Belgische SS`ers: de beulen van Breendonk

advertisement

FORT VAN BREENDONK
UITSTAP 3 MEI 2013
Pagina 1
Breendonk is een Belgisch fort bij Willebroek, op circa 20 kilometer ten zuiden
van Antwerpen. Het werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi's
gebruikt als concentratiekamp, hoewel het kamp nooit officieel door de
Duitsers bestempeld werd als Konzentrationslager. Het werd gebruikt als
werkkamp en als doorgangskamp. Het is het enige dergelijk kamp in WestEuropa dat volledig intact is gebleven. Dit kamp is voor België een belangrijk
gedenkteken geworden aan de oorlog en werd ingericht als "Nationaal
Gedenkteken van het Fort van Breendonk".
Geschiedenis
De Antwerpse Fortengordel
De beslissing tot de bouw van het Fort Breendonk, genomen door de regering De
Smet de Naeyer, dateert van 30 maart 1906. Het maakte deel uit van een buitenste
verdedigingsgordel van elf forten rond Antwerpen, de Stelling van Antwerpen. Het
werd op technische wijze aangeduid als 'een fort van tweede orde met
samengevoegde caponnières". In 1909 werd er aan de bouw ervan begonnen. Het
werd een betonnen vesting met in elk der vier hoeken een lange caponnière,
omgeven door een brede gracht (zie de luchtfoto hiernaast). De opgegraven aarde
uit de gracht werd gebruikt om het beton te camoufleren. De werken liepen door
tot in de loop van 1914.
Een eerste contingent soldaten werd ingekwartierd in 1913. Tijdens de Eerste
Wereldoorlog werd de fortengordel vanaf 28 september 1914 aangevallen door het
Duitse leger onder leiding van generaal Hans von Beseler. Koning Albert I verliet het
fort op 7 oktober 1914, om zich, samen met zijn leger, terug te trekken achter de
IJzer. Op 8 oktober gaf het fort zich over, nadat zijn commandant Weyns dodelijk
gewond was geraakt.
Tussen de beide wereldoorlogen werden er af en toe troepen ingekwartierd. Het fort
werd een bezienswaardigheid voor de buurtbewoners.
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog zag men in dat de oude
fortengordel niet voldoende aan de moderne oorlogvoering kon worden
aangepast. Breendonk werd nu het algemeen hoofdkwartier van het Belgische
leger, en ook de plaats waar in geval van oorlog de Koning naartoe zou worden
gebracht.
Toen op 10 mei 1940 het Duitse leger het neutrale België binnenviel, vertrok Koning
Leopold III naar het fort, samen met zijn militaire raadgever generaal Raoul van
Overstraeten. Vanuit Breendonk richtte hij zich in een toespraak tot de Belgische
bevolking. Ook ontving hij in het fort bevelhebbers van het Engelse en Franse leger.
Toen de trots van het Belgisch leger, het Fort Eben-Emael reeds op de eerste dag
van de oorlog viel en toen de Duitsers op 16 mei een doorbraak forceerden op het
Franse leger nabij Sedan besefte de koning dat het conflict al beslist was en dat een
capitulatie van het Belgisch leger zou volgen. Dit in tegenstelling tot zijn ministers, die
bleven hopen op een mirakel. Het fort werd ontruimd en de koning en het Belgische
opperbevel werd verplaatst naar het kasteel van Wijnendale.
Pagina 2
Het Auffanglager Breendonk
Pas aangekomen gevangenen moeten stilstaan
gedurende registratie en het uitdelen van de kampkledij.
Wie bewoog werd zwaar mishandeld; 13 juni 1941
Joodse
politieke
gevangene
(geel lint met rood vierkant)
Na de bezetting van België door nazi-Duitsland werd Breendonk een
gevangenkamp, gebruikt als doorgangskamp in afwachting van transport
naar concentratiekampen in Duitsland, Oostenrijk en Polen. Breendonk was
dus geen concentratiekamp, hoewel de levensomstandigheden niet veel
verschilden. Het fort van Breendonk was in België de laatste halte voor het
vertrek naar Auschwitz en andere concentratiekampen. Het eerste transport
vanuit Breendonk vond plaats op 22 september 1941 en ging naar
Neuengamme bij Hamburg.
Volgens de verklaring van de eerste kampcommandant Schmitt, die deze na
de oorlog aflegde, werd het bevel tot oprichting van dit SS-kamp gegeven
door Karl Hasselbacher, de eerste leider van de Sipo-SD in België (de Duitse
politieke politie en onderdeel van de SS.), en door Müller, de
Oberfeldcommandant van Brussel. De betrokkenheid van Müller, die in feite
tot de Wehrmacht behoorde, wordt echter in twijfel getrokken.
Het fort werd vanaf eind augustus 1940 als gevangenis ingericht. De
bewaking van het kamp bestond uit een klein aantal Wehrmacht-soldaten
van een Landesschutzbataillon; oudere soldaten die niet meer geschikt
werden geacht voor de frontlinie. Zij werden ingezet voor de bewaking van
Pagina 3
de gevangenen op de werf en het uitvoeren van de executies. Ook is een
geval bekend waarbij een lading nieuwelingen onthaald door twee rijen
Wehrmacht soldaten en spitsroeden moesten lopen onder de kolfslagen of
de schoppen van de soldaten. Dit detachement wordt teruggetrokken in
1944. Hoewel vele soldaten een kwalijke reputatie hadden, werden ze na de
oorlog niet verontrust.
De Wehrmacht werd aangevuld met een klein Duits SS-garnizoen; vanaf
september 1941 ook enkele Belgische SS-mannen; en vanaf 1944 Roemeense
en Hongaarse SS'ers.
Op 20 september 1940 kwamen de eerste gevangenen binnen, een Belg en
drie Joden uit centraal-Europa. In de eerste weken verbleven er maximum
twintig gevangenen in het fort. Het aantal gevangenen varieerde gedurende
het verder verloop van de oorlog tussen twintig en zeshonderd. Sommigen
verbleven er slechts één dag, anderen doorleefden deze hel gedurende drie
jaar. Het gemiddelde was ongeveer drie maanden. In totaal hebben er circa
3600 personen gevangengezeten, waarvan 400 à 500 Joden.
Aanvankelijk werd Breendonk vooral gebruikt voor de opsluiting van
overtreders van anti-joodse wetten, smokkelaars, zwarthandelaars of al wie
door de Duitsers werd beschouwd als asociaal. Vanaf 1942, toen de joodse
gevangenen werden overgebracht naar de Dossinkazerne in Mechelen,
werd het kamp vooral aangewend voor de opsluiting van verzetslieden,
politieke gevangenen en gijzelaars. Toen in 1941 de oorlog met Sovjet-Unie
uitbrak, werden er ook communisten en socialisten gevangengezet.
Het kamp werd een eerste maal volledig ontruimd op 6 mei 1944. Maar kort
daarop werden er opnieuw een aantal verzetslieden gevangengezet. De
definitieve ontruiming gebeurde op 31 augustus 1944. De gevangenen
werden vervoerd naar het Nederlandse Kamp Vught. Van daaruit werden ze
overgebracht naar diverse concentratiekampen.
Op 2 september 1944 kwam het fort in de handen van de bevrijders.
Pagina 4
Kampleiding
In de eerste maanden waren er slechts vier SS'ers. De eerste
kampcommandant was SS-Sturmbannführer Philipp Schmitt (september 1940 november 1943). Hij werd na de oorlog wegens oorlogsmisdaden ter dood
veroordeeld. Zijn medewerker, de brutale SS-Untersturmführer Arthur Prauss,
zorgde voor de inrichting van het kamp en het dagelijks toezicht op de
gevangenen. Schmitt werd opgevolgd door Karl Schönwetter (november
1943 - september 1944).
Beide kampcommandanten waren regelmatig afwezig: Schmitt had ook het
bevel over het kamp in de Dossin-kazerne in Mechelen, en zijn opvolger
Schönwetter was regelmatig ziek of verzuimde zijn taak. Gedurende die
periodes werd het kamp bestuurd door hun plaatsvervangers. Deze
plaatsvervangers waren SS-Hauptsturmführer Karl Lamotke (1895-1973), de
brutale SS-Obersturmführer Johann Kantschuster (1897, vermist na 1945), SSHauptsturmführer Rudolf Steckman (1912- vermist na 1945 en officieel
doodverklaard in 1956) en SS-Obersturmführer Gustav Kämper (1913 - ?).
Lamotke, Steckman en Kämper bleven nagenoeg onbekend bij de
gevangenen en hielden zich gedeeltelijk op de achtergrond met
kantoorwerk. Maar de brutale Kantschuster, die bijna steeds dronken was,
werd na de oorlog beschuldigd van moorddadige activiteiten. Hij overtrof in
wreedheid zelfs Arthur Prauss. Hij duwde onder andere een gevangene in
een ketel kokend water. Hij schoot een andere gevangene dood omdat
deze zijn gezicht durfde beschermen tegen zweepslagen.
Pagina 5
Dagelijks leven
Gevangenen opgesteld voor het appel op 13 juni 1941
In het begin was het kampregime hard maar toch nog enigszins te verduren.
Maar het steeds hardere werktempo en de strengere discipline maken de
gevangenschap potentieel dodelijk. Op 17 februari 1941 viel de eerste dode,
Julius Nathan, een joodse immigrant. De situatie verergerde nog na de inval
van de Duitsers in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941. Een aantal Russen en
communisten werd opgepakt en in Breendonk opgesloten, waardoor de
kampbevolking verdubbelde. Vanaf dit moment vielen er maandelijks
verschillende doden door dwangarbeid, ondervoeding en zware
mishandelingen.
Kamer met twee rijen stapelbedden voor 48 personen
De gevangenen werden ondergebracht in betonnen kazematten,
achtenveertig personen per kamer, verdeeld over twee rijen bedden met
telkens drie bedden boven elkaar gestapeld. Deze kamers waren kil tot ijzig
koud. Hoewel er een potkachel stond brandde die bijna nooit. De ramen
mochten nooit open. De aanwezigheid van zoveel mensen in een kleine
ruimte zonder enige luchtverversing, maakte de lucht zo vochtig dat er
schimmel op de muren verscheen. Per kamer van 48 personen waren er twee
emmers voor het toilet. Deze liepen elke nacht over. Deze emmers moesten
bovendien dienen om de vloer schoon te maken. De stank was vreselijk.
Pagina 6
De gevangenen sliepen per twee op een stromatras vol ongedierte. Elke
morgen om halfzes (in sommige periodes om vier uur) was het appel aan
bed. Dan kreeg men twee minuten om het bed op te maken. Indien de
bewaker ook maar één oneffenheid kon ontdekken bij de "Bettenbau", kreeg
de gevangene die dag geen eten. Vervolgens twee minuten om zich wat te
wassen (zonder zeep en zonder handdoek). Gedurende een inspectie of
appel kon men steeds slagen verwachten.
De gevangenen werden op een hongerrantsoen geplaatst en kregen per
dag 250 gram brood, vier koppen ersatz-koffie en een liter watersoep,
gemaakt met rapen en bieten. Een dergelijk regime veroorzaakte diarree, die
vaak dodelijk was voor deze verzwakte gevangenen. Een gevangene die zijn
behoefte moest doen, moest toestemming vragen aan de bewaker. Er kon
toestemming verleend worden, maar evengoed kon dit geweigerd worden,
gevolgd door een slag met de knuppel of de zweep.
Sommige gevangen probeerden gras te eten, toen de honger te sterk werd,
maar werden hiervoor zwaar afgestraft. De voedselpakketten, die door het
Rode Kruis werden opgezonden, werden door de SS'ers voor de varkens
geworpen, terwijl de gevangenen toekeken.
Daarnaast moesten de gevangenen dwangarbeid verrichten. Om halfacht
moesten de gevangenen in rijen van drie marcheren naar de arbeidsplaats,
begeleid door SS'ers met de zweep in de hand. Dit waren leren zwepen,
versterkt met staaldraad. De SS'ers vermaakten zich door een slachtoffer uit te
kiezen en deze met de zweep af te ranselen, bij voorkeur op zweren
(iedereen had zweren) of op de oren.
De eerste gevangenen moesten, onder toezicht van soldaten van de
Wehrmacht, 250.000 m3 à 300.000 m 3 zand, aarde en gruis verplaatsen
uitsluitend met handenarbeid, om onder andere ruimte te maken voor
nieuwe barakken. Deze nieuwe barakken, de zogenaamde "jodenbarakken",
moesten dienen om de grote toevloed aan gevangen Joden te kunnen
opvangen. Verder was deze dwangarbeid totaal nutteloos en had als enig
doel de gevangenen af te beulen. De zwaksten moesten zware zakken vol
aarde sjouwen, berm af, berm op. Deze zakken van dertig tot veertig kilo
betekenden in feite een doodstraf voor deze gevangenen. Dit zware werk
ging door tot halfzes. Daarna moest men vlug in het gelid gaan staan. Ging
dit niet snel genoeg, dan kregen deze uitgeputte gevangenen straffen. Zij
moesten op de grond liggen, met de spade in de hand, weer rechtop staan,
weer gaan liggen, tot de bewakers voldoening hadden. Wie dit niet snel
genoeg deed kreeg een steen naar het hoofd geworpen, of de bewakers
schopten tegen het hoofd van de ongelukkige, of sprongen op zijn rug. Wie
deze omstandigheden overleefde, werd als sterk beschouwd en werd naar
Duitsland gedeporteerd.
Pagina 7
Doodsoorzaak door...ziekte
Medische verzorging
De medische verzorging in het Revier (ziekenboeg) was minimaal. Er waren zo
goed als geen geneesmiddelen en van de Duitse dokter of verplegers
hoefde men geen goede wil te verwachten. De verplegers werden
aangemaand door de kampcommandant om hard te zijn.
Om verzorgd te worden moest men toestemming vragen aan de bewakers.
Maar volgens SS-Untersturmführer Prauss was men slechts ziek "als men met
zijn hoofd onder zijn arm bij hem kwam”. In het eerste jaar was het zelfs
verboden ziek te zijn. Wie zich aanbood in het Revier werd brutaal
weggestuurd, of kreeg slagen of schoppen.
Een lichte verbetering kwam er toen er gevangen dokters aangesteld
werden in het Revier: de dokters Singer, Goethals, Casman, Leclercq,
Simonart (hoogleraar aan de KUL) Thys, Van Wien en Jodogne.
In een latere fase werden de zwaarst zieken op voorspraak van de Duitse arts
Köchling doorgestuurd naar het militair hospitaal in Antwerpen of Brussel.
Veertien gevangenen overleden in deze hospitalen. De doodsoorzaak was
meestal hongeroedeem, difterie of tuberculose - allen veroorzaakt door
ondervoeding, dwangarbeid en verzwakking van het weerstandsvermogen
door slagen en verwondingen.
Pagina 8
Kameroversten
Kamerdeur
Aan het hoofd van elke kamer werd een kameroverste (Zugführer)
aangesteld. Deze was zelf een gevangene die in feite tussen twee vuren
kwam te zitten, enerzijds de SS, anderzijds zijn medegevangenen. Sommigen
zouden hun kamergenoten zo veel mogelijk beschermen, maar een aantal
beging zware misdaden. Willy Giersch, een Duitse communist die Duitsland
ontvlucht was, was erom berucht zijn medegevangenen af te ranselen, al
heeft hij niemand gedood.
Toen later meer en meer joodse gevangenen binnengebracht werden,
werden ze afgescheiden van de "Ariërs" en kregen hun eigen kamers. Onder
druk van de brute SS-Untersturmführer Arthur Prauss, moesten joodse
kameroversten nog harder optreden dan hun Arische tegenhangers. De
kameroverste, Walter Obler, een extreem-linkse joodse politieke vluchteling uit
Duitsland, werd zodanig berucht dat zelfs het militair hoofdbestuur
(Militärverwaltung) in Brussel protesteerde. Obler werd in september 1943 zelf
gedeporteerd naar een concentratiekamp, eerst naar Auschwitz en daarna
naar Sachsenhausen, maar overleefde die. Hij werd na de oorlog
veroordeeld wegens medeplichtigheid aan de moord op tien joodse
gevangenen en werd op 12 april 1947 geëxecuteerd door een vuurpeloton.
Sally Lewin, een invalide Duitse jood, was even wreed als zijn voorbeeld Obler.
Hij werd na de oorlog eveneens gefusilleerd, wegens medeplichtigheid aan
moord op acht personen.
Leo Schmandt, een Berlijnse jood, 'beperkte' zich tot slagen en
verwondingen. Hij werd veroordeeld tot vijftien jaar gevangenschap, maar
kwam reeds in 1951 vrij.
Andere joodse kameroversten waren Erich Adler, Kurt Adler, Peter John, Kahn
en Schiff. Zij waren wreed maar toch minder hard voor hun
medegevangenen. Schiff werd zelfs door Prauss als kameroverste afgezet
omdat hij tegenwierp dat "de gevangenen onmogelijk nog harder konden
werken".
Pagina 9
Ook bij de Belgische kameroversten waren er spoedig enkelen zeer berucht.
Valère De Vos (1916 - vermoord in Buchenwald door zijn medegevangenen in
1944), een voormalige communistische militant die nog meegevochten heeft
in de Spaanse burgeroorlog, werd kameroverste in november 1942. Hij was zo
bruut dat hij bestempeld wordt als "het Breendonk in Breendonk". De Vos
werd zelfs postuum ter dood veroordeeld op het proces van Mechelen.
René Hermans (1918-1947), een beroepsmilitair, werd in september 1942
kameroverste van de Brusselse postmannen, die gearresteerd waren na
sabotage bij de bestelling van Duitse brieven. Hij werd spoedig een verklikker,
die zijn kamergenoten uitvroeg. Hij werd verantwoordelijk gesteld voor de
dood van vijf gevangenen. Hermans werd in november 1942 gedeporteerd
naar Mauthausen, waar hij eveneens kapo werd. Hij kwam voor het
vuurpeloton in 1947.
Fernand Daumerie, een verzetsstrijder uit de streek rond Charleroi, was slechts
enkele maanden kameroverste in de eerste maanden van 1943. In die korte
tijd veroorzaakt hij de dood van tenminste twee gevangenen door
uitputtende slavenarbeid. Hij werd op 23 april 1943 vrijgelaten, en werd twee
dagen na de bevrijding in 1944 gearresteerd. Daumerie werd ter dood
veroordeeld en als eerste terechtgesteld.
Hendrik Borm, een oud-Spanjestrijder, smokkelaar en ritselaar, was een beetje
een apart figuur. Hij had zich aangesloten bij de Organisation Todt, maar viel
in het oosten van Duitsland in ongenade bij deze organisatie. Borm werd
gearresteerd, zat enige tijd in Duitsland gevangen en kwam uiteindelijk via
een Ausserkommando van Dachau in Breendonk terecht. Bij zijn
kamergenoten stond hij bekend als de dief van het weinige brood dat zij
hadden. Zwaardere beschuldigingen, zoals verklikking en het slaan van
kamergenoten, konden echter voor het gerecht niet worden bewezen. Hij
werd uiteindelijk vrijgesproken voor de rechtbank.
Pagina 10
Folteringen
Folterkamer
In het kamp hebben in totaal ruim 3500 mensen gevangengezeten.
Ongeveer de helft hiervan (1733) heeft de oorlog niet overleefd. In
Breendonk zelf werden ongeveer 300 mensen vermoord. Folteringen waren
ook een belangrijke doodsoorzaak. Ten minste 98 mensen stierven door
ontbering of foltering. De verhoorkamer of de beruchte bunker was een
plaats van angst voor iedereen.
Voordat de "arrestant" (gevangene) naar de verhoorkamer ging werd deze in
een isoleercel geplaatst. Deze gevangenen waren meestal verzetslieden. Er
werden voor hen twee kazematten omgebouwd tot cellenblokken met aan
elke kant acht kleine isoleercellen met witgekalkte muren. Overdag moesten
de gevangenen in het halfduister rechtop blijven staan; een echte marteling.
Het was verboden tegen de witgekalkte muren te leunen. Wie op zijn plunje
sporen van kalk vertoonde werd afgeranseld. Deze opsluiting varieerde van
één dag tot verschillende maanden.
De verhoorders waren leden van de Gestapo die uit de verschillende
hoofdkwartieren (Gent, Antwerpen, Brussel, Luik en Charleroi) van de Sipo-SD
kwamen. Hun verhoren vonden soms plaats in aanwezigheid van SS'ers van
Breendonk. In de "bunker" (zoals de verhoorkamer genoemd werd) schreef
de verhoorder de antwoorden op van de politieke gevangene of
verzetsstrijder.
Pagina 11
Executieplaats
Wie niet genoeg meewerkte aan dit verhoor, werd voor een "verscherpt
verhoor" gezonden naar de folterkamer. Gedurende augustus of september
1942 had men op bevel van Ehlers, hoofd van de Sipo-SD in Brussel, een
voormalig kruitmagazijn ingericht als folterkamer. In de folterkamer stond een
lessenaar met erop een revolver, een blad papier voor de bekentenis en
ijzeren poken. Er was een takel bevestigd aan het plafond. Erover hing een
dikke touw met een vleeshaak. Onder de takel stonden twee grote houten
wiggen.
De gevangene werd de armen op de rug gebonden. De vleeshaak werd
bevestigd tussen de koorden. Vervolgens werd hij omhoog getrokken met de
takel zodanig dat hij in horizontale positie kwam te liggen. Het duurde niet
lang of de bovenarm sprong uit de gewrichtsholte en de spieren in het
gewricht scheurden. Bij deze onverdraaglijke pijn kwam dan nog een regen
van slagen met de bullenpees. Dan werd hij losgelaten en viel hij met zijn
borstkas en lichaam op de driehoekige, langwerpige houten wiggen. Deze
bewerking werd herhaald tot de gevangene in zwijm viel, waarna men een
emmer koud water over zijn hoofd uitwierp. Men gebruikte ook
duimschroeven en vingerklemmen, hoofdklemmen met ijzeren bollen,
elektrocutie op de genitaliën, brandende sigarettenpeuken of roodgloeiende
ijzeren poken.
Galg (reconstructie)
Pagina 12
De goot die in de folterkamer liep, was niet zozeer voor het bloed, maar voor
de urine die het slachtoffer verloor, doordat de sluitspieren hierdoor
verlamden. Ook bij stokslagen werd het slachtoffer over een ronde bank
gebonden, met de voeten in voetblokken. Dan kreeg het slachtoffer
stokslagen op het achterwerk, zodanig dat men moest wateren, doordat de
sluitspieren, voor een tijd, gevoelloos werden. De pijn was onbeschrijfelijk.
Deze foltertuigen werden vernield voor de bevrijding. De blokken die thans in
Breendonk tentoongesteld worden, zijn reconstructies aan de hand van
getuigenissen van gevangengenomen SS'ers.
De nieuwe kampcommandant Schönwetter maakte eind 1943 een einde
aan de medewerking van de SS'ers van Breendonk aan deze folteringen,
nadat een SS'er, na een zuippartij, een gevangene was vergeten die nog
aan de katrol hing, waarna de gevangene de volgende dag dood werd
aangetroffen.
De SS-kantine deed tevens dienst als rechtszaal. De vonnissen werden
onmiddellijk uitgevoerd aan de executiepaal of door ophanging: 164
gevangenen werden gefusilleerd en 21 werden opgehangen. De eerste
executies vonden op 27 november 1942 plaats, als represaille voor aanslagen
op collaborerende burgemeesters.
Pagina 13
Belgische SS'ers: de beulen van Breendonk
In september 1941 arriveerde een eerste contingent Vlaamse SS'ers. Zij kregen
van Prauss de opdracht om te zorgen voor meer tucht en discipline. In 1943
werd hun aantal versterkt met meerdere Vlaamse SS'ers uit de Wachgruppe
van de SD. Deze laatste zorgden, samen met de Wehrmacht, voor de wacht
rond het kamp. In totaal hebben er negentien Vlaamse SS'ers kortere of
langere tijd verbleven in het kamp.
Een beruchte bewaker in Breendonk was de Antwerpenaar Fernand Wyss. Hij
bekende na de oorlog ten minste zestien gevangenen te hebben
doodgeslagen of vermoord. Zijn kompaan was Richard De Bodt, een
sluiswachter en rexist. In Breendonk had De Bodt dezelfde functie als Wyss
vanaf augustus 1942 tot de bevrijding. De Bodt was even brutaal en
onmenselijk als Wyss. Zij gingen onderling weddenschappen aan wie de
meest buitenissige martelingen kon bedenken. De Bodt sloeg een
gevangene dood om een weddenschap te winnen met een fles cognac als
inzet.
De Bodt had er plezier in om de handen van de gevangenen vast te binden
op de rug terwijl ze al likkend hun bord moesten leegeten. De Bodt werd na
de oorlog bij verstek ter dood veroordeeld. Het zou tot 1951 duren vooraleer
men hem op het spoor kwam. Een maand voor de Duitse capitulatie besefte
hij dat hij van kamp moest veranderen en dus sloot hij zich aan bij het
Amerikaans leger, waar hij na zes maanden bedankt werd voor zijn diensten.
Hij vestigde zich in Neurenberg met vrouw en kind, onder de valse naam
Richard Verstraeten. Op 9 juli 1951 werd hij aan de Franse grens gearresteerd
waarna hij in de gevangenis van Rastatt werd opgesloten. Door de nieuwe
wet van minister Joseph Pholien (PSC) werd zijn straf omgezet in levenslange
dwangarbeid. Een comité geleid door Jean Nysthoven, een oud-gevangene
van Breendonk, eiste het ontslag van Pholien, wat ook gehonoreerd werd. De
Bodt overleed op 3 januari 1975 in de gevangenis van Sint Gillis.
Andere beruchte Belgische SS'ers waren Adolf Lampaert, Marcel De Saffel,
Felix Brusselaers, Jan Pellemans, Eugène Raes en Georges Vermeulen. Zij
kregen allen de doodstraf.
Pagina 14
Breendonk II
Toen het Fort na de Tweede Wereldoorlog heroverd werd, werd het opnieuw
gebruikt als gevangenis. Tijdens de repressie, vanaf vier september 1944,
werden er collaborateurs en Duitsgezinden ("incivieken") opgesloten, in totaal
ongeveer 750. Het kamp bleef tot 10 oktober 1944 in handen van
verzetsgroepen, in een periode waarin de Tweede Wereldoorlog nog volop
aan de gang was. De wraakgevoelens onder de bevolking waren groot. Pas
op 10 oktober werd het wettelijk gezag hersteld en kreeg de Belgische staat
weer controle over het gevangeniswezen.
De gevangenen werden overgelaten aan de grillen van de bewakers. Hier
vonden de ergste wantoestanden van de repressie plaats. De
geïnterneerden werden geslagen, geschopt en vernederd op dezelfde wijze
als de SS'ers voordien de gevangenen behandeld hadden. Er werd gedreigd
met executies. Een vrouw moest in een doodskist gaan liggen ter intimidatie.
De vrouwelijke gevangenen worden belaagd door de sadistische Jeanne
Hoekmans ("tante Jeanne"). Deze vrouwen worden kaalgeschoren, ontkleed,
beschilderd met hakenkruisen en seksueel mishandeld. Later zou Hoekmans
zelf tot drieënhalf jaar gevangenisstraf worden veroordeeld wegens
collaboratie met de Duitsers.
Deze periode staat bekend als Breendonk II en wordt door historici als even
wreed beschouwd. Paul Lévy zou "Breendonk II" een ontwijding noemen van
de plaats waar hij en zoveel anderen geleden hebben.
In 1947 werd het fort bij wet verheven tot Nationaal Gedenkteken Fort van
Breendonk. Herdenkingen aan repressieslachtoffers worden er steevast
geweigerd
Bron: WIKIPEDIA
Pagina 15
Pagina 16
Pagina 17
Download