wanneer het voedsel klaar is om verder te gaan in het spijsverteringskanaal. Het zoutzuur in de maag zorgt er ook voor dat de bacterien die in je voedsel zitten en waar je ziek van kan worden worden gedood. 018 De lever De lever is het grote orgaan dat rechtsonder het middenrif zit. Het zit precies aan de andere kant van de maag. Eronder vind je de darmen. Het is een orgaan dat voedingsstoffen opslaat en gal maakt. In de lever vinden honderden chemische reacties plaats. De levert maakt gal. Gal is een vloeistof die vetten emulgeert. Het emulgeren van vetten betekent dat vet in kleine druppeltjes wordt verdeeld waarna het beter verteerd kan worden. De gal wordt opgeslagen in de galsblaas. De glasblaas bevindt zich onder de lever. Als gal nodig is wordt het beetje bij beetje in de twaalfvingerige darm geloost. 019 De alvleesklier De alvleesklier vind je onder de maag. Het maakt spijsverteringssappen welke het in de twaalfvingerige darm loost en het maakt twee soorten hormonen. Insuline als er teveel suiker in het bloed zit en glucagon als er te weinig suiker in het bloed zit. De hoeveelheid suiker in je bloed noemt men bloedsuikerspiegel. Insuline werkt als een soort sleutel. Als het in het bloed komt dan zullen de cellen suiker opnemen. Glucagon doet hetzelfde echter het staat de cellen niet toe om suiker op te nemen waardoor het suiker gehalte in het bloed weer omhoog gaat en de stof glucogeen omgezet wordt in suiker. 020 De 12-vingerige darm De twaalf-vingerige darm is een buis die niet langer is dan 12 vingers – ongeveer 12 centimeter - die zich onder de lever en maag vebindt. Je kunt hem niet makkelijk vinden het zit aan het begin van de dunne darm. In de 12 vingerige darm worden allemaal verteringssappen geloost door de alvleesklier. Hier vind zowel vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten plaats. De vetten worden nog een beetje geholpen door de gal die ze in kleine druppeltjes verdeeld. 021 De dunne darm In de dunne darm gebeurt het! Alle stoffen die bij de vertering werden omgezet in kleine stoffen gaan door de darmwand heen en komen zo in het bloed. De dunne darm is van binnen geplooid. Net als je een doek kunt plooien of een gordijn is dat ook bij de dunne darm het geval. Je kunt het niet voelen. Het gevolg van die plooien is dat er meer oppervlakte is. De darm wordt van binnen als het water groter. Dat is handig wand de verteerde voedingsstoffen moeten allemaal naar de andere kant van de wand waar ze in kleine bloedvaatjes worden verzameld. Daarna gaan de voedingsstoffen via de poortader naaer de lever. 022 De dikke darm De dikke darm zit om de dunne-darm heen. In de dikke darm wordt al het water uit de brij gehaald. Als dat niet gebeurd dan worden de uitwerpselen erg dun we noemen dat diaree. Dat gebeurt als je lichaam snel van die brij af wil en geen tijd heeft het water er uit te halen. Vaak heb je dan ‘iets verkeerds gegeten’. Dat betekent dat wat je gegeten hebt met bacterien besmet was. 023 De endeldarm De endeldarm is het laatste stukje van het spijsverteringskanaal. Hier worden alle onverteerde resten en afval van het lichaam opgeslagen. Als de endeldarm vol is geeft de hersenen je een seintje dat je naar de wc moet gaan om de je endeldarm te lozen.