GEDEPUTEERDE STATEN van Noord-Brabant Aanvraag Op 18 december 2003 is een aanvraag om ontheffing ex artikel 86 Flora- en faunawet van D.W. Fey, namens Staatsbosbeheer, bij ons binnengekomen. Dit betreft een aanvraag voor het doden van verwilderde grauwe ganzen in de Biesbosch, een Vogel- en Habitatrichtlijngebied. De verwilderde grauwe gans is geen beschermde inheemse diersoort en valt dus niet onder de meeste beschermingsbepalingen van de Flora- en faunawet. Het is daarom niet mogelijk om een ontheffing voor het doden van deze soort te verlenen. Aanwijzing Het is wel mogelijk op grond van artikel 67 van de Flora- en faunawet om personen aan te wijzen die de stand van bepaalde soorten, waaronder de (verwilderde) grauwe gans, kan beperken. De grondslag voor de aanwijzing van deze soort is neergelegd in de Regeling beheer en schadebestrijding dieren. Belang Het belang waarvoor deze aanvraag wordt ingediend en waarvoor een aanwijzing kan plaatsvinden, is schade aan fauna. Staatsbosbeheer voert in haar Faunabeheerplan aan dat wilde (grauwe) ganzen schade ondervinden door concurrentie met de verwilderde grauwe ganzen. Ook zou de kruisingen tussen verwilderde en wilde exemplaren van de grauwe gans plaatsvinden, waardoor genetische vervuiling van de wilde populaties (grauwe) ganzen kan zijn. Volgens Staatsbosbeheer dient de verwilderde grauwe gans, ofwel “witte gans” genoemd, als een exoot beschouwd te worden. Beperkingen in ruimte en tijd Om deze schade aan de inheemse ganzenpopulaties te voorkomen en beperken, worden korte intensieve bestrijdingsacties met het geweer voorgesteld. Dit gecontroleerde afschot van verwilderde grauwe ganzen zou binnen drie voorgestelde gebieden op de rand van de Biesbosch plaats moeten vinden. Om verstoring van andere ganzensoorten verder tot een minimum te beperken, zouden deze bestrijdingsacties plaatsvinden op locaties waar geen andere beschermde soorten aanwezig zijn. Dit betreft locaties onder aan dijken, in recreatiegebieden en bij havens. Zie bijgevoegde kaart voor deze drie gebieden. Voorts wordt voorgesteld om het afschot binnen twee termijnen te laten vallen: vanaf 1 januari 2004 tot en met 1 april 2004 en vanaf 1 september 2004 tot en met 31 december 2004. Advies Faunafonds De aanvraag is op 22 december 2003 voor advies voorgelegd aan het Faunafonds. Het Faunafonds heeft op 29 december 2003 ons in overweging gegeven personen aan te wijzen (ex artikel 67 Flora- en faunawet) om de verwilderde ganzen te laten bestrijden met het geweer door aangewezen personen of groepen van personen. Overwegingen Overwegingen in het kader van artikel 67 ter voorkoming van schade aan fauna zijn: Concurrentie met beschermde inheemse soorten Vermenging met beschermde inheemse soorten Andere bevredigende oplossingen Concurrentie Concurrentie kan een aantal vormen aannemen: om voedsel, om foerageer- en rustplaatsen en om broedgebieden. Doordat er minder voedsel en ruimte overblijft voor beschermde soorten, kan dit nadelig uitwerken voor de beschermde soorten. Beschermde soorten ganzen kunnen hier in Brabant broeden, overwinteren of doortrekken. Concurrentie kan derhalve tot schade leiden voor de beschermde soorten die (tijdelijk) gebruik maken van de Biesbosch. Vermenging Vermenging met wilde, beschermde exemplaren speelt een rol bij de naar voren gebrachte “vervuiling” van genetisch materiaal. Als grauwe ganzen kruisen met verwilderde ganzen, die vaak wit zijn, wordt het verenkleed van de nakomelingen lichter. Dit verlies van schutkleur kan een rol spelen bij predatie door bijvoorbeeld de vos. Witgekleurde ganzen zijn makkelijker te zien in het landschap, bijvoorbeeld in het riet of op het gras, en zullen daardoor mogelijk sneller ten prooi vallen aan roofdieren. Daarnaast leidt vermenging tot ander gedrag. Verwilderde ganzen tonen vaak minder of geen trekgedrag. Zij blijven dan overzomeren. Hierdoor wordt de kans op landbouwschade en verder hybridisering met overzomerende ganzen groter. Onbeschermde diersoorten De Flora- en faunawet kent een algemene zorgplicht voor de in het wild levende diersoorten en hun directe leefomgeving. Daarnaast zijn alle van nature in Nederland en op het Europese grondgebied voorkomende soorten vogels beschermd. Uitgezonderd zijn gedomesticeerde vogels, zoals de tamme of verwilderde grauwe gans. Hierdoor zijn de overige verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet, zoals het doden van individuen van deze soort, niet van toepassing. Men mag dus “witte” ganzen doden, zonder in het bezit te hoeven zijn van een ontheffing. Ook de vrijstellingsmogelijkheid van de Flora- en faunawet (artikel 65) is niet van toepassing op de gedomesticeerde soorten. Vanwege het feit dat verwilderde grauwe ganzen een bedreiging vormen voor beschermde soorten ganzen, is de aanwijzing een geschikt instrument dat past binnen de wettelijke kaders. Aanwijzing Aanwijzing wordt als het meest effectieve instrument geacht om schade aan fauna te voorkomen. De uitbreiding van ongewenste diersoorten kan leiden tot schade aan beschermde diersoorten. Het daadwerkelijk lokaliseren en vaststellen van schade aan fauna in het veld is zeer moeilijk. Gezien de terreingesteldheid van de Biesbosch is het opsporen van hybridisering nagenoeg onmogelijk. Door een aantal personen aan te wijzen om de stand van de ongewenste soort te beperken, kan de kans op vermenging worden verkleind. Hierdoor kan de schade aan fauna worden voorkomen of beperkt. Beschermd gebied De Biesbosch is een gebied dat valt onder de bescherming van zowel de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn. Het zuidelijke deel is tevens een wetland van internationale betekenis, beschermd door de Conventie van Ramsar. Op basis van de Habitatrichtlijn, moeten plannen die mogelijk significante gevolgen voor het gebied worden getoetst aan de wezenlijke kenmerken van het gebied. Als Habitatrichtlijngebied is de Biesbosch aangemeld vanwege de aanwezigheid van een aantal vegetatietypes, één mossoort, een aantal vissoorten, de bever en de Noordse woelmuis. Afschot kan verstorend werken voor ter plaatse voorkomende bevers, maar daarbij is geen sprake van significante gevolgen voor de populatie dan wel het Habitatrichtlijngebied als geheel. Op basis van de Vogelrichtlijn, mogen vogels waarvoor het gebied is aangewezen binnen de beschermingszones niet wezenlijk worden verstoord. De Biesbosch is aangewezen als Vogelrichtlijngebied vanwege de volgende de volgende broedvogels en niet-broedvogels. De broedvogels zijn: bruine kiekendief, ijsvogel en blauwborst. De niet-broedende vogels zijn: lepelaar, kleine zwaan, kolgans, grauwe gans, brandgans, smient en krakeend. Significante gevolgen voor de Vogelrichtlijnsoorten In principe is verstoring door het gebruik van het geweer in het gebied ongewenst. Het gebruik van het geweer geeft lawaai en kan leiden tot stress voor de aanwezige beschermde soorten. Het doden van verwilderde grauwe ganzen dient daarom op kleine schaal, binnen beperkte periodes en door professionele jachtaktehouders te gebeuren. Bovendien zal men rekening moeten houden met het broedseizoen van broedvogels en het trekseizoen van trekvogels. De eerste voorgestelde periode waarbinnen de bestrijdingsacties zouden mogen plaatsvinden (vanaf publicatie tot 1 april) overlapt met het broedseizoen van de ijsvogel, bruine kiekendief en grauwe gans. Verstoring in de maand maart is daarom ongewenst. Wij achten het belang van een succesvol broedseizoen van deze soorten groter dan de belangen waarop de bestrijding van de verwilderde grauwe ganzen is gebaseerd. De bestrijding kan volgens ons beter later in het jaar plaatsvinden. In de tweede voorgestelde periode (1 september tot en met 31 december 2004), zijn er vanaf november veel trekkende kolganzen, smienten en kleine zwanen in het gebied aanwezig. De kans op wezenlijke verstoring van deze drie vogelsoorten, die in de Biesbosch moeten rusten en foerageren om voldoende reserves op te bouwen om verder door te vliegen, achten wij in de laatste twee maanden van het jaar te groot. In de maanden september en oktober zijn het kleinste aantal trekvogelsoorten in het gebied (alleen trekkende grauwe ganzen). Tussen 1 september en 31 oktober is daarom een geschikter periode om tot bestrijding van de verwilderde exemplaren over te gaan. Voor de overige vogelsoorten is de kans op wezenlijke verstoring uitermate klein. Door de verstoring op deze wijze te beperken in ruimte en tijd, wordt rekening gehouden met de wezenlijke kenmerken van het gebied. Hierdoor zullen de aanwezige vogelsoorten waarvoor het gebied is aangewezen, geen significante gevolgen ondervinden van de bestrijdingsacties. Eventuele overlap met foerageergebieden voor ganzen In het kader van de Beleidskader ganzen en smienten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden gebieden aangewezen waarbinnen overwinterende ganzen en smienten (vanaf 1 oktober 2004) met rust gelaten zullen worden. Volgens de huidige stand van zaken zullen in de Biesbosch geen foerageergebieden komen te liggen voor de komende winterperiode. Hierdoor vindt er geen overlap plaats met de gebieden die zullen worden gebruikt voor het gecontroleerde afschot van de onbeschermde grauwe ganzen in de Biesbosch. Planmatige aanpak Staatsbosbeheer heeft deze aanvraag gedaan in overleg met de Wildbeheereenheid Biesbosch. Leden van deze WBE zullen zorg dragen voor de gecontroleerde bestrijdingsacties. Deze acties zijn omschreven in het Faunabeheerplan voor de Biesbosch en omgeving. De definitieve versie van dit plan is gedateerd 22 mei 2003. Het plan is opgesteld in overleg met een groot aantal partijen die of eigenaar of beheerder zijn van de gronden gelegen in de Biesbosch, waaronder de grondgebruikers en Vogelbescherming. Hierdoor is een gecoördineerde en gedragen aanpak gewaarborgd. Conclusie Gelet op de genoemde belangen waarvoor een aanwijzing kan plaatsvinden, de aard van de aanwijzing en beperkte gevolgen voor het gebied en aanwezige soorten, besluiten wij om aangesloten jachtaktehouders van WBE Biesbosch aan te wijzen om de stand van verwilderde grauwe ganzen te beperken. GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORD-BRABANT gehoord het advies van het Faunafonds, gelet op artikel 67 van de Flora- en faunawet gelet op de Beleidsnota Uitvoering Flora- en faunawet, overwegende dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat, Besluiten: 1. Aangesloten jachtaktehouders van Wildbeheereenheid Biesbosch, met als contactpersoon D.W. Fey, boswachter van Staatsbosbeheer (Hilweg 4, 4251 MT Werkendam, tel. 0183-678257), aan te wijzen om de stand van verwilderde grauwe ganzen te beperken op de aangegeven gronden binnen het werkgebied van deze WBE en waarop zij rechthebbende zijn, Om in het belang van schade aan de fauna, bij uitblijven van andere bevredigende oplossingen, als omschreven in het Faunabeheerplan voor de Biesbosch en omgeving. 2. Als middelen toe te staan: Hagelgeweer 12, 16 of 20 Kogelbuks tenminstens kaliber 5,6 x 43. 3. Voor de periode vanaf 1 september tot en met 31 oktober 2004: met inachtneming van de in de Flora- en faunawet vastgelegde verboden ex artikel 74 alsmede met inachtneming van de regels zoals gesteld in het Jachtbesluit en het Besluit Beheer en Schadebestrijding dieren voor het doden van verwilderde (gedomesticeerde) exemplaren van de grauwe gans (Anser anser) op de aangegeven drie gebieden gelegen in de gemeenten Drimmelen en Werkendam. Zie bijgevoegde kaart. Dit betreft: 1. het gebied tussen Gat van den Ham en Polder Jantjesplaat. 2. Anna Jacominaplaat (zuidelijke deel) 3. het gebied ten zuidwesten van de jachthaven van het Groote Polder (bij Spijkerboor en Bovenste Gat van het Zand). Aan deze aanwijzing zijn de volgende voorschriften verbonden: 1. De houder en gebruiker van de aanwijzing is verplicht bij gebruik van de aanwijzing een kopie van de gewaarmerkte aanwijzing, de schriftelijke toestemming van de grondgebruiker voor het betreden van de gronden of opstallen, een legitimatiebewijs alsmede de jachtakte bij zich te houden. De houder/gebruiker dient de aanwijzing en de daarbij behorende bescheiden op verzoek van een toezichthouder te tonen. 2. Bij bijzondere weersomstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten ingevolge artikel 46 lid 5 besluiten om de jacht en/of schadebestrijding op te schorten. Ingeval van sluiting van de jacht mag van de ontheffing geen gebruik worden gemaakt. 3. Gedode dieren dienen ter voorkoming van de verspreiding van ziekten, onmiddellijk te worden opgeruimd. ’s-Hertogenbosch, 11 mei 2004 Gedeputeerde Staten voornoemd, Secretaris drs. W.G.H.M. Rutten de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen