INFORMATIEBLAD Stichting ‘De Koepel’ Zonnenburg 2, 3512 NL Utrecht tel. 030 - 2311360, fax. 030 - 2342852 [email protected] www.dekoepel.nl ISSN 1382 - 1946 STICHTING ‘DE KOEPEL’ ZONNESTELSEL Planetoïde dicht bij de aarde Op 13 januari 2010 trok de planetoïde 2010 AL30 op een afstand van slechts 122.400 km – dus op een derde van de afstand aarde-maan – langs de aarde. Pas drie dagen daarvoor was het miniplaneetje ontdekt met de automatische camera LINEAR. De omlooptijd rond de zon bedraagt ongeveer een jaar. Daarom werd aanvankelijk gedacht dat het om een rakettrap ging: vanaf aarde verzonden en nu in een aardachtige baan om de zon. Maar dat is hoogst onwaarschijnlijk, omdat het perihelium van de planetoïde in de buurt van de baan van Venus ligt en het aphelium niet ver van de baan van Mars. De baan van de aarde wordt bovendien onder een steile hoek gekruist. Het is daarom hoogstwaarschijnlijk een gewone aardscheerder-planetoïde, 10 tot 15 meter groot: één van de naar schatting twee miljoen van dergelijke objecten! Elke week passeert er wel eentje ter hoogte van de maan- Traject van planetoïde 2010 AL30 tijdens de passage van de aarde op 12/13 januari 2010. De maanbaan is op dezelfde schaal weergegeven. (JPL/NASA) 378 Jaargang 35 - jan 2010 Productie: Coos Haak Wendy Majoor Bert de Bruijn Josiane Claesen Mat Drummen Edwin Mathlener (red) baan en die is dan zo lichtzwak dat het meestal over het hoofd wordt gezien. Zo'n klein object is voor aardbewoners niet gevaarlijk: objecten kleiner dan 25 meter verbranden grotendeels in de atmosfeer en slechts kleine resten bereiken de grond. (JPL/NASA, 12 jan 2010) EXOPLANETEN Spectrum van exoplaneet Een internationale groep astronomen onder leiding van M. Janson (University of Toronto) is er voor het eerst in geslaagd een rechtstreeks spectrum op te nemen van een exoplaneet bij een zonachtige ster. Hoewel het spectrum nog erg vaag is en niet nauwkeurig genoeg om een definitieve uitspraak te doen over de samenstelling van de atmosfeer van de planeet, wordt het resultaat beschouwd als een mijlpaal in de zoektocht naar buitenaards leven. Het betreft een exoplaneet bij de heldere, zeer jonge ster HR 8799, op ongeveer 130 lichtjaar van de aarde. De ster heeft een massa van 1,5 keer die van de zon. In 2008 hebben andere onderzoekers bij deze ster drie reuzenplaneten ontdekt, die 7 tot 10 keer zwaarder zijn dan Jupiter. Hun afstand tot HR 8799 is 20 tot 70 keer de afstand van de aarde tot de zon. Het systeem bevat ook twee gordels van kleinere objecten, vergelijkbaar met de planetoïdengordel en de Kuipergordel in ons zonnestelsel. De middelste van de drie planeten is nu geobserveerd. Die planeet is ongeveer tien keer zo zwaar is als Jupiter en heeft een oppervlaktetemperatuur van 800 graden Celsius. Na meer dan vijf uur belichtingstijd kon men een zwak spoor vinden van het spectrum van de planeet, die sterk wordt overstraald door zijn moederster. Eerder kon al een spectrum van een exoplaneet worden afgeleid met behulp van een ruimtetelescoop, INFORMATIEBLAD door het sterlicht voorafgaande en tijdens de eclips van de planeet met elkaar te vergelijken. Deze methode kan echter alleen worden gebruikt bij een juiste oriëntatie van de omloopbaan van de exoplaneet. Het huidige spectrum is genomen vanaf de grond, met behulp van ESO’s Very Large Telescope (VLT), tijdens een directe waarneming die niet afhankelijk is van de baanoriëntatie. Dit is een opmerkelijk resultaat, omdat de moederster een paar duizend maal helderder is dan de planeet: alsof je een kaars bestudeert op twee kilometer afstand terwijl hij naast een verblindend heldere lamp van 300 watt staat... De ontdekking was mogelijk door gebruik te maken van het infraroodinstrument NACO en adaptieve optiek. Uit het spectrum blijkt dat de atmosfeer van de planeet nog onvoldoende begrepen wordt. Het spectrum komt niet overeen met de huidige theoretische modellen. Mogelijk zijn er stofwolken in de atmosfeer aanwezig. De astronomen hopen spoedig spectra van de andere twee reuzenplaneten vast te leggen. (ESO, 13 jan 2009) Exoplaneet bij dubbelster De bedekkingsveranderlijke ster QS Virginis in het sterrenbeeld Maagd bestaat uit een rode dwergster (ongeveer zo groot als de zon) en een witte dwergster (ongeveer zo groot als de aarde). De sterren staan 840.000 km van elkaar, dus in de orde van twee maal de afstand aarde-maan. Omdat die afstand zo klein is, is de omlooptijd van de sterren rond het gemeenschappelijk zwaartepunt klein: 3 uur en 37 minuten. Als de witte dwerg gezien vanaf aarde achter de rode dwerg verdwijnt, daalt de helderheid van het gehele systeem plotseling om na 12 tot 13 minuten even plotseling weer op het oude niveau van helderheid terug te keren. Een groep Chinese astronomen onder leiding van Shengbang Qian van de Yunnan Sterrenwacht constateerde dat de omlooptijd van de sterren niet constant is, soms loopt die achter, soms vóór op het gemiddelde. Dit verklaren ze door een derde lichaam in het systeem aan te nemen: een planeet met een massa van minimaal 6,4 maal die van Jupiter en een gemiddelde afstand van 4,2 AE tot de dubbelster. De afstand van de twee sterren onderling is net iets te groot voor spontane massa-overdracht: de Rochelimiet wordt niet bereikt. Maar de rode dwergster wordt in zijn baan geremd door interactie van de sterrenwind met het magnetisch veld. Daardoor komt de ster geleidelijk dichter bij de witte dwerg. Op een gegeven ogenblik – in de komende paar duizend jaar – zal de massaoverdracht (waterstof) naar de witte dwerg spontaan op gang komen. Het systeem wordt dan een zogeheten cataclysmische variabele met peridieke uitbarstingen. Het waterstof hoopt zich namelijk op op het oppervlak van de witte dwerg. Is er voldoende materiaal aanwezig dan kunnen kernfusiereacties optreden waarbij het waterstof wordt omgezet in helium. Dat betekent een heftige explosie. Wat dat voor de planeet in kwestie betekent, is niet bekend. Vanaf aarde gezien zal het systeem in ieder geval spectaculair helderder worden. Nu is de helderheid meestal magnitude +14,8. Bij een uitbarsting wordt de ster wellicht met het blote oog zichtbaar. (Royal Astronomical Society, 15 dec 2009) Deel van de lichtkromme van de ster QS Vir. De helderheid neemt abrupt af zodra de witte dwerg achter de rode dwerg verdwijnt. (Shengbang Qian, Chinese Academy of Sciences) Keck vindt kleine exoplaneet Met de Keck I-telescoop op Hawaï is onlangs de op één na kleinste exoplaneet gevonden van dit moment. De planeet is ruim vier keer zwaarder dan onze aarde en draait in slechts vier dagen tijd rond de ster HD156668 op 80 lichtjaar afstand. Deze ‘superaarde’ staat dus erg dicht bij zijn ster en heeft een heel warm oppervlak. De ontdekking laat echter goed zien dat met Keck’s High Resolution Echelle Spectrograph (HIRES) heel goed lichtere planeten ontdekt kunnen worden door te zoeken naar kleine Dopplervariaties in het spectrum van sterren, die het effect van hun planeten verraadt. Tot dusver ontdekte men op deze manier vooral planeten met de omvang van Jupiter en zwaarder. (UC Berkeley, 7 jan 2010) Kleinste exoplaneet begon als gasreus De kleinste exoplaneet die op dit moment bekend is, is CoRoT-7b. Deze is in februari 2009 ontdekt met de CoRoT-satelliet, die de kleine helderheidsvariaties van sterren kan meten als er een planeet voor de sterschijf beweegt. De planeet draait in slechts 20,4 uur rond een zonachtige ster op 480 lichtjaar afstand. Zijn geringe massa (4,8 aardmassa’s) en hoge temperatuur (bijna 2000 graden Celcius) vertellen ons dat dit om een aardachtige pla378 - 2 INFORMATIEBLAD neet moet gaan, maar vermoedelijk met een heet oppervlak van gesmolten gesteenten. Astronomen denken dat dit soort planeten op veel grotere afstanden van hun ster zijn ontstaan en vervolgens naar binnen zijn gemigreerd. Onderwijl kan zo’n planeet veel massa verliezen door de hitte van de ster. Gedacht wordt dan ook dat ook CoRoT-7b is begonnen als een gasreus, en dat de huidige planeet de rotsachtige kern is van de oorspronkelijke planeet. Veel van de ‘hete Jupiters’ die bij andere sterren zijn ontdekt, zouden uiteindelijk ook zo ver kunnen verdampen dat alleen hun rotsachtige kern overblijft. (NASA/GSFC, 6 jan 2010) Kepler Space Telescoop ontdekt vijf exoplaneten De Kepler space telescoop, die ontworpen werd om aardachtige planeten in een bewoonbare zone rond zonachtige sterren te vinden, heeft zijn eerste vijf nieuwe exoplaneten gevonden! Keplers hoge gevoeligheid voor zowel kleine als grote planeten stelde hem in staat om de exoplaneten te ontdekken, nu genaamd Kepler 4b, 5b, 6b, 7b en 8b. Deze zogenaamde ‘hete Jupiters’, met hoge massa en extreme temperaturen, lopen in grootte uiteen van Neptunusachtig tot groter dan Jupiter. De geschatte temperaturen gaan van 1200 tot 1600˚C, heter dan gesmolten lava en dus veel te heet voor leven zoals wij dat kennen. De betrokken wetenschappers doet het goed te weten dat de Keplerontdekkingen van de band rollen. Men had wel verwacht dat de eerste ontdekkingen Jupiterachtige planeten met korte banen zou betreffen. Maar het is slechts een kwestie van tijd voor meer Keplerobservaties zullen leiden tot kleinere planeten met langere banen, wat tenslotte het doel is van de Keplermissie. Kepler werd gelanceerd op 6 maart 2009 vanaf Cape Canaveral in Florida en observeert continu meer dan 150.000 sterren. Meer gegevens die constant binnenkomen van de fotometer van Kepler worden nog geanalyseerd, maar waarnemingen vanaf de grond hebben het bestaan van de vijf exoplaneten inmiddels bevestigd. Deze ontdekkingen waren gebaseerd op data verzameld in 6 weken. Kepler zoekt naar sporen van planeten door dipjes in de helderheid van sterren te meten. Kepler zal doorgaan met zoeken naar aardachtige planeten tot ten minste november 2012. Omdat overgangen van planeten in de bewoonbare zone van zonachtige planeten maar één keer per jaar voorkomen (en er drie overgangen nodig zijn voor verificatie), wordt verwacht dat het wellicht drie jaar zal duren om een aardachtige planeet te localiseren en verifiëren. (NASA, 4 jan 2010) STERREN EN STEREVOLUTIE Details op Betelgeuze De zon is een ster, sterren zijn zonnen. De zon kent zonnevlekken, gebieden waar het koeler is dan elders op het oppervlak en er zijn soms ook gebieden op het oppervlak die helderder zijn, bijvoorbeeld fakkelvelden en zonnevlammen. Ook is er granulatie te zien, opstijgende en dalende gasbellen (convectie). Naar alle waarschijnlijkheid hebben ook veel sterren lichte en donkere gebieden, maar die zijn nooit direct waargenomen omdat ze te ver weg staan. We zien geen details. Bij de superreus Betelgeuze is het nu echter gelukt om twee lichte gebieden te registreren die warmer zijn dan de rest van het oppervlak van de ster. Betelgeuze staat weliswaar vrij ver (circa 640 lichtjaar) van ons vandaan, maar is een zeer groot hemellichaam: volgens recente schattingen 930 maal zo groot als de zon (dus met een van straal 4,3 AE: tot bijna de baan van Jupiter!). Ook de massa is enorm: 18 of 19 maal die van de zon. Het is een rode superreus, dus de oppervlaktetemperatuur is laag: 3500 K. De intrinsieke lichtkracht is vanwege het gigantisch oppervlak niettemin meer dan 100.000 maal die van de zon. Een team van astronomen onder leiding van sterrenkundigen van de sterrenwacht van Parijs heeft interferometrische waarnemingen in het infrarood (bij 1,64 µm) verricht met behulp van de IOTA, de Infrared Optical Telescope Array van de Mt Hopkins sterrenwacht in Arizona (VS). Dat instrument bestaat uit drie verplaatsbare 45 cm telescopen, waarbij de grootste basislengte 38 meter bedraagt, d.w.z. men kan theoretisch een scherpte verkrijgen als van een telescoop met 38 meter diameter. In dit geval was het oplossend vermogen 0",009! De ster als geheel heeft een diameter van 0",040. Het verkregen beeld laat duidelijk twee grote lichte gebieden zien op het oppervlak van de ster. Het grootste gebied bedekt ongeveer een kwart van de sterdiameter: meer dan de afstand aarde-zon! De temperatuur is er 500 K hoger dan elders. Men denkt dat dergelijke gebieden wijzen op convectie in de ster: opstijgende hete gasbellen en dalende koelere bellen. (L'Observatoire de Paris, 10 jan 2010) Het gereconstrueerde beeld van Betelgeuze met twee lichte gebieden. Het grootste is groter dan één astronomische eenheid. 378 - 3