Over (leiderschap in) de kerk Intro Vanmorgen kozen we ambtsdragers. Twee ouderlingen treden af. Hun ambtstermijn zit erop. En nu zoeken we de vervulling van deze twee vacatures. Ik weet niet hoe en op basis waarvan je vanmorgen gekozen hebt. Maar je zou zeggen dat je om goed te kunnen kiezen moet weten wat voor leiderschap er in de kerk gevraagd wordt en wat we van ambtsdragers kunnen en mogen verwachten, we moeten weten wat kerk eigenlijk is. Daar zal het in deze dienst over gaan. Opening van de dienst Lied: psalm 111 Gebed Preek Ik heb drie vragen die ik in deze dienst zal proberen te beantwoorden: 1) wat is de kerk, 2) hoe wordt de kerk geleid (NGB 30: ‘de (ware) kerk wordt geestelijk geregeerd’ / verschillende kerkmodellen) en 3) wat betekent dat ons, wat mag je van die leiding verwachten? Wat is de kerk? Het leek mij niet onlogisch om met deze vraag te beginnen. Als je wilt weten hoe de kerk geleid moet worden, moeten we eerst weten wat de kerk eigenlijk is. In een van de oudste geloofsbelijdenissen is de kerk een geloofsartikel. Dat betekent niet alleen dat de kerk geloofd moet worden (de ‘complete’ kerk onttrekt zich aan de concrete waarneming, is altijd groter, gaat verder terug en vooruit, enz. dan wat we hier, in Delft in 2015 zien en ervaren van de kerk), maar ook dat de kerk zelf vanouds een onmisbaar onderdeel is van het christelijke geloof. M.a.w.: geloven doe je niet in je hoofd, of in je hart, maar in de kerk. Nog weer anders gezegd: het geloof materialiseert zich, wordt geleefd en concreet in de gemeenschap der heiligen. Wat is de kerk? Kijk even mee naar de apostolische geloofsbelijdenis [slide 1]: ‘wij geloven in de Heilige Geest, (en in) één heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen, de vergeving van de zonden, opstanding van de vlees en een eeuwig leven.’ De kerkgemeenschap bemiddelt hier tussen Geest en Vergeving. De kerk is dus als zodanig een onmisbaar onderdeel van het geloof. Moeder van het geloof, bedding waarin geloofd wordt. De werkelijkheid van het geloof. De kerk zelf is [slide 2] één, heilig (ze is apart gezet, en hoort bij Christus), ze is algemeen (of katholiek) en christelijk (of apostolisch). Dat laatste wordt opgepakt in een andere belijdenis, de Heidelbergse Catechismus [slide 3]: Wat gelooft u van de heilige, algemene, christelijke kerk? Dat de Zoon van God uit het hele menselijke geslacht een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, van het begin van de wereld tot aan het einde, vergadert beschermt en onderhoudt. Hij doet dit door zijn Geest en Woord in eenheid met het ware geloof. Vervolgens gaat het over de gemeenschap der heiligen: [slide 4]. De kerk, en dat is belangrijk voor vanmiddag, heeft dus twee dimensies: een goddelijke en een menselijke. Ze bestaat bij de gratie van God, èn leeft als een gemeenschap van mensen op aarde. … leeg scherm. Het is Christus zelf die door Woord en Geest mensen verzamelt in de eenheid van de kerk. Voor leiderschap levert dat het volgende uitgangspunt op: het gewicht van deze kerkopvatting ligt niet in het kerkelijk instituut of de organisatie, het ambt, en evenmin in betrokken en geëngageerde personen, maar in de actie, het Woord dat van God zelf uitgaat. (…) door zijn Woord worden mensen op God betrokken. In het Woord dat tot ons gesproken wordt bij de doop, in de verkondiging en rondom de tafel vernemen wij wie we ze zijn, bij wie we horen, en de Geest oefent ons in een nieuwe gemeenschap.’ In die gemeenschap gebeurt vervolgens van alles, groeit alles: het geloofsgesprek, pastoraat, diaconaat, gebed, de voorbeden, de onderlinge liefde, de samenwerkende gaven, lofprijzing, zang en muziek. Maar die gemeenschapsoefening vindt zijn oorsprong in het Woord van Christus, dat ons overkomt. Neem eet, dit is mijn lichaam. Wat zegt dit over leiderschap in de kerk? Ik noemde zojuist al twee modellen van kerk-zijn en bijbehorende stijlen van leidinggeven in de kerk, waartussen het gereformeerde kerkmodel een weg zoekt. Het ene kerkmodel [slide 5] (het katholieke of episcopale) gaat uit van de gemeenschap die in haar eenheid gerepresenteerd wordt in de bisschop. Kenmerkend is dat het persoonlijk geloof niet het belangrijkste is, waarnaar gevraagd wordt. De oorsprong van de kerk ligt in Christus, en dit kerkmodel leunt sterkt op de idee van de apostolische successie. Christus heeft apostelen aangesteld, die op hun beurt oudsten of opzieners, de latere priesters aanstelden, die op iedere lokale plaats de kerk vertegenwoordigen (of anders gezegd: Christus vertegenwoordigen) – vandaar de verticale beweging. Toegepast op onze ambtsdragers: zij zijn vertegenwoordigers van Christus (art. 30 NGB: ‘personen die trouw zijn’. 1 Kor. 4:1). Het wezen van deze kerkgemeenschap is Christus die door het priesterschap en de sacramenten zichzelf geeft. Dat is een sterk model, met als risico dat het priesterschap een beslissende rol krijgt in de bemiddeling van het heil. Er is geen kerk, en dus ook geen heil, zonder de priester. Maar, hoewel we hiermee dus niet alles gezegd hebben, houden we eruit vast; ambtsdragers zijn vertegenwoordigers van Christus. Tegenover dit kerkmodel, dat in de tijd als ware uitgebouwd werd als een soort kathedraal, en vervolgens heel sterk ging leunen op het gezag van mensen en menselijke structuren (topzwaar werd), ontstond grof gezegd in de tijd van reformatie de idee van het ambt van alle gelovigen en de kerk [slide 6] (niet als een gemeenschap van geestelijken, ambtsdragers), als een congregatio / verzameling van gelovigen. Begrijpelijk, maar daarmee verschoof het accent van de actie / het Woord dat van God uitgaat, naar de actie, het geloof dat van mensen uitgaat. Bij de kerk horen werd steeds minder een zaak van het onderhouden van de rituelen, maar vroeg een persoonlijke keuze. En zo werd de kerk, als je het een beetje doordrijft, geen goddelijk, maar een menselijk initiatief. Je ziet dat duidelijk in onze belijdenissen terug. En het zat er ook al in vanaf het begin. De kerk is óók een gemeenschap. Maar het accent verschoof. Catechismus: de gelovigen hebben allen samen en ieder persoonlijk gemeenschap met Christus en deel aan zijn schatten en gaven. Een gemeenschap, waarin een ieder verplicht is om zijn of haar gaven tot nut en heil van de andere leden, gewillig en met vreugde te gebruiken. Toegepast op onze kerk. De uitdaging is om de waarheid van beide kerkmodellen vast te houden [slide 7]: het zijn niet alleen bijzondere vertegenwoordigers van Christus, maar het zijn ook personen die zelf gaven hebben, door anderen herkend, en hun leidinggevende gaven inzetten opdat de gaven van anderen tot bloei komen. Leeg scherm … Als we nu nadenken over de manier waarop wij kerk (willen) zijn, dan lazen we daarover heel kort in de NGB [slide 7]: ‘wij geloven dat (deze ware) kerk geestelijk geregeerd moet worden.’ Geestelijk betekent hier: door de dienst van mensen. Kijk maar [slide 8] Geestelijk betekent hier dus niet spontaan vs. georganiseerd. Maar: door de dienst van mensen. Een gemeenschap van mensen heeft een bepaalde structuur nodig, of orde, waardoor verhoudingen, taken en verantwoordelijkheden helder worden zodat er, belangrijker, een omgeving ontstaat of blijft bestaan waarin geloof kan ontstaan en worden gevormd, waar de gaven ingezet worden, enz. We komen zo tot drie ambten: Er moeten dienaren of herders zijn, om Gods Woord te preken en de sacramenten te bedienen. Zij vertegenwoordigen zeg maar het lichaam van Christus dat groter is dan de plaatselijke gemeenschap. Er zijn ook opzieners (ouderlingen) en diakenen. Zij staan voor twee onmisbare bedieningen in de kerk: de uitoefening van het geestelijke gezag in de gemeente en de dienst van de barmhartigheid. Dat is het. Hun taak is dus niet om alles te regelen en overal verantwoordelijk voor te zijn, maar om te zorgen voor de voortgang van de prediking en de bediening van de sacramenten, en dat alles er in goede orde aan toe gaat. Zij moeten waken voor het hebben van een brede visie: doop en HA. Ontspanning t.o.v. verenigingsmodel, waarin (door de ambtsdragers) van alles geregeld moet worden, ruimte voor het experiment. Wat betekent dat verder voor ons? Mijn stelling is dat het heel erg nodig is om beide manieren van denken over de kerk en leiderschap in de kerk niet tegen elkaar uit te spelen. Het eerste heeft de neiging om te formaliseren, om een apart soort geestelijkheid te worden, om zichzelf onmisbaar te maken. Het tweede om te functionaliseren (te verdwijnen, eigenlijk, zichzelf onnodig te maken). Maar we hebben beide nodig. Laat me het zo zeggen. Ambtsdragers moeten niet vergeten om hun ambt uit te oefenen als een dienst. Een dienst ten behoeve van de opbouw van het Lichaam, schrijft Paulus. Jullie zijn de pezen en de gewrichtsbanden. Bemoedigend, ontstekingen ontzenuwend, corrigerend. Vb. huisbezoek. Fijngevoeligheid, liefde, wijsheid. Trouw (1 Tim. 3). Valkuilen van het episcopale model. Reminder 1 Petrus 5,2: ‘Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht – niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding. → van biecht naar huisbezoek. Gemeenteleden moeten ‘voor de dienaren van het Woord en de ouderlingen van de kerk een bijzondere achtig hebben om het werk dat zij doen.’ in vrede met hen leven. Waken voor de valkuilen van het verenigingsmodel (laten zij het regelen, of als ze dat niet doen zoals ik het wil …) Reminder Hebreeën 13,17: ‘Gehoorzaam uw leiders en schik u naar hen, want zij waken over uw leven en zullen daarvan ook rekenschap moeten afleggen. Zorg ervoor dat zij hun taak met vreugde kunnen vervullen, zodat ze geen reden tot klagen hebben: dat zou u zeker niet ten goede komen.’ De ambtsdrager is namelijk geen bestuurslid of volksvertegenwoordiger, die uiteindelijk moet doen wat jij zegt en anders weggestemd moet worden, maar het gewaad waarin de gemeenschap jou bezoekt, ja Christus zelf naar je toe komt. In het uitdelen van brood en wijn. In de verzekering dat God van je houdt. In vergeving. Dat iemand van je houdt moet je gezegd worden en aan je gedaan worden. Dat is de kern van kerk-zijn, die je als het goed is in hem ambt en in het voorgaan van de leiders – leiderschap dus – tegenkomt. De kerk vindt haar oorsprong in het Woord van Christus. In het Woord dat ook tot ons gesproken wordt bij de doop, in de verkondiging en rondom de tafel. Dat Woord overkomt ons. Als het evangelie iets biedt wat ons overkomt kunnen we het ons zelf niet geven. Je kunt om vergeving vragen, maar het jezelf niet geven. Je kunt verlangen naar verzoening, maar je krijgt het als brood en beker van een ander. En als we het niet kregen van de ander, dan wensen we die ander ‘de vrede van Christus’. Iedere kerkdienst en zeker iedere avondmaalsviering veronderstelt iemand die ‘in Christus’ naam’ kan optreden. Dat is niet voorbehouden aan het ambt alleen, maar het is wel de laatste kern van iedere vorm van leiderschap in de kerk.1 1 De laatste alinea is een citaat van Wim van der Schee: http://www.wimvanderschee.nl/?p=5011 In Christus’ Naam. Amen.