Kanker en radiotherapie Uitzaaiingen Uitzaaiingen komen veel voor in de longen, lever, hersenen en botten. Hoewel uitzaaiingen in de longen en de lever levensbedreigend zijn, kunnen de klachten van deze uitzaaiingen vaak niet goed door bestraling worden verholpen. Bestraling wordt wel veel toegepast bij uitzaaiingen in botten, hersenen en lymfeklieren. Uitzaaiingen in de botten geven vaak veel ongemak. Patiënten hebben vaak pijn. Patiënten met uitzaaiingen in de lange pijpbeenderen (zoals in de benen en in de armen) lopen makkelijker botbreuken op. Uitzaaiingen in de ruggenwervels kunnen, doordat het ruggenmerg wordt beschadigd door de steeds maar groter wordende uitzaaiing, leiden tot pijn en uitvalsverschijnselen. Uitzaaiingen in de wervelkolom kunnen leiden tot ernstige beschadiging van het ruggenmerg. Voorbodes kunnen zijn: (uitstralende) rugpijn en krachtverlies of gevoelsverlies in armen of benen. Het is daarom noodzakelijk dat u, als u bovengenoemde klachten krijgt, zo snel mogelijk contact opneemt met uw behandelend kankerspecialist (de chirurg, de internist of de radiotherapeut). Dan kan snel onderzoek worden ingezet. Als alleen pijnbestrijding de reden is van de bestraling, wordt meestal gekozen voor het geven van een eenmalige dosis. Pijnklachten verbeteren of verdwijnen dan in 80% van de patiënten. Het is hierna alsnog mogelijk (na verloop van tijd) dezelfde plek opnieuw te bestralen. In andere situaties (bv. een dreigende botbreuk, beschadiging van het ruggenmerg etc.) wordt er meestal voor gekozen een aantal bestralingen te geven (meestal 4 tot 6). Uitzaaiingen in de hersenen kunnen leiden tot klachten als hoofdpijn, spraakstoornissen, loopstoornissen, misselijkheid en braken. Ook hier kan bestraling verlichting geven. Ondanks alle verbeterde inzichten in de kankergeneeskunde komen uitzaaiingen veel voor. Het behandelen van de klachten is een belangrijk onderdeel van de kankergeneeskunde. Bestraling speelt hierin een belangrijke rol. In Nederland worden jaarlijks ongeveer 27.000 patiënten bestraald wegens uitzaaiingen die tot klachten leiden. Bijwerkingen Het doel van een bestraling is tumorcellen te doden. Maar bij de bestraling zullen onvermijdelijk gezonde cellen ook schade oplopen en in aantal verminderen. Na de bestraling treedt meestal volledig herstel op. De bijwerkingen die vrij snel na het begin van een bestraling optreden, betreffen snel delende gezonde cellen. 1 Die snel delende gezonde cellen komen voor in die delen van het lichaam waar iets langs kan schuren (de huid, de slijmvliezen in mond, keel, slokdarm, darm etc.). Als deze cellen niet tijdig worden aangevuld omdat er door de bestraling te veel cellen verloren zijn gegaan, kunt u bijwerkingen ervaren. Wat de bijwerkingen zijn, hangt sterk af van de plek die bestraald wordt. Want behalve het algemene verschijnsel vermoeidheid, kunt u alleen klachten krijgen van de plek die bestraald wordt. Een plek kan van twee of zelfs meer kanten worden bestraald. Zo wordt bijvoorbeeld een tumor in de long zowel van voren als van achteren bestraald. Dan kan zowel van voren als van achteren de huid rood worden. We zullen nu, om u een indruk te geven, ingaan op enkele bijwerkingen die radiotherapie kan hebben. Het is echter niet mogelijk om heel gedetailleerd op de bijwerkingen en hun eventuele behandeling in te gaan. Uw radiotherapeut en de laboranten zullen u uitgebreid informeren over de gang van zaken en de te verwachten bijwerkingen. Vraag ook naar de folders over dit onderwerp. Verwerkingsproblemen Naast de mogelijke (lichamelijke) bijwerkingen van de bestraling spelen ook allerlei (psychische) verwerkingsproblemen van de ziekte kanker een belangrijke rol. Het is immers niet niks om zomaar kanker te krijgen. Dat heeft invloed op uzelf, maar ook op uw omgeving. Allerlei vragen spelen door uw hoofd. Ga ik dood? Krijg ik veel pijn? U bent soms kwaad, soms bedroefd. U vraagt u af: waarom ik? Het slapen gaat slechter door het piekeren. U bent snel afgeleid en u kunt u niet meer zo goed concentreren. Veel dingen die eerst zo belangrijk waren in uw leven, zijn of lijken dat nu ineens niet meer. De vraag is wat je aan dit soort klachten kunt doen. Denk vooral niet dat u de enige bent die zo op deze ziekte reageert. Het zijn heel normale menselijke reacties! Neem de tijd om rustig na te denken. Praat met uw omgeving over wat u nu bezighoudt. Ook bij kankerpatiëntenorganisaties kunt u terecht voor een gesprek. Medepatiënten bieden een luisterend oor en kunnen informatie geven vanuit de ervaring die zij zelf hebben met de ziekte en het omgaan daarmee. Als de problemen u eventueel boven het hoofd zouden groeien is ook dat niet abnormaal! Zeg dit dan ook tegen uw radiotherapeut. Hij kan immers ook voor deze problemen professionele hulp aanbieden. Schaam u nergens voor. De hulpverleners zijn er voor u. Vermoeidheid Hoe ontstaat vermoeidheid? Niet alleen het heen-en-weer reizen naar het ziekenhuis en de spanning rondom de ziekte, maar ook de behandeling zelf kost extra energie. De gezonde cellen moeten immers nieuwe bouwstoffen voor herstel maken en de dode kankercellen moeten worden opgeruimd. Voor het herstel zijn goede voeding, voldoende drinken, en voldoende zuurstof van belang. Soms veroorzaakt bloedarmoede een te lage zuurstofaanvoer. 2 Behandeling is goed mogelijk met ijzer, foliumzuur, epoëtine-alfa of een bloedtransfusie. Met vragen over voeding kunt u ook altijd terecht bij de diëtiste van de afdeling. Soms lijkt uw vermoeidheid niet over te gaan. Probeer deze dan een plaats te geven. Neem extra rust en ga niet of korter dan anders naar een verjaardag. Leg het mensen in uw omgeving en op uw werk gewoon uit. Ze zullen er begrip voor hebben. De vermoeidheid kan vaak tot enkele weken na de bestraling, maar soms ook langer, aanhouden. Haaruitval Haaruitval treedt alleen op als de stralenbundels een plaats treffen waar haargroei is. Het is afhankelijk van de totale dosis die u op die behaarde plek krijgt of u haaruitval zult krijgen. Als u een hoge stralingsdosis krijgt, komt het haar niet meer terug. In de andere gevallen begint de haargroei ongeveer 3-6 maanden na de laatste bestraling. U zult pas twee tot drie weken na aanvang van de bestraling last krijgen van haaruitval. Als uw hoofdhuid wordt bestraald en u graag een pruik (of haarstukje) zou willen hebben, is het raadzaam die al aan het begin van de behandeling te bestellen. De kapper die de pruik maakt, kan dan uw eigen haar nog zien. Voor een deel hiervan worden de kosten vergoed; vraag uw radiotherapeut om een medische verklaring voor uw verzekering. Huidreacties De reactie van de huid in het bestraalde gebied begint meestal twee tot vier weken na de eerste bestraling. Uw huid wordt op de plaats van bestralen rood. Daarna wordt die donkerder door extra pigmentatie. Een enkele keer ontstaan blaren. Op die plaatsen gaat de huid meestal open. De huidreacties zijn het sterkst in huidplooien (oksels of liezen) en operatielittekens (ook oude littekens). Binnen vier tot zes weken na afloop van de bestraling is de huid meestal weer genezen. Op plekken waar een wondje heeft gezeten, kan de huid iets donkerder blijven. U mag zelf niets op uw huid in het bestraalde gebied smeren, zonder overleg met uw radiotherapeut. Wel mag u ongeparfumeerde talkpoeder gebruiken. U mag ook gerust in de zon. De bestraalde huid is na afloop van de bestraling mogelijk iets meer gevoelig voor zonnestralen (en kan dan mogelijk iets sneller rood worden). Vraag op de bestralingsafdeling nog een foldertje over de huidverzorging (zie ook de KWF-folder over radiotherapie). Klachten van mond- en keelholte en slokdarm Bij bestraling van het hoofd en de hals kunnen ook de speekselklieren bestraald worden. Zij maken dan minder speeksel aan. Daardoor krijgt u een droge mond. Afhankelijk van de totale dosis en de dagporties bestraling zal dit na afloop van de bestraling wel of niet overgaan. Door het tekort aan speeksel loopt u een verhoogd risico op infecties. Met spoelen of medicijnen kan geprobeerd worden de infectie te voorkomen. Omdat 3 een verminderde hoeveelheid speeksel ook tandwolf (cariës) bevordert, zult u als uw speekselklieren bestraald worden, voor aanvang van de bestraling naar de tandarts of mondhygiënist(e) gestuurd worden voor gerichte adviezen. Ook wordt de smaak minder en zult u bepaalde dingen soms vies gaan vinden. Maar ook de reuk kan minder worden. Het hangt van de totale stralingsdosis af of reuk en smaak herstellen. Mede daarom worden deze patiënten naar een diëtist(e) verwezen. Soms kunt u last krijgen van slijmvorming in mond of keel. Aan het eind van de behandeling kunnen uw mond, keel en tong rauw aanvoelen (een soort keelpijngevoel). Deze bijwerkingen ontstaan omdat de slijmvliezen in mond, keel en slokdarm snel delende gezonde weefsels zijn en hun herstel tijdens de bestraling wordt bemoeilijkt. Na de bestraling herstellen de weefsels snel en dus zullen deze klachten snel afnemen. Door de slijmvliesreactie in uw keel en/of slokdarm kan het slikken pijnlijk worden. De radiotherapeut kan u hiertegen een drankje of pijnstillers voorschrijven. Gevolgen op langere termijn Herstel van bijwerkingen De bijwerkingen die u ondervindt doordat gezonde cellen tijdelijk niet kunnen herstellen, verdwijnen enkele weken na afloop van de laatste bestraling. Het herstel kan echter ook onverwacht minder voorspoedig verlopen, maar de kans hierop is heel klein. 4