1 th e m a 4 woord woordensch enschat at to e ts Kies het goede antwoord. Kruis aan. 1 Wat gebeurt bij het vallen van de avond? a de avond eindigt, de dag begint a m de dag eindigt, de avond begint 2 Papa zegt elke morgen: ‘Sta voortaan eerder op!’ Wat betekent voortaan? a algauw a nooit meer a m vanaf nu 3 Mees vraagt: ‘Wie ga jij uitnodigen?’ Wat is uitnodigen? a m iemand vragen om bij je te komen a iets vertellen aan veel mensen a zeggen wat je hebt meegemaakt 4 Ik sta gewoonlijk vroeg op. Wat is een ander woord voor gewoonlijk? a helemaal a m meestal a tegenwoordig 5 Wat moet je doen als je een boete krijgt? a m geld betalen a geld geven a geld ontvangen 6 Welk woord hoort op de stippellijn? Het woord dagboek heeft twee ...: dag + boek. a a medeklinkers m klankgroepen a pictogrammen a rijmwoorden 7 Welk woord hoort erbij? Trek lijnen. • de peuter een kind van 0 tot 2 jaar • • de baby een kind van 2 tot 4 jaar • • de kleuter 8 Kijk naar het plaatje. Waar zie je de sleep? Kruis aan. a a a a m 14 9 Welk woord past bij de bruid? a bejaarde a tiener a m volwassene 10 Kijk naar het plaatje. Welk woord is geschrapt? a m kalender a klok a tijd 11 Jet heeft een hekel aan snoep. Wat betekent deze zin? a Jet deelt vaak snoep uit. a m Jet houdt niet van snoep. a Jet vindt snoep erg lekker. 12 Wat wordt een kleuter die opgroeit? a een baby a een peuter a m een volwassene taal verkennen Kies het goede antwoord. Kruis aan. 1 Welke zin is goed? a Mijn oma Zingt in een koor. a m Mijn oma zingt in een koor. a mijn oma zingt in een koor 2 Wat is er niet goed aan de volgende zin? De buurman op het dak klimt. a m De woorden staan niet op de juiste plaats. a De zin begint niet met een hoofdletter. a De zin eindigt niet met een punt. 3 Wat is er niet goed aan de volgende zin? de poes durft niet van het dak af. a De woorden staan door elkaar. a m De zin begint niet met een hoofdletter. a De zin eindigt niet met een punt. 15 to e ts th e m a 4 Welke zin kun je maken met deze woorden? Maak een zin met een punt op het eind. werkwoord 4 bakt wie? mijn vader wat? een brood Mijn vader bakt een brood. Een brood bakt mijn vader. 5 leest mijn vriend een gedicht Mijn vriend leest een gedicht. Een gedicht leest mijn vriend. 6 zingt mijn oma een lied Mijn oma zingt een lied. Een lied zingt mijn oma. Hoeveel klankgroepen heeft het woord? Kruis aan. 7 begin a 1 8 lente a 1 9 dagboekje a 1 a m2 a 3 a m2 a 3 a 2 a m3 Wat betekent het plaatje? Trek een lijn. 10 • fietsen hier • • fietspad • hier niet fietsen 11 • hier geen honden laten poepen • • honden aan de lijn • hier geen honden uitlaten 12 • werk met twee • • werk in een groepje • werk alleen 16